FORM NO. 3319-409NL ® Wheel Horse® 12-32 XLE Gazontraktor Model Nr. 71201 - 7901322 & hoger Bedieningshandleiding BELANGRIJK: Handleiding zorgvuldig lezen. Hij bevat informatie voor uw veiligheid en die van anderen. Tevens dient u vertrouwd te raken met de bedieningsorganen en hun juist gebruik alvorens u met de machine kan gaan werken.
Inleiding Gefeliciteerd met uw aankoop van een Toro product. Wij allen bij Toro wensen dat u geheel met uw nieuwe machine tevreden bent. Voor hulp met service, originele Toro onderdelen of eventuele andere inlichtingen bent u altijd welkom bij uw plaatselijke Erkende Servicedealer. Altijd wanneer u zich met de erkende servicedealer of de fabriek in verbinding stelt, het model en serienummer van uw machine opgeven.
Inhoud Pag.
Veiligheid Training Voorbereiding 1. Lees de instructies zorgvuldig door. Zorg dat u goed op de hoogte bent van de besturing en het juiste gebruik van de apparatuur. 1. Draag altijd geschikt schoeisel en een lange broek tijdens het maaien. Bedien de apparatuur niet indien u blootsvoets bent of sandalen draagt. 2. Laat kinderen of personen die niet op de hoogte zijn van deze gebruiksvoorschriften nooit de grasmaaimachine gebruiken.
Veiligheid Gebruik 1. Gebruik de machine niet in een afgesloten ruimte waar zich koolmonoxyde-dampen kunnen verzamelen. 2. Maai alleen bij daglicht of goed kunstlicht. 3. Zet alle hendels van de messenaandrijving in de neutraalstand voordat u de machine gaat starten. 4. Maaien op hellingen: • Maai nooit zijwaarts op hellingen van meer dan 5° • Maai nooit klimmend op hellingen van meer dan 10° • Maai nooit dalend op hellingen van meer dan 15° 5.
Veiligheid (onmiddelijk nakijken). 14. Ontkoppel de aandrijving naar de hulpstukken wanneer de machine vervoerd wordt of niet in gebruik is. 15. Stop de motor en ontkoppel de aandrijving naar de hulpstukken messen, andere messen mee kunnen draaien. 9. Indien de machine geparkeerd, opgeslagen of alleen gelaten wordt moeten de messen neergelaten worden behalve als er een stevige mechanische vergrendeling gebruikt wordt.
Veiligheid Hellingmeter Alle veiligheidsinstructies op pag. 2-4 lezen. DEZE RAND UITLIJNEN MET EEN VERTIKAAL VLAK (BOOM, GEBOUW, HEKPAAL,TELEFOONPAAL ENZ.
Overzicht van gebruikte symbolen Waarschuwingsdriehoek Waarschuwingsdriehoek Lees de gebruiksaanwijzing Lees de technische handleiding voor de juiste onderhoudsprocedures Rondvliegende of weggeworpen voorwerpen - Blootstelling gehele lichaam Blijf op veilige afstand van de machine Blijf op veilige afstand van de machine Houd kinderen op veilige afstand van de machine Omkiepen machine tijdens klimmen Tenen of voet kunnen afgesneden worden door de messen Omkiepen machine tijdens dalen Roterende mes
Veiligheid Snel Brandstof Langzaam Brandstofpeil Brandstofpeil Afname/Toename Inhoud vol Aan/Draaien Inhoud vol Aan/Draaien Koplampen - Groot licht Aan/Draaien Remsysteem Starten motor Remsysteem Stoppen motor Versnelling Aftakas Choke Inschakelen Motortemperatuur Uitschakelen Motorsmering oliedruk Ontgrendelen Motorsmering oliepeil Vergrendelen 7
Veiligheid Meerijden op deze machine is uitsluitend toegestaan op de passagiersstoel en uitsluitend indien de bestuurder niet gehinderd wordt in zijn uitzicht Messenkooi - Basissymbool Afstelling hoogte messenkooi Verbrijzelen vingers of handen - Kracht wordt uitgeoefend van de zijkant Messenkooi - laag Terugslag of opwaartse beweging - Verzamelde energie Messenkooi - opgehaald Afsnijden of bekneld raken voet - Ronddraaiende vijzel Schakel motor uit & verwijder sleutel voordat u onderhoudsof reparati
Benzine en olie Aanbevolen benzine LOODVRIJE normale benzine geschikt voor gebruik in auto’s gebruiken (minimum octaangehalte 85). Als loodvrije normale benzine niet verkrijgbaar is, mag loodhoudende normale benzine gebruikt worden. BELANGRIJK: Nooit methanol, benzine met methanol, of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken, daar anders het brandstofsysteem beschadigd kan worden. Nooit olie met benzine mengen.
