Form No. 3355-813 Rev A Multi-Pro 1200 Gazonspuitmachine Modelnr.: 41178—Serienr. 260000301 og højere Registreer uw product op www.Toro.
Waarschuwing plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan. CALIFORNIË Proposition 65 De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Figuur 1 Belangrijk: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger.
Inhoud Aanbevolen onderhoudsschema ............... 39 Controlelijst Dagelijks Onderhoud ....................... 41 Aantekening voor speciale aandachtsgebieden ............ 41 Procedures voorafgaande aan onderhoud ................................ 42 De spuitmachine opkrikken ............... 42 Smering..................................................... 43 De spuitmachine smeren.................... 43 Spuitboomscharnieren smeren .............................. 44 Lagers van de actuatorstang smeren ..........
Handbediening van de actuators van de spuitbomen voor noodsituaties ..................... 59 De nylon draaibussen controleren........................ 59 Reiniging ................................................... 60 Vloeistofstroommeter reinigen ............................. 60 Zuigkorf reinigen............................... 61 Stalling .............................................................. 62 Problemen, oorzaak en remedie ......................... 64 Schema's ....................................
Veiligheid Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR – "instructie voor persoonlijke veiligheid". Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
• • • • • Zorg ervoor dat uw huid zoveel mogelijk is bedekt als u chemische stoffen gebruikt. Zorg ervoor dat er schoon water voorhanden is, in het bijzonder als u de spuittank vult. Niet eten, drinken of roken als u met chemische stoffen werkt. Was altijd uw handen en onbedekte lichaamsdelen zo snel mogelijk nadat u de werkzaamheden hebt beëindigd.
Tijdens het gebruik riskante handelingen tijdens het rijden, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen. – Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter het voertuig bevindt. Rij langzaam achteruit. De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif. Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte lopen. – Let op het verkeer bij het oversteken en in de buurt van de openbare weg.
Remmen doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling. • Verminder uw snelheid als u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien. Als u een obstakel raakt, kunnen de machine en de lading worden beschadigd. En wat belangrijker is, u kunt letsel oplopen. • Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig. Verminder het gewicht van de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt.
te voorkomen dat de machine omkiept of omslaat. • Denk erom dat vloeibare lading kan gaan schommelen. Dit gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt. Als de vloeistof gaat schommelen, kan de machine omslaan. • Als u een zware lading vervoert, moet u de snelheid verminderen en ervoor zorgen dat de remweg lang genoeg is. Trap niet abrupt op het rempedaal. Wees extra voorzichtig op hellingen.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 104-8749 1. 2. 3. 4. 5. Spuiten Aan Spuiten Uit Pomp Aan Uit 9. 10. 11. 12. 13. 6. Spuitdruk 14. 7. Verhogen 15. 8.
0-5143 1. 2. 3. 100-8470 1. Motor – Afzetten 5. 2. Motor – Lopen 3. Motor – Starten 4. Koplampen 6. 7. 8. 4. Motortoerentalbegrenzer van neutraalstand Inschakelen Aan Uit Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. Machine kan kantelen – Verminder uw snelheid op oneffen terrein en als u een bocht maakt. Kans op vallen en letsel aan armen en benen – Vervoer geen passagiers en houd uw armen en benen te allen tijde binnen de machine.
93-0688 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden en inademing van gas—Bedek de huid en draag een veiligheidsbril, handschoenen en adembescherming. 106-5051 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; gebruik vers, schoon water voor eerste hulp bij ongevallen. 107-8640 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; spoel de tank om met vers, schoon water. 108-3306 106-1355 1. Waarschuwing – Stap niet in de tank. 108-3308 12 1.
