Form No. 3435-854 Rev B Z Master® professionele 6000 serie zitmaaiers Met een TURBO FORCE® maaidek van 122 cm, 132 cm of 152 cm Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Registreer uw product op www.Toro.com. Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) 72902TE—Serienr.: 72919TE—Serienr.: 72925TE—Serienr.: 72942TE—Serienr.: 72969TE—Serienr.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Raadpleeg de meegeleverde documentatie van de motorfabrikant. Bruto- en nettokoppel: Het bruto- en nettokoppel van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1940 of J2723 van de Society of Automotive Engineers (SAE).
De knoppen van de rolbeugel controleren.................................................... 58 De sporing afstellen .......................................... 59 Bandenspanning controleren............................ 60 De wielmoeren controleren............................... 60 De sleufmoer van de wielnaaf controleren.................................................... 60 Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen ........................................................
Veiligheid Algemene veiligheid Deze machine kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Toro heeft deze maaier ontworpen om onder redelijke omstandigheden veilig te werken, het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen kan echter leiden tot letsel of de dood. Deze machine is ontworpen volgens norm EN ISO 5395:2013.
Hellingsindicator g011841 Figuur 3 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6.
decal109-6036 109-6036 Uitsluitend voor machines met achterafvoer 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 3. Maaihoogte decal107-3069 107-3069 1. Waarschuwing – Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 2.
Uitsluitend voor machines zonder MyRide™ decal116-5988 116-5988 1. Parkeerrem: ingeschakeld 2. Parkeerrem: vrijgesteld decal114-4470 114–4470 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Vergrendeld 2. Maaihoogte 4. Ontgrendeld decal116-8726 116-8726 1. Lees de Gebruikershandleiding voor de aanbevolen hydraulische vloeistof. Uitsluitend voor machines met MyRide™ decal116-8283 decal115-9625 116-8283 115-9625 1. Parkeerrem: vrijgesteld 1.
decal120-5897 120-5897 1. Choke 4. Langzaam 2. Snel 5. Aftakas, aftakasschakelaar 3. Continu snelheidsregeling decal117-0346 117-0346 1. Risico op brandstoflekkage – lees de gebruikershandleiding. Probeer niet de rolbeugel te verwijderen. U mag de rolbeugel niet lassen, boren of op welke wijze dan ook aanpassen. decal120-5898 120-5898 1. Choke 4. Langzaam 2. Snel 5. Aftakas, aftakasschakelaar 3. Continu snelheidsregeling decal117-3848 117-3848 decal126-2055 1.
Uitsluitend voor machines met zijafvoer decal126-4659 126-4659 1. Waarschuwing – hete poelie; laat deze afkoelen. decal127-0326 127-0326 1. Lees de Gebruikershandleiding. decal131-1180 131-1180 3. Verwijder het sleuteltje en lees de Gebruikershandleiding voordat u onderhoud uitvoert. 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Opvangmodus 2. Kort, licht gras; droog weer 4. Hoog, dicht gras; vochtig weer 2. Maaihoogte Alleen voor machines met MyRide™ decal132-5063 132-5063 1. Vergrendeld 10 2.
Uitsluitend voor machines met achterafvoer decal136-5522 136-5522 1. Geleiding van drijfriem; lees de Gebruikershandleiding voor informatie over smering. decal136-5508 136-5508 1. Geleiding van drijfriem decal133-8062 133-8062 Uitsluitend voor machines met achterafvoer decal140-1198 140-1198 1. Draai de moer rechtsom om deze te verwijderen. 11 2. Let op – Lees de Gebruikershandleiding.
decal114-4468 114-4468 5. Kans dat de wielen grip verliezen en de bestuurder de macht over de machine verliest, hellingen – Op een helling kunnen de wielen grip verliezen en kan de bestuurder de macht over de machine verliezen, schakel de aftakas uit en rij langzaam de helling af. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin 6. Ledematen van omstanders kunnen bekneld bent getraind.
decal132-0871 132-0871 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. Bedieningspaneel g008951 g029631 Figuur 5 Figuur 4 1. Grasgeleider voor zijafvoer 2. Hefpedaal maaihoogtedek 3. Parkeerremhendel 8. Achterste schokdemper (alleen voor machines met MyRide™) 9. Veiligheidsgordel 1. Aftakasschakelaar 4. Urenteller/ display veiligheidssysteem 2. Chokeknop 5. Contactschakelaar 3. Gashendel 6. Zekeringen 10.
