Form No. 3326-528 16-38HXLE Wheel Horse Gazontractor Modelnr. 71242—Serienr.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002. Het koelsysteem reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bandenspanning controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . Benzine aftappen uit de brandstoftank . . . . . . . . . . Brandstoffilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Transaxle-vloeistof controleren . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van de zekering . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van de koplampen . . . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder: De volgende instructies zijn ontleend aan de CEN norm EN 836:1997. Modelnr.: Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen. Serienr.
• Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere voorzichtigheid. Om te voorkomen dat de machine kantelt: Voor ingebruikname • Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten.
• Aandrijving naar werktuigen uitschakelen, motor afzetten en bougiekabel(s) losmaken of sleuteltje uit het contact verwijderen Veilige bediening Toro rijdende maaimachine – voordat u verstoppingen losmaakt of de afvoertunnel ontstopt; De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-norm.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 99-2986 1. Ledematen kunnen bekneld raken/ afgesneden worden—Kijk achterom en naar beneden als u achteruit rijdt. 2. Schakel de functie voor werken-in-achteruit-stand niet in als er kinderen of omstanders in de buurt zijn. 3. Houd kinderen uit de buurt. 92-5730 1. Choke 2.
93-6674 1. Vingers of handen kunnen bekneld raken—Lees de gebruikershandleiding voor de juiste onderhoudswerkzaamheden. 99-5340 1. KeyChoice-sleuteltje—omdraaien als u wilt maaien in de achteruit-stand. 104-4164 1. Bevat lood—Werp de accu niet in het afval. 2. Recyclen 3. Draag oogbescherming— Explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken. 4. Geen vonken of vuur en niet roken 5. Zwavelzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 6.
99-8141 1. Koplampen 2. Motor uit 3. Motor aan 4. Motor starten 5. Lampje werken-inachteruit-stand 93-6676 1. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de koppeling/ het rempedaal intrappen, de parkeerremhendel omhoog zetten en uw voet van de koppeling/het rempedaal nemen. 2. Om de parkeerrem vrij te zetten, trapt u de koppeling/het rempedaal in. 3. Om vooruit te rijden moet u de bovenkant van het tractiepedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. 4.
Benzine en olie Aanbevolen benzine Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. Belangrijk Nooit methanol, benzine die methanol bevat, of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken, daar deze het brandstofsysteem van de motor kunnen beschadigen. Geen olie bij de benzine mengen. 100-7449 1. Trek de hendel uit om de tractor te duwen. 2. Duw de hendel in om de tractor te laten rijden.
Gebruik van stabilizer/conditioner Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen: • Houdt de benzine vers gedurende stalling van 90 dagen of minder. Als u de maaimachine langer wilt stallen, moet u de benzine aftappen. Veiligheid staat voorop Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies in het hoofdstuk Veilige Bediening.
Parkeerrem Bestuurdersstoel instellen Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. Parkeerrem in werking stellen 1. Til de stoel op en draai de instelknop los (Fig. 4). 1. Trap het rempedaal (Fig. 3) in en houd dit ingetrapt. 2.
Bediening van de aftakas De maaihoogte instellen Met de maaikoppelingshendel (aftakas) schakelt u de aandrijving naar het maaimes (de maaimessen) in of uit. Met de maaihoogtehendel (maaikastverstelling) stelt u de maaimachine op de gewenste maaihoogte in. Maaimes(sen) inschakelen 1. De maaihoogte kan in zeven standen worden gezet, van ongeveer 25 tot 102 mm. 2. Trek aan de maaihoogtehendel en zet deze in de gewenste stand (Fig. 6). 1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen. 2.
1 Starten en stoppen van de motor 2 Starten 3 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 2. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in werking stellen, blz. 14. 1859 Figuur 9 Opmerking: De motor start alleen wanneer u de parkeerrem in werking hebt gesteld of het rempedaal helemaal ingetrapt houdt. 1. Choke 2. Snel 3. Langzaam 3. Zet de aftakas in de stand Uitgeschakeld (Fig. 8). 4. Zet de gashendel op Choke (Fig. 9).
KeyChoice -schakelaar instellen voor werken in de achteruit-stand 3. Draai het KeyChoice-sleuteltje om. Een rood lampje op het voorste paneel gaat branden (Fig. 12) om aan te geven dat de interlockschakelaar is uitgezet. Dankzij een interlockschakelaar op de tractor wordt de aftakas uitgeschakeld als u achteruit rijdt. Als u de machine in de achteruit-stand zet terwijl de aftakas is ingeschakeld (dat wil zeggen als er maaimessen of andere werktuigen in gebruik zijn), zal de motor afslaan.
Vooruit en achteruit rijden 3. Stel de parkeerrem in werking en schakel de aftakas uit. Start de motor. Als de motor loopt, zet u de parkeerrem vrij en komt u iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet nu stoppen. Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op Snel om de beste prestaties te verkrijgen. 4.
Zijafvoer of fijnmaken van gras Afvoerafsluiter plaatsen Om een maaimachine met zijafvoer gemaaid gras fijn te laten maken, plaatst u de afvoerafsluiter in de opening aan de zijkant van de maaimachine. Gevaar Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter of complete grasopvangbak kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met draaiende maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. 1.
Maaitips Gras niet te kort afmaaien Snel-stand gashendel Als de maaibreedte van de maaimachine groter is dan die van de maaimachine die u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid. Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie, moet u de gashendel op Snel zetten.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste vijf bedrijfsuren Na elk gebruik Onderhoudsprocedure • Motorolie verversen. • • • • Het motoroliepeil controleren. Veiligheidssysteem controleren. Maaikast reinigen. Accuzuur controleren. Om de 5 bedrijfsuren • Remmen controleren. • Maaimes controleren. Om de 25 bedrijfsuren • • • • Om de 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen.
Motorolie controleren Oliepeil controleren Controleer het oliepeil om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Olie verversen • Na de eerste 5 bedrijfsuren 2. Open de motorkap. • Om de 50 bedrijfsuren 3. Maak de omgeving van de peilstok (Fig. 17) schoon, zodat er geen vuil in de vulopening kan komen, wat in motorschade kan resulteren.
Olie verversen/aftappen Motoroliefilter vervangen 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme olie kan beter afgetapt worden. Vervang het oliefilter om de 100 bedrijfsuren of om de olieverversingsbeurt. 2. Parkeer de machine zo dat de linkerkant iets lager staat dan de rechterkant, zodat alle olie eruit kan lopen. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. Maak de bougiekabel los van de bougie.
Onderhoud van de accu Waarschuwing Waarschuwing Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de tractor en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
Zuurpeil controleren Accu bijvullen met water 1. Klap de zitting naar voren. Hieronder bevindt zich de accu. U kunt de accu het best bijvullen met gedistilleerd water voordat u het voertuig gaat gebruiken. Het water vermengt zich dan goed met het accuzuur. 2. Kijk aan de zijkant van de accu. Het zuurpeil moet tot aan de Bovenste streep komen (Fig. 20). Het zuurpeil mag niet beneden de Onderste streep komen (Fig. 20). 1. Verwijder de accu uit de tractor; zie Accu verwijderen, blz. 24. 2.
Accu opladen Rem controleren 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Waarschuwing Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. 2. Zet de aandrijfstang in de stand Duwen; zie Machine met de hand duwen, blz. 18. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. 3.
Smeren Schuim- en papierelement verwijderen De machine om de 25 bedrijfsuren of jaarlijks doorsmeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Open de motorkap. 3. Maak de omgeving van het luchtfilter schoon om te voorkomen dat vuil in de motor komt en schade veroorzaakt.
Schuimelement en papierelement reinigen Onderhoud van de bougie Vervang de bougie om de 100 bedrijfsuren. Controleer de bougie om de 25 bedrijfsuren. Controleer of de elektrodenafstand correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. Schuimelement: 1. Schuimfilter in warm water met vloeibare zeep wassen. Grondig in schoon water uitspoelen. 2.
Bougie controleren Het koelsysteem reinigen 1. Bekijk de binnenkant van de bougie (Fig. 27). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. Verwijder elke dag met een droge borstel gras en aangekoekt vuil van de motor. Belangrijk Om verontreiniging van het brandstofsysteem te voorkomen, mag u de motor niet schoonmaken met water. Belangrijk Bougie nooit schoonmaken.
Benzine aftappen uit de brandstoftank Brandstoffilter vervangen Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Gevaar U kunt het brandstoffilter (Fig. 29) het best vervangen als de brandstoftank leeg is. Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren. In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief.
Transaxle-vloeistof controleren Onderhoud van de zekering Controleer het vloeistofniveau om de 100 bedrijfsuren of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Het vloeistofpeil moet altijd tot aan de Vol-markering op de peilstok staan als de transaxle koud is. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet de bedrading op kortsluiting worden gecontroleerd.
Onderhoud van de koplampen Gloeilamp monteren Specificatie: gloeilamp nr. 1156, type voor automobielen 1. Aan de zijkant van de lampvoet zitten metalen pennen. Houd de pennen voor de sleuven in de lamphouder en steek de lampvoet in de houder (Fig. 33). De lamp in de houder drukken en rechtsom draaien tot aanslag. Gloeilamp verwijderen 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 1 2. Open de motorkap.
Onderhoud van het maaimes 4. Controleer alle delen. Bij gebreken of beschadiging onderdelen vervangen. Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u het maaimes (of de maaimessen) scherp houden. Een of meer extra maaimessen vergemakkelijken het slijpen en vervangen. 3 Gevaar 2 Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Verwijderen van de maaieenheid 4 6 1 2 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 5 3 2. Trek de kabel van de bougie. 3. Zet de maaihoogtehendel (maaikastverstelling) in inkeping “D”. m–2384 4. Verwijder de veer van de maaihoogte-instelling van de bout (Fig. 38), met behulp van de bij de tractor geleverde veertrekker.