108-3252 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Draai de wielmoeren vast met een torsie van 75-88 Nm. 108-3699 1. 2. 3. 4. 5. 30 A zekering, actuator van 6. linker spuitboom 30 A zekering, actuator van 7. rechter spuitboom 15 A zekering, 8. schuimmarkeerder Leeg 9. 30 A zeker, voeding 10. 10 A zekering, koplampen 5 A zekering, cruise control 20 A zekering, spuitsysteem Zekeringhouder Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie. 104-8939 1. Motoroliepeil (peilstok) 5.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
1 4. Zet de slangadapter vast door de hendels naar de adapter te draaien en de hendels vervolgens te borgen met de R-pennen (Figuur 3). 5. Monteer de anti-overloopslang op het geribde uiteinde van de 90º elleboogfitting (Figuur 3). Montage van de anti-overloopaansluiting Belangrijk: U mag de slang niet verlengen zodat deze in contact kan komen met de vloeistof in de tank.
6. Monteer de Spray Pro-monitor op de flenskopbouten (Figuur 5) en draai de knoppen aan om de monitor vast te zetten. 7. Sluit de Spray Pro-stekkers aan op de stekkers onder het dashboard (Figuur 7). Figuur 5 1. Spray Pro-monitor 3. 2. Beugel 4. Figuur 7 Flenskopbout, 1/4 x 3/4 inch Knop 1. Stekkers van de spuitmachine 3. Plaats de 2 rijtuigschroeven, de rubberen ringen en de knoppen losjes op de beugel zoals wordt getoond in Figuren Figuur 5 en Figuur 6. 2.
4 1. U moet indien nodig het verpakkingsmateriaal verwijderen waarmee de rechter en de linker spuitboom tijdens het vervoer zijn vastgezet. 2. Ondersteun de spuitbomen als zij worden uitgeklapt in de spuitstand. Montage: Meer informatie over uw product. 3. Meet bij het spuitboomscharnier de compressie van de bovenste en de onderste veren als de spuitbomen zijn uitgeklapt (Figuur 8). Benodigde onderdelen voor deze stap: A. Alle veren moeten zijn samengedrukt tot 4 cm. 1 1 1 1 1 1 1 B.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 9 1. Bestuurderspositie 4. Brandstoftank 7. Deksel van tank 2. Koplamp 3. Schoonwatertank 5. 6. Chemicaliëntank Anti-overloopaansluiting 8. Linker spuitboom 9. Rechter spuitboom 10. Transportkabel voor spuitboom 10. 11. 12. Linker spuitboom Middelste spuitboom Regelcilinder van spuitboom Figuur 10 1. Pedalen 2. Spuitcontrolepaneel 3. Spoeltank 4. 5. 6. Chemicaliëntank Pomp Accu 7. Demper van pompdruk 8. Mengregelklep 9.
Bedieningsorganen Figuur 11 1. Stuurwiel 4. 5. Bedieningsorganen van spuitsysteem Knop voor gebruiksdosis 7. Hoofdhendel van het spuitsysteem 8. Schakelhendel 2. Spray Pro-monitor 3. Choke 6. Parkeerrem 9. Voltmeter 10. Urenteller 11. Bedieningsorganen van machine Gaspedaal Rempedaal Het gaspedaal (Figuur 12) biedt de bestuurder de mogelijkheid de rijsnelheid van de spuitmachine te regelen. Als u het pedaal intrapt, verhoogt u de rijsnelheid.
wielen plaatsen om te voorkomen dat de machine de helling afrolt. Figuur 13 1. Parkeerremhendel Figuur 14 1. Schakelhendel 2. Contactschakelaar 3. Urenteller Chokehendel De choke wordt bediend met een kleine knop rechts van de bestuurdersstoel Om een koude motor te starten, moet u de chokeknop uittrekken. Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra dit mogelijk is, zet u de chokeknop op UIT.
Hendels van de spuitbomen naar voren om de lampen te ontsteken en naar achteren om ze te doven. De hendels van de spuitbomen bevinden zich op de achterzijde van het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurderstoel (Figuur 15). Zet de hendels omlaag om de corresponderende spuitboom in te schakelen en omhoog om deze uit te schakelen. Deze hendels kunnen uitsluitend worden gebruikt voor de bediening van het spuitsysteem als de hoofdhendel in de Aan-stand staat.
Spuitboomlift Vloeistofstroommeter Met de schakelaars van de spuitboomlift kunt u de linker en de rechter spuitboom opheffen (Figuur 16). De vloeistofstroommeter meet de doorstroomhoeveelheid van de vloeistof die wordt gebruikt door het Spray Pro™ systeem (Figuur 17).
Opmerking: Om te mengen, moet u de pomp inschakelen en de motor stationair laten lopen. Als u wilt gaan mengen, moet u de spuitmachine tot stilstand brengen, de schakelhendel in de neutraalstand zetten, de parkeerrem in werking stellen, het gaspedaal volledig intrappen, de pomp aanzetten en de motortoerentalbegrenzer van de neutraalstand inschakelen. Drukmeter De drukmeter bevindt zich rechts van de tank (Figuur 18). Deze meter toont de druk van de vloeistof in het systeem in psi en kPa.
Spray Pro™-monitor bekijken en te controleren. De monitor controleert niet de gebruiksdosis. De Spray Pro-monitor biedt de mogelijkheid allerlei gegevens over de prestaties van het systeem, zoals snelheid van de machine en gebruiksdoses, te De monitor heeft een LCD-scherm dat de geselecteerde gegevens toont, een keuzeschijf en 4 knoppen om de monitor te kalibreren (Figuur 19). Figuur 19 1. LCD-scherm 2. Keuzeschijf 5. 6. 3. Terugstellen, kalibratieknop 7. 4. Kalibreren, kalibratieknop 8.
Specicaties u spuit. Gebruik deze instelling om de vloeistofstroommeter te kalibreren. Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Belangrijk: Om het volume nauwkeurig te registreren, moeten de kleppen van alle drie spuitbomen zijn ingeschakeld. De spuitmachine kan het tankvolume niet nauwkeurig herberekenen als een van de kleppen van de spuitbomen is ingeschakeld of uitgeschakeld.
Gebruiksaanwijzing 3. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop losmaken van het klepdeksel (Figuur 20) en voldoende olie bijvullen totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt; zie Motoroliepeil controleren, Onderhoud motor, blz. 45, voor juiste type olie en viscositeit. Vul de olie langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid staat voorop 4.
Opmerking: De dop van de brandstoftank is voorzien van een meter die het brandstofpeil aangeeft; controleer dit geregeld. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. 1. Zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Figuur 21).
• Controleer of het rempedaal werkt. • Controleer of de verlichting werkt. • Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om de stuurreacties te controleren. • Controleer op olielekken, loszittende onderdelen en andere zichtbare gebreken. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn voordat u controleert op olielekken, losse onderdelen of andere gebreken. 2. Duw de hendel van de parkeerrem naar voren om deze vrij te zetten. 3. Zet de schakelhendel in de gewenste stand.
Bediening en gebruik van de spuitmachine de levensduur van de spuitmachine verlengt, adviseren wij u deze te gebruiken. Verder moet u natuurlijk altijd uw spuitmachine na gebruik grondig reinigen. Dit biedt de beste garantie voor een langdurig en probleemloos gebruik van de spuitmachine. Op de spuitmachine te gebruiken, moet u eerst de spuittank vullen. Vervolgens spuit u de oplossing op het werkgebied en als u daarmee klaar bent, reinigt u de tank.
Belangrijk: Als u een bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u dit met een kleine hoeveelheid water tot een dikke massa mengen voordat u dit toevoegt. neutraalstand, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 2. Bepaal hoeveel water u moet mengen met de hoeveelheid van de chemische stoffen die u nodig hebt volgens de voorschriften van de fabrikant van de chemische stoffen. 10. Giet de rest van het water in de tank. De Spuitbomen bedienen 3. Open het deksel van de spuittank.
oplopen, dienen zij onmiddellijk te worden teruggeplaatst in de transporthouder. B. Zet de schakelhendel in de gewenste stand en begin te rijden. Belangrijk: De spuitbomen kunnen beschadigd raken als zij niet kruiselings worden getransporteerd in de transporthouder. C. Controleer of de monitor de correcte gebruiksdosis toont. Indien nodig gebruikt u de schakelaar voor de gebruiksdosis om de gewenste gebruiksdosis te verkrijgen.
De spuitmachine reinigen Aftaphendel van de tank gebruiken Belangrijk: U moet de spuitmachine altijd onmiddellijk na elk gebruik leeg laten lopen en reinigen. Indien u dit nalaat, kan dit tot gevolg hebben dat de chemische stoffen uitdrogen of dik worden in de leidingen, waardoor de pomp en andere onderdelen verstopt raken. A. Draai de kunststofmoer aan de onderkant van de handgreep los. B. Trek de T-hendel omhoog totdat u de gewenste afvoerstroom hebt verkregen.
11. Zet de hoofdhendel in de Uit-stand, schakel de pomp uit en zet de motor af. 12. Herhaal stappen 3 tot en met 11 nog minstens 2 keer om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem volkomen is gereinigd. 13. Reinig de zuigkorf; zie Zuigkorf reinigen in Reiniging, blz. 60. Belangrijk: Als u bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u de zuigkorf na elke tank reinigen. 14. Spuit met een tuinslang de buitenkant van de spuitmachine schoon. Gebruik hierbij schoon water. 15.
Kalibratie van de Spray Pro-monitor Figuur 26 1. LCD-scherm 2. Keuzeschijf 5. 6. 3. Terugstellen, kalibratieknop 7. 4. Kalibreren, kalibratieknop 8. Verminderen, kalibratieknop 9. Snelheidskalibratie Verhogen, kalibratieknop 10. Maateenheden 13. 14. Snelheid Kalibratieafstand 15. 16. 11. Eenheden selecteren 12.
1. Breng de spuitmachine tot stilstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de hoofdhendel van het spuitsysteem in de Uit-stand. Op de monitor verschijnt de melding “HOLD”. 3. Druk net zolang op de kalbratieknop totdat "CAL HOLD" op de monitor verschijnt en het rode lampje op de monitor gaat branden. 4. Draai de keuzeschijf op Maateenheden. 5. Gebruik de kalibratieknoppen Verhogen of Verminderen om de gewenste maateenheden te kiezen. 6. Druk op de kalibratieknop totdat het rode lampje dooft.
OFL-conditie terugstellen 5. Meet een afstand van ongeveer 500 voeten af en markeer het begin- en het eindpunt. Als de melding "OFL" op de monitor verschijnt, betekent dit dat u de grootte van het scherm hebt overschreden. Druk op de kalibratieknop Terugstellen om het scherm op 0 te stellen. 6. Plaats de spuitmachine op het beginpunt. 7. Zet de pompschakelaar en de hoofdhendel van de spuitbomen op UIT. Op de monitor moet de melding “HOLD” verschijnen. De omloopkleppen van de spuitbomen kalibreren 8.
Luchtdruk in demper instellen 12. Stel de omloopklep (Figuur 27) onder de regelklep van de spuitboom die u hebt uitgeschakeld, zodanig in dat de drukwaarde op de meter dezelfde is als in stap 9. De luchtdruk in de demper op de pomp is in de fabriek ingesteld op 103 kPa (15 psi). Deze wordt aanbevolen voor een spuitdruk van spuitdoppen tussen 138 kPa (20 psi) en 310 kPa (45 psi). Indien een andere druk is vereist, moet u de drukdemper instellen op de aangegeven waarde.
Als u het voertuig bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de macht over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken. Sleep de machine nooit sneller dan 8 km per uur. De machine moet worden gesleept door twee personen. Als de machine over een grote afstand moet worden getransporteerd, dient dit te gebeuren op een truck of een oplegger; zie Transport van de spuitmachine. 1. Bevestig een sleepkabel aan het chassis. 2. Zet de schakelhendel in de neutraalstand en zet de parkeerrem vrij. 3.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • • • • Wielmoeren aandraaien. Spanning van drijfriem controleren. Riem van stuurpomp controleren. Hydraulische lter vervangen. Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • Het motoroliepeil controleren. • Bandenspanning controleren.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 400 bedrijfsuren • Lagers van de actuatorstang smeren. • Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de gebruikershandleiding van de motor. • Brandstoeidingen controleren. • De primaire aandrijfkoppeling reinigen en smeren. • Pompmembraan controleren en indien nodig vervangen (neem contact op met een erkende Toro Service Dealer).
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Wo. Di. Do. Vr. Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Controleer het motoroliepeil. Het transaxle-oliepeil controleren. Luchtlter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel(s) opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan (kunnen) maken met de bougie(s). Figuur 30 Aandachtspunten voor onderhoud 1. Motoroliepeil (peilstok) 5. Hydraulische zeef 2. Motorolielter 3.
Figuur 31 1. Kriksteunpunten aan de voorzijde Het kriksteunpunt aan de achterkant van de machine bevindt zich op het steunpunt van het achterframe tussen de hoeknaden (Figuur 32). Figuur 33 Bij de wielen, drie aan elke kant 1. Smeerpunt Figuur 32 1. Kriksteunpunten aan de achterkant Smering Figuur 34 De spuitmachine smeren Stuurstangen 1. Smeerpunt Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren of een keer per jaar te smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
Figuur 39 Figuur 36 1. Smeerpunt Aandrijfas op motor, vijf aan elke kant 1. Smeerpunt Spuitboomscharnieren smeren Belangrijk: Als het spuitboomscharnier is afgespoeld met water, moet al het water en vuil van het scharnier worden verwijderd en moet nieuw vet op het scharnier worden gesmeerd. Type vet: Nr.2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. 1. Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus. 2.
3. Veeg overtollig vet weg. 4. Herhaal deze procedure bij alle draaiarmen van de spuitbomen. Lagers van de actuatorstang smeren Het uiteinde van de lagers van de actuatorstangen van beide spuitbomen moeten om de 400 bedrijfsuren en/of jaarlijks worden gesmeerd. Type vet: Nr.2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. 1. Klap de spuitbomen in de spuitstand. 2. Verwijder de borgpen van de draaipen (Figuur 41). Figuur 42 Rechter spuitboom 1. Lager smeren 6.
Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen (om de paar uren) als het voertuig wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. Belangrijk: Vervang het schuimelement als het gescheurd of versleten is. Schuim- en papierelement verwijderen 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2. Maak de vergrendeling op de achterzijde van de bestuurdersstoel los en klap deze naar voren. 3.
Opmerking: De rubberen afdichting moet vlak tegen de bodem van het luchtfilter en het deksel aan liggen. 4. Monteer het luchtfilterdeksel en de knop (Figuur 43). 5. Klap de stoel terug en vergrendel deze. Motoroliepeil controleren Ververs de motorolie en vervang het oliefilter om de 100 bedrijfsuren. De carterinhoud is 2,0 liter met filter. Figuur 46 Gebruik hoogwaardige motorolie die moet beantwoorden aan de volgende specificaties: 1. • Vereiste onderhoudsclassificatie van API: SJ, JK, SL of hoger.
3. Veeg het oppervlak van de pakking voor het filtertussenstuk schoon. 4. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter. 5. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk. Draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens 1/2 slag (Figuur 48). 6. Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie Olie verversen, stappen 8 tot en met 10. Figuur 47 7.
Bougies monteren 1. Monteer de bougies en de metalen pakkingringen. 2. Draai de bougies vast met een torsie van 24,4 tot 29,8 Nm. 3. Druk de bougiekabels op de bougies (Figuur 49). 4. Klap de stoel terug en vergrendel deze. Onderhoud brandstofsysteem Figuur 49 2. 1. Bougiekabel Brandstoflter vervangen Bougie Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren. 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2.
Onderhoud elektrisch systeem Onderhoud van de accu CALIFORNIA Zekeringen vervangen Proposition 65 Waarschuwing Er zijn 2 zekeringen en 1 lege sleuf in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de bestuurdersstoel (Figuur 52). Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
3. Maak de minkabel (zwart) los van de accupool. 2. Monteer de accuhouder en zet deze vast met de bevestigingen die u eerder hebt verwijderd (Figuur 53). Belangrijk: Zorg ervoor dat de accuhouder altijd op zijn plaats zit om de accu te beschermen en vast te zetten. Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de spuitmachine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. 3.
Onderhoud aandrijfsysteem 1. Maak de bovenkant van de accu schoon met een tissue. 2. Verwijder de vuldoppen van de accu en giet langzaam gedistilleerd water in elke cel totdat het peil tot aan de Vol-streep staat. Plaats de vuldoppen terug. Onderhoud van de primaire aandrijfkoppeling Belangrijk: Laat de accu niet te vol worden. Er zal dan accuzuur naar buiten stromen over andere delen van de machine. Dit kan ernstige corrosie en beschadiging veroorzaken.
De wielen/banden controleren Controleer na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren of de wielen stevig zijn gemonteerd. Draai de bouten van de voorwielen vast met een torsie van 68-74 Nm en de moeren van de achterwielen met een torsie van 54-81 Nm. Figuur 55 1. Kap 2. U moet de banden minstens om de 100 bedrijfsuren controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren.
Onderhouden remmen Remvloeistofpeil controleren Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. Controleer elke dag het remvloeistofpeil voordat u de motor start. Figuur 57 1. Hart-op-hart-afstand achterkant wielen 2. Hart-op-hart-afstand voorkant wielen 3. Middellijn van as 4. Spanklem 5. Afstand middellijn van as 6. 15 cm liniaal 5.
Onderhoud riemen vullen tot het correcte niveau. Niet te vol vullen. Onderhoud van de drijfriem De remmen controleren Drijfriem controleren De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de spuitmachine. De remmen moet om de 100 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Hierbij gaat u als volgt te werk. De conditie van de drijfriem moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. 1.
een speling van 5 mm hebben als u halverwege op de riem drukt met een kracht van 22 N. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op Uit en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Draai de bevestigingsbouten van de stuurpomp los (Figuur 63). Figuur 64 1. Peilstok 2. Vulopening Belangrijk: Zorg ervoor dat er geen vuil of andere verontreinigende stoffen in de opening komen als u de olie controleert. 3. Steek de peilstok in de buis.
Belangrijk: Gebruik uitsluitend de gespecificeerde hydraulische vloeistoffen. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken. 12. Start de motor en laat de spuitmachine rijden zodat de vloeistof zich verspreidt door het hydraulische systeem. Controleer nogmaals het oliepeil en vul indien nodig olie bij.
7. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat; draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag. 8. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer of het peil van de hydraulische vloeistof correct is en of het systeem lekt. Onderhoud van het spuitsysteem Figuur 68 De slangen controleren 1. Tandwielkast van pompaandrijving 2.
genoeg om de spuitboom met de hand op te heffen) terwijl u naar de actuatorstang kijkt. Als de actuatorstang beweging vertoont, moet u misschien de actuator ontluchten (zie hieronder). 4. Doe hetzelfde met de andere spuitboom. om de druk in de actuator handmatig op te heffen en de spuitbomen met de hand te bewegen. Belangrijk: De ontlastklep mag niet meer dan 4 slagen worden losgedraaid.
Reiniging 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Vloeistofstroommeter reinigen 2. Klap de spuitbomen in de spuitstand en ondersteun de spuitbomen met kriksteunen of hang deze met banden aan een hefinrichting. Soms zult u de vloeistofstroommeter moeten reinigen om een verstopping te verwijderen. Dit doet u als volgt: 3.
Belangrijk: Het schoepenwiel kan maar op één manier in de behuizing worden geplaatst, in een borgsleuf aan de zijkant van de behuizing. Druk het schoepenwiel niet op een andere wijze in de behuizing. 6. Plaats de beschermkap terug. 7. Sluit de kabel aan op de vloeistofstroommeter. Zuigkorf reinigen De zuigkorf moet elke dag worden gereinigd. Als u bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u de zuigkorf na elke tank reinigen. 1.
Stalling 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 11. Wanneer het voertuig langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet het brandstofsysteem als volgt worden voorbereid op stalling. A. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. 2.
Opmerking: U mag de accukabels niet aansluiten op de accupolen tijdens stalling. Belangrijk: De accu moet volledig opgeladen zijn, om te voorkomen dat deze bevriest en beschadigd raakt bij temperaturen beneden 0°C. Een volledig opgeladen accu kan ongeveer 50 dagen worden opgeslagen bij temperaturen beneden 4°C zonder tussentijds te hoeven worden opgeladen. Bij temperaturen boven 4°C moet u om de 30 dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen. 17.
Problemen, oorzaak en remedie Problemen met de motor en de machine verhelpen Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De startmotor slaat niet aan. 1. De schakelhendel staat in de versnelling en niet in de neutraalstand. 2. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 3. Doorgebrande of losse zekering. 4. Accu is leeg. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in de neutraalstand zetten. 2. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 5.
Probleem De motor start, maar blijft niet lopen. Mogelijke oorzaak 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 2. Vuil of water in het brandstofsysteem. 3. Het brandstoflter is verstopt. 4. Doorgebrande of losse zekering. 5. De brandstofpomp is defect. 6. De carburateur is defect. 7. Losse kabels of slechte aansluitingen. 8. De pakking van de cilinderkop is kapot. De motor loopt, maar klopt of hapert. 1. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 2. Een bougiekabel zit los. 3.
Probleem Motor loopt niet stationair. Mogelijke oorzaak 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 2. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 3. 4. 5. 6. 7. 8. De motor raakt oververhit. Remedie 1. Brandstoftankdop vervangen. 2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. Een bougie is beschadigd 3. Bougie vervangen. of defect. 4. Neem contact op met De leegloopkanalen een erkende Service van de carburateur zijn Dealer.
Probleem De motor verliest vermogen. Mogelijke oorzaak 1. Verkeerd oliepeil in het carter. 2. Het luchtlterelement is vuil. 3. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 4. 5. 6. 7. Abnormale trilling of geluid. 1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de Vol-markering bereikt. 2. Reinigen of vervangen. 3. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. De motor is oververhit. 4. Zie Motor raakt oververhit. 5. Bougie vervangen.
Probleem De machine rijdt in geen van beide richtingen. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De schakelhendel in de neutraalstand zetten. 2. 3. 4. 5. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in een versnelling zetten. De parkeerrem is niet vrij 2. De parkeerrem vrijzetten gezet of de parkeerrem of de koppeling komt niet vrij. controleren. De transmissie is defect. 3. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 4.
Probleem Mogelijke oorzaak Remedie Een spuitboom kan niet worden uitgeschakeld. 1. De klep is beschadigd. 1. Het spuitsysteem en de pomp uitschakelen en de spuitmachine afzetten. De borgveer onder de klep van de spuitboom verwijderen en de motor en de stang naar buiten trekken. Alle onderdelen controleren en vervangen als zij beschadigd zijn. Een klep van een spuitboom lekt 1. Een O-ring is versleten. 1. Het spuitsysteem en de pomp uitschakelen en de spuitmachine afzetten.
Problemen met de Spray Pro-monitor Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De monitor werkt niet. 1. De kabel van de 1. De kabel van de monitor monitor zit los of is aansluiten. niet aangesloten. 2. De monitor of de kabel is 2. Neem contact op met een erkende Service beschadigd. Dealer. De snelheid staat steeds op 0 of is onregelmatig. 1. De kabel van monitor zit 1. De kabel van de monitor los. aansluiten. 2. De snelheidssensor is 2. De snelheidssensor niet correct gekalibreerd. kalibreren. 3.
Probleem Mogelijke oorzaak Remedie Totale Hoeveelheid is onnauwkeurig. 1. De vloeistofstroommeter 1. De vloeistofstroommeter is vuil of verstopt. reinigen. 2. De vloeistofstroommeter 2. De vloeistofstroommeter is niet correct kalibreren. gekalibreerd. 3. De vloeistofstroommeter 3. Neem contact op met een erkende Service is beschadigd. Dealer. De monitor toont 6553.5 in de instelling voor de gebruiksdosis. 1. De monitor ontvangt geen gegevens van de snelheidssensor. 1.
Schema's Elektrisch schema, machine (Rev.
Elektrisch schema, spuitsysteem (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
De algemene garantiebepalingen voor Toro-producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten* is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.