Vergrendelde neutraalstand de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen (Figuur 6). Zet de rijhendels vanuit het midden naar buiten naar de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND wanneer u de machine verlaat (Figuur 25). Zet de rijhendels altijd in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Parkeerremhendel Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Machines met achterafvoer Gebruiksaanwijzing Breedte Opmerking: Bepaal vanuit de normale 152 cm maaidek Zonder maaidek Met maaidek bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
worden uitgeworpen. Controleer regelmatig of er onderdelen versleten zijn of hun toestand achteruit is gegaan en vervang deze indien nodig door onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen. GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. Brandstofveiligheid Ga bijzonder voorzichtig om met brandstof.
• Houdt brandstof langer vers wanneer deze wordt VOORZICHTIG gebruikt volgens de voorschriften van de fabrikant van de stabilisator. De ontluchting van de brandstoftank bevindt zich in de buis van de rolbeugel. De rolbeugel verwijderen of aanpassen kan leiden tot brandstoflekkage en de emissievoorschriften schenden. • Houdt de motor tijdens het gebruik schoon. • Voorkomt harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden • De rolbeugel niet verwijderen.
Een nieuwe machine inrijden Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen te ontwikkelen. Maai-eenheden en aandrijfsystemen hebben meer wrijving als zij nieuw zijn, waardoor de motor extra wordt belast. Houd er rekening mee dat een nieuwe machine een inrijperiode van 40 tot 50 bedrijfsuren nodig heeft om vol vermogen te ontwikkelen voor de beste prestaties.
Het veiligheidssysteem gebruiken WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Het veiligheidssysteem testen Bestuurdersstoel instellen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit (Figuur 10). Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt.
De achterste schokdempers instellen Machines zonder MyRide™ ophangingssysteem Druk de stoelvergrendeling naar voren om de stoel te ontgrendelen (Figuur 12). Uitsluitend voor machines met MyRide™ ophangingssysteem U kunt de MyRide™ vering naar uw voorkeur instellen zodat u prettig en comfortabel kunt rijden. U kunt de 2 achterste schokbrekers verstellen en zo de vering snel en eenvoudig instellen. Stel de vering in zodat die voor u het meest comfortabel is.
Tijdens gebruik Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid Bij het gebruik van de machine moet de bestuurder zijn/haar aandacht hier volledig op richten. Doe niets dat u afleidt, dit zou kunnen leiden tot letsel of schade. g030024 WAARSCHUWING Diverse motoronderdelen, vooral de knaldemper, worden bijzonder heet. Het aanraken daarvan kan leiden tot ernstige brandwonden, en ze kunnen bladeren, gras, struiken, enz. in brand steken.
• • • • • en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert. Maai niet in de achteruit-stand, tenzij dat strikt noodzakelijk is. voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, hoog gras en andere objecten die obstakels kunnen verbergen of het zicht verminderen. Op ongelijke oppervlakken kan de machine omslaan of de bestuurder het evenwicht verliezen. Controleer of alle aandrijvingen in de neutraalstand staan en de parkeerrem in werking is gesteld voordat u de motor start.
De machine veilig gebruiken op hellingen • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
Plaatsnemen in de bestuurderspositie Bescherming van de rolbeugel Een omkantelbeveiliging (rolbeugel) is gemonteerd op de machine. Gebruik het maaidek als opstapje om de bestuurderspositie te bereiken (Figuur 17). WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. Wielen die over randen heen komen, sloten, steile oever of water kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken.
De gashendel bedienen De handrem uitschakelen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM (Figuur 22). Gebruik altijd de stand SNEL wanneer u de aftakas inschakelt. g027335 Figuur 19 g008946 Figuur 22 De messchakelaar (aftakas) bedienen De messchakelaar (aftakas) start en stopt de maaimessen en eventuele bekrachtigde werktuigen. Messchakelaar (aftakas) inschakelen Opmerking: De messchakelaar (aftakas) inschakelen met half gas of minder zorgt voor overmatige slijtage aan de aandrijfriemen.