Bediening Veiligheid vóór alles! Bedienen van de parkeerrem Alle veiligheidsinstructies zorgvuldig doorlezen. Kennis van deze informatie kan u, uw familie, huisdieren of omstanders helpen om letsel te voorkomen. 1. Koppeling-/rempedaal (Fig. 2) indrukken en ingedrukt houden. Bedieningsorganen 2. Parkeerremhendel (Fig. 2) opheffen en gelijdelijk zijn voet van de koppeling-/rempedaal afnemen. De koppeling-/rempedaal moet in zijn ingedrukte (vergrendelde) stand blijven staan.
Bediening Afstellen van zitplaats Afstellen van kantelbaar stuurwiel De zitplaats kan vooruit en achteruit gezet worden. Zitplaats in een stand zetten waarin men de machine het best onder controle kan houden de die het meest comfortabel is. Op bepaalde modellen kan het stuurwiel omhoog en omlaag gekanteld worden. Stuurwiel in een stand zetten waarin men de machine het best onder controle kan houden en die het meest comfortabel is. 1. Zitplaats omhoog klappen en stelknop (Fig. 3) loszetten. 1.
Bediening Gebruiken van mesbediening (PTO) De mesbediening (PTO = aftakas) schakelt de aandrijving naar de mes(sen) in en uit. Instellen van maaihoogte De maaihoogtehendel (dekhef) wordt gebruikt om de maaier op de gewenste maaihoogte omhoog of omlaag te zetten. 1. De maaihoogte kan op één uit zeven standen gezet worden, van ongeveer 25 tot 102mm. Inschakelen van mes(sen) 1. Koppeling-/rempedaal indrukken om machine te stoppen. 2. Maaihoogtehendel (dekhef) optrekken en op de gewenste stand zetten (Fig.
Bediening Starten en stoppen van motor 2 1 Starten 1. Op zitplaats gaan zitten. 1 2. Parkeerrem bedienen; zie Bedienen van parkeerrem. Opm: De motor kan niet starten tenzij men de parkeerrem bedient of de koppeling-/ rempedaal geheel indrukt. 3 Figuur 7 1. Figuur 8 1. 2. 3. Versnellingshendel 3. De versnellingshendel op neutraal “N” zetten (Fig. 7). 1 4. Mesbedienhendel (PTO) op “DISENGAGED” zetten (Fig. 8). 2 5. Handgas op “CHOKE” zetten (Fig. 9).
Bediening Veiligheidsschakelaars Doel van de veiligheidsschakelaars De veiligheidsschakelaars zijn bedoeld om te voorkomen dat de motor start tenzij: • De koppeling-/rempedaal ingedrukt is • De mesbedieningshendel (PTO) op “DISENGAGED” staat De veiligheidsschakelaars zijn bedoeld om de machine te stoppen wanneer men van de zitplaats opstaat en de koppeling-/rempedaal omhoog staat of het mes “ENGAGED” gekoppeld is.
Bediening Vooruit of achteruit rijden Het handgas regelt het toerental van de motor (gemeten in omwentelingen per minuut). Om vooruit of achteruit te gaan, koppeling-/rempedaal indrukken. Versnellingshendel op de gewenste versnelling vooruit of achteruit zetten. Terwijl men de pedaal langzaam laat opkomen, begint de machine te bewegen. Machine sturen met het stuurwiel.
