FORM NO. 3317–998NL ® Wheel Horse® 267HE Gazontractor Model Nr. 72104—6900001 & hoger Bedieningshandleiding BELANGRIJK: Handleiding zorgvuldig lezen. Hij bevat informatie voor uw veiligheid en die van anderen. Tevens dient u vertrouwd te raken met de bedieningsorganen en hun juist gebruik alvorens u met de machine kan gaan werken.
Inleiding Gefeliciteerd met uw aankoop van een Toro product. Wij allen bij Toro wensen dat u geheel met uw nieuwe machine tevreden bent. Voor hulp met service, originele Toro onderdelen of eventuele andere inlichtingen bent u altijd welkom bij uw plaatselijke Erkende Servicedealer. Altijd wanneer u zich met de erkende servicedealer of de fabriek in verbinding stelt, het model en serienummer van uw machine opgeven.
Inhoud Pag.
Veiligheid Training Voorbereiding 1. Lees de instructies zorgvuldig door. Zorg dat u goed op de hoogte bent van de besturing en het juiste gebruik van de apparatuur. 1. Draag altijd geschikt schoeisel en een lange broek tijdens het maaien. Bedien de apparatuur niet indien u blootsvoets bent of sandalen draagt. 2. Laat kinderen of personen die niet op de hoogte zijn van deze gebruiksvoorschriften nooit de grasmaaimachine gebruiken.
Veiligheid • Maak geen scherpe bochten. Let op bij achteruitrijden. Gebruik 1. Gebruik de machine niet in een afgesloten ruimte waar zich koolmonoxyde-dampen kunnen verzamelen. 2. Maai alleen bij daglicht of goed kunstlicht. 3. Zet alle hendels van de messenaandrijving in de neutraalstand voordat u de machine gaat starten. 4.
Veiligheid 14. Ontkoppel de aandrijving naar de hulpstukken wanneer de machine vervoerd wordt of niet in gebruik is. 15. Stop de motor en ontkoppel de aandrijving naar de hulpstukken 9. Indien de machine geparkeerd, opgeslagen of alleen gelaten wordt moeten de messen neergelaten worden behalve als er een stevige mechanische vergrendeling gebruikt wordt.
Veiligheid Hellingmeter Alle veiligheidsinstructies op pag. 2-4 lezen. DEZE RAND UITLIJNEN MET EEN VERTIKAAL VLAK (BOOM, GEBOUW, HEKPAAL,TELEFOONPAAL ENZ.
Overzicht van gebruikte symbolen Waarschuwingsdriehoek Waarschuwingsdriehoek Lees de gebruiksaanwijzing Lees de technische handleiding voor de juiste onderhoudsprocedures Rondvliegende of weggeworpen voorwerpen - Blootstelling gehele lichaam Verlies van ledematen - De motor van de achterste maaier is in werking tijdens achteruitrijden Blijf op veilige afstand van de machine Blijf op veilige afstand van de machine Houd kinderen op veilige afstand van de machine Rondvliegende of weggeworpen voorwerpen
Veiligheid Snel Brandstof Langzaam Brandstofpeil Brandstofpeil Afname/Toename Inhoud vol Aan/Draaien Inhoud vol Aan/Draaien Koplampen - Groot licht Aan/Draaien Remsysteem Starten motor Remsysteem Stoppen motor Versnelling Aftakas Choke Inschakelen Motortemperatuur Uitschakelen Motorsmering oliedruk Ontgrendelen Motorsmering oliepeil Vergrendelen 7
Veiligheid Meerijden op deze machine is uitsluitend toegestaan op de passagiersstoel en uitsluitend indien de bestuurder niet gehinderd wordt in zijn uitzicht Messenkooi - Basissymbool Afstelling hoogte messenkooi Verbrijzelen vingers of handen - Kracht wordt uitgeoefend van de zijkant Messenkooi - laag Terugslag of opwaartse beweging - Verzamelde energie Messenkooi - opgehaald Afsnijden of bekneld raken voet - Ronddraaiende vijzel Schakel motor uit & verwijder sleutel voordat u onderhoudsof reparati
Benzine en olie Aanbevolen benzine LOODVRIJE normale benzine geschikt voor gebruik in auto’s gebruiken (minimum octaangehalte 85). Als loodvrije normale benzine niet verkrijgbaar is, mag loodhoudende normale benzine gebruikt worden. BELANGRIJK: Nooit methanol, benzine met methanol, of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken, daar anders het brandstofsysteem beschadigd kan worden. Nooit olie met benzine mengen.
