Form No. 3445-429 Rev A Multi Pro® 5800-G spuitmachine met ExcelaRate® spuitsysteem Modelnr.: 41394—Serienr.: 403445001 en hoger Modelnr.: 41394CA—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Inleiding Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze machine is een speciaal gazonspuitvoertuig en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. Het systeem is met name ontworpen voor sproeien op goed onderhouden gazons in parken, golfbanen en sportvelden.
De verzendingsbumper verwijderen............... 15 Algemeen overzicht van de machine ....................... 16 Bedieningsorganen .......................................... 17 Bedieningsorganen van spuitsysteem........... 19 Specificaties .................................................... 22 Werktuigen/accessoires ................................... 22 Voor gebruik ........................................................ 23 Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk ................................
De vloeistofstroommeter reinigen ..................... 84 De mengklep en de spuitboomkleppen reinigen ......................................................... 85 Stalling .................................................................... 91 Veiligheid tijdens opslag ................................... 91 Voordat u de machine gaat stallen .................... 91 Voordat u de machine gaat onderhouden................................................................ 93 Problemen, oorzaak en remedie ..........
Veiligheid • Houd handen en voeten uit de buurt van de Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool (Figuur 2) te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
decal107-8732 107-8732 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Draai de wielmoeren vast met een torsie van 95 tot 122 N·m. decal107-8667 107-8667 1. Opkrikken 2. Krikpunten 3. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het opkrikken van de machine decal107-8724 107-8724 1. Tractie-aandrijving 2. Om vooruit te rijden, trapt u de bovenkant van het tractiepedaal naar voren en beneden. 3.
decal120-0623 120-0623 1. Locatie trekhaak 2. Locatie bevestigingspunten decal133-2758 3. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding 133-2758 1. TEC regelaar – 2 A 8. TEC voeding – 7,5 A 2. TEC voeding – 7,5 A 9. Cruisecontrol – 10 A 3. Extra zekeringhouder – 10 A 4. Ontsteking – 15 A 5. TEC voeding – 7,5 A 6. Spuitboombediening – 10 A 7. Werklicht – 15 A 10. InfoCenter – 1 A 11. Spuitboom en koplamp – 30 A 12. Usb-voeding – 15 A 13. Tankspuitsysteem – 40 A decal120-0624 120-0624 1.
decal120-0617 120-0617 decal127-6981 127-6981 1. Knelpunt – Houd uw handen uit de buurt van het scharnier. 1. Omloop-retourstroom 2. Pletgevaar, spuitboom – Houd omstanders op een afstand. 3. Werking spuitboom 2. Stroom decal127-6976 127-6976 1. Verminderen 2. Verhogen decal127-6982 127-6982 1. Pomp-retourstroom decal127-6979 127-6979 1. Pomp-retourstroom 3. Mengstroom 2. Stroom 8 2.
decal136-2351 136-2351 1. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de rem en het parkeerrempedaal indrukken. 2. Om de parkeerrem uit te schakelen, moet u het parkeerrempedaal indrukken en vrijzetten. decal132-7689 132-7689 1. Automatische spuitmodus 7. Spoelsysteem – uit 2. Spuitmodus 8. Sonische sensor – aan 3. Manuele spuitmodus 9. Sonische sensor – uit decal133-8062 133-8062 4. Schuimmarkeerder – aan 10. Gebruiksdosis – verhogen 5. Schuimmarkeerder – uit 11.
decal120-0619 120-0619 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 5. Kantelgevaar – Neem geen scherpe bochten als u snel rijdt, rijd traag in bochten; wees voorzichtig en rijd traag als u hellingen op en af rijdt. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent. 6. Om de motor te starten trekt u de handrem aan, brengt het contactsleuteltje in en draait het naar de startstand. 3.
decal132-7695 132-7695 1. Pomp – aan 5. Toerentalregeling – aan 9. Rechterspuitboom omlaag. 13. Linkerspuitboom ingeschakeld 2. Pomp – uit 6. Toerentalregeling – uit 10. Rechterspuitboom omhoog. 14. Middelste spuitboom ingeschakeld 3. Mengsysteem – aan 7. Linkerspuitboom omlaag. 11. Motortoerental – Snel 4. Mengsysteem – uit 8. Linkerspuitboom omhoog. 12. Motortoerental – Langzaam 11 15.
decal139-3065 139-3065 1. Lees de Gebruikershandleiding.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Hoeveelheid Gebruik Snelkoppelfitting 1 De vulfitting van de spuittank monteren. Geen onderdelen vereist – De veren van het spuitboomscharnier controleren. Geen onderdelen vereist – De verzendingsbumper verwijderen.
1 De vulfitting van de spuittank monteren g191615 Figuur 4 Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 1. PTFE schroefdraadafdichting Snelkoppelfitting 3. Snelkoppelfitting 2. Fitting van vulslang (1" – NPT draad) Procedure 6. Opmerking: Voor deze procedure hebt u een slang nodig met een mannelijke NPT draadaansluiting van 1" en PTFE schroefdraadafdichting. 1. Draai de snelkoppeling met de hand vast op de vulslang (Figuur 4).