Bediening Zijlossen of gras mulchen GEVAARLIJK POTENTIEEL GEVAAR • Zonder de grasleiplaat, uitwerpkap of complete grasvanger op hun plaats aangebracht, zijn de bediener en anderen blootgesteld aan contact met de messen en weggeslingerde voorwerpen. WAT KAN ER GEBEUREN • Contact met ronddraaiende maaimes(sen) en weggeslingerde voorwerpen kunnen letsel veroorzaken of dodelijke afloop hebben.
Bediening Wenken voor grasmaaien Handgas op snel instellen Voor beste maairesultaten en maximum luchtcirculatie, motor met handgas op “FAST” laten lopen. Lucht is vereist om het gras goed te maaien: daarom de maaihoogte niet te laag instellen of de maaier geheel met ongemaaid gras omringen. Altijd proberen één zijde van de maaier van het ongemaaide gras vandaan te laten wijzen, zodat lucht onder de maaier binnengezogen kan worden.
Onderhoud Onderhoudsschema ONDERHOUDSTAAK Elk gebruik Olie—eerste verversing 5 uur 25 uur Winterstall Voorjaars Oping onderonderhoud merkingen houd X Olie—periodieke verversing X Olie—peil controleren X Veiligheidsschakelaars—controleren X X X X Maaimes—controleren X X X Rem—controleren X X X Chassis—smeren X X Schuimstof luchtfilter—onderhoud plegen X X Papieren luchtfilter—vervangen X Bei staubigen, schmutzigen Bedingungen haufiger X X X Drijfsnaren—controleren op slijta
Onderhoud Smering Onderhoudsbeurt/Specificatie Machine elke 25 bedrijfsuren of eenmaal per jaar smeren, welk van de twee het eerst plaatsvindt. Onder uiterst stoffige of zanderige omstandigheden vaker smeren. Vet-type: Universeel vet. Hoe te smeren Figuur 13 1. Mesbediening (PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal schakelen, parkeerrem bedienen en contactsleutel op “OFF” draaien om motor te stoppen. 2. Achteras met 3-4 slagen van de vetspuit smeren (Fig. 13). 2. Smeerpunten met een doek reinigen.
Onderhoud Bandenspanning rem bijgesteld worden. Zie Afstellen van de rem. Onderhoudsbeurt/Specificatie Afstellen van de rem Luchtdruk in voor- en achterbanden zoals gespecificeerd onderhouden. Bandenspanning elke 25 uur of jaarlijks, welk van de twee het eerst plaatsvindt, bij het ventiel controleren. Banden controleren wanneer zij koud zijn om de nauwkeurigste spanning af te lezen. 1. Rem controleren alvorens af te stellen; zie Controleren van de rem. Druk 0,85 bar (`12,5 psi) voor en achter. 2.
Onderhoud Zekering 5 5 Onderhoudsbeurt/Specificatie 3 De electrische installatie wordt beveiligd door een zekering. Deze vereist geen onderhoud, maar als de zekering echter doorbrandt kan de startmotor de motor niet starten. Om de zekering te vervangen, deze uittrekken (Fig. 16) om te verwijderen of te vervangen. Druk de sekering naar beneden om deze te installeren. 1 4 2 4 Zekering: 10 A mespatroon. Figuur 17 1. 2. 3. Lamphouder Reflector Lippen 4. 5.
Onderhoud Accu Inbouwen van accu Onderhoudsbeurt/Specificatie Elke vijf uur. zuurpeil in accu controleren. Accu altijd schoon en volledig geladen houden. Accu en accukast met een papieren handdoek reinigen. Als de accupolen gecorrodeerd zijn, deze reinigen met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Accupolen licht invetten om corrosie te vermijden. Spanning 12V, koudstartvermogen 160A 1.
Onderhoud Controleren van zuurpeil 4. Vuldoppen op de accu terugschroeven. 1. Zitplaats vooruit kantelen om accu te zien. Laden van accu 2. Naar de zijkant van de accu kijken. Het zuurpeil moet tot de “BOVENSTE” lijn staan (Fig. 21). Nooit het zuurpeil tot onder de “ONDERSTE” lijn laten dalen (Fig. 21). 3. Als het zuurpeil laag is, de vereiste hoeveelheid gedistilleerd water bijvullen; zie Accu met water bijvullen. BELANGRIJK: Accu altijd onder volle lading houden (soortelijk gewicht 1,260).
