Form No. 3327-641 13-32G Wheel Horse Rijdende maaimachine met achterin gemonteerde motor Modelnr. 70125—Serienr.
Belangrijk De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger. In sommige landen is het verboden deze machine te gebruiken in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein. De parkeerrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . Benzine aftappen uit de brandstoftank . . . . . . . . . Brandstoffilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van de zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van het maaimes . . . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk. De volgende instructies zijn ontleend aan de CEN norm EN 836:1997. Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen.
• Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Wees extra voorzichtig als u rijdt op met gras begroeide hellingen. Om te voorkomen dat de machine kantelt: Voor ingebruikname • Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten.
• Aandrijving naar werktuigen uitschakelen, motor afzetten en bougiekabel(s) losmaken of sleuteltje uit het contact verwijderen Veilige Bediening Toro Rijdende Maaimachine – voordat u verstoppingen losmaakt of de afvoertunnel ontstopt; De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-norm.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 105-0531 105-0529 1. Maaimes uitschakelen. 1. Waarschuwing—Raak het hete oppervlak niet aan. 105-0532 1. Maaimes inschakelen. 105-0535 1. Grasvanger vol 105-0530 2. Rijrichting machine achteruit 1. Maaihoogte 106-2940 1.
Benzine en olie Aanbevolen benzine Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. Belangrijk Nooit methanol, benzine die methanol bevat of gasohol met meer dan 10% ethanol, gebruiken, daar deze het brandstofsysteem van de motor kunnen beschadigen. Geen olie bij de benzine mengen. 105-0538 1. Versnellingen van transmissie Gevaar 2. Neutraalstand 3.
Gebruik van stabilizer/conditioner Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen: Veiligheid staat voorop • Houdt de benzine vers gedurende stalling van 90 dagen of minder. Voor langere stalling wordt aanbevolen alle benzine uit de tank af te tappen. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en –stickers in het hoofdstuk Veilige bediening.
Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. 2 1. Til de stoel op en draai de 4 bouten los (Fig. 3). 2. Verschuif de zitting in de gewenste positie en draai de bouten weer vast. 3 1 Figuur 4 1. Uitgeschakeld 2. Ingeschakeld 1 3.
Starten en stoppen van de motor Starten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 2. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in werking stellen, blz. 11. Opmerking: De motor start alleen wanneer u het rempedaal intrapt. 1 2 3. Zet de rijsnelheidhendel in de neutraalstand (N) (Fig. 6). 3 Figuur 8 1. Choke 2. Snel 1 3. Langzaam 6. Draai het contactsleuteltje naar rechts en houd het sleuteltje op Start (Fig. 9). Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat.
Het veiligheidssysteem Gevaar Voorzichtig Wanneer u achteruit rijdt terwijl het maaimes of een ander werktuig in gebruik is, bestaat het gevaar dat u een kind of een andere omstander overrijdt, met ernstig letsel of de dood tot gevolg. Niet–aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Niet in de achteruit-stand maaien, tenzij dat strikt noodzakelijk is.
3. Draai het KeyChoice-sleuteltje om. blijven lopen. Schakel vervolgens de aftakas in en kom voorzichtig overeind uit de stoel; de motor moet nu stoppen. Als de motor niet afslaat, moet u de motor afzetten en het interlocksysteem laten repareren door een erkende Toro-dealer. Als de motor afslaat wanneer u de stoel verlaat, functioneert het interlocksysteem naar behoren en kan de tractor veilig worden gebruikt. Een rood lampje op het voorste paneel gaat branden (Fig.
De machine stoppen Machine met de hand duwen Om de machine te stoppen, moet u het rempedaal intrappen, de versnelling in de neutraalstand zetten, de aftakas uitschakelen, en het contactsleuteltje op Uit draaien om de motor af te zetten. Als u de machine onbeheerd laat, moet u tevens de parkeerrem in werking stellen; zie Parkeerrem in werking stellen, blz. 11. Denk erom dat u het sleuteltje uit het contact haalt. Belangrijk U moet de machine altijd met de hand duwen. U mag de machine nooit slepen.
Maai met de juiste regelmaat Normaal gesproken om de 4 dagen. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later op een lagere maaihoogte.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste vijf bedrijfsuren Na elk gebruik Onderhoudsprocedure • Motorolie verversen. • • • • • • De bandenspanning controleren. Motoroliepeil controleren. Veiligheidssysteem controleren. Maaikast reinigen. De parkeerrem controleren. Controleren op losse onderdelen. Om de 5 bedrijfsuren • Maaimes controleren.
Motoroliepeil controleren 4. Peilstok eruit draaien en metalen deel met een doek schoonvegen (Fig. 14). Controleer het oliepeil om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. 5. Peilstok helemaal in de vulbuis draaien (Fig. 14). Peilstok opnieuw eruit draaien en oliepeil op metalen deel controleren. Als het oliepeil te laag is, moet u langzaam net genoeg olie in de vulbuis gieten tot het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren en daarna om de 50 bedrijfsuren.
Onderhoud van de accu Accu monteren Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Gebruik een tissue om de accu en de accubak schoon te maken. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen. 1. Plaats de accu in de accubak in het chassis. 2. Bevestig de pluskabel (rood) met behulp van de bout, de ringen en de moer aan de pluspool (+) van de accu.
Accu bijvullen met water 3. Zorg ervoor dat de vuldoppen op de accu zijn geplaatst. Laad de accu één uur op bij 25–30 A of 6 uur bij 4–6 A. De accu niet te ver opladen. U kunt de accu het best bijvullen met gedistilleerd water net voordat u het voertuig gaat gebruiken. Het water vermengt zich dan goed met het accuzuur. 4. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de oplader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Fig. 17). 1.
Onderhoud van het luchtfilter 4. Schuif het schuimelement voorzichtig van het papierelement af (Fig. 19). Schuimelement: Om de 25 bedrijfsuren reinigen en met olie bestrijken. 1 Papierelement: Om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks vervangen, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen (om de paar uren) als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. 2 Schuim- en papierelement verwijderen 1.
Schuimelement en papierelement reinigen Schuimelement en papierelement installeren 1. Schuimelement Belangrijk Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. A. Schuimfilter in warm water met vloeibare zeep wassen. Grondig in schoon water uitspoelen. 1. Schuif het schuimelement voorzichtig over het papierelement (Fig. 19). B. Schuimfilter in een schone doek wikkelen en droogknijpen. 2.
2 Onderhoud van de bougie 3 1 Vervang de bougie om de 100 bedrijfsuren. Controleer de bougie om de 25 bedrijfsuren. Controleer of de elektrodenafstand correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. 0,762 mm Type: Champion RJ-19LM (of equivalent type) m–1870 Figuur 24 Elektrodenafstand: 0,762 mm 1. Centrale elektrode met isolator 2. Massa-elektrode Bougie verwijderen 1.
De parkeerrem controleren Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. U moet de parkeerrem elke dag controleren om er zeker van te zijn dat deze goed werkt. 1 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Als de achterwielen blokkeren en slippen wanneer u de tractor naar voren probeert te duwen, is geen afstelling nodig.
Onderhoud van de zekeringen De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet de bedrading op kortsluiting worden gecontroleerd. Om een zekering (Fig. 26) te vervangen, trekt u de zekering omhoog uit de houder. U plaatst de zekering door deze omlaag in de houder te drukken. 2 1 Zekeringen: 7.5 Amp, mes-type. 3 1 m–151 Figuur 27 1. Snijrand 2. Gebogen deel 3. Slijtage/groefvorming Het maaimes verwijderen 1.
Het maaimes slijpen Maaidek horizontaal stellen 1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Fig. 29). Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. Als de machine ongelijkmatig maait en het maaimes is niet krom, moet u het maaidek horizontaal stellen. 1.
Onderkant van maaimachine wassen Waarschuwing Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan uitgeworpen voorwerpen of contact met het maaimes veroorzaken. Contact met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen zal ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Telkens nadat u het maaidek heeft gebruikt, moet u de onderkant van de machine wassen om te voorkomen dat er zich gras verzamelt. Hierdoor wordt gras beter fijn gemaakt en het maaisel beter verstrooid. 1.
Reiniging en stalling D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. E. Bedien de choke of hulpstarter. F. Start de motor totdat deze niet meer start. Bedien de hulpstarter, indien aanwezig, diverse malen om er zeker van te zijn dat er zich geen brandstof meer in de hulpstarter bevindt. 2.
1 S B Y A X I I A S S1 (ONTSTEKING) B UIT GEEN AANSLUITING AAN B I A EN X Y START BIS CONTACTSCHAKELAAR GND ZWART ROOD 3 ROOD/ZWART ROOD/ZWART 6 5 ORANJE TURQUOISE 7 ROOD/WIT 8 7,5 A F2 21 3 9 8 2 ROOD 12 V DC ACCU 2 7,5 A F1 9 30 GND WIT/ZWART 29 20 22 23+24 27 GND 19 25 5 3 4 13 BRUIN 14 6 20 7 GND ORANJE ZWART 28 28 ZWART S4 (STOEL) AFGEBEELD ALS BESTUURDER IS NIET OP DE STOEL 2 1 K1 (KILL RELAIS) S7 (ZAK VOL) SCHAKELAAR SLUIT ALS GRAS ZAK IS
Storingen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat l t niet i t aan. De motor start niet,, start moeilijk j off slaat l t af. f De motor verliest vermogen. g Mogelijke oorzaken Remedie 1. De aftakas is Ingeschakeld. 1. Aftakas Uitschakelen. 2. De parkeerrem is niet in werking. 2. De parkeerrem in werking stellen. 3. De accu is leeg. 3. Accu opladen. 4. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 4. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 5.
Probleem De motor raakt oververhit. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De motor is te zwaar belast. 1. Lagere versnelling inschakelen voor lagere rijsnelheid. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 1. Het maaimes is verbogen of niet in balans. 1. Nieuw maaimes monteren. 2. De bevestigingsbout van het maaimes zit los. 2.