Form No. 3350-311 417XT en 419XT Wheel Horse Tuintractor Modelnr. 72211 – Serienr. 240000001 en hoger Modelnr. 72212 – Serienr. 240000001 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES–002. Vooruit- en achteruitrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . De machine stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Werktuiglift bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De werktuighefhendel bedienen . . . . . . . . . . . . . Bestuurdersstoel instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stuurwiel verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . .
Wanneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u de model- en serienummers van de machine altijd te vermelden. Aan de hand van deze nummers kan de Service Dealer of vertegenwoordiger u de juiste informatie over de specifieke machine verschaffen. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer is aangegeven op Figuur 1. Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
• Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. • Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • Elke bestuurder moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt.
• Zet de motor af en schakel de aandrijving naar werktuigen uit: • Let op het verkeer bij oversteken en in de buurt van de openbare weg. • Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken dan grasvelden oversteekt. – voor het bijvullen van brandstof; • Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening naar omstanders toe richten of personen in de buurt van de in werking zijnde machine laten komen. – voordat u de maaihoogte instelt, tenzij die vanaf de bestuurderspositie kan worden ingesteld.
Veilige Bediening Toro Rijdende Maaimachine De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-norm. • Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen. De garantie kan komen te vervallen als werktuigen worden gebruikt die niet zijn goedgekeurd.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de gebruiker en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 99-5340 112168 1. KeyChoice-sleuteltje – Omdraaien als u wilt maaien in de achteruit-stand. 92-6727 1. Brandstofpeil 2. Brandstof 99-2986 1. Ledematen van omstanders kunnen bekneld raken/afgesneden worden – Draai nooit het sleuteltje om als er kinderen in de buurt zijn.
99-8036 (Model 417XT) 1. Maaien in de achteruit-stand ingeschakeld 2. Accu 3. Motoroliedruk 4. Aftakas 104-7634 1. Lees de Gebruikershandleiding. 92-6721 104-4163 1. Risico van explosie. 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden. 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 92-7090 1. Duw de hendel in om de machine te laten rijden. 2. Trek de hendel uit om de machine te duwen. 3.
93-7313 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Machine kan kantelen – Gebruik de machine niet dwars op hellingen van meer dan 5 graden, heuvelopwaarts op hellingen van meer dan 10 graden of heuvelafwaarts op hellingen van meer dan 15 graden. 3. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 4. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 5.
Benzine en olie Waarschuwing Aanbevolen benzine Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de opening van een tank of een blik met conditioner.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
De stoel monteren Voorwielen monteren 1. Plaats het afstandsstuk met de grote binnendiameter en de 2 borstbouten in de achterste gaten van de stoel (Fig. 3). 1. Haal de wielen uit het krat (Fig. 4). 2. Plaats de stoel op de stoelbasis door de 2 borstbouten door de spiegaten aan het uiteinde van beide sleuven te steken (Fig. 3). 3. Schuif het wiel op de as met het ventiel aan de binnenkant (Fig. 4). 2. Monteer een dunne ring (3/4 inch) op de as (Fig. 4). 4.
Achterwielen monteren 1. Verwijder de accu uit de machine. 2. Maak de bovenkant van de accu schoon met een tissue. 1. Monteer het achterwiel op de wielnaaf met het ventiel aan de binnenkant (Fig. 5). Opmerking: Vul de accu nooit bij met accuzuur terwijl de accu nog in de machine zit. Er zou dan accuzuur op andere onderdelen kunnen komen, wat tot corrosie kan leiden. 2. Zet de wielbouten vast met een torsie van 105-112 Nm. 3. Verwijder de vuldoppen van de accu (Fig. 6). 4.
Training in het gebruik van de machine 8. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Fig. 7). Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine moet gebruiken. Lees het hoofstuk Gebruiksaanwijzing, blz. 17 e.v. 4 2 Proefrit met de machine 3 1 1. Vul de tank met loodvrije, normale benzine; zie Benzine en olie, blz. 12. Open de brandstofafsluitklep en controleer de brandstofslang en de verbindingen op lekken. 2.
Bedieningsorganen voor Model 419XT Gebruiksaanwijzing Veiligheid staat voorop Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Fig. 9) voordat u de motor start en de machine gebruikt. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen. 1 13 Bedieningsorganen voor Model 417XT 6 10 9 11 2 7 Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Fig.
Parkeerrem gebruiken 5. Zet de gashendel op Snel (Fig. 11). Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. 6. Draai het contactsleuteltje op Start en houdt dit in deze positie (Fig. 12). Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. Belangrijk Als de motor na 10 seconden continu starten niet aanslaat, moet u het contactsleuteltje op Uit draaien en de startmotor één minuut laten afkoelen; zie Storingen, Oorzaak en Remedie, blz. 39.
Bediening van de aftakas Werking van het veiligheidssysteem Met de maaikoppeling (aftakas) schakelt u de aandrijving naar de elektrische koppeling aan of uit. Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer: • De bestuurder op de stoel zit; Als het contactsleuteltje op Lopen of Lichten is gedraaid en de aftakas is ingeschakeld, zal het aftakaslampje in de Indicatormodule op Aan staan.
1. Schakel de aftakas in. 7. Zet de parkeerrem vrij en draai de contactschakelaar op LOPEN zonder de motor te starten. Zet de aftakasschakelaar op AAN. Draai het KeyChoice-sleuteltje om laat dit los. Het lampje Werken-in-achteruit-stand moet nu oplichten. Zet het pedaal in de achteruit-stand. De aftakas moet ingeschakeld blijven en het aftakaslampje op het dashboard moet blijven branden. Zet de aftakasschakelaar op UIT. Het aftakaslampje en het lampje Werken-in-achteruit-stand moeten doven. 2.
Indicatorcontrolemodule Werken in achteruit-stand De indicatorcontrolmodule (Fig. 17 en 18) heeft lampjes voor: Het lampje Werken-in-achteruit gaat branden als de KeyChoice-schakelaar wordt gebruikt om de interlock voor werken-in-achteruit uit te schakelen. Hiermee wordt u eraan herinnerd dat het beveiligingssysteem is uitgeschakeld. Het lampje dooft als de aftakas wordt uitgeschakeld of de motor wordt afgezet.
Vooruit- en achteruitrijden Voorzichtig Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op Snel om de beste prestaties te verkrijgen. Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Om vooruit of achteruit te rijden, zet u de parkeerrem vrij. Zie Parkeerrem vrijzetten, blz. 18.
De werktuighefhendel bedienen Bestuurdersstoel instellen Met behulp van de werktuighefhendel (Fig. 21) kunt u diverse werktuigen opheffen en neerlaten. U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. Een werktuig opheffen 1. Til de stoel op en draai de instelknoppen los (Fig. 22). 1. Trap de koppeling en het rempedaal in om de machine te stoppen. 2.
Stuurwiel verstellen 2. Hierdoor wordt het tractiepedaal vergrendeld in zijn positie en kunt u uw voet van het pedaal halen. De rijsnelheid zal constant blijven. Het stuurwiel kan in vier standen worden gekanteld. Zet het stuurwiel in een stand waarin u de machine het best kunt bedienen en u comfortabel zit. Cruise control uitschakelen 1. Trek de hendel om het stuurwiel te verstellen omhoog om de vergrendeling los te zetten (Fig. 24). 1.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Olie verversen1 Voor elk gebruik • • • • • Oliepeil controleren Veiligheidssysteem controleren Rem controleren Luchtinlaatrooster reinigen Accuzuur controleren Om de 25 bedrijfsuren • Schuimfilterelement reinigen1 • Bandenspanning controleren Om de 50 bedrijfsuren • Chassis smeren1 • Riemen op slijtage/scheurtjes controleren • Papierfilter reinigen Om de 100 bedrijfsuren • • • • Om de 200
Motoroliepeil controleren Ververs de motorolie na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren. Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SF, SG, SH of SJ) 1 Carterinhoud: 2 3 • als het oliefilter niet is verwijderd, 1,5 l • als het oliefilter is verwijderd, 1,7 l m–4291 m–6526 Viscositeit: Zie onderstaande tabel. Figuur 27 GEBRUIK UITSLUITEND OLIE MET DEZE SAE-VISCOSITEIT 1. Oliepeilstok 2. Vulbuis 3. Uiteinde van peilstok Olie verversen en aftappen 1.
6. Reinig de omgeving van de peilstok en schroef de dop los (Fig. 27). 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 7. Giet ca. 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie langzaam in de vulbuis (Fig. 27). Zie Motoroliepeil controleren, blz. 26. 2. Verwijder de luchtinlaatroosters, de cilinderdeksels en het ventilatorhuis. 3. Verwijder rommel en gras van de onderdelen. 8. Controleer het oliepeil; zie Oliepeil controleren, blz. 26. 4.
3. Maak de omgeving van het luchtfilter schoon om te voorkomen dat vuil in de motor komt en schade veroorzaakt. Maak de twee vergrendelingen aan de zijkant los en verwijder het luchtfilterdeksel(Fig. 31). 4. Schuif het schuimelement voorzichtig van het papierelement af (Fig. 31). 2 5. Draai de vleugelmoer los en verwijder het papierelement (Fig. 31). 3 5 4 1 ÄÄÄÄÄÄ ÄÄÄÄÄÄ ÄÄÄÄÄÄ ÄÄÄÄÄÄ ÄÄÄÄÄÄ ÄÄÄÄÄÄ 1 m–4293 Figuur 32 1. Papierelement 2.
3. Trek de kabel(s) van de bougie(s) (Fig. 33). Maak de omgeving van de bougie(s) schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken. Bougie (s) monteren 4. Verwijder de bougie(s) en de metalen ring. 2. Draai de bougie(s) vast met een torsie van 22 Nm. 1. Monteer de bougie(s). Controleer of de elektrodenafstand correct is. 3. Druk de kabel(s) op de bougie(s) (Fig. 33).
Bandenspanning controleren 3. Om de rem af te stellen, verwijdert u de borgpen en draait u de stelmoer van de rem ietsjes los (Fig. 37). Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben. Controleer de spanning bij het ventiel om de 25 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden (Fig. 36). De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd. 4.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak zodat alle brandstof kan weglopen uit de tank. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Onderhoud van het brandstoffilter 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 3.
Onderhoud van de zekeringen 4. Meet ter hoogte van de assen de afstand aan de voorkant en de achterkant van de wielvelgen (Fig. 40). Onderhoudsinterval/Specificatie 5. De afstand aan de voorkant moet kleiner zijn dan die aan de achterkant, zoals is voorgeschreven. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting.
Onderhoud van de accu 4. Draai de lamphouder 1/4 slag linksom en verwijder deze uit de reflector (Fig. 42). Onderhoudsinterval/Specificatie 5. Druk en draai de lamp zover mogelijk linksom (ongeveer 1/4 slag) en verwijder deze uit de lamphouder (Fig. 43). Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Veeg de accubehuizing schoon met een tissue. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout.
4. Bevestig de minkabel (zwart) met behulp van de bout en de moer aan de min (–) pool van de accu (Fig. 44). 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 5. Monteer het rechter zijpaneel door de lippen in de stuurkolom te schuiven en de pen in de flens van de voetsteun te steken. Met schroeven vastzetten (Fig. 45). 3.
Accu opladen Gevaar Waarschuwing Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. • U mag accuzuur nooit innemen en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen. • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.
7 BU 5 BU (MOMENTARY) 8 6 Y BATTERY OIL OVER RIDE PTO #194 LAMP #194 LAMP #194 LAMP #194 LAMP BLK OR GN T W F E D C B WARNING LIGHT HARNESS A PK SW2B (CRUISE DISENGAGE SWITCH) 1 SWITCH OPENS WHEN BRAKE IS DEPRESSED 2 T BLK BLK PK 2 PK K3 (CRUISE RELAY) CRUISE MAGNET BLK OR GN T W PK BLK BU 2 5 3 5 AND 6 CONNECTED 1 4 3 GN BLK – HOUR METER GYW BN PK BU GN GN BLK SWITCH OPENS WHEN HYDRO PEDAL IS MOVED TO REVERSE BLK T P2 Y PK OR SW1 (SEAT SWITC
2 T 7 BU 5 BU (MOMENTARY) 8 6 2 Y #194 LAMP #194 LAMP #194 LAMP CRUISE BATTERY #194 LAMP #194 LAMP #194 LAMP LOW FUEL OIL OVER RIDE PTO E G H D C B BLK F OR GY BU GN T W WARNING LIGHT HARNESS A PK BU BLK OR GY BU GN T W PK 6 BLK K3 (CRUISE RELAY) CRUISE MAGNET BU BLK SW2B (CRUISE DISENGAGE SWITCH) 1 SWITCH OPENS WHEN BRAKE IS DEPRESSED BLK BLK PK 3 2 5 BU 1 5 AND 6 CONNECTED 3 PK 4 1 4 3 CRUISE SWITCH OPERATION OFF NO CONNECTION ON 3 AND 2 CONNECTED
Reiniging en stalling D. Start de motor opnieuw en laten de motor lopen totdat deze afslaat. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op uit. Verwijder het contactsleuteltje en het KeyChoice-sleuteltje. E. Bedien de choke of hulpstarter. Start de motor totdat hij niet meer start. Bedien de hulpstarter, indien aanwezig, diverse malen om er zeker van te zijn dat er zich geen brandstof meer in de hulpstarter bevindt. 2.
Storingen, oorzaak en remedie Probleem Startmotor draait niet. Motor start niet,, start moeilijk j of blijft niet i t llopen. Motor levert te weinig g vermogen. g Mogelijke oorzaken Remedie 1. Aftakas is INGESCHAKELD. 1. Aftakas UITSCHAKELEN. 2. Parkeerrem niet in werking gesteld. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Bestuurder zit niet op de stoel. 3. Plaats nemen op de bestuurdersstoel. 4. Accu is leeg. 4. Accu opladen. 5. Elektrische aansluitingen gecorrodeerd of los. 5.
Probleem Motor raakt oververhit. Abnormale trillingen. Machine rijdt niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Motor overbelast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Oliepeil in carter te laag. 2. Carter bijvullen met motorolie. 3. Koelribben en luchtkanalen onder ventilatorhuis verstopt. 3. Koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 1. Bevestigingsbouten van motor zitten los. 1. Bevestigingsbouten van motor aandraaien. 2. Losse motorpoelie, spanpoelie of mespoelie. 2. Desbetreffende poelie vastzetten. 3.