Form No. 3435-570 Rev A GrandStand® maaier Met een TURBO FORCE® maaidek van 122 cm Modelnr.: 72504TE—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Raadpleeg de meegeleverde documentatie van de motorfabrikant. Inleiding Deze stand-on grasmaaier met draaiende messen is bedoeld voor professioneel gebruik. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden particuliere of commerciële gazons.
Inhoud Onderhoud brandstofsysteem ............................. 37 Brandstof aftappen uit de brandstoftank............ 37 Brandstoftank verwijderen ................................ 38 Brandstoffilter vervangen.................................. 38 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 39 Veiligheid van het elektrisch systeem................ 39 Onderhoud van de accu.................................... 39 Onderhoud van de zekeringen.......................... 41 Onderhoud aandrijfsysteem ..
Veiligheid • Hou omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen. Laat enkel mensen die verantwoordelijk en getraind zijn en die bovendien vertrouwd zijn met de instructies en fysiek ertoe in staat zijn de machine bedienen. Deze machine is ontworpen met inachtneming van EN ISO 5395.
decal116-8775 116-8775 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Vullen tot de onderkant van de vulbuis; de tank niet te vol gieten. decal131-1180 131-1180 1. Lees de Gebruikershandleiding. decal116-8283 116-8283 3. Opvangmodus 2. Kort, licht gras; droog weer 4. Hoog, dicht gras; vochtig weer 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 75 tot 81 N·m. decal131-3521 131-3521 1. Maaihoogte decal131-3507 131-3507 1.
decal133-4604 133-4604 1. De machine kan 3. Handen of voeten kunnen voorwerpen uitwerpen worden gesneden – Blijf uit – Houd omstanders uit de de buurt van bewegende buurt van de machine. onderdelen. 2. De maaier kan voorwerpen 4. Risico om gegrepen te uitwerpen, geopende worden – Blijf uit de buurt uitwerpplaat – Gebruik van bewegende delen en de machine enkel met houd alle beschermende een uitwerpplaat or een delen op hun plaats. grasvanger. decal131-3524 131-3524 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3.
decal136-0505 136-0505 1. Bandenspanning 5. Luchtfilter van motor 2. Controle/wijziging bedrijfsuren 6. Motorolie 3. Transmissievloeistof 7. Lees de Gebruikershandleiding alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 4. Check decal131-3526 131-3526 5. Achteruit 1. Aftakas – uitgeschakeld 2. Snel 6. Tractie-aandrijving 3. Langzaam 7. Schakel de rijhendels in. 4.
decal139-2878 139-2878 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 6. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 7. Waarschuwing – Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u de machine verlaat of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 8.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Bedieningspaneel g300764 Figuur 3 g300766 Figuur 4 1. Voorste zwenkwiel 2. Grasgeleider 7. Brandstoftank 8. Platform (omlaag geklapt) 1. Brandstoftankdop 8. Maaihoogtehendel 3. Motor 9. Brandstofklep 2. Chokeklep 9. Pen voor de maaihoogte 4. Bedieningspaneel 10. Accu 3. Parkeerremhendel 5. Rijhendels 11. Maaidek 4. Dop van hydraulische tank 11. Rijhendel rechts 6. Hydraulische tank 5. Urenteller 6. Contactschakelaar 10.
Brandstofklep Sluit de brandstofafsluitklep wanneer u de machine transporteert of stalt; zie De brandstofafsluitklep gebruiken (bladz. 22). Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Voor gebruik Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk • Algemene veiligheid • Laat kinderen of personen die geen instructie • • • • • • hebben ontvangen de machine nooit gebruiken. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Het gebruik van niet-goedgekeurde benzine kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie. • Geen benzine gebruiken die methanol bevat. • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt. • Meng nooit olie door benzine.
Werking van het veiligheidssysteem 5. Het veiligheidssysteem is bedoeld om het inschakelen van de aftakas alleen mogelijk te maken wanneer u 1 van de volgende doet: Blijf de rijhendel in de middelste, onvergrendelde stand houden en druk op de stand AAN op de aftakasschakelaar. Opmerking: De koppeling en de maaimessen/het werktuig moeten ingeschakeld worden. • Zet één van de rijhendels in de middelste, 6. onvergrendelde stand. Beweeg of zet de rijhendels vrij in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND .
• Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder • • • • • • • • • • • • • • • de invloed van alcohol of drugs bent. Vervoer nooit passagiers op de machine en houd omstanders en huisdieren weg van de machine terwijl deze wordt gebruikt. Gebruik de machine uitsluitend als het zicht goed is en bij geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als er kans op bliksem is. Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u uitglijden, in aanraking komen met het mes en ernstig letsel oplopen.
De aftakasschakelaar bedienen landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. Gebruik op die locaties een loopmaaier of handgedragen gereedschap. • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op Gebruik de aftakasschakelaar in combinatie met de rijhendels om de maaimessen in en uit te schakelen. hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting.
g031593 Figuur 11 Opmerking: Als u de maaimessen uitschakelt door de rijhendels los te laten, kunt u de messen opnieuw inschakelen door op de stand AAN van de schakelaar te drukken (Figuur 9) zonder eerst op de stand UIT te drukken. De gashendel bedienen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM (Figuur 12). g008959 Figuur 13 Gebruik altijd de stand SNEL wanneer u de aftakas inschakelt. 1. AAN 2.
De motor afzetten VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. g031281 Figuur 15 Verwijder altijd het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat. Motor starten Laat de motor 60 seconden stationair draaien met een lage snelheid (schildpad) voordat u de contactsleutel naar UIT draait. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking.
De machine bedienen met het platform omlaag Het platform bedienen U kunt de machine gebruiken met het platform omhoog of omlaag. U kunt zelf beslissen welke stand u verkiest. Gebruik de machine met het platform omlaag in de volgende gevallen: • bij gebruik van de machine in de meeste WAARSCHUWING omgevingen Het bestuurdersplatform is zwaar en kan letsel veroorzaken wanneer u het omhoog of omlaag brengt.
VOORZICHTIG De machine kan erg snel draaien. U kunt daarbij de controle over de machine verliezen, wat kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt. Vooruitrijden 1. Schakel de parkeerrem uit; zie Parkeerrem gebruiken (bladz. 15). 2. Zet de rijhendels in de middelste, ontgrendelde stand. g009473 Figuur 20 Achteruitrijden 1. Zet de beide rijhendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2.
Maaihoogte instellen Het gras zijwaarts afvoeren of mulchen U kunt de maaihoogte instellen van 38 tot 127 mm, in stappen van 6 mm. Deze machine is uitgerust met een scharnierende grasgeleider die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Opmerking: Als u een maaihoogte van minder dan 51 mm gebruikt, verslijt de riem van het maaidek sneller. Kies indien mogelijk steeds een maaihoogte van meer dan 51 mm.
Afvoerplaat instellen Stand A U kunt de uitworp van de maaier aanpassen aan de maaiomstandigheden. Zorg ervoor dat u de sluitnok en de plaat zodanig plaatst dat u het beste maairesultaat verkrijgt. Dit is de volledig achterwaartse stand (zie Figuur 24). Gebruik deze stand in de volgende gevallen: • Maaiomstandigheden met kort, licht gras • Droge omstandigheden • Kleiner maaisel • Werpt maaisel verder weg van de maaimachine 1.
Na gebruik • Natte omstandigheden • Vermindert het energieverbruik van de motor • Maakt hogere rijsnelheid mogelijk in zware Veiligheid na het werk omstandigheden Algemene veiligheid • Schakel altijd de machine uit, verwijder het contactsleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u ze afstelt, schoonmaakt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
g031237 g031238 Figuur 27 1. AAN 2. UIT Machine met de hand duwen Dankzij de omloopventielen kunt u de machine met de hand duwen zonder dat de motor loopt. Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen. Sleep de machine niet: dit kan schade aan het hydraulische systeem veroorzaken. g301290 Figuur 28 Belangrijk: Start of bedien de machine niet terwijl de omloopkleppen geopend zijn. Dit kan schade aan het systeem veroorzaken.