A. Alle veren moeten samengedrukt zijn tot 4 cm. B. Indien dit niet het geval is, moet u de contramoer aandraaien om de veren samen te drukken tot 4 cm. 3 De verzendingsbumper verwijderen Geen onderdelen vereist Procedure 1. Verwijder de bouten, ringen en moeren waarmee de verzendingsbumper aan de voorste chassisplaat is bevestigd (Figuur 6). g035648 Figuur 5 1. Veer van het spuitboomscharnier 3. Afmeting samengedrukte veer – 4 cm 2. Contramoer g028179 4. 5.
Algemeen overzicht van de machine g190621 Figuur 7 1. Schoonwatertank 4. Rolbeugel 7. Aftapventiel (spuittank) 2. Passagiersstoel 5. Deksel van tank 8. Spuitpomp 3. Bestuurdersstoel 6. Chemicaliëntank 9. Accu 10. Werklichten g190600 Figuur 8 1. Hefcilinder 3. Klepverdelers 5. Hydraulische tank 7. Middelste spuitboom 2. Transporthouder van spuitbomen 4. Brandstoftank 6. Rechter spuitboom 8.
Bedieningsorganen g216445 Figuur 9 1. Schakelaar werkverlichting 6. Opbergruimte 2. Stuurwiel 3. Drukmeter 7. InfoCenter 8. Quick Find™ bedieningspaneel 4. Brandstofmeter 5. Handgreep voor passagier 9. Armsteun 10. Contactschakelaar Bedieningsorganen van machine op SNEL zetten en het tractiepedaal iets intrappen om ervoor te zorgen dat het motortoerental hoog blijft. Als het motortoerental lager wordt, moet u het tractiepedaal iets laten opkomen om het toerental te verhogen.
Rempedaal Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand brengen of de snelheid verminderen (Figuur 10). VOORZICHTIG Als de spuitmachine gebruikt met slecht afgestelde of versleten remmen, bestaat de kans dat u de controle over de machine verliest, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan worden toegebracht aan de bestuurder of omstanders. Controleer altijd de remmen voordat u de machine gebruikt, en zorg ervoor dat zij goed zijn afgesteld en zijn gerepareerd. g032469 Figuur 11 Parkeerrem 1.
Usb-aansluitpunt Bedieningsorganen van spuitsysteem Het usb-aansluitpunt heeft 2 contacten en het bevindt zich achteraan de armsteun. g194424 Figuur 12 1. Usb-aansluitpunt 2. Usb-aansluitingen g195515 Figuur 13 1. Schakelaar voor gebruiksdosis 7. Schakelaar middelste spuitboom 2. Drukmeter 8. Schakelaar linkerspuitboom 3. Schakelaar spuitmodus 9. Hoofdschakelaar van de spuitbomen 4. Schakelaar mengfunctie tank 10. Schakelaar van spuitboomlift, links 5. Schakelaar van spuitboomlift, rechts 11.
de mengfunctie te gebruiken, dient u de pomp van het sproeisysteem in te schakelen en de motor boven laag stationair toerental te laten draaien. kunt u de snelheid van de spuitpomp regelen wanneer de spuitmachine in manuele modus staat. U moet de schakelaar naar voren drukken en ingedrukt houden om de gebruiksdosis (druk) te verhogen of naar achteren drukken en ingedrukt houden om de gebruiksdosis (druk) te verminderen.
Opmerking: Sluit de afsluiter van de spuitboomomloop wanneer u het spuitsysteem gebruikt in de modus gebruiksdosis (gesloten circuit). Anti-overloopaansluiting Vooraan op het tankdeksel bevindt zich een slangaansluiting met een schroefdraadverbinding, een 90º slangpilaar en een korte slang die u kunt leiden naar de tankopening. Op deze aansluiting kunt u een waterslang bevestigen zodat u de tank met water kunt vullen zonder dat de slang wordt verontreinigd door de chemische stoffen in de tank.
Eigenschappen van de veldspuit Beschrijving Meting Totale breedte met standaard spuitsysteem 391 cm Totale lengte met standaard spuitsysteem tot de bovenkant van de spuitbomen als deze kruiselings zijn ingeklapt. 442 cm Totale hoogte met standaard spuitsysteem 146 cm Totale hoogte met standaard spuitsysteem tot de bovenkant van de spuitbomen als deze kruiselings zijn ingeklapt.
Gebruiksaanwijzing • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik Opmerking: Bepaal vanuit de normale • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u voor de brandstof. de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen. bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een afgesloten ruimte. Voor gebruik • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv.
• • • • • • • • • • • • Indien een van bovengenoemde zaken niet in orde is, moet u de monteur hiervan op de hoogte stellen of contact opnemen met de bedrijfsleiding voordat u die dag met de spuitmachine gaat werken. De supervisor kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te voeren. Vraag daarom welke controles u moet uitvoeren. – schone reservekleding, zeep en wegwerphanddoeken om uzelf schoon te maken Zorg ervoor dat een goede training hebt gekregen voordat u omgaat met chemische stoffen.
WAARSCHUWING Als de spuitmachine gebruikt met slecht afgestelde of versleten remmen, bestaat de kans dat u de controle over de machine verliest, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan worden toegebracht aan de bestuurder of omstanders. Controleer altijd de remmen voordat u de machine gebruikt, en zorg ervoor dat zij goed zijn afgesteld en zijn gerepareerd. g032529 Figuur 19 1. Dop van brandstoftank Brandstof bijvullen Brandstofspecificatie Petroleum Met ethanol vermengde brandstof 4.
De spuitmachine gebruiksklaar maken Een spuitdop selecteren Opmerking: Raadpleeg de selectiegids met spuitdoppen die verkrijgbaar is bij uw erkende Toro verdeler. De spuitdoppenhouders zijn geschikt voor de 3 verschillende spuitdoppen. Kiezen van de gewenste spuitdop: 1. 2. Parkeer de veldspuit op een gelijke ondergrond, zet de motor af, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking.
van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water.
Gebruik de spuitdopfiltertabel om na te gaan welk gaas u dient te gebruiken voor uw spuitdoppen op basis van chemische producten of oplossingen met een viscositeit gelijkwaardig met die van water.
Belangrijk: U moet de tank altijd vullen met schoon water. Giet nooit concentraat in een lege tank. g032530 Figuur 26 1. Dop van vulbuis 3. Tapkraan 2. Watertank g191616 Figuur 27 Spuittank vullen Monteer de optionele voormengset voor chemische stoffen als u optimale mengprestaties wenst en de externe tank zo schoon mogelijk wilt houden. Belangrijk: Gebruik indien mogelijk geen 6. Start de motor, zet de schakelaar van de spuitpomp op AAN, en zet de gashendel op het HOOG STATIONAIR toerental. 7.
De machine klaarmaken Belangrijk: De bevestigingen van de tankbanden te vast aandraaien kan vervorming en beschadiging van de tank en banden veroorzaken. Belangrijk: Gebruik indien mogelijk geen teruggewonnen water (grijs water) in de spuittank. 1. Vul de spuittank tot de helft met schoon water. 2. Laat de spuitbomen zakken. 3. Stel de parkeerrem in werking. 1. Vul de hoofdtank met water. 4. 2. Controleer of u de tankbanden op de tank kunt bewegen (Figuur 28).
g214029 Figuur 30 g191413 1. Open Figuur 29 1. Stelknoppen van spuitboomomloop 2. Afsluiter omloop spuitboom 3. Schakel de linkerspuitboom in en de rechterspuitboom uit. 4. Stel de omloopknop van de rechter spuitboom (Figuur 29) zodanig in dat de gebruiksdosis de vorige waarde aangeeft (raadpleeg de tabel). 5. 3. Tussenstand 2. Gesloten (0) De mengomloopklep kalibreren Onderhoudsinterval: Jaarlijks—De mengomloopklep kalibreren.
Tijdens gebruik Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid • De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor • g191362 Figuur 31 1. Actuator (mengklep) • 2. Mengomloopklep 12. Draai de schakelaar van de spuitpomp op UIT. 13. Zet de gashendel op STATIONAIR /LANGZAAM en draai het sleuteltje naar de UIT-stand. • Locatie van de spuitpomp • De spuitpomp bevindt zich bij de achterkant van de tank, links (Figuur 32). • • • • • • g194233 Figuur 32 1.
• Onderhoud en reinig de veiligheidsgordel(s) indien kan gaan schuiven waardoor de machine haar stabiliteit verliest. nodig. • Stop de machine, zet de motor uit, verwijder • Vervang beschadigde onderdelen van de het sleuteltje, stel de parkeerrem in werking en controleer op schade als u een voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. rolbeugel. Herstel of wijzig deze niet.
• Als de motor afslaat of als het voertuig vaart begint 2. te verliezen terwijl u een helling oprijdt, moet u voorzichtig het rempedaal indrukken en de helling langzaam achterwaarts in een rechte lijn afrijden. Hou de transmissie altijd ingeschakeld (indien van toepassing) als u de machine van een helling af rijdt. Parkeer de machine nooit op een helling. Het gewicht van het materiaal in de tank kan het rijgedrag van de machine nadelig beïnvloeden.
2. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen. 3. Stel de parkeerrem in werking. 4. Zet de gashendel op STATIONAIR /LANGZAAM. 5. Draai het sleuteltje op UIT. 6. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start.
g194666 Figuur 35 4. Druk op knop 5 om de lijst met actieve fouten te verlaten en terug te keren naar het hoofdscherm (Figuur 36). g194667 Figuur 37 2. Parkeer de machine onmiddellijk en schakel de motor uit. 3. Vervolgens wordt een bericht over een actieve fout weergegeven (Figuur 38). g194665 Figuur 36 Berichten 'stop motor' g194663 Wanneer een bericht 'stop motor' wordt weergegeven in het InfoCenter, moet de bestuurder de machine onmiddellijk parkeren en de motor uitschakelen.
Bediening en gebruik van de spuitmachine dan de Gebruikershandleiding die bij het systeem werd geleverd. Om de Multi Pro® spuitmachine te gebruiken, moet u eerst de spuittank vullen. Vervolgens spuit u het productmengsel op het werkgebied en als u daarmee klaar bent, reinigt u de tank en het spuitsysteem. Het is belangrijk dat u deze drie stappen vlak na elkaar uitvoert om schade aan de spuitmachine te voorkomen.
hoofdscherm van InfoCenter tegelijkertijd op knop 1 en 2 om DOSIS 1 te selecteren of op knop 4 en 5 om DOSIS 2 te selecteren; raadpleeg de Softwaregids van de Multi Pro 5800-D en 5800-G veldspuit met ExcelaRate spuitsysteem. 7. Zet de spuitboomschakelaars in de stand AAN (Figuur 41). g192607 Figuur 39 1. Afsluiter van omloop van spuitboom (gesloten) 3. Zet de knop van de spuitmodus op de modus gebruiksdosis (Figuur 40). g192944 Figuur 41 1. Schakelaar van linkerspuitboom 3.