Onderhoud Bougie Controleren van bougie Onderhoudsbeurt/Specificatie Na elke 100 bedrijfsuren een nieuwe bougie installeren. Bougie elke 25 bedrijfsuren controleren. Controleren dat de luchtspleet tussen de midden- en zij-electrode correct is alvorens de bougie te installeren. Voor uitnemen en inzetten van bougie een bougiesleutel gebruiken, en een voelermaatje voor controleren en afstellen van de luchtspleet. Type: Champion RJ-19LM (of gelijkwaardig) Luchtspleet: 0,762mm 1.
Onderhoud Brandstoftank filter te bevestigen. Aftappen van brandstoftank GEVAARLIJK POTENTIEEL GEVAAR • Onder bepaalde omstandigheden is benzine uiterst brandbaar en zeer explosief. 2 1 WAT KAN ER GEBEUREN • Brand of explosie van benzine kan u en anderen branden en beschadiging van eigendom veroorzaken. HOE HET GEVAAR TE VERMIJDEN • • • 3 Figuur 24 1. 2. Slangeklem Brandstofleiding 3. Filter Benzine uit brandstoftank aftappen wanneer de motor koud is. Dit buiten in een open ruimte doen.
Onderhoud Handgas en choke Normaal hoeven de handgas en choke niet bijgesteld te worden. De afstelling hiervan moet echter gecontroleerd worden: • Alvorens de carburateur bij te stellen. • Als de motor moeilijk start. Controleren en afstellen van handgas en choke 1. Mesbediening (PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal zetten, handrem bedienen en contactsleutel op “OFF” draaien om motor te stoppen. 2. Motorkap openen. 3. Controleren van handgas instelling: A.
Onderhoud Carburateur Voor afstellen van de carburateur heeft men een toerenteller nodig om het stationairtoerental in te stellen. Als men geen toerenteller of de vereiste speciale kennis bezit om de carburateur af te stellen, dient men een erkende servicedealer te raadplegen. 1 3 2 BELANGRIJK: Alvorens men de carburateur afstelt: (1) Handgas controleren en eventueel bijstellen; zie Handgas en choke, en (2) het luchtfilter controleren en eventueel reinigen, zie Luchtfilter..
Onderhoud Luchtfilter 4. Schuimelement voorzichtig van papieren element af schuiven (Fig. 28). Onderhoudsbeurt/Specificatie 1 Schuimstofelement: na elke 25 bedrijfsuren vervangen. Papieren element: Elke 100 bedrijfuren of jaarlijks vervangen, welk van de twee het eerst plaatsvindt. Opm: Luchtfilter vaker onderhouden (elke paar uur) als bedrijfsomstandigheden uiterst stoffig of zanderig zijn. 2 Uitnemen van schuimstof en papieren element Figuur 28 1. 1.
Onderhoud Reinigen van schuim- en papieren element 1. Schuimelement A. Schuimstofelement in vloeibare zeep en warm water wassen. Wanneer element schoon is, grondig uitspoelen. 1 B. Element drogen door in een schone doek uit te knijpen. 2 C. 25 à 50cc olie op het element aanbrengen (Fig. 30). Element knijpen om olie te verdelen. BELANGRIJK: Schuimstofelement vervangen als het gescheurd of versleten is. Figuur 31 1. Papieren element 2.
Onderhoud Motorolie Peilstok weer losschroeven en naar metalen einde kijken. Als oliepeil laag is, langzaam slechts genoeg olie in de vulpijp gieten om het peil tot het “FULL” streepje te laten stijgen. Onderhoudsbeurt/Specificatie Olie verversen: • Na de eerste 5 bedrijfsuren • Elke 25 bedrijfsuren. BELANGRIJK: Carter niet met te veel olie vullen, anders kan de motor beschadigd worden. 1 Opm: Olie vaker verversen wanneer bedrijfsomstandigheden uiterst stoffig of zanderig zijn.