10. Verwijder de pen en de ring van het uiteinde van de lange stang (Fig. 41). Schuif de stang uit de bevestigingsbeugel van de maaieenheid. Herhaal dit aan de andere kant van de maaieenheid. 14. Verwijder de drijfriem van de maaieenheid van de ondere motorpoelie (Fig. 42). Als u voorzichtig te werk gaat, kunt u de riemgeleider(s) net genoeg van de poelie af drukken, zodat u de aandrijfriem kunt verwijderen.
Monteren van de maaieenheid 2 1 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Trek de kabel van de bougie. 3. Draai de voorwielen helemaal naar links. Schuif de maaieenheid vanaf de rechterkant onder het chassis. 4 1 4. Monteer de drijfriem van maaieenheid op de ondere motorpoelie (Fig. 42).
Drijfriem van maaimes vervangen 12. Schakel de maaikoppelingshendel op het dashboard in. Meet de afstand tussen de uiteinden van de haak van de veer (Fig. 46). Stel de contramoeren in totdat de afstand 150 mm bedraagt (Fig. 46). Drijfriem van maaimes verwijderen 3 1. Verwijder de maaieenheid, zie Verwijderen van de maaieenheid, blz. 34. 4 2. Verwijder de bevestigingsschroeven en de kappen van beide mespoelies (Fig. 47). 1 3.
De maaieenheid horizontaal stellen 5. Verwijder de pen en de ring uit de stelbeugel (Fig. 49). Om de mes(en) te stellen, moet u de stelbeugel in een ander gat plaatsen en de ring en de pen monteren. (Fig. 49). Met een gat aan de voorkant zet u het mes lager en met een gat aan de achterkant zet u het mes hoger. Herhaal dit aan de andere kant van de maaimachine. De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan.
Schuinstand van de maaimachine (lengterichting) Controleer de schuinstand van de maaimachine telkens wanneer u de maaieenheid monteert. Alvorens de schuinstand van de maaimachine te controleren, moet u ervoor zorgen dat de voor- en achterbanden de aanbevolen spanning hebben; zie Bandenspanning controleren, blz. 29. Als de voorkant van de maaimachine niet 3,5–10,5 mm lager staat dan de achterkant, stelt u de schuinstand als volgt in: 2 1 1.
7. Om de schuinstand van de maaimachine bij te stellen, moet u de bevestigingsbouten aan de voorkant een beetje losdraaien (Fig. 52). 3 8. Draai de moeren van de oogbouten om de afstelling te veranderen (Fig. 52). Om de voorkant van de maaimachine hoger te zetten, draait u de moeren van de oogbouten vaster. Om de voorkant lager te zetten, draait u de moeren van de oogbouten losser. 2 9. Nadat u beide oogbouten gelijkmatig hebt afgesteld, controleert u nogmaals de schuinstand van de maaimachine.
Elektrisch schema KEY SWITCH OFF NO CONNECTION ON BIA START AND X Y WIRE COLOR CODES BIS S4 (IGNITION) X A I S I A BU OR R PK PINK BU BK BLACK GY GREY Y YELLOW W WHITE T TAN B VIO VIOLET GN GREEN R RED OR ORANGE KEY SW PK BROWN BLUE S B Y BN F2 R R 10A BATTERY 1 SHOWN WITH S2 (PTO) GND PTO DISENGAGED 2 PK 3 GY FUEL SOLENIOD BU GY T S5 ALTERNATOR F1 VIO SEAT CLOSED WHEN OPERATOR S3 IS IN THE SEAT 10A R STARTER OVER RIDE T R MOMENTARY KEY SW
Reiniging en stalling D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. E. Bedien de choke of hulpstarter. F. Start de motor totdat deze niet meer start. Bedien de hulpstarter, indien aanwezig, diverse malen om er zeker van te zijn dat er zich geen brandstof meer in de hulpstarter bevindt. 2.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. g De motor verliest vermogen. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. Aftakas uitschakelen. 2. De parkeerrem is niet in werking. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. De accu is leeg. 3. Accu opladen. 4. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 4. Controleer of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 5.
Probleem De motor verliest vermogen. De motor raakt oververhit. De machine trilt abnormaal. Het mes (de messen) draait ((draaien)) niet De machine drijft niet aan. De maaimachine maait ongelijkmatig. g j g Mogelijke oorzaken Remedie 5. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 5. Plaats een nieuwe bougie met een correct afgestelde elektrodenafstand. 6. De ventilatieopening in de brandstoftankdop is verstopt. 6. Brandstoftankdop reinigen of vervangen. 7.