Starten van de motor De motor afzetten Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer VOORZICHTIG dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging 15 seconden wachten. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden. Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat.
De rijhendels gebruiken WAARSCHUWING De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. • Wees voorzichtig als u een bocht maakt. • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt. Vooruitrijden Opmerking: De motor slaat af als u de tractiebediening beweegt terwijl de parkeerrem in werking is gesteld. Om de machine te stoppen, duwt u de rijhendels naar de NEUTRAAL-stand. 1.
De maaihoogte instellen De transportvergrendeling gebruiken De transportvergrendeling heeft 2 standen en wordt gebruikt in combinatie met het maaidekpedaal. Er is een VERGRENDELDE en een ONTGRENDELDE stand voor de transportstand van het maaidek (Figuur 28). g008953 Figuur 27 Zijafvoer gebruiken Uitsluitend voor machines met zijafvoer Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert.
1. Zet de transportvergrendeling in de vergrendelde stand. 2. Trap het maaidekpedaal in en breng het maaidek omhoog tot de transportstand (dit is tevens de maaihoogtestand van 140 mm), zie Figuur 29. 3. Om dit aan te passen, draait u de pen 90 graden en verwijdert u de pen uit de maaihoogtebeugel (Figuur 29). 4. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die overeenkomt met de gewenste maaihoogtestand, en steek de pen daarin (Figuur 29). 5.
Antiscalpeerrollen afstellen Machines met zijafvoer Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
De glijder(s) afstellen Voor machines met achterafvoer Monteer de glijders in de laagste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm. Opmerking: Als de glijders slijten, kunt u versleten glijders omdraaien en op de andere kant van het maaidek monteren. Hierdoor kunt u de glijders langer gebruiken voordat u deze moet vervangen. g024243 1.
De knop van de afvoerplaat instellen Voor machines met zijafvoer Deze procedure is alleen van toepassing op machines met de afvoerplaatknop. Bepaalde modellen zijn voorzien van bouten en moeren in plaats van deze afvoerplaatknop en u kunt deze op dezelfde wijze aanpassen. U kunt de uitworp van de maaier aanpassen aan de maaiomstandigheden. Zorg ervoor dat u de knop en de plaat zodanig plaatst dat u het beste maairesultaat verkrijgt. 1.
Stand B Stand van afvoerplaat instellen Zet de plaat in deze stand als u het maaisel opvangt. Altijd uitlijnen met de opening van de blazer. Voor machines met zijafvoer De volgende afbeeldingen zijn uitsluitend bedoeld als aanbeveling. De instelling is afhankelijk van de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van het gras. Opmerking: Als het motorvermogen afneemt en de rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent u de plaat. Stand A Dit is de volledig achterwaartse stand.
afmaaien wordt afgeraden, tenzij het gras dun is, of in de late herfst, wanneer het gras langzamer groeit. Maairichting afwisselen Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt. Met de juiste regelmaat maaien Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaargetijde. Om dezelfde maaihoogte te behouden, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien.
Na gebruik aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer na elk gebruik of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes.
De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken WAARSCHUWING Handen kunnen klem raken in de draaiende onderdelen onder het maaidek. Dit kan tot ernstig letsel leiden. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en laat alle bewegende delen tot stilstand komen voordat u de vrijgaveventielen van de aandrijfwielen aanraakt. g015123 Figuur 40 1. Verticaal om de machine te duwen WAARSCHUWING De aandrijfeenheden van de motor en de hydrauliek kunnen zeer heet worden.
De machine transporteren Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Gebruik altijd een oprijplaat over de volledige breedte. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.
De machine laden WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. • Rij de machine achteruit op de oprijplaat en rij er vooruit af.