Onderhoud 6. Langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie in de vulpijp gieten (Fig. 32). Dan oliepeil controleren, zie Controleren van oliepeil. 2 1 Figuur 33 1. Olieaftapplug 2.
Onderhoud Maaimes Om de hoogste maaikwaliteit te verzekeren, mes(sen) scherp houden. Voor gemakkelijker slijpen en verwisselen, wordt aanbevolen een extra mes in huis te hebben. 1 2 WAARSCHUWING 3 POTENTIEEL GEVAAR • Een mes dat versleten of beschadigd is kan breken en delen kunnen weggeslingerd worden en omstanders of uzelf raken terwijl u met de maaier werkt. WAT KAN ER GEBEUREN • Weggeslingerde mesdelen kunnen u of omstanders ernstig verwonden of doden.
Onderhoud Slijpen van de mes(sen) Montage van de mes(sen) 1. De snijrand aan beide einden van het mes met een vijl slijpen (Fig. 36). De oorspronkelijke hoek handhaven. Het mes blijft in evenwicht als aan beide einden evenveel materiaal verwijderd wordt. 1. Mes, meshouder, schotelring (holle zijde naar mes toe gericht) en mesbout monteren (Fig. 35). BELANGRIJK: Het gebogen deel van het mes moet naar het binnenste van de maaier toe wijzen om juist maaien te verzekeren. 2.
Onderhoud Uitbouwen van maaier ATTENTIE 1. Machine op vlakke grond parkeren, mesbediening (PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal zetten, handrem bedienen en contactsleutel op “OFF” draaien om motor te stoppen. 2. Sleutel uit contactslot nemen en kabel van bougie losmaken. 3. Maaihoogtehendel (dekhef) op stand “D” zetten. 4. Maaihoogte hefveer van zijn bevestigingsbout afnemen (Fig. 38), met behulp van de met de maaier meegeleverde veertrekker. De veer zit tussen het frame en rechterachterwiel.
Onderhoud 7. Bouten en borgmoeren verwijderen en de twee maaierdraaipuntbeugels van de vooras aftrekken (Fig. 30). 10. Maaiersnaar van onderste motorpoelie afnemen (Fig. 42). Als men voorzichtig te werk gaat, kan men de snaargeleider(s) juist ver genoeg van de poelie weg forceren om de snaar af te nemen. Als het te moeilijk is de snaar te verwijderen, de bevestigingsbouten en -moeren van de snaargeleiders verwijderen.
Onderhoud Inbouwen van de maaier 5. Maaierdraaipuntbeugels met bouten en borgmoeren op de vooras monteren (Fig. 43). 1. Maaier op vlakke grond parkeren, mesbediening (PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal zetten, handrem bedienen en contactsleutel op “OFF” draaien om motor te stoppen. 2. Sleutel uit contactslot nemen en kabel van bougie losmaken. 3. Voorwielen geheel naar links draaien en maaier vanaf de rechterkant onder het chassis schuiven. 4. Maaiersnaar op onderste motorpoelie aanbrengen (Fig.
Onderhoud 9. Mesbedieningskabel rond de twee leirollen leiden en het einde in het gat van de tussenwielarm op de maaier vasthaken (Fig. 45). 11. Hefveer op bevestigingsbout vasthaken (Fig. 46) met behulp van de met de machine meegeleverde veertrekker. 1 1 2 2 3 Figuur 45 1. Haarspeldspie en ring 2. Stang 10. Maaihoogtehendel (dekhef) op stand “D” zetten om montage van de hefveer te vergemakkelijken. Figuur 46 1. 2. Veer Bout 3. Veertrekker 12.
Onderhoud Mesdrijfsnaar Verwijderen van mesdrijfsnaar 1 1. Maaier uitbouwen; zie Uitbouwen van maaier. 2. Montagebouten van snaargeleider loszetten en snaargeleiders van poelie vandaan zetten (Fig. 47). 2 2 3. Bevestigingsbout en moer van tussenpoelie en snaargeleider loszetten, maar niet afnemen (Fig. 47). 3 3 Figuur 47 4. Snaar van poelies afnemen. Bovenaanzicht Installeren van mesdrijfsnaar 1. Nieuwe snaar rond mespoelie en binnen beide snaargeleiders installeren (Fig. 47). 2.