De machine laden WAARSCHUWING Rijden op de weg zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding 'Langzaam rijdend voertuig' is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken. WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. Rijd niet met de machine op de openbare weg.
g302615 Figuur 31 1.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Als u het contactsleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het contactsleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Onderhoudsinterval Bij elk gebruik of dagelijks Om de 50 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • Controleer het veiligheidssysteem. • Oliepeil controleren. • Maak het luchtinlaatrooster schoon (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • De parkeerrem testen. • Controleer de maaimessen. • De onderkant van het maaidek reinigen. • Controleer de vonkenvanger (indien aanwezig). • De bandenspanning controleren. • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Het motorscherm 1. Verwijder de bout en de borstmoer waarmee het motorscherm is bevestigd aan het schermaanhangsel (Figuur 33). Het kussen losmaken om toegang te krijgen tot de achterzijde Het stootkussen kan worden losgemaakt om toegang te krijgen tot de achterzijde van de machine en onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren. 1. Breng het platform omlaag. 2. Zet de draaiknoppen aan weerszijden van de machine los (Figuur 32). g279539 Figuur 33 1.
Het schermaanhangsel verwijderen Smering De machine smeren 1. Maak het motorscherm open; zie Het motorscherm (bladz. 28). 2. Verwijder de 2 bouten (5/16" x 1") en de riemkap (Figuur 35). Smeer met nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis. 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Reinig de smeernippels met een doek.
Draaipunten van de voorste zwenkwielen smeren Onderhoudsinterval: Jaarlijks Type vet: vet op lithium- of molybdeenbasis 1. Verwijder de stofkap en stel de draaipunten van de zwenkwielen bij; zie Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen (bladz. 43). Opmerking: Plaats de stofkap pas terug als u klaar bent met het smeren van de draaipunten van de zwenkwielen. g306252 Figuur 37 1. Kap van spanpoelie 3. 2.
De zwenkwielnaven smeren 10. Plaats de as met de moer in het wiel aan de zijde van het wiel met de nieuwe afdichting en het nieuwe lager. 11. Laat het open uiteinde van het wiel omhoog wijzen en vul het gebied rond de as aan de binnenzijde van het wiel met smeervet voor algemene doeleinden. 12. Plaats het tweede lager en een nieuwe afdichting in het wiel. 13. Breng afdichtkit aan op de tweede afstandsmoer en draai deze op de as met de afgeplatte kanten aan de buitenzijde. 14.
Rijhendels smeren met vet Onderhoud motor Onderhoudsinterval: Jaarlijks Veiligheid van de motor Smeer de kogelverbinding van de dodemanshendel en de lagers van de beide rijhendels. • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil Opmerking: Breng een druppel olie aan tussen de controleert of het carter bijvult met olie. beugels van de hendel om de draaibus in de draaibuis te smeren.
2. Als u het binnenste filter vervangt, schuif het dan voorzichtig in de filterbehuizing (Figuur 41). 3. Schuif het voorfilter op het veiligheidsfilter (Figuur 41). Opmerking: Zorg ervoor dat het voorfilter volledig op zijn plaats zit door op de buitenrand te duwen tijdens de montage. Belangrijk: Druk niet op het zachte midden van het filter. 4.
Motorolie verversen Motorolietype Olie: detergent-olie (API service SJ of hoger) Motoroliecapaciteit:2,1 liter met filter; 1,8 liter zonder filter g031341 Viscositeit: zie onderstaande tabel. g004216 Figuur 42 Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. WAARSCHUWING Contact met hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Motorolie verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum. 1. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 3.
Elektrodenafstand: 0,75 mm Bougie verwijderen g031341 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de bougie zoals wordt getoond in Figuur 47. g031449 g027478 Figuur 47 Bougie controleren g027477 Figuur 46 Belangrijk: Maak de bougie(s) niet schoon.
Bougie monteren Onderhoud brandstofsysteem Brandstof aftappen uit de brandstoftank U kunt de brandstoftank aftappen door de tank te verwijderen en de brandstof uit de vulbuis te gieten; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 38). U kunt de brandstoftank ook aftappen met een hevel. Ga dan te werk zoals beschreven in de onderstaande procedure. GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief.