Onderhoud WAARSCHUWING Het verwijderen of wijzigen van originele apparatuur, onderdelen en/of accessoires kan van invloed zijn op de garantie, en de beheersbaarheid en veiligheid van de machine. Niet-goedgekeurde wijzigingen aan de originele apparatuur of het niet gebruiken van Toro onderdelen zou kunnen leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
WAARSCHUWING WAARSCHUWING De onderdelen van het brandstofsysteem staan onder hoge druk. Gebruik van de verkeerde onderdelen kan leiden tot storingen, benzinelekkage en mogelijk explosies. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van draaiende onderdelen en hete oppervlakken. Gebruik uitsluitend goedgekeurde brandstofleidingen en brandstoffilters voor hogedruksystemen.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • • • • Controleer het veiligheidssysteem (interlock). Oliepeil controleren. Controleer de veiligheidsgordel De knoppen van de rolbeugel controleren. Reinig het motorscherm en de oliekoeler. Controleer en reinig het scherm van de hydraulische eenheid. Controleer de maaimessen. Het maaidek reinigen. Reinig de vering. Om de 50 bedrijfsuren • • • • Controleer de vonkenvanger (indien aanwezig).
Procedures voorafgaande aan onderhoud 4. Draai het voetstuk van de Z Stand aan de voorkant naar buiten en schuif de Z Stand in de richting van de machine, in de onderkant van de sleuf (Figuur 44 en Figuur 45). De Z StandTM gebruiken De Z Stand wordt gebruikt om de voorkant van de machine omhoog te zetten zodat u het maaidek kunt reinigen en de maaimessen kunt verwijderen. WAARSCHUWING g001812 Figuur 45 De machine kan op iemand neervallen en ernstig lichamelijk of de dood veroorzaken.
Het plaatmetaalscherm verwijderen De machine van de Z Stand afrijden 1. Verwijder de blokjes. 2. Zet de vergrendeling omhoog in de ontgrendelde stand (Figuur 46). Zet de 2 voorste bouten los en verwijder het plaatmetaalscherm om bij de maaierriemen en de spilassen te komen (Figuur 48). Bevestig na de onderhoudswerkzaamheden het plaatmetaalscherm weer terug en draai de bouten weer vast. g001813 Figuur 46 1. Z Stand 3. Vergrendelde stand 2. Vergrendeling 4. Ontgrendelde stand 3.
Maaidek smeren met vet Smering Onderhoudsinterval: Jaarlijks—De arm van de riemspanpoelie smeren. De machine smeren Smeer de machine vaker als ze wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden. Type vet: nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
4. Smeer de armen van de spanpoelie van de drijfriem (Figuur 52). g027339 Figuur 54 12. g009030 Smeer de lagers van de zwenkwielen (Figuur 54). Figuur 52 5. Draaipunten van de zwenkwielen smeren Smeer de armen van de spanpoelie van de maaidekriem (alleen voor machines met achterafvoer) zoals getoond in Figuur 53. Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
De zwenkwielnaven smeren Onderhoudsinterval: Jaarlijks 10. Plaats 1 lager en 1 nieuwe afdichting in het wiel. 11. Als beide afstandsmoeren ontbreken op de as, breng dan afdichtkit aan op 1 van de afstandsmoeren en draai deze op de as met de afgeplatte kanten aan de buitenzijde. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
De filters controleren Om de 250 bedrijfsuren—Controleer het veiligheidsfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Om de 500 bedrijfsuren—Vervang het veiligheidsfilter (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 1. Belangrijk: Probeer het veiligheidsfilter niet te reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is, betekent dit dat het voorfilter is beschadigd. 2.
Motorolie verversen/oliepeil controleren 2. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Opmerking: Zorg dat de motor uitgeschakeld is zodat de olie tijd heeft gekregen om weg te lopen naar de opvangbak. Om de 100 bedrijfsuren (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 3.
Motorolie verversen 6. Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum. 1. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 60). Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Opmerking: Warme olie kan beter afgetapt worden. 2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 3.
Motoroliefilter vervangen 1. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Motorolie verversen (bladz. 52). Onderhoud van de bougie(s) 2. Vervang het motoroliefilter (Figuur 61). Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode- en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen.
Vonkenvanger controleren Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. Voor machines met een vonkenvanger Stel de afstand in op 0,75 mm. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren WAARSCHUWING Hete onderdelen van het uitlaatsysteem kunnen brandstofdampen ontsteken, zelfs nadat u de motor hebt afgezet.
Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Zie Brandstofveiligheid (bladz. 18) voor een volledige lijst van voorzorgsmaatregelen met betrekking tot brandstof. g008963 Figuur 65 Brandstoffilter vervangen 1.
