FORM NO. 3321–868 ® Wheel Horse® 268HE Gazontractor Model Nr. 72105—9900001 & hoger Bedieningshandleiding BELANGRIJK: Handleiding zorgvuldig lezen. Hij bevat informatie voor uw veiligheid en die van anderen. Tevens dient u vertrouwd te raken met de bedieningsorganen en hun juist gebruik alvorens u met de machine kan gaan werken.
Inleiding Gefeliciteerd met uw aankoop van een Toro product. Wij allen bij Toro wensen dat u geheel met uw nieuwe machine tevreden bent. Voor hulp met service, originele Toro onderdelen of eventuele andere inlichtingen bent u altijd welkom bij uw plaatselijke Erkende Servicedealer. Altijd wanneer u zich met de erkende servicedealer of de fabriek in verbinding stelt, het model en serienummer van uw machine opgeven.
Inhoud Pag.
Veiligheid • de noodzaak tot zorg en oplettendheid tijdens het werken met zit-maaimachines. Veilig omgaan met (zit-) kooigrasmaaimachines • indien een zit-maaimachine gaat schuiven op een helling, kan deze niet terug onder controle gebracht worden door te remmen. De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle over de besturing zijn: Deze machine voldoet (ruimschoots) aan de Europese normen die gelden bij het in productie gaan.
Veiligheid zijn. • Zorg dat alle brandstoftanks en afsluitdoppen weer veilig teruggeplaatst worden. 4. Vervang alle defecte geluiddempers. 5. Bekijk voor het gebruik altijd of de messen, de bevestigingsbouten van de messen en de messenkooi niet beschadigd of versleten zijn. Vervang versleten of beschadigde messen of bouten steeds per set om de balans te bewaren. 6. Ben extra voorzichtig met machines met meerdere messen omdat door het bewegen van één van de messen, andere messen mee kunnen draaien.
Veiligheid tart wordt en de apparatuur weer bediend wordt. 14. Gasspjældets indstilling skal reduceres, inden motoren standses, og hvis motoren er forsynet med afskæringsventil, skal der lukkes for brændstoffet, når man er blevet færdig med at klippe græs.maaien. Gebruik op hellingen 1. 2. 3. Laat de machine eerst afkoelen voordat u deze parkeert in een afgesloten ruimte. 4.
Veiligheid Hellingmeter Alle veiligheidsinstructies op pag. 2-4 lezen. DEZE RAND UITLIJNEN MET EEN VERTIKAAL VLAK (BOOM, GEBOUW, HEKPAAL,TELEFOONPAAL ENZ.
Overzicht van gebruikte symbolen Waarschuwingsdriehoek Waarschuwingsdriehoek Lees de gebruiksaanwijzing Lees de technische handleiding voor de juiste onderhoudsprocedures Rondvliegende of weggeworpen voorwerpen - Blootstelling gehele lichaam Verlies van ledematen - De motor van de achterste maaier is in werking tijdens achteruitrijden Blijf op veilige afstand van de machine Blijf op veilige afstand van de machine Houd kinderen op veilige afstand van de machine Rondvliegende of weggeworpen voorwerpen
Veiligheid Snel Brandstof Langzaam Brandstofpeil Brandstofpeil Afname/Toename Aan/Draaien Inhoud vol Inhoud vol Aan/Draaien Koplampen - Groot licht Aan/Draaien Remsysteem Starten motor Stoppen motor Remsysteem Versnelling Aftakas Choke Inschakelen Motortemperatuur Uitschakelen Motorsmering oliedruk Ontgrendelen Motorsmering oliepeil Vergrendelen Key Choice schakelaar 7
Veiligheid Meerijden op deze machine is uitsluitend toegestaan op de passagiersstoel en uitsluitend indien de bestuurder niet gehinderd wordt in zijn uitzicht Messenkooi - Basissymbool Afstelling hoogte messenkooi Verbrijzelen vingers of handen - Kracht wordt uitgeoefend van de zijkant Messenkooi - laag Terugslag of opwaartse beweging - Verzamelde energie Messenkooi - opgehaald Afsnijden of bekneld raken voet - Ronddraaiende vijzel Schakel motor uit & verwijder sleutel voordat u onderhoudsof reparati
Benzine en olie Aanbevolen benzine LOODVRIJE normale benzine geschikt voor gebruik in auto’s gebruiken (minimum octaangehalte 85). Als loodvrije normale benzine niet verkrijgbaar is, mag loodhoudende normale benzine gebruikt worden. BELANGRIJK: Nooit methanol, benzine met methanol, of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken, daar anders het brandstofsysteem beschadigd kan worden. Nooit olie met benzine mengen.
Benzine en Olie • Benzine blijft vers gedurende maximaal 90 dagen. Bij langere bewaarperioden wordt aanbevolen de brandstoftank af te tappen. • Reinigt de motor terwijl hij loopt • Elimineert gumaanslag in het brandstofsysteem dat moeilijk starten kan veroorzaken. BELANGRIJK: Nooit methanol of ethanol bevattende additieven aan de benzine toevoegen. Vullen van de brandstoftank 1. Motor uitschakelen en motorkap openen. 2. Omgeving van brandstoftankdop reinigen en dop afnemen.
Bediening Veiligheid vóór alles! Key Choice Schakelaar Lees alle veiligheidsinstructies aandachtig door en bekijk de symbolen onder het hoofdstuk veiligheid. Kennis van deze informatie kan u, uw familie, huisdieren of omstanders helpen om letsel te voorkomen. Een ‘draaien-en-loslaten’ schakelaar die wordt gebruikt voor het uitschakelen van de interlockblokkering voor maaien tijdens achteruit rijden. Bevindt zich op de stoelbeugel aan de rechterkant, juist onder de stoel (Afb. 2).
Bediening 1 7. Nadat de motor aanslaat, handgas langzaam op “FAST” (snel) zetten (Afb. 5). Als de motor afslaat of onregelmatig gaat lopen, handgas voor een paar seconden op “CHOKE” terugzetten. Dan handgas weer op “FAST” zetten. Indien nodig, dit eventueel herhalen. 2 1 2 Afbeelding 2 1. Koppeling-/rempedaal 2. Parkeerremhendel Afbeelding 4 Starten en stoppen van motor 1. 2. 3. Afbeelding 5 PTO - aan Choke - aan Choke - uit 1. 2. Snel Langzaam 1 Starten 1. Op zitplaats gaan zitten. 2 2.
Bediening Stoppen Inschakeling van de krachtafnemer (PTO) 1. Handgas op “SLOW” zetten (Afb. 6). 1. Druk de rempedaal in om de machine stil te zetten. 2. Contactsleutel op “OFF” zetten (Afb. 6). 2. Trek de krachtafnemer in de "ON" stand (Afb. 7). Opm: Als de motor hard gewerkt heeft of heet is, hem een minuut op stationair laten lopen alvorens de contactsleutel op “OFF” te draaien. Dit helpt om de motor af te koelen alvorens hij gestopt wordt.
Bedienen Het veiligheids-interlocksysteem Uitleg over het veiligheids-interlocksysteem Het veiligheids-interlocksysteem is bedoeld om te voorkomen dat de motor wordt gestart behalve wanneer: • U op de stoel zit • Het rempedaal is ingetrapt • De aftakas is "OFF" (uitgeschakeld). Het veiligheids-interlocksysteem is bedoeld om de motor uit te schakelen wanneer: • U de stoel verlaat terwijl het rempedaal niet ingetrapt is • U verlaat de stoel terwijl de aftakas "ON"/ ingeschakeld is.
Bediening ATTENTIE POTENTIEEL GEVAAR • Een kind of ander persoon kan onder de zitmaaimachine terecht komen tijdens achteruit rijden terwijl de messen zijn ingeschakeld. WAT KAN ER GEBEUREN? • Door contact met de messen ontstaat ernstig lichamelijk letsel, mogelijk met fatale afloop. HOE KAN DIT GEVAAR WORDEN VERMEDEN? • Maai niet tijdens achteruit rijden, behalve wanneer dit absoluut noodzakelijk is. • Kijk altijd achterom en omlaag voordat u achteruit gaat rijden.
Bedienen aftakas op ON/INGESCHAKELD. Verdraai de "Key Choice" sleutel en laat deze los. Het lampje dat aangeeft dat de machine tijdens achteruit rijden wordt gebruikt, moet nu gaan branden. Zet het voetpedaal op achteruit rijden. De aftakas en het lampje van de aftakas op het bedieningspaneel dienen ingeschakeld te blijven. Zet de schakelaar van de aftakas op OFF/UITGESCHAKELD.
Bediening Vooruit of achteruit rijden Stoppen van de machine Het handgas regelt het motortoerental (gemeten in omwentelingen per minuut). Voor beste prestaties, handgas op "FAST" (snel) zetten. Om de machine te stoppen, tractiepedaal laten opkomen, mesbediening (PTO) ontkoppelen, en contactsleutel op "OFF" draaien om motor te stoppen. Als men de machine zonder toezicht achterlaat, tevens parkeerrem bedienen; zie Bedienen van de parkeerrem. Niet vergeten de sleutel uit het contact te nemen.
Bediening Hulpwerktuighefboom Afstemming met de hoogteinstelknop De hulpwerktuighefboom (Afb. 11) wordt gebruikt om de verschillende hulpwerktuigen omhoog te brengen en neer te laten. Het omhoogbrengen van hulpwerktuigen 1. Druk de rempedaal in om de machine tot stilstand te brengen. 2. Trek de hulpwerktuighefboom naar achteren tot de pal vastklikt. Op deze wijze wordt het hulpwerktuig in de omhoog-stand vergrendeld. Het neerlaten van hulpwerktuigen 1.
Bediening Positiebepaling van de zitplaats 1 De zitplaats kan naar voren en achteren worden geschoven. Zet hem vast op de meest comfortabele plaats vanwaar u de machine het beste kunt besturen. 1. Kantel de zitplaats en draai de bijstelknoppen los (Afb. 12). 2. Schuif de zitplaats in de gewenste stand en draai de knoppen weer vast. Afbeelding 13 1. Lampen Positiebepaling van het kantelbare stuurwiel 1 Het stuurwiel kan in vier standen worden gezet.
Bediening Gebruik van de kruissnelheidsbesturing Cruise control is als extra verkrijgbaar op sommige modellen. De cruisecontrol wordt bediend met een driestandenschakelaar op het dashboard (instellenvastzetten, aan, en af-ontgrendelen). De cruise control functie houdt de voortbewegingssnelheid op hetzelfde niveau zonder dat u uw voet op het pedaal hoeft te houden. De cruise control functie is alleen voor vooruit rijden. Gebruik hem niet bij achteruitrijden. Het inschakelen van de Cruise Control functie 1.
Onderhoud Onderhoudsschema Onderhoudstaak Olie—eerste verversing Elk gebruik 5 uur 25 uur 50 uur Winterstall Voorjaars 100 uur ing onder- onderhoud houd X Olie—periodieke verversing X Oliefilter - vervangen* (200 uur, elke tweede olieverversing of jaarlijks) X Veiligheidsschakelaars—controleren X Rem—controleren X X X X X Chassis—smeren Schuimstof luchtfilter—onderhoud plegen X X Bougie—controleren (200 uur) X X Drijfsnaren—controleren op slijtage/scheurtjes X X Benzine—aftappen X X
Onderhoud 5. Rubber moer losschroeven en papieren element afnemen (Afb. 17). Luchtfilter Onderhoudsbeurt/Specificatie Schuimstofelement: na elke 25 bedrijfsuren vervangen. Papieren element: Elke 100 bedrijfuren of jaarlijks vervangen, welk van de twee het eerst plaatsvindt. Opm: Luchtfilter vaker onderhouden (elke paar uur) als bedrijfsomstandigheden uiterst stoffig of zanderig zijn. Uitnemen van schuimstof en papieren element 1.
Onderhoud 2. Papieren element A. Element licht op een glad oppervlak afkloppen om stof en vuil te verwijderen (Afb. 19). B. Element inspecteren op scheurtjes, olieaanslag en beschadiging van rubber afdichting. BELANGRIJK: Nooit het papieren element reinigen met perslucht of vloeistoffen zoals oplosmiddelen, benzine of petroleum. Papieren element vervangen als het beschadigd, defect is of niet grondig gereinigd kan worden.
Onderhoud Motorolie Onderhoudsbeurt/Specificatie Olie verversen: • Na de eerste 5 bedrijfsuren • Elke 100 bedrijfsuren. Opm: Olie vaker verversen wanneer bedrijfsomstandigheden uiterst stoffig of zanderig zijn. Olietype:Reinigende olie (API service SF of SG) Carterinhoud: 1,4l Viscositeit: Zie onderstaande tabel OLIE MET DEZE SAE VISCOSITEIT GEBRUIKEN Controleren van oliepeil 1.
Onderhoud Olieverversing/aftapping Vervanging van het oliefilter 1. Start de motor en laat hem vijf minuten lopen. Dit verwarmt de olie om beter te kunnen worden afgetapt. Servicebeurt/Specificatie 2. Parkeer de machine zodanig dat de aftapkant zich iets lager bevindt dan de overzijde om te verzekeren dat alle olie wegloopt. Schakel dan de krachtafnemer (PTO) uit, trek de parkeerrem aan en draai de contactsleutel naar "OFF" om de motor af te zetten. Verwijder de sleutel. 3. Open de motorkap. 4.
Onderhoud Controleren van bougie Bougie Onderhoudsbeurt/Specificatie Bougie elke 200 bedrijfsuren controleren. Controleren dat de luchtspleet tussen de midden- en zij-electrode correct is alvorens de bougie te installeren. Voor uitnemen en inzetten van bougie een bougiesleutel gebruiken, en een voelermaatje voor controleren en afstellen van de luchtspleet. Type: Champion RJ-12YC (of gelijkwaardig) Luchtspleet: .102mm 1. In het midden van de bougie kijken (Afb. 24).
Onderhoud Doorsmeren Servicebeurt/Specificatie 3. Smeer de tractiepedaal bij de hydrostatische modellen (of de rem- en koppelingspedalen bij de modellen met schakelmechanisme) en wel het draaipunt op de bevestigingsas (Afb 26). Smeer de machine na elke 50 bedrijfsuren of jaarlijks, indien eerder bereikt. Smeer vaker indien sprake is van bijzonder stoffige of zandige werkomstandigheden. Smeertype: universele smeerolie. Doorsmeren dient als volgt te worden uitgevoerd 1.
Onderhoud Rem Bijstelling van de rem Gebruik altijd de parkeerrem wanneer u de machine heeft stilgezet of onbeheerd laat. Als de parkeerrem niet naar behoren werkt dient hij te worden bijgesteld. De remhefboom bevindt zich bovenop de achterbrug (Afb. 28). Als de parkeerrem niet naar behoren werkt dient hij te worden bijgesteld. Controle van de rem 1. Controleer de rem alvorens hem bij te stellen: zie de sectie controle van de rem. 1.
Onderhoud Brandstoftank Aftappen van brandstoftank GEVAARLIJK POTENTIEEL GEVAAR • 3. Motorkap openen. 4. De einden van de slangeklem samenknijpen en deze langs de benzineleiding omhoog naar de tank toe schuiven (Afb. 30). 5. Brandstofleiding van filter aftrekken (Afb. 30) en benzine in een benzinebus of aftapbak laten lopen. Onder bepaalde omstandigheden is benzine uiterst brandbaar en zeer explosief. Opm: Dit is het beste ogenblik om een nieuw brandstoffilter te installeren omdat de tank leeg is.
Onderhoud Brandstoffilter 8. Motorkap sluiten. Onderhoudsbeurt/Specificatie Voorwieltoespoor Brandstoffilter elke 100 bedrijfsuren vervangen of jaarlijks, welk van de twee het eerst plaatsvindt. Vervangen van brandstoffilter Nooit een vuil, van de leiding afgenomen filter weer installeren. 1. Krachtafnemer (PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal zetten, handrem bedienen en contactsleutel op “OFF” draaien om motor te stoppen. 2. Draai de afsluitklep van de brandstoftank dicht (Afb. 29). 3.
Onderhoud Bijstelling toespoor 2. Open de motorkap. 1. Controleer het toespoor voor u het bijstelt: zie de sectie het meten van het toespoor. 3. Maak het oliereservoir goed schoon rondom (Afb. 31) zodat het oliepeil duidelijk zichtbaar is en er geen vuil in het reservoir terecht kan komen wanneer er olie wordt toegevoegd. 2. Verwijder het kogelgewricht van een stuurhefboom (Afb. 32). 3. Draai de contramoer los die het kogelgewricht aan de stuurstang bevestigt.
Onderhoud Smeltveiligheid Servicebeurt/Specificatie Het elektrische systeem wordt beschermd door smeltveiligheden. Het vereist geen onderhoud, maar als een smeltveiligheid doorbrandt dient het betreffende onderdeel of de stroomkring te worden gecontroleerd op storing of kortsluiting. Smeltveiligheden behoren er voor verwijdering of vervanging rechtstandig te worden uitgetrokken (Afb. 34).
Onderhoud Koplampen Inzetten van de gloeilamp Specificatie: Gloeilamp #1156 1. De gloeilamp heeft metalen pennen opzij van zijn voet. Pennen uitlijnen met de sleuven in de lamphouder en voet in houder zetten (Afb. 36). Gloeilamp induwen en rechtsom draaien tot hij gestopt wordt. Uitnemen van gloeilamp 1. Krachtafnemer (PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal zetten, handrem bedienen en contactsleutel op “OFF” draaien om motor te stoppen. Verwijder de sleutel. 1 2. Motorkap openen.
Onderhoud Accu Servicebeurt/Specificatie Controleer het elektrolytpeil van de accu vóór elk gebruik. Houdt de accu altijd schoon en geheel opgeladen. Maak de accubak met een papieren handdoek schoon. Reinig gecorrodeerde accupolen met een oplossing bestaande uit vier delen water en één deel zuiveringszout. Geef de polen een dun laagje vet om corrosie te vookomen. Afbeelding 37 Spanning: 12 v, 280 amp koud aanslingervermogen. Verwijdering van de accu 1.
Onderhoud accuzuur gemengd. 1 1. Bovenkant van accu met papieren handdoek reinigen 2 2. Haal de vuldoppen eraf (Afb. 35). 4 3 BELANGRIJK: Accu niet overvullen omdat het zuur (zwavelzuur) ernstige corrosie en beschadiging van het chassis kan veroorzaken. 5 Afbeelding 38 1. 2. 3. 4. 5. 3. Giet gedistilleerd water langzaam in elke accucel tot het peil tot het onderste gedeelte van de buis reikt (Afb. 35). Accu Verbindingslipjes van de schuivende zijstukken Schroeve Vleugelmoeren Sluitpen 4.
Onderhoud gedurende circa 50 dagen bij temperaturen onder 40°F (4°C). Als de temperaturen boven 40°F (4°C) zijn, dient u de accu om de 30 dagen op te laden en het waterpeil te controleren. Reiniging en stalling 1. 2. Schakel de aftakas uit, activeer de parkeerrem en zet de ontstekingsschakelaar op "OFF/UIT" om de motor uit te schakelen. Verwijder de sleutel. Verwijder grassnippers, vuil en aanslag van de externe onderdelen van de gehele machine, met name de motor.
Storingzoeken PROBLEEM Startermotor start motor niet. MOGELIJKE OORZAKEN 1. Mesbediening (PTO) is GEKOPPELD. 2. Parkeerrem niet bediend. 3. Accu is ontladen. 4. Electrische aansluitingen gecorrodeerd of los. 5. Zekering doorgebrand. 6. Relais of schakelaar defect. Motor slaat niet aan, moeilijk te starten of blijft niet lopen. 1. Bediener zit niet op zitplaats. 2. Brandstoftank leeg. 3. Luchtfilter vuil. 4. Bougiekabel los of niet aangesloten. 5. Bougie geput, vuil of luchtspleet incorrect. 6.
Onderhoud PROBLEEM Motor oververhit. Abnormale trilling. MOGELIJKE OORZAKEN 1. Motor overbelast. 2. Oliepeil in carter laag. 3. Koelribben en luchtkanalen onder motorventilatorhuis verstopt. 1. Maaimes(sen) verbogen of uit evenwicht. 2. Mesbevestigingsbout los. 3. Motorbevestigingsbouten los. 4. Motorpoelie, tussenpoelie of mespoelie los. 5. Motorpoelie beschadigd. Machine rijdt niet. 38 1. Mesbedieningsdraad op "PUSH". 2. Tractiesnaar versleten, los of gebroken. 3. Tractiesnaar van poelie af.
39