Onderhoud Dwarsvlakstellen van maaier Deze procedure nu aan de andere kant uitvoeren. 2 De maaiermessen moeten in dwarsrichting vlak staan. Telkens wanneer men de maaier inbouwt of wanneer men ongelijkmatig maaien van het gras constateert, dwarsvlakstelling controleren. Alvorens de maaier vlak te stellen, de voor- en achterbanden oppompen tot 0,85 kPa. 3 1.
Onderhoud Meshelling in lengterichting Telkens wanneer men de maaier inbouwt, meshelling in lengterichting controleren. Alvorens de helling te controleren, voor- en achterbanden oppompen tot 0,85 kPa. Als de voorkant van de maaier meer dan 15,875mm lager dan de achterkant staat, de meshelling als volgt bijstellen: 1. Machine op vlakke grond parkeren, mesbediening (PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal zetten, handrem bedienen en contactsleutel op “OFF” draaien om motor te stoppen. 6.
Onderhoud BELANGRIJK: Als de hellingafstelling na instellen niet op zijn plaats blijft staan, de middenbout en borgmoer aantrekken en stap 9 opnieuw uitvoeren. 3 4 2 B 2 3 1 Figuur 53 1. 2. 3 Maai-unit scharnierstuk Borstbout 3. 4. Borgmoer Maai-unit 15. VoornaarAchter helling nogmaals controleren; zie stap 5. 1 A Figuur 52 1. Hellingstelmoer (links) A=Omlaag voor maaier omhoog B=Omhoog voor maaier omlaag 2. 3. Bout en borgmoer Maaierscharnierbevestiging 16.
Onderhoud Het wassen van de onderzijde van de maaier Telkens als u de maaier gebruikt heeft, moet u de onderkant van de maaier afspoelen om te voorkomen dat grasresten zich op kunnen hopen. Door het apparaat schoon te houden krijgt u de beste vermaling en afvoer van het gras. 1. Parkeer de machine op een hard en horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de contactschakelaar in de "OFF/AF" positie om de motor te stoppen. Figuur 54 1. 2. 3.
Onderhoud Stalling 1. Vuil en kaf van de koelribben van de cilinder en ventilatorhuis verwijderen. Eveneens gemaaid gras, vuil en vet van alle uitwendige delen van machine verwijderen, speciaal van de motor, beplating en bovenkant van maaier. BELANGRIJK: Men kan de machine met een mild vatenwasmiddel en water wassen. Machine niet met water onder druk wassen. Overmatig gebruik van water vermijden, speciaal in nabijheid van instrumentenbord, koplampen en accu. 2.
Storingzoeken PROBLEEM Starter slingert motor niet aan. MOGELIJKE OORZAKEN 1. Mesbediening (PTO) is GEKOPPELD. 2. Parkeerrem niet aangelegd. 3. Accu is ontladen. 4. Electrische aansluitingen gecorrodeerd of los. 5. Zekering doorgebrand. 6. Relais of schakelaar defect. Motor slaat niet aan, moeilijk te starten of blijft niet lopen. 1. Bediener zit niet op zitplaats. 2. Brandstoftank leeg. 3. Luchtfilter vuil. 4. Bougiekabel los of niet aangesloten. 5. Bougie geput, vuil of luchtspleet incorrect. 6.
Onderhoud PROBLEEM Motor oververhit. MOGELIJKE OORZAKEN 1. Motor overbelast. 2. Oliepeil in carter laag. 3. Koelribben en luchtkanalen onder motorventilatorhuis verstopt. Abnormale trilling. 1. Maaimes(sen) verbogen of uit evenwicht. 2. Mesbevestigingsbout los. 3. Motorbevestigingsbouten los. 4. Motorpoelie, tussenpoelie of mespoelie los. 5. Motorpoelie beschadigd. Mes(sen) draaien niet. Machine rijdt niet. Ongelijkmatige maaihoogte 1. Mesdrijfsnaar versleten, los of gebroken. 2.