Onderhoud elektrisch systeem Veiligheid van het elektrisch systeem • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de accu zoals getoond in Figuur 66. machine verricht.
Accu opladen De accu plaatsen Opmerking: Plaats de accu in een bak met de WAARSCHUWING accupolen van de hydraulische tank weg (Figuur 68). Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0 °C. 1.
Onderhoud van de zekeringen Onderhoud aandrijfsysteem De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Voor de zekeringen is geen onderhoud nodig. Als er echter een zekering doorbrandt, controleer dan het circuit op een storing of kortsluiting. Veiligheidsgordel controleren De zekeringen bevinden zich op het bedieningspaneel aan de rechterkant van de stoel (Figuur 69). 1. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering omhoog. 2. Monteer een nieuwe zekering (Figuur 69).
De sporing afstellen 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit. 2. Rijd naar een open, vlak gebied en zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . 3. Zet de gashendel halverwege tussen LANGZAAM en SNEL. 4. Zet beide rijhendels helemaal vooruit tot aan de aanslag in de T-sleuf. 5. Controleer de sporing van de machine. 6. Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 7. Pas indien nodig de aanslagplaten aan.
Bandenspanning controleren De sleufmoer van de wielnaaf controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan) Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren Om de 500 bedrijfsuren Zorg ervoor dat de torsie van de sleufmoer 286 tot 352 N·m bedraagt. De juiste bandenspanning voor de achterbanden is 0,9 bar. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten. De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd.
terug om de voorspanning op de lagers correct af te stellen (Figuur 75). Belangrijk: Zorg ervoor dat de veerringen goed zijn geplaatst, zoals getoond in Figuur 75. 5. Plaats de stofkap (Figuur 75). g010869 Figuur 76 1. Armatuur 2. Veldafdekking 5. Afstandsstuk van rem 6. Opvulstuk 3. Rotor 7. Remstang 4. Montagebout van rem 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
A. Opmerking: Vanwege de manier waarop de rotor en armatuur slijten, met pieken en dalen, is het soms moeilijk om de opening nauwkeurig te meten. Draai beide montagebouten van de rem een halve tot een hele slag los zoals wordt getoond in Figuur 78. Opmerking: Verwijder de remstang niet van de veldafdekking/armatuur. De remstang is versleten rond de armatuur en moet blijven passen nadat u het opvulstuk hebt verwijderd om voldoende remkoppel te garanderen. g010872 Figuur 80 1.
De koelribben en schermen reinigen Onderhoud koelsysteem Motorscherm en oliekoeler van de motor reinigen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
Schermen van hydraulische Onderhouden remmen eenheid controleren en De parkeerrem afstellen reinigen. Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren Om de 500 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
Opmerking: Om de koppeling te verlengen, draait u de gaffel 1 slag naar buiten. Onderhoud riemen 12. Draai de contramoer op de achterste koppeling vast (Figuur 85). Riemen controleren 13. Zorg ervoor dat de wielnaaf vrij kan bewegen tussen de remblokken van de remklauw. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren 14. Herhaal stap 8 tot 13 voor de rechterzijde. 15. Draai de vrijgavehendels van de aandrijfwielen naar de bedrijfsstand; zie De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken (bladz.
11. Bevestig de nieuwe riem rond de poelies van het maaidek en de koppelingspoelie onder de motor (Figuur 87). g027730 Figuur 88 1. Plaats de aandrijfriemkap terug. 3. Zorg ervoor dat het lipje onder de metalen vergrendeling valt. 2. Schuif de aandrijfriemkap onder de zijrichels. 15. Plaats het plaatmetaalscherm. Zie Het plaatmetaalscherm verwijderen (bladz. 46). 16. Draai de bout vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 46).
6. 4. Draai de 3 bouten los waarmee de metalen riemkap is bevestigd en verwijder de metalen riemkap. Verwijder de aandrijfriemkappen (Figuur 90). g027729 Figuur 90 g024145 Figuur 89 1. Spanpoelieveer 4. Spanpoelie 2. Tegengesteld draaiende riem 5. Vierkante opening in de arm van de poelie (voor de ratelsleutel) 3. Dubbele poelie 7. Gebruik een ratelsleