Form No. 3365-139 Rev C Multi-Pro® 1200 Gazonspuitmachine Modelnr.: 41199—Serienr.: 310000001 en hoger G013132 Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan. De Multi-Pro® gazonspuitmachine is een speciaal gazonspuitvoertuig en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen.
Veilige bediening .................................................. 4 Chemische veiligheid ............................................ 4 Voor het gebruik .................................................. 5 Tijdens het gebruik............................................... 5 Onderhoud .......................................................... 7 Geluidsniveau....................................................... 8 Geluidsdruk ......................................................... 8 Hand-arm trillingen.
Veiligheid Chemische veiligheid WAARSCHUWING Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
• Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften. • Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening. voorzichtig en steek de koplampen aan. Overweeg ook extra verlichting te gebruiken. • Wees uiterst voorzichtig als u om mensen heen moet rijden.
zonder problemen kan passeren en uw hoofd niets raakt. • Als de spuitmachine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig.
De machine beladen de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan. • Geef niet te snel gas en trap niet abrupt op het rempedaal als u achteruit een helling afrijdt, zeker niet als u een lading vervoert. Het gewicht van de lading kan verandering brengen in het zwaartepunt en de wijze waarop u de spuitmachine moet gebruiken.
• Stel de rijsnelheidsregelaar niet af. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u de rijsnelheid laten controleren door een erkende Toro-dealer. De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 1032. Gehele lichaam Trilling • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk vloeistof ontsnapt. U kunt lekken opsporen met behulp van karton of papier.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 104-8749 1. Spuiten aan 2. Spuiten uit 3. Pomp 4. Aan 5. Uit 6. Spuitdruk 7. Verhogen 100-8454 9. Spuitboom neerlaten 10. Spuitboom omhoog brengen 11. Automatisch 12. Handmatig 13. Schuimmarkeerder van linker spuitboom 14. Schuimmarkeerder van rechter spuitboom 15.
110-5143 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Machine kan kantelen – Verminder uw snelheid op oneffen terrein en als u een bocht maakt. 3. Kans op vallen en letsel aan armen en benen – Vervoer geen passagiers en houd uw armen en benen te allen tijde binnen de machine. 4. Om de motor af te zetten, moet u het rempedaal intrappen, de schakelhendel in de neutraalstand zetten, de parkeerrem in werking zetten, het rempedaal laten opkomen en contactsleuteltje op Motor afzetten draaien.
108-3306 107-8640 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; spoel de tank om met vers, schoon water. 108-3308 Alleen CE-eenheden 106-1355 1. Waarschuwing – Stap niet in de tank. 1. Snelheid 2. Kalibratieafstand 3. Snelheidskalibratie 6. Gebruiksdosis 7. Kalibratievolume 8. Kalibratie van de vloeistofstroommeter 9. Breedte 4. Maateenheden 5. Eenheden selecteren 108-3252 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Draai de wielmoeren vast met een torsie van 75–88 Nm. 106-5051 1.
108-3699 1. 30 A zekering, actuator van linker spuitboom 2. 30 A zekering, actuator van rechter spuitboom 3. 15 A zekering, schuimmarkeerder 4. Leeg 5. 30 A zeker, voeding 6. 10 A zekering, koplampen 7. 5 A zekering, cruise control 8. 20 A zekering, spuitsysteem 9. Zekeringhouder 10. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
104-8939 1. Motoroliepeil (peilstok) 5. Hydraulische zeef 2. Motoroliefilter 3. Peil transaxleolie/hydraulische vloeistof (peilstok) 4. Filter voor transaxle-olie/hydraulische vloeistof 6. Oliepeil in versnellingsbak 7. Remvloeistof 8. Riemen, besturing en aandrijving 9. Brandstof, uitsluitend loodvrij 10. Brandstoffilter 11. Accu 12. Luchtfilter 13 13. Smeervet 14. Bandenspanning 15. Lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 16.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
3. Monteer de slangadapter in de snelkoppeling (Figuur 3). 1 4. Zet de slangadapter vast door de hendels naar de adapter te draaien en de hendels vervolgens te borgen met de R-pennen (Figuur 3). Montage van de anti-overloopaansluiting 5. Installeer de anti-overloopslang via de grote opening van de beugel en op het geribde uiteinde van de 90º elleboogfitting (Figuur 3).
2. Monteer de beugel van de monitor op het dashboard (Figuur 5) met 2 flenskopbouten (1/4 x 3/4 inch) en 2 flensmoeren (1/4 inch). 6. Monteer de Spray Pro-monitor op de flenskopbouten (Figuur 5) en draai de knoppen aan om de monitor vast te zetten. 7. Sluit de Spray Pro-stekkers aan op de stekkers onder het dashboard (Figuur 7). Figuur 5 1. Spray Pro-monitor 2. Beugel 3. Flenskopbouten, 1/4 x 3/4 inch 4. Knop Figuur 7 1. Stekkers van de spuitmachine 3.
2. Ondersteun de spuitbomen als zij worden uitgeklapt in de spuitstand. 2. Verplaats de spuitbomen zodanig dat ze op bodemniveau liggen. 3. Meet bij het spuitboomscharnier de compressie van de bovenste en de onderste veren als de spuitbomen zijn uitgeklapt (Figuur 8). 3. Verwijder de sleutel en verlaat de bestuurderspositie. 4. Stel bij het scharnier de stand van de bumpers in zodat de spuitboom niet verder kan dan bodemniveau. Zorg dat de bumper op hetzelfde niveau is. A.
Algemeen overzicht van de machine 1 2 3 4 5 6 7 10 9 8 G013133 Figuur 9 1. Koplamp 4. Schoonwatertank 2. Rechter spuitboom 3. Bestuurdersstoel 5. Anti-overloopaansluiting 6. Deksel van tank 7. Transporthouder van spuitbomen 8. Linker spuitboom 9. Chemicaliëntank 1 2 3 10. Brandstoftank 5 4 6 13 12 11 9 10 8 7 G013134 Figuur 10 1. Mengregelklep 5. Spuitbedieningspaneel 2. Chemicaliëntank 3. Spoeltank 4. Demper van pompdruk 6. Pedalen 7. Aftapplug van tank 8. Pomp 9.
Bedieningsorganen Figuur 11 2. Spray Pro-monitor 4. Bedieningsorganen van spuitsysteem 5. Knop voor gebruiksdosis 7. Hoofdhendel van het spuitsysteem 8. Schakelhendel 3. Choke 6. Parkeerrem 9. Voltmeter 1. Stuurwiel 10. Urenteller 11. Bedieningsorganen van machine Gaspedaal Rempedaal Het gaspedaal (Figuur 12) biedt de bestuurder de mogelijkheid de rijsnelheid van de spuitmachine te regelen. Als u het pedaal intrapt, verhoogt u de rijsnelheid.
Figuur 13 1. Parkeerremhendel Chokehendel Figuur 14 1. Schakelhendel 2. Contactschakelaar De choke wordt bediend met een kleine knop rechts van de bestuurdersstoel. Om een koude motor te starten, moet u de chokeknop uittrekken. Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra dit mogelijk is, zet u de chokeknop op UIT. Als de motor warm is, hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt. 3. Urenteller 4. Voltmeter 5. Schakelaar van koplampen 6.
Schakelaar voor motortoerentalbegrenzer van neutraalstand omlaag om de corresponderende spuitboom in te schakelen en omhoog om deze uit te schakelen. Deze hendels kunnen uitsluitend worden gebruikt voor de bediening van het spuitsysteem als de hoofdhendel in de Aan-stand staat. Als de schakelhendel in de neutraalstand staat, kunt u met behulp van het gaspedaal het motortoerental verhogen; vervolgens drukt u deze schakelaar naar voren om de motor af te stellen op dat toerental.
blijft, ongeacht hoeveel spuitbomen zijn ingeschakeld. Zie omloopkleppen van spuitbomen kalibreren in het hoofdstuk Gebruiksaanwijzing. te kunnen bedienen. De spuitmachine wordt geleverd met kunststof pluggen op de desbetreffende plaatsen. Sonische spuitboom (optioneel) Mengregelklep De sonische spuitboom wordt bediend met een tuimelschakelaar. Zet de schakelaar naar voren voor automatische bediening, naar achteren voor handbediening en in het midden om de spuitboom uit te schakelen.
vullen zonder dat de slang wordt verontreinigd door de chemicaliën in de tank. Belangrijk: U mag de slang niet verlengen zodat deze in contact kan komen met de vloeistof in de tank.
Spray Pro™-monitor en te controleren. De monitor controleert niet de gebruiksdosis. De Spray Pro-monitor biedt de mogelijkheid allerlei gegevens over de prestaties van het systeem, zoals snelheid van de machine en gebruiksdoses, te bekijken De monitor heeft een LCD-scherm dat de geselecteerde gegevens toont, een keuzeschijf en 4 knoppen om de monitor te kalibreren (Figuur 19).
Specificaties als een van de kleppen van de spuitbomen is uitgeschakeld. Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. • Kalibratie van de vloeistofstroommeter Wisselt om de 3 seconden tussen het scherm van de kalibratiewaarde van de vloeistofstroommeter en de geregistreerde kalibratiewaarde van het volume. Gebruik deze instelling om de kalibratie van de vloeistofstroommeter bij te stellen. • Breedte Stelt de breedte van de spuitboom in en toont deze.
Gebruiksaanwijzing Bandenspanning controleren Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. Breng de banden op een spanning van 124 kPa. Controleer de banden ook op slijtage of schade. Veiligheid staat voorop Brandstof bijvullen Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening.
GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
Nieuwe machine inrijden u die dag met de spuitmachine gaat werken. De bedrijfsleiding kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te voeren. Vraag daarom wat uw taken zijn.
Bediening en gebruik van de spuitmachine Watertank vullen Vul deschoonwatertank altijd met schoon water voordat u gaat werken met chemische stoffen. Op de spuitmachine te gebruiken, moet u eerst de spuittank vullen. Vervolgens spuit u de oplossing op het werkgebied en als u daarmee klaar bent, reinigt u de tank. Het is belangrijk dat u deze drie stappen vlak na elkaar uitvoert om schade aan de spuitmachine te voorkomen.
De Spuitbomen bedienen Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank (Figuur 23). Om dit te openen, moet u de voorste helft van het deksel naar links draaien en open klappen. U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien.
Spuittips gebruiken als er een oplossing in de tank zit. Om te mengen, moet u de pomp inschakelen en de motor stationair laten lopen. Als u wilt gaan mengen, moet u de spuitmachine tot stilstand brengen, de schakelhendel in de neutraalstand zetten, de parkeerrem in werking stellen, het gaspedaal volledig intrappen, de pomp aanzetten en de motortoerentalbegrenzer van de neutraalstand inschakelen. • Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten. • Controleer of er geen spuitdoppen zijn verstopt.
1 2 Figuur 24 1. Spoeltank (voor gebruik met optionele spoelset, 106-4842) 3 1. Breng de spuitmachine tot stilstand, stel de parkeerrem in werking, zet de schakelhendel in de neutraalstand en zet de motor af. De tank loopt leek aan de linkerkant van de machine. 2. Ga naar de aftapplug aan de rechterkant van de machine (Figuur 25). De plug bevindt zich op de beugel van de bumper naast de accu. 1 4 g0131 11 Figuur 26 2 g0131 10 1. Lynchpen 2. Plug gesloten 3. Aftapplug van tank 4.
8. Schakel de pomp in en zet de druk op een hoge instelling met behulp van de schakelaar voor de gebruiksdosis. 9. Zet de hoofdschakelaar en de schakelaars van de spuitbomen op Aan om te beginnen met spuiten. 10. Laat al het water in de tank via de spuitdoppen naar buiten spuiten. 11. Controleer of alle spuitdoppen naar behoren werken. 12. Zet de hoofdschakelaar en de pompschakelaar op Uit en zet de motor af. 13.
Kalibratie van de Spray Pro-monitor CE Symbol US English MP1200 SEL UNITS CALIBRATION DISTANCE CALIBRATION VOLUME SPEED CALIBRATION FLOW METER CALIBRATION MP1200 APPLICATION RATE SPEED US UNITS OF MEASURE WIDTH SI TURF US SI TURF G002569 Figuur 27 1. LCD-scherm 2. Keuzeschijf 5. Verminderen, kalibratieknop 9. Snelheidskalibratie 6. Verhogen, kalibratieknop 10. Maateenheden 3. Terugstellen, kalibratieknop 4. Kalibreren, kalibratieknop 7. Snelheid 8. Kalibratieafstand 11.
8. Vergelijk de hoeveelheid water die wordt weergegeven op de monitor, met de hoeveelheid water waarmee u de tank hebt gevuld. 3. Druk net zolang op de kalbratieknop totdat 'CAL' op de monitor verschijnt en het rode lampje op de monitor gaat branden. 4. Draai de keuzeschijf op Maateenheden. • Als de hoeveelheden gelijk zijn, hoeft u de monitor niet verder te kalibreren. 5. Gebruik de kalibratieknoppen Verhogen of Verminderen om de gewenste maateenheden te kiezen.
7. Zet de pomp- en de hoofdhendel op UIT. de druk en de gebruiksdosis voor alle spuitbomen hetzelfde blijft als u een of meer spuitbomen hebt uitgeschakeld. 8. Draai de keuzeschijf op Kalibratieafstand. 9. Druk net zolang op de Kalibratieknop terugstellen totdat '0' op het scherm verschijnt. Opmerking: De omloopkleppen moeten worden gekalibreerd telkens als de spuitdoppen worden vervangen. 10. Rijd de machine van het beginpunt naar het eindpunt op 150 meter.
de demper is 1/3 van de spuitdruk. Als de spuitdruk hoger dan 310 kPa (3,1 bar) is, moet u de demper dienovereenkomstig instellen. Figuur 28 1. Omloopkleppen van spuitbomen 13. Schakel de spuitboom in en uit om te controleren of de druk ongewijzigd blijft. 14. Herhaal stappen 11 tot en met 13 voor de andere spuitbomen. 15. Laat de machine rijden met de gewenste snelheid terwijl u spuit, en schakel de spuitbomen een voor een uit. De druk die de meter aangeeft, mag niet veranderen.
WAARSCHUWING Als u het voertuig bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de macht over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken. Sleep de machine nooit sneller dan 8 km per uur. De machine moet worden gesleept door twee personen. Als de machine over een grote afstand moet worden getransporteerd, dient dit te gebeuren op een truck of een oplegger; zie Transport van de spuitmachine. 1. Bevestig een sleepkabel aan het chassis. 2. Zet de schakelhendel in de neutraalstand en zet de parkeerrem vrij. 3.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • Wielmoeren aandraaien. Drijfriem controleren. Riemspanning van stuurpomp controleren. Hydraulisch filter vervangen. Controleer de druk van de pompdemper. Roterend motorscherm reinigen.
Onderhoudsinterval Om de 800 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • De nylon draaibussen controleren. • Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof verversen en zeef schoonmaken. • Hydraulisch filter vervangen. Belangrijk: Zie de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Werking van rem en parkeerrem controleren.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De spuitmachine smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Smeer de pomp. De spuitmachine opkrikken Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Vet in alle smeernippels spuiten. Als u de motor laat lopen om routineonderhoudswerkzaamheden uit te voeren en/of de motor te testen, moeten de achterwielen van de machine zich 25 mm boven de grond bevinden, waarbij de achteras moet steunen op de steunpunten van de krik.
Figuur 38 Pompaandrijving, vier, één aan elke kant Figuur 36 Bij de wielen, drie aan elke kant 1. Smeerpunt 1. Smeerpunt Figuur 39 Aandrijfas op motor, vijf, één aan elke kant en schuifstuk Figuur 37 Stuurstangen 1. Smeerpunt 1. Smeerpunt Figuur 40 Aandrijfas op transmissie 1.
Figuur 42 Rechter spuitboom Figuur 41 Fusee boven stuurstangen 1. Smeernippel 1. Smeerpunt 3. Veeg overtollig vet weg. 4. Herhaal deze procedure bij alle draaiarmen van de spuitbomen. Spuitboomscharnieren smeren Lagers van de actuatorstang smeren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Belangrijk: Als het spuitboomscharnier is afgespoeld met water, moet al het water en vuil van het scharnier worden verwijderd en moet nieuw vet op het scharnier worden gesmeerd.
1 spuitboom vast en steek de pen door het draaipunt van de spuitboom en de actuatorstang (Figuur 43). 4 2 7. Als de pen op zijn plaats is, laat u de spuitboom los en zet u de pen vast met de borgpen die u eerder hebt verwijderd. 5 8. Herhaal deze procedure bij alle andere lagers van de actuatorstang. 3 G002016 Figuur 43 1. Actuator 2. Actuatorstang 3. Behuizing van draaipen van spuitboom 4. Borgpen 5. Pen 3. Licht de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 43).
Onderhoud motor Luchtinlaatrooster controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Roterend motorscherm reinigen. Om de 100 bedrijfsuren—Roterend motorscherm reinigen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). Indien nodig dient u het luchtinlaatrooster op de voorkant van de motor om de 8 bedrijfsuren te controleren en te reinigen. Figuur 45 1. 2. 3. 4.
Opmerking: De rubberen afdichting moet vlak tegen de bodem van het luchtfilter en het deksel aan liggen. 4. Monteer het luchtfilterdeksel en de knop (Figuur 45). 5. Klap de stoel terug en vergrendel deze. Motoroliepeil controleren Figuur 46 1. Schuimelement De carterinhoud is 2,0 liter met filter. 2. Olie Gebruik hoogwaardige motorolie die moet beantwoorden aan de volgende specificaties: • Vereiste onderhoudsclassificatie van API: SJ, JK, SL of hoger.
Motoroliefilter vervangen controleer daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen. 4. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren 1. Tap de motorolie af; zie Motorolie verversen. 2. Verwijder het oliefilter (Figuur 50). Motorolie verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren—De motorolie verversen.
4. Maak de omgeving van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken. 2. Draai de bougies vast met een torsie van 24 tot 30 Nm. 3. Druk de bougiekabels op de bougies (Figuur 51). 5. Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen. 4. Klap de stoel terug en vergrendel deze. Figuur 51 1. Bougiekabel 2. Bougie Bougies controleren 1. Bekijk de binnenkant van de bougies (Figuur 52). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren.
Onderhoud brandstofsysteem Als het brandstofsysteem vervuild raakt of als u de machine voor langere tijd wilt stallen, moet u de brandstoftank aftappen en reinigen. Gebruik verse, schone brandstof om de tank uit te spoelen. Brandstoffilter vervangen 1. Breng de brandstof met een sifonpomp over vanuit de tank naar een goedgekeurd vat of blik of verwijder de tank van de machine en giet de brandstof vanuit de tank over in het vat of blik.
Onderhoud elektrisch systeem schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen. Spanning: 12 V, 280 A (koude start) bij -18° C Zekeringen vervangen Accu verwijderen Er zijn 2 zekeringen en 1 lege sleuf in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de bestuurdersstoel (Figuur 54). 1.
1. Draai de knoppen aan beide zijden van de accubak los en verwijder het accudeksel (Figuur 55). WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. 2. Verwijder de vuldoppen. Als het zuurpeil beneden de VOL-streep staat, moet u bijvullen met de vereiste hoeveelheid gedistilleerd water; zie Accu bijvullen met water.
Onderhoud aandrijfsysteem WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. De wielen/banden controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—De bandenspanning controleren. Na de eerste 8 bedrijfsuren—Wielmoeren aandraaien. Om de 100 bedrijfsuren—Wielmoeren aandraaien. Om de 100 bedrijfsuren—Conditie en afslijting van de banden controleren. 4.
uitlijnmaat om de afstand aan de voorkant van de voorwielen ter hoogte van de as te meten (Figuur 56). Onderhouden remmen De voorkant van de wielen moet 0 tot 6 mm dichterbij staan dan de achterkant van de voorwielen. Remvloeistofpeil controleren Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. Controleer elke dag het remvloeistofpeil voordat u de motor start. Figuur 56 1. Hart-op-hart-afstand – achterkant wielen 2. Hart-op-hart-afstand – voorkant wielen 3.
Onderhoud riemen verwijderen en het reservoir vullen tot het correcte niveau. Niet te vol vullen. Onderhoud van de drijfriem De remmen controleren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Drijfriem controleren De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de spuitmachine. De remmen worden als volgt gecontroleerd: Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1.
Onderhoud hydraulisch systeem contactsleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Draai de bevestigingsbouten van de stuurpomp los (Figuur 62). Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek (Figuur 63).
10. Monteer de aftapplug en draai deze vast. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Plaats een opvangbak onder de aftapplug van het reservoir. 3. Verwijder de aftapplug uit de zijkant van het reservoir en laat de hydraulische vloeistof in de opvangbak lopen (Figuur 64). 11. Vul het reservoir met ongeveer 7 liter Dexron IIl ATF.
Onderhoud van het spuitsysteem 6. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is. 7. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat; draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag. WAARSCHUWING 8. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer of het peil van de hydraulische vloeistof correct is en of het systeem lekt.
Onderhoud van de pomp De pomp controleren Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Pompmembraan controleren en indien nodig vervangen (neem contact op met een erkende Toro servicedealer) Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Blaas van drukdemper controleren en indien nodig vervangen.
6. Giet ongeveer 0,5 tot 0,6 liter Mobil SHC 634 synthetisch smeermiddel in de vulbuis, of giet tot de smeervloeistof van de tandwielkast uit de vulpeilpoort begint te stromen. GEVAAR Gebruik van de handmatig regelbare ontlastklep kan de spuitboom plotseling in beweging brengen en letsel veroorzaken bij de bestuurder en andere personen. • Wees voorzichtig en stel de ontlastklep langzaam in. • Controleer of er niets in de omgeving is en niemand zich binnen het werkbereik van de spuitboom bevindt.
Opmerking: Omdat de actuators ten opzichte van elkaar tegengesteld zijn gericht, zit de ene ontlastklep op de naar voren gerichte kant van de actuator van de linker spuitboom en de andere ontlastklep op de naar achteren gerichte kant van de actuator van de rechter spuitboom. 4. Verwijder de spuitboom en de draaibeugel van het middelste frame om bij de nylon draaibussen te kunnen komen. 5. Verwijder de draaibussen van de voor- en achterkan van de draaibeugel en controleer deze (Figuur 70).
Reiniging 6. Plaats de beschermkap terug. 7. Kalibreer de vloeistofstroommeter met behulp van de procedure die is beschreven in het gedeelte Kalibratie van de Spray Pro-monitor (bladz. 34).
Stalling Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. (8 ml per liter). Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse benzine wordt vermengd en altijd wordt gebruikt. 2.
worden opgeladen. Bij temperaturen boven 4°C moet u om de 30 dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen. 17. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen. 18. Controleer de conditie van alle spuitslangen en vervang deze als ze beschadigd of versleten zijn. 19. Draai alle slangaansluitingen vast. 20. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer. 21.
Problemen, oorzaak en remedie Problemen met de motor en de machine verhelpen Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor draait, maar start niet. Mogelijke oorzaak 1. De schakelhendel staat in de versnelling en niet in de neutraalstand. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in de neutraalstand zetten. 2. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 3. Doorgebrande of losse zekering. 4. Accu is leeg. 5. Het veiligheidssysteem is defect. 6.
Probleem Motor loopt niet stationair. Mogelijke oorzaak 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 1. Brandstoftankdop vervangen. 2. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. 3. Bougie vervangen. 4. Neem contact op met een erkende servicedealer. 5. Neem contact op met een erkende servicedealer. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. 7.
Problemen met het spuitsysteem verhelpen Probleem Een spuitboom werkt niet. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De elektrische aansluiting op de klep van de spuitboom is vuil of los. 1. De klep met de hand uitschakelen. De elektrische connector op de klep losmaken en alle kabels reinigen; daarna de elektrische connector weer aansluiten. 2. Zekering is doorgebrand. 2. De zekeringen controleren en indien nodig vervangen. 3. Slang repareren of vervangen. 4. Omloopklep van spuitboom afstellen. 3.
Probleem Oppervlak is onnauwkeurig. Afstand is onnauwkeurig. De monitor toont niet Gebruiksdosis of Totale Hoeveelheid. Totale Hoeveelheid is onnauwkeurig. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De breedte van de spuitmachine is verkeerd ingevoerd. 1. De breedte van de spuitmachine controleren en de correcte breedte instellen in de kalibratiemodus. 2. De snelheidssensor is niet correct gekalibreerd. 3. De snelheidssensor is beschadigd. 2. De snelheidssensor kalibreren. 1.
Schema's Elektrisch schema, machine (Rev.
Elektrisch schema, spuitsysteem (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
De Toro Total Coverage-garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij is van materiaalgebreken of fabricagefouten, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.