Brandstoffilter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Na verwijdering mag u een vuil filter niet opnieuw aan de brandstofslang monteren. Opmerking: Neem eventueel gemorste brandstof op. 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
Onderhoud elektrisch systeem Veiligheid van het elektrisch systeem • Maak de accukabel los of verwijder de bougiekabel voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt.
Accu opladen De accu plaatsen Plaats de accu zoals wordt getoond in Figuur 55. WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265) om te voorkomen dat de accu beschadigd wordt bij temperaturen onder 0 °C. 1.
Onderhoud van de zekeringen Onderhoud aandrijfsysteem De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Er is geen onderhoud nodig. Als er een zekering is doorgebrand, moet u het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. De sporing afstellen 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
De bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan) De juiste bandenspanning voor de achterbanden is 0,83 tot 0,97 bar. g031531 Belangrijk: Een ongelijke bandenspanning kan Figuur 57 1. Draai naar links om de stang langer te maken. leiden tot onregelmatige maairesultaten. 3. Draai naar rechts om de stang korter te maken. Opmerking: De voorbanden zijn semi-pneumatisch en hoeven niet op spanning te worden gehouden. 2.
Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen Onderhoud van zwenkwielen en lagers Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) De zwenkwielen draaien op een rollager ondersteund door een spanbus. Als het lager steeds goed gesmeerd blijft, is de slijtage minimaal. Als u nalaat het lager goed te smeren, zal deze snel gaan slijten. Als een zwenkwiel gaat wiebelen is er meestal een lager versleten. 1.
9. 10. Draai de borgmoer vast tot de spanbus tegen de binnenzijde van de zwenkwielvork rust (Figuur 60). Smeer de nippel op het zwenkwiel. Opvulstuk van de koppeling verwijderen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Als de koppelingsrem is versleten tot het punt waarop de koppeling niet meer consistent aangrijpt, kunt u het opvulstuk verwijderen om de levensduur van de koppeling te verlengen (Figuur 61). g302534 Figuur 62 4.
g302538 Figuur 64 g302535 Figuur 66 1. Opvulstuk C. 1. Voelermaat Blaas met perslucht al het vuil onder de remstang en rond de afstandsstukken van de rem weg. D. Haal elke bout (M6 x 1) aan met een torsie van 12,8 tot 14,2 N·m. E. Gebruik een voelermaat van 0,254 mm dik om aan beide zijden van de remstang te controleren of er een opening is tussen de rotor en de armatuur, zoals getoond in Figuur 65 en Figuur 66.
Onderhoud koelsysteem Onderhouden remmen Luchtinlaatrooster reinigen De parkeerrem testen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder vóór elk gebruik aangekoekt gras, vuil of andere rommel van de cilinder en de koelribben van de cilinderkop, het luchtinlaatrooster op het uiteinde van het vliegwiel en de regelhendels en de koppeling van de carburateur.
Onderhoud riemen 6. Verwijder de bout waarmee de 2 riemkappen verbonden zijn (Figuur 70). De riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer de drijfriem(en) van het maaidek. Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken, slijtage, tekenen van oververhitting en andere schade. Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren.
11. Monteer de bout waarmee de 2 riemkappen verbonden zijn (Figuur 70). 12. Monteer de 2 zijkappen op de riemkappen; gebruik hierbij de 4 slotbouten en 4 moeren (Figuur 69). 13. Monteer het schermaanhangsel. 14. Sluit het motorscherm. De transmissieriem vervangen g031345 Figuur 74 Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—De transmissieriem vervangen. 1. Verwijder de brandstoftank; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 38). 2. Verwijder de dop van het hydraulische reservoir. 3.
Onderhoud bedieningsysteem Rijhendels afstellen Als de rijhendels niet op één horizontale lijn staan, moet u de rijhendels afstellen. 1. 2. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. g031538 Figuur 76 Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Duw de rijhendels omlaag uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND (Figuur 75). 4.
Onderhoud hydraulisch systeem 4. Reinig het gebied rond de vulbuis en de dop van de hydraulische tank (Figuur 77). Veiligheid van het hydraulische systeem • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de brandstoftank; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 38). 4. Verwijder de dop van het hydraulische reservoir. 5. Zoek de aftapplug onderaan de transmissies en plaats een opvangbak onder de pluggen (Figuur 78). g031544 Figuur 79 Linker transmissie getoond 1. Ontluchtingsplug 12.
Hydraulische systeem ontluchten Onderhoud van het maaidek Het tractiesysteem ontlucht zichzelf, maar het kan noodzakelijk zijn het systeem te ontluchten als de vloeistof wordt ververst of nadat er werkzaamheden zijn verricht aan het systeem. Veiligheid van de messen 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
4. Opmerking: Als dit verschil meer dan 3 mm Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit deel constateert, moet u direct een nieuw mes monteren (Figuur 80). bedraagt, moet u het mes vervangen. WAARSCHUWING Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. • Vijl de snijranden of het oppervlak van het mes niet en maak er geen scherpe inkepingen in. g006530 Figuur 80 1. Snijrand 3.
Opmerking: Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. g000552 Figuur 83 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen. 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 84). Opmerking: Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. g298850 Opmerking: Als het mes niet in balans is, Figuur 86 moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 83). 1. Bovenste moer van spil 3. Mesbout 2.
Horizontale maaidekhoogte controleren Het maaidek zijdelings horizontaal stellen 1. Breng de achterbanden op de juiste spanning. 2. Controleer of de bladen niet zijn verbogen; zie Controle op kromme messen (bladz. 53). 3. Zet de maaimessen horizontaal. 4. Meet bij de punten B en C. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes (Figuur 87). 1. Draai de zijmoer en de contramoer los in de gaffels die u wilt afstellen (Figuur 88). g031415 Figuur 88 1.
Opmerking: Draai de bout rechtsom om het maaidek hoger in te stellen; draai de bout linksom om het te verlagen. 3. Draai de contramoeren en de zijbouten vast. 4. Controleer de schuinstand in de lengterichting; zie Schuinstand van het maaidek controleren. (bladz. 55). De maaihoogte afstellen 1. Controleer de bandenspanning van de achterbanden. 2. Zet de maaihoogtehendel in de stand van 76 cm; zie Maaihoogte instellen (bladz. 20). 3.
De hefveer van het maaidek Grasgeleider vervangen afstellen WAARSCHUWING Opmerking: Afstellen van de drukveer verandert Als de uitworpopening niet afgedekt is, kan de machine voorwerpen uitwerpen naar u of naar omstanders; dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. in hoeverre het maaidek zweeft en hoeveel moeite het kost om het maaidek omhoog te brengen met de maaihoogtehendel.
Reiniging Stalling De onderkant van het maaidek reinigen Veiligheid tijdens opslag Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks • • Laat de motor afkoelen voordat u de machine opslaat. U mag de machine of brandstof niet opslaan in de nabijheid van een open vuur of binnenshuis brandstof aftappen. Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek. 1.
aftappen uit de brandstoftank (bladz. 37), of laat de motor lopen totdat deze afslaat. D. Start de motor en laat hem lopen totdat hij afslaat. Herhaal de procedure met de choke ingeschakeld (indien van toepassing) totdat de motor niet meer start. E. Voer brandstof op de juiste manier af; recyclen volgens de lokale voorschriften. Belangrijk: Bewaar brandstof die stabilizer/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilizer. 10.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De motor start niet, start moeilijk of slaat af. De motor verliest vermogen. De motor raakt oververhit. De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De brandstoftank is leeg of de brandstofafsluitklep gesloten. 1. Vul de brandstoftank met brandstof en open de klep 2. De chokehendel is niet ingeschakeld. 3. Een bougiekabel zit los of is niet aangesloten. 4.
Probleem De maaihoogte is ongelijk. Messen draaien niet. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) is/zijn bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 4. De schuinstand van het maaidek is verkeerd. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 6. De bandenspanning is niet correct. 7. Mesas verbogen. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 3. Stel het maaidek horizontaal in. 4. Pas de schuinstand aan. 5. Reinig de onderkant van het maaidek. 6.
Schema's g302050 Elektrisch schema – 140-1878 (Rev.
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.