Bediening Veiligheid vóór alles! Parkeerrem Lees alle veiligheidsinstructies aandachtig door en bekijk de symbolen onder het hoofdstuk veiligheid. Kennis van deze informatie kan u, uw familie, huisdieren of omstanders helpen om letsel te voorkomen. Wanneer de contactsleutel in de "RUN" of "LIGHTS" stand staat en de parkeerrem wordt aangetrokken, wordt de indicatormodule verlicht.
Bediening alvorens hij gestopt wordt. In geval van nood kan de motor gestopt worden door de contactsleutel op “OFF” te draaien. Starten en stoppen van motor Starten 1. Op zitplaats gaan zitten. 1 2. Parkeerrem bedienen; zie Bedienen van parkeerrem. Opm: De motor kan niet starten tenzij men de parkeerrem bedient of de koppeling-/ rempedaal geheel indrukt. 2 3. Druk de krachtafnemer in de "OFF" stand (Afb. 3). 4. Zet de chokeklep in de "ON" stand (Afb. 3).
Bediening Bediening van de krachtafnemer (PTO) Het veiligheids-interlocksysteem Verklaring van het systeem: De krachtafnemer (PTO) voorziet de elektrische koppeling van vermogen en schakelt deze respectievelijk uit. Wanneer de contactsleutel in de "RUN" of "LIGHTS" stand staat en de PTO is ingeschakeld gaat het PTOlampje op de indicatormodule branden.
Bediening Indicatorcontrolemodule Olie De indicatorcontrolemodule (optioneel bij sommige modellen) (Afb. 7) wordt verlicht als de parkeerrem wordt aangetrokken of de krachtafnemer (PTO) wordt geactiveerd, alsmede wanneer er sprake is van te lage oliedruk, accu, of van een probleem met het vermogen van de wisselstroomdynamo dat onmiddellijke aandacht vereist. De oliepeilverklikker registreert lage motoroliedruk.
Bediening Vooruit of achteruit rijden Stoppen van de machine Het handgas regelt het motortoerental (gemeten in omwentelingen per minuut). Voor beste prestaties, handgas op "FAST" (snel) zetten. Om de machine te stoppen, tractiepedaal laten opkomen, mesbediening (PTO) ontkoppelen, en contactsleutel op "OFF" draaien om motor te stoppen. Als men de machine zonder toezicht achterlaat, tevens parkeerrem bedienen; zie Bedienen van de parkeerrem. Niet vergeten de sleutel uit het contact te nemen.
Bediening Hulpwerktuighefboom Afstemming met de hoogteinstelknop De hulpwerktuighefboom (Afb. 9) wordt gebruikt om de verschillende hulpwerktuigen omhoog te brengen en neer te laten. Het omhoogbrengen van hulpwerktuigen 1. Druk de rempedaal in om de machine tot stilstand te brengen. 2. Trek de hulpwerktuighefboom naar achteren tot de pal vastklikt. Op deze wijze wordt het hulpwerktuig in de omhoog-stand vergrendeld. Het neerlaten van hulpwerktuigen 1.
Bediening Positiebepaling van de zitplaats 1 De zitplaats kan naar voren en achteren worden geschoven. Zet hem vast op de meest comfortabele plaats vanwaar u de machine het beste kunt besturen. 1. Kantel de zitplaats en draai de bijstelknoppen los (Afb. 10). 2. Schuif de zitplaats in de gewenste stand en draai de knoppen weer vast. Afbeelding 11 1. Lampen Positiebepaling van het kantelbare stuurwiel 1 Het stuurwiel kan in vier standen worden gezet.
Bediening Gebruik van de kruissnelheidsbesturing Cruise control is als extra verkrijgbaar op sommige modellen. De cruisecontrol wordt bediend met een driestandenschakelaar op het dashboard (instellenvastzetten, aan, en af-ontgrendelen). De cruise control functie houdt de voortbewegingssnelheid op hetzelfde niveau zonder dat u uw voet op het pedaal hoeft te houden. De cruise control functie is alleen voor vooruit rijden. Gebruik hem niet bij achteruitrijden. Het inschakelen van de Cruise Control functie 1.
Onderhoud Onderhoudsschema Onderhoudstaak Olie—eerste verversing Elk gebruik 5 uur 25 uur 50 uur Winterstall Voorjaars 100 uur ing onder- onderhoud houd X Olie—periodieke verversing X Oliefilter - vervangen* (200 uur, elke tweede olieverversing of jaarlijks) X Veiligheidsschakelaars—controleren X Rem—controleren X X X X X Chassis—smeren Schuimstof luchtfilter—onderhoud plegen X X Bougie—controleren (200 uur) X X Drijfsnaren—controleren op slijtage/scheurtjes X X Benzine—aftappen X X
Onderhoud 5. Rubber moer losschroeven en papieren element afnemen (Afb. 15). Luchtfilter Onderhoudsbeurt/Specificatie Schuimstofelement: na elke 25 bedrijfsuren vervangen. Papieren element: Elke 100 bedrijfuren of jaarlijks vervangen, welk van de twee het eerst plaatsvindt. Reinigen van schuim- en papieren element 1. Schuimelement A. Schuimstofelement in vloeibare zeep en warm water wassen. Wanneer element schoon is, grondig uitspoelen.
Onderhoud 2. Papieren element A. Element licht op een glad oppervlak afkloppen om stof en vuil te verwijderen (Afb. 17). B. Element inspecteren op scheurtjes, olieaanslag en beschadiging van rubber afdichting. BELANGRIJK: Nooit het papieren element reinigen met perslucht of vloeistoffen zoals oplosmiddelen, benzine of petroleum. Papieren element vervangen als het beschadigd, defect is of niet grondig gereinigd kan worden.
Onderhoud Motorolie Onderhoudsbeurt/Specificatie Olie verversen: • Na de eerste 5 bedrijfsuren • Elke 100 bedrijfsuren. Opm: Olie vaker verversen wanneer bedrijfsomstandigheden uiterst stoffig of zanderig zijn. Olietype:Reinigende olie (API service SF of SG) Carterinhoud: 1,4l Viscositeit: Zie onderstaande tabel OLIE MET DEZE SAE VISCOSITEIT GEBRUIKEN Controleren van oliepeil 1.
Onderhoud Olieverversing/aftapping Vervanging van het oliefilter 1. Start de motor en laat hem vijf minuten lopen. Dit verwarmt de olie om beter te kunnen worden afgetapt. Servicebeurt/Specificatie 2. Parkeer de machine zodanig dat de aftapkant zich iets lager bevindt dan de overzijde om te verzekeren dat alle olie wegloopt. Schakel dan de krachtafnemer (PTO) uit, trek de parkeerrem aan en draai de contactsleutel naar "OFF" om de motor af te zetten. Verwijder de sleutel. 3. Open de motorkap. 4.
Onderhoud Controleren van bougie Bougie Onderhoudsbeurt/Specificatie Bougie elke 200 bedrijfsuren controleren. Controleren dat de luchtspleet tussen de midden- en zij-electrode correct is alvorens de bougie te installeren. Voor uitnemen en inzetten van bougie een bougiesleutel gebruiken, en een voelermaatje voor controleren en afstellen van de luchtspleet. Type: Champion RJ-12YC (of gelijkwaardig) Luchtspleet: .102mm 1. In het midden van de bougie kijken (Afb. 22).
Onderhoud Doorsmeren Servicebeurt/Specificatie 3. Smeer de tractiepedaal bij de hydrostatische modellen (of de rem- en koppelingspedalen bij de modellen met schakelmechanisme) en wel het draaipunt op de bevestigingsas (Afb 24). Smeer de machine na elke 50 bedrijfsuren of jaarlijks, indien eerder bereikt. Smeer vaker indien sprake is van bijzonder stoffige of zandige werkomstandigheden. Smeertype: universele smeerolie. Doorsmeren dient als volgt te worden uitgevoerd 1.
Onderhoud Rem Bijstelling van de rem Gebruik altijd de parkeerrem wanneer u de machine heeft stilgezet of onbeheerd laat. Als de parkeerrem niet naar behoren werkt dient hij te worden bijgesteld. De remhefboom bevindt zich bovenop de achterbrug (Afb. 26). Als de parkeerrem niet naar behoren werkt dient hij te worden bijgesteld. Controle van de rem 1. Controleer de rem alvorens hem bij te stellen: zie de sectie controle van de rem. 1.
Onderhoud Brandstoftank Aftappen van brandstoftank GEVAARLIJK POTENTIEEL GEVAAR • Onder bepaalde omstandigheden is benzine uiterst brandbaar en zeer explosief. WAT KAN ER GEBEUREN • Brand of explosie van benzine kan u en anderen branden en beschadiging van eigendom veroorzaken. 3. Motorkap openen. 4. De einden van de slangeklem samenknijpen en deze langs de benzineleiding omhoog naar de tank toe schuiven (Afb. 28). 5. Brandstofleiding van filter aftrekken (Afb.
Onderhoud Brandstoffilter Onderhoudsbeurt/Specificatie Brandstoffilter elke 100 bedrijfsuren vervangen of jaarlijks, welk van de twee het eerst plaatsvindt. Vervangen van brandstoffilter Nooit een vuil, van de leiding afgenomen filter weer installeren. 1. Krachtafnemer (PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal zetten, handrem bedienen en contactsleutel op “OFF” draaien om motor te stoppen. 2. Draai de afsluitklep van de brandstoftank dicht (Afb. 27). 3. Motorkap openen. 4.
Onderhoud Voorwieltoespoor Bijstelling toespoor Servicebeurt/Specificatie 1. Controleer het toespoor voor u het bijstelt: zie de sectie het meten van het toespoor. Handhaaf het toespoor van de voorwielen overeenkomstig de specificatie. Indien dit ongelijkmatig is, kunnen bandenslijtage, gazonbeschadiging en/of zwaar sturen het gevolg zijn, in welke gevallen bijstelling nodig is. Controleer het toespoor na elke 100 bedrijfsuren of jaarlijks, indien eerder bereikt (Afb. 30).
Onderhoud Achterbrugolie Smeltveiligheid Servicebeurt/Specificatie Servicebeurt/Specificatie Controleer het oliepeil na elke 100 bedrijfsuren of jaarlijks, indien eerder bereikt. Zorg altijd voor het maximum oliepeil wanneer de achterbrug koud is. De achterbrug is een voor het leven gesmeerd systeem waarvan de olie niet hoeft te worden ververst. Het elektrische systeem wordt beschermd door smeltveiligheden.
Onderhoud Koplampen Inzetten van de gloeilamp Specificatie: Gloeilamp #1156 1. De gloeilamp heeft metalen pennen opzij van zijn voet. Pennen uitlijnen met de sleuven in de lamphouder en voet in houder zetten (Afb. 34). Gloeilamp induwen en rechtsom draaien tot hij gestopt wordt. Uitnemen van gloeilamp 1. Krachtafnemer (PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal zetten, handrem bedienen en contactsleutel op “OFF” draaien om motor te stoppen. Verwijder de sleutel. 1 2. Motorkap openen.
Onderhoud Accu Servicebeurt/Specificatie Controleer het elektrolytpeil van de accu vóór elk gebruik. Houdt de accu altijd schoon en geheel opgeladen. Maak de accubak met een papieren handdoek schoon. Reinig gecorrodeerde accupolen met een oplossing bestaande uit vier delen water en één deel zuiveringszout. Geef de polen een dun laagje vet om corrosie te vookomen. Afbeelding 35 Spanning: 12 v, 280 amp koud aanslingervermogen. Verwijdering van de accu 1.
Onderhoud accuzuur gemengd. 1 1. Bovenkant van accu met papieren handdoek reinigen 2 2. Haal de vuldoppen eraf (Afb. 37). 4 3 BELANGRIJK: Accu niet overvullen omdat het zuur (zwavelzuur) ernstige corrosie en beschadiging van het chassis kan veroorzaken. 5 Afbeelding 36 1. 2. 3. 4. 5. 3. Giet gedistilleerd water langzaam in elke accucel tot het peil tot het onderste gedeelte van de buis reikt (Afb. 37). Accu Verbindingslipjes van de schuivende zijstukken Schroeve Vleugelmoeren Sluitpen 4.
Onderhoud Stalling 1. Schakel de krachtafnemer (PTO) uit, trek de parkeerrem aan en draai de contactsleutel naar "OFF" om de motor af te zetten. Verwijder de sleutel. 2. Vuil en kaf van de koelribben van de cilinder en ventilatorhuis verwijderen. Eveneens gemaaid gras, vuil en vet van alle uitwendige delen van machine verwijderen, speciaal van de motor, beplating en bovenkant van maaier. BELANGRIJK: Men kan de machine met een mild vatenwasmiddel en water wassen. Machine niet met water onder druk wassen.
Onderhoud Storingzoeken PROBLEEM Startermotor start motor niet. MOGELIJKE OORZAKEN 1. Mesbediening (PTO) is GEKOPPELD. 2. Parkeerrem niet bediend. 3. Accu is ontladen. 4. Electrische aansluitingen gecorrodeerd of los. 5. Zekering doorgebrand. 6. Relais of schakelaar defect. Motor slaat niet aan, moeilijk te starten of blijft niet lopen. 1. Bediener zit niet op zitplaats. 2. Brandstoftank leeg. 3. Luchtfilter vuil. 4. Bougiekabel los of niet aangesloten. 5. Bougie geput, vuil of luchtspleet incorrect. 6.
Onderhoud PROBLEEM Motor oververhit. Abnormale trilling. MOGELIJKE OORZAKEN 1. Motor overbelast. 2. Oliepeil in carter laag. 3. Koelribben en luchtkanalen onder motorventilatorhuis verstopt. 1. Maaimes(sen) verbogen of uit evenwicht. 2. Mesbevestigingsbout los. 3. Motorbevestigingsbouten los. 4. Motorpoelie, tussenpoelie of mespoelie los. 5. Motorpoelie beschadigd. Machine rijdt niet. 1. Mesbedieningsdraad op "PUSH". 2. Tractiesnaar versleten, los of gebroken. 3. Tractiesnaar van poelie af.