10. Laat de machine rijden met de gewenste snelheid en zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN om te beginnen met spuiten (Figuur 41). Opmerking: Gebruik de hoofdschakelaar van de spuitbomen om de chemicaliënstroom naar de geselecteerde spuitbomen te starten of te stoppen. 11. Als u klaar bent met spuiten, zet u de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT om alle spuitbomen uit te schakelen. Daarna zet u de schakelaar van de spuitpomp op UIT. Opmerking: Zet de buitenste spuitbomen 3.
Een opvangtest uitvoeren van het ene naar het andere spuitgebied rijdt, dan wel naar een plaats waar deze wordt opgeslagen of gereinigd. Opvangtest Door de klant te voorzien: maatbeker om de vloeistof op te vangen (bij voorkeur met een verdeling in 0,01 liter) en een stopwatch. 1. Zet de spuitboomschakelaar(s) van de spuitbomen die u gaat testen in de stand AAN. 2. Zet de gashendel op SNEL. 3. Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen op AAN. 4.
De spuitbomen positioneren Met de hefschakelaars van de spuitbomen op het bedieningspaneel van de spuitmachine kunt u de buitenste spuitbomen in de transportstand of in de spuitstand zetten zonder dat u de bestuurdersstoel hoeft te verlaten. Breng de machine indien mogelijk tot stilstand voordat u de positie van de spuitbomen verandert. De positie van de spuitbomen veranderen g193829 Figuur 47 Voer de volgende stappen uit om de buitenste spuitbomen in de SPUITstand te zetten: 1.
De nodige voorzorgsmaatregelen nemen ter bescherming van het gazon tijdens gebruik in een stationaire stand Belangrijk: In sommige omstandigheden kan de hitte van de motor, de radiateur en de knaldemper schade toebrengen aan het gras als de spuitmachine wordt gebruikt in een stationaire stand. De machine loopt stationair als u de spuitvloeistof in de tank mengt, handmatig spuit met een spuitpistool of een loopspuitboom gebruikt.
De spuitmachine reinigen Een verstopte spuitdop schoonmaken Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. Bij het schoonmaken van de machine kunt u een doek gebruiken. Als een spuitdop tijdens het spuiten verstopt raakt, moet u de spuitdop als volgt schoonmaken: 1. Parkeer de veldspuit op een gelijke ondergrond, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de hoofdschakelaar op UIT en zet vervolgens de schakelaar van de spuitpomp op UIT. 3.
Toro raadt u aan de goedgekeurde spoelset te gebruiken voor deze machine. Neem voor meer informatie contact op met uw erkende Toro verdeler. Opmerking: De aanbevelingen en instructies die volgen gaan ervan uit dat de Toro spoelspet niet gemonteerd is. Reinig het spuitsysteem en eventuele aangekoppelde spuitwerktuigen na elke spuitbeurt. Om het spuitsysteem goed te reinigen, moet u als volgt te werk gaan: • Voer 3 afzonderlijke spoelcyclussen uit.
De externe onderdelen van de spuitmachine reinigen 1. Reinig de zuigkorf en het drukfilter; zie Zuigkorf reinigen (bladz. 45) en Drukfilter reinigen (bladz. 45). Belangrijk: Als u bevochtigbaar poeder gebruikt, moet u de zuigkorf na elke tank reinigen. 2. Spuit met een tuinslang de buitenkant van de spuitmachine schoon. Gebruik hierbij schoon water. 3. Verwijder de spuitdoppen en reinig ze met de hand. g033578 Figuur 52 Opmerking: Vervang versleten of beschadigde 1. Schermklep spuitdoppen.
2. Neem de spuitdop uit de houder Figuur 54 g028235 Figuur 53 1. Filterkop 4. Bak 2. Pakking (bak) 5. Pakking (aftapdop) 3. Filterelement 6. Aftapdop 3. g209504 Figuur 54 1. Spuitdophouder Draai de aftapdop linksom en neem ze van de bak van het drukfilter (Figuur 53). 3. Spuitdop 2. Spuitdopfilter Opmerking: Laat de bak volledig leeglopen. 3. Verwijder het spuitdopfilter (Figuur 54). 4. Draai de bak linksom en verwijder de filterkop (Figuur 53). 4.
De machine transporteren De conditioner voorbereiden 1. Rij de machine naar een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje. 2. Voeg als volgt conditioner toe aan de tank: Gebruik een aanhanger of vrachtwagen om de machine over lange afstanden te transporteren. • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.
worden verplaatst, moet u deze vervoeren op een vrachtwagen of een aanhanger; zie De machine transporteren (bladz. 47). 1. Laat het uitlaatsysteem volledig afkoelen. 2. Verwijder het scherm van het onderstel; zie Het scherm van het onderstel verwijderen (bladz. 54). 3. Open de sleepklep (Figuur 57) door deze 90° in een van beide richtingen te draaien. g002214 Figuur 59 1. Achterste sleeppunten 5. Zet de parkeerrem vrij. 6. Sleep de machine niet sneller dan 4,8 km per uur. 7.
Onderhoud Opmerking: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Belangrijk: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid bij onderhoud • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel • • • • verlaat: – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
• Ondersteun de machine met assteunen als u letsel veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. onder de machine werkt. • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Draai de wielmoeren aan. • Het smeermiddel in de planeetwielaandrijving verversen. • Spanning van de riem van ventilator/wisselstroomdynamo controleren.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure • • • • • • • Om de 400 bedrijfsuren • • • • • • • De lagers van de actuatorstang smeren. Jaarlijks onderhoud van de motor uitvoeren. De brandstofleidingen en aansluitingen controleren. Onderhoud van het brandstoffilter. Brandstoftank aftappen en reinigen. Lagers in voorwielen opvullen. Het smeermiddel in de planeetwielaandrijving verversen of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerd item Voor week van: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van de schakelaar van de neutraalvergrendeling controleren. Brandstofpeil controleren. Controleer het motoroliepeil. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof. Koelvloeistofpeil controleren. Luchtfilter controleren.
Procedures voorafgaande aan onderhoud VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in de starterschakelaar laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start, waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. g203110 Figuur 60 1. Krikpunten aan de voorzijde Verwijder het sleuteltje uit de starterschakelaar voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Het krikpunt aan de achterkant van de spuitmachine bevindt zich op de achterkant waar de spuitboomdragers zitten (Figuur 61).
Het scherm van het onderstel verwijderen 1. Verwijder de 5 flenskopbouten (5/16" x ⅞") en 5 ringen (5/16") waarmee het scherm van het onderstel achteraan vastzit aan het chassis van de machine (Figuur 64). Opmerking: Bewaar de flenskopbouten en ringen om deze te monteren in stap 5 van Het scherm van het onderstel monteren (bladz. 55). g028168 Figuur 62 1. Voorste hittescherm 2. Zeskantbouten en ringen 3. Voorkant van de machine Monteren van het voorste hittescherm 1.
van Het scherm van het onderstel verwijderen (bladz. 54). 6. Draai de moeren en bouten vast met een torsie van 11,29 tot 25,42 N·m. Het inspectieluik van de stoelbasis verwijderen 1. Verwijder de 2 flenskopbouten waarmee het inspectieluik van de stoelbasis bevestigd is aan de stoelbasis (Figuur 66). g189583 Figuur 65 1. Bevestigingsbeugel van motor 2. Bout – afgebeeld voor de duidelijkheid; niet verwijderen 4. Flensborgmoeren (5/16") 5. Voorkant van de machine 3.
Smering 3. Veeg overtollig vet weg. Opmerking: De smeernippels zijn aangegeven in Figuur 68. De spuitpomp smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Smeer de pomp. Om de 50 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Type smeermiddel: Mobil XHP 461. 1. Veeg de 2 uitwendige smeernippels schoon (Figuur 67). g187456 Figuur 68 1. Smeernippel g204693 Figuur 67 1. Achterkant van machine 3. Smeerpunt (2) 2. Spuitpomp 2. 3. Pomp vet in de uitwendige smeernippel (Figuur 67).
g013780 Figuur 71 g002014 Figuur 70 Rechter spuitboom 1. Smeernippel 3. Veeg overtollig vet weg. 4. Herhaal deze procedure bij alle draaiarmen van de spuitbomen. 1. Actuator 4. R-pen 2. Actuatorstang 5. Gaffelpen 3. Behuizing van draaipen van spuitboom 5. Draai aan het lager aan het uiteinde van de stang en spuit vet in het lager (Figuur 72). Opmerking: Veeg overtollig vet weg.
8. Als de pen op zijn plaats is, laat u de spuitboom los en zet u de pen vast met de R-pen die u eerder hebt verwijderd. Onderhoud motor 9. Herhaal stap 2 tot en met 8 voor het lager van de actuatorstang aan de andere kant van de machine. Veiligheid van de motor U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. Luchtfilter controleren.
5. Knijp in de stofklep zodat vuil en stof eraf valt (Figuur 73). 6. Zet de 2 grendels los waarmee de stofkap bevestigd is aan het luchtfilterhuis. 7. Controleer het luchtfilterelement op overmatige opstapeling van vuil en stof (Figuur 73). Opmerking: Het luchtfilterelement niet reinigen als het vuil is, maar wel vervangen. 8. Monteer de stofkap op het luchtfilterhuis en bevestig de kap met de 2 grendels (Figuur 73).
8. Opmerking: Steek de peilstok in de buis. Let Monteer het deksel op het luchtfilterhuis en maak het vast met de 2 grendels (Figuur 74). erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. Opmerking: Zorg dat de stofkap tussen de 5- en de 7-uurstand staat vanaf het uiteinde bekeken (Figuur 74). 9. Lijn de expansietank van de koelvloeistof uit met de steunbeugel van de tank, en zet de tank stevig op zijn plaats (Figuur 74).
2. Motorolie verversen Til de stoelen op. Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren VOORZICHTIG Om de 200 bedrijfsuren Ververs de olie vaker als u de machine onder hoge belasting of bij hoge temperaturen gebruikt. De onderdelen onder de stoel zullen heet zijn als de spuitmachine in gebruik is geweest. U kunt zich verbranden als u hete onderdelen aanraakt. Laat de machine afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert of onderdelen onder de motorkap aanraakt. 3. 1.
8. Breng de olievuldop aan in de vulbuis en plaats de peilstok in de peilstokbuis (Figuur 77). 9. Start de motor en controleer op olielekkages. 10. 5. Jaarlijks onderhoud van de motor uitvoeren Schakel de motor uit, wacht 2 tot 3 minuten, haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil in de motor.
Onderhoud brandstofsysteem 2. Verwijder aan de brandstoftank de 4 schroeven (nr. 10 x ¾") waarmee de kap bovenaan de brandstoftank is bevestigd, en verwijder de kap (Figuur 79). GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn brandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter om de tank te vullen; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen.
van de machinekabelboom los van de connector met 2 contacten van de brandstofpomp/verzendingseenheid (Figuur 83). g323399 Figuur 81 1. Slangklemmen 4. Scheid de slangen van de fittings (Figuur 82). g323401 Figuur 83 1. Connector met 2 contacten 5. Moer (brandstofpomp/ver(machinekabelboom) zendingseenheid) 2. Connector met 2 pinnen (brandstofpomp/verzendingseenheid) 6. Afdichting 3. Connector met 2 pinnen (machinekabelboom) 7. Fitting (brandstofpomp) 4. Connector met 2 contacten 8.
Brandstoffilter vervangen 1. Verwijder de aanzuigbuis van het brandstoffilter van de fitting van de brandstofpomp (Figuur 85). Opmerking: Gooi het brandstoffilter weg. g028351 Figuur 85 g032543 1. Fitting (brandstofpomp) 4. Arm van vlotter (lege stand) 1. Nek van brandstoftank 2. Arm (vlotter van verzendingseenheid) 2. Arm van vlotter (volle stand) 5. Brandstoffilter (kort gedeelte) 3. Aanzuigbuis (brandstoffilter) 3. Aanzuigbuis 6. Brandstoffilter (lang gedeelte) Figuur 84 4.
De brandstofpomp en de verzendingseenheid monteren 1. Ondersteun de arm van de vlotter en de aanzuigbuis samen en schuif de vlotter en het brandstoffilter in de opening in de brandstoftank (Figuur 84). Belangrijk: Zorg ervoor dat de vlotter en het lange gedeelte van het filter naar voren wijzen in de tank en dat de fitting aan de bovenkant van de brandstofpomp 90° naar de middenlijn van de machine wijst. 2. 3. 4. g323402 Figuur 86 1. Schroeven (nr. 10 x ¾") 2.
de brandstof vanuit de tank overgiet in het vat of blik. Opmerking: Als u de brandstoftank verwijdert, moet u de brandstofslang en elektrische connectoren loskoppelen van de brandstofpomp en de verzendingseenheid; zie De brandstofpomp en de verzendingseenheid verwijderen (bladz. 64). 2. Spoel de brandstoftank indien nodig om met verse, schone brandstof. 3. Vervang de brandstoffilters; zie Brandstoffilter vervangen (bladz. 65). 4. Plaats de tank terug als u deze tijdens stap 1 hebt verwijderd.
Onderhoud elektrisch systeem Veiligheid van het elektrisch systeem • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. • Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
4. Verwijder de accu. Accu monteren g014029 1. Plaats de accu in de accubak en zorg ervoor dat de accupolen weg van de sproeier wijzen. 2. Sluit de pluskabel (rood) aan op de pluspool (+) van de accu en de minkabel (zwart) op de minpool (–) van de accu met behulp van de bouten en de moeren. 3. Schuif het isolatorkapje over de pluspool van de accu heen. 4. Plaats het accudeksel en bevestig het met de band die u eerder verwijderd hebt (Figuur 91). Figuur 91 1. Accudeksel 3. Sluiting 2.
Onderhoud aandrijfsysteem De wielen/banden controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren—Draai de wielmoeren aan. Om de 100 bedrijfsuren—Draai de wielmoeren aan. Om de 100 bedrijfsuren—Conditie en afslijting van de banden controleren. g238952 Draai de moeren van de voorwielen vast met een torsie van 75 tot 102 N·m en de moeren van de achterwielen met een torsie van 95 tot 122 N·m. Figuur 93 1. Vulplug (bovenaan) 2.
de vulplug en de controleplug en laat al het smeermiddel weglopen (Figuur 96). 95); zie Aanbevolen smeermiddel van de planeetwielaandrijving (bladz. 70). g238951 Figuur 96 1. Vulplug 4. Opening van aftapplug (smeermiddel planeetwiel) 2. Opening van vulplug (smeermiddel planeetwiel) 5. Aftapplug 3. Opening van controleplug (smeermiddel planeetwiel) 6. Controleplug g238948 Figuur 95 1. Vulplug 3. Controleplug 2. Opening van vulplug (smeermiddel planeetwiel) 5. 6. 7. 3.
Planeetwielaandrijving met hoeveelheid smeermiddel Opmerking: De afstand tussen de voorkant van de wielen moet 0 tot 3 mm korter zijn dan de afstand tussen de achterkant van de voorwielen. 0,62 liter; zie Aanbevolen smeermiddel van de planeetwielaandrijving (bladz. 70) De planeetwielaandrijving vullen met smeermiddel 1. Giet traag de aanbevolen transmissieolie in de opening van de vulplug; zie Figuur 95 in Het smeermiddel van de planeetwielaandrijving controleren (bladz. 70).
Onderhoud koelsysteem oververhitte motor giet, bestaat de kans dat het motorblok gaat scheuren. Veiligheid van het koelsysteem 1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak. 2. Stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 3. Verwijder voorzichtig de doppen van de radiateur en de expansietank (Figuur 100). • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten bereik van kinderen en huisdieren houden.
Hoeveelheid koelvloeistof vullen. Hierdoor kan de koelvloeistof uitzetten zonder dat deze overloopt als de motor warm wordt. 5,5 liter; zie Aanbevolen koelvloeistof (bladz. 73) De koelvloeistof verversen Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Koelvloeistof (zoals voorgeschreven door fabrikant) controleren en indien nodig verversen.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen Remmen afstellen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Als de vrije slag van het rempedaal meer dan 25 mm bedraagt voordat u weerstand voelt, moeten de remmen als volgt worden afgesteld: 1. Plaats de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, zet de spuitpomp af, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Plaats blokken onder de wielen blokkeren om te voorkomen dat de machine gaat rollen. 4.
4. Plaats een breekijzer tussen de wisselstroomdynamo en de motor en wrik de wisselstroomdynamo voorzichtig naar buiten toe. Onderhoud hydraulisch systeem 5. Als de juiste spanning is verkregen, draait u de wisselstroomdynamo en de bouten van de beugel vast om de afstelling te borgen. 6. Draai de borgmoer vast om de afstelling te borgen. Veiligheid van het hydraulische systeem • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid.
schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen. 2. ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt Maak schoon rond de dop van de peilstok van de tank met hydraulische vloeistof en verwijder de dop (Figuur 104).
Hydraulische filters vervangen Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof gebruikt, moet u het hydraulische filter vervangen. Om de 800 bedrijfsuren—Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof, moet u het hydraulische filter vervangen. WAARSCHUWING g013791 Hete hydraulische vloeistof kan ernstige brandwonden veroorzaken. Figuur 106 1.
lopen om lucht uit het hydraulische systeem te verwijderen. 10. Zet de motor af en controleer of het peil van de hydraulische vloeistof correct is en of het systeem lekt; zie Hydraulische vloeistof controleren (bladz. 77). Hoeveelheid hydraulische vloeistof 54 liter; zie Specificaties hydraulische vloeistof (bladz. 76) g014219 Hydraulische vloeistof verversen Figuur 108 1.
Onderhoud van het spuitsysteem De slangen controleren Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren—Controleren of alle slangen en aansluitingen in goede staat verkeren en goed zijn bevestigd. Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—O-ringen in de kleppen controleren en indien nodig vervangen. g033578 Figuur 110 Controleer alle slangen van het spuitsysteem op scheuren, lekken of andere schade. Controleer tegelijkertijd de aansluitingen en fittingen op soortgelijke schade.
3. Het spuitdopfilter vervangen Draai de aftapplug linksom en neem ze van de bak van het drukfilter (Figuur 111). Opmerking: Laat de bak volledig leeglopen. 4. Draai de bak linksom en verwijder hem van de filterkop (Figuur 111). 5. Verwijder het oude drukfilterelement (Figuur 111). Opmerking: Kies de gewenste maasgrootte van het spuitdopfilter voor uw toepassing, zie Een spuitdopfilter kiezen (optioneel) (bladz. 27). 1.
g014220 g013780 Figuur 114 Figuur 113 1. Actuator 4. Borgpen 2. Actuatorstang 5. Pen 3. Behuizing van draaipen van spuitboom 3. Til de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 113), en laat de spuitboom langzaam op de grond zakken. 4. Controleer de pen op beschadigingen en vervang deze indien dit nodig is. 5. Zet een moersleutel op de platte kanten van de actuatorstang om deze te immobiliseren en zet vervolgens de contramoer los zodat de stang met het oog kan worden bewogen (Figuur 114). 1.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 2. Zet de spuitbomen in de spuitstand en ondersteun de spuitbomen met steunen of hijsbanden en hijsvoorzieningen. 3. Verwijder de bout en moer waarmee draaipen bevestigd is, en verwijder de pen (Figuur 115).
Reiniging De vloeistofstroommeter reinigen Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. Bij het schoonmaken van de machine kunt u een doek gebruiken. Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) (vaker bij gebruik van bevochtigbaar poeder). Belangrijk: Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken. Opmerking: Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de machine schoon te maken.
Opmerking: Als de turbine niet vrij draait, geef dan de zeskantige pal aan de onderkant van de turbinenaaf 1/16 draai tot de turbine vrij draait. De mengklep en de spuitboomkleppen reinigen • Reinig de mengklep aan de hand van de volgende hoofdstukken: 1. De klepactuator verwijderen (bladz. 85) 2. De mengverdelerklep verwijderen (bladz. 85) 3. De verdelerklep reinigen (bladz. 87) 4. De verdelerklep monteren (bladz. 88) 5. De mengverdelerklep monteren (bladz. 90) 6.
flenzen van de kop van het drukfilter en de koppelingsadapter (Figuur 118). 3. Verwijder de 2 flensbouten (¼" x ¾") en 2 flensborgmoeren (¼") waarmee de mengklepverdeler bevestigd is aan de klepsteun (Figuur 119). g191303 Figuur 120 g191302 1. Afsluiter omloop spuitboom 3. Snelkoppeling (voedingsslang spuitbom) 2. Snelkoppelingspennen 4. Snelkoppelfitting (mengklepverdeler) 2.
(¼") waarmee de spuitboomklepverdeler bevestigd is aan de klepsteun (Figuur 122). g027562 Figuur 123 1. Klep open 2. g191304 Figuur 122 1. Flensborgmoer (¼" – locatie van klepverdeler van linker- en rechterspuitboom) 4. Flens (koppelingsadapter) 2. Afsluiter omloop spuitboom 5. Pakking 3. Snelkoppelfitting (spuitboomklepverdeler) 6. Flenskopbout (¼" x ¾" – locaties klepverdeler linker- en rechterspuitboom) 5. 2.
De verdelerklep monteren Door de bestuurder verstrekt materiaal: doorzichtig siliconenvet. Belangrijk: Gebruik uitsluitend siliconenvet wanneer u de klep monteert. 1. Controleer de staat van de O-ringen van de uitgaande fitting (alleen spuitboomklepverdeler), de O-ringen van de dopafdichting, de O-ringen van de achterzitting en de kogelzitting op schade of slijtage (Figuur 124 en Figuur 125). Opmerking: Vervang versleten of beschadigde O-ringen en zittingen. g028240 2.
7. Draai de afsluiter zo dat de klep gesloten is (Figuur 123B) 8. Herhaal stap 4 en 5 voor de andere dopaansluiting. De spuitboomverdelerklep plaatsen 1. Lijn de 2 pakkingen die u verwijderd hebt in De spuitboomverdelerklep verwijderen (bladz. 86) uit met de flenzen van de spuitboomklepverdeler (Figuur 127). Opmerking: Zet indien nodig het bevestigingsmateriaal voor de klepverdelers van de linker- en rechterspuitboom los om speling te verkrijgen. g191303 Figuur 128 1. Afsluiter omloop spuitboom 3.
in De spuitboomverdelerklep verwijderen (bladz. 86). 6. Haal de flenskopbouten en flensborgmoeren aan met 19,78 tot 25,42 N·m. 7. Draai de 2 flensklemmen met de hand vast (Figuur 129). 8. Monteer de snelkoppeling van de spuitboomslang op de snelkoppelfitting van de spuitboomklepverdeler; gebruik hierbij de snelkoppelingspen (Figuur 128). 9. Als u het bevestigingsmateriaal van de klepverdelers van de linker- of rechterspuitboom hebt losgezet, dient u de moer en bout aan te draaien tot 19,78-25,42 N·m.
Stalling De behandeling van de spuitmachine voorbereiden Veiligheid tijdens opslag 1. Verplaats de machine naar het gebied met de afvoerplaat, stel de parkeerrem in werking, schakel de spuitpomp uit, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersplaats verlaat. 2. Laat de schoonwatertank leeglopen en laat de tapkraan open. 3. Laat de spuittank zo grondig mogelijk leeglopen. 4.
Onderhoud van het chassis De spuitmachine behandelen 1. Laat de spuitpomp een paar minuten lopen zodat de antivries voor motorvoertuigen door het spuitsysteem en eventueel gemonteerde spuitaccessoires stroomt. 2. Zet de schakelaars van de linker-, middelste en rechterspuitboom AAN. 3. Zet de hoofdschakelaar van de spuitbomen AAN en controleer het volgende: 1. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren (bladz. 24). 2. Controleer de remmen; zie Remmen afstellen (bladz. 75). 3.
3. Zuurpeil controleren. 4. Laad de accu volledig op; zie Accu opladen (bladz. 69). Belangrijk: De accu moet volledig opgeladen zijn, om te voorkomen dat deze bevriest en beschadigd raakt bij temperaturen beneden 0°C. Een volledig opgeladen accu kan ongeveer 50 dagen worden gestald bij temperaturen beneden 4 °C zonder tussentijds te worden opgeladen. Bij temperaturen boven 4 °C moet u om de 30 dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen. De machine beschermen 1.
Problemen, oorzaak en remedie Problemen met de motor en de machine verhelpen Probleem De starter doet de motor niet aanslaan. De motor draait, maar start niet. Mogelijke oorzaak 1. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 1. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 2. Doorgebrande of losse zekering. 3. Accu is leeg. 4. Een defecte startmotor of startmotorsolenoïde. 5. Er zijn inwendige motoronderdelen vastgelopen. 2. Zekering goed inzetten of vervangen. 3.
Probleem De motor raakt oververhit. Mogelijke oorzaak 1. Verkeerd oliepeil in het carter. 1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de volmarkering bereikt. 2. Het koelvloeistofpeil is te laag. 2. Controleer het koelvloeistofpeil en vul indien nodig bij. 3. De belasting verminderen; met een lagere snelheid rijden. 4. Reinig telkens bij gebruik de luchtinlaatroosters. 5. Reinig telkens bij gebruik de koelribben en de luchtkanalen. 3. De motor wordt overbelast. 4. De luchtinlaatroosters zijn vuil. 5.
Problemen met het spuitsysteem verhelpen Probleem Een spuitboom spuit niet. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De elektrische aansluiting op de klep van de spuitboom is vuil of los. 1. De klep met de hand uitschakelen. De elektrische connector op de klep losmaken en alle kabels reinigen; daarna de elektrische connector aansluiten. 2. Een van de zekeringen is doorgebrand (open). 3. Er zit een slang gekneld. 4. Een omloopleiding van de spuitboom is verkeerd ingesteld. 5. De klep van de spuitboom is beschadigd.
Schema's g034336 Schema van de veldspuit (Rev.
Privacyverklaring EEA/VK Toro's gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.
Toro Garantie Garantie gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende 2 jaar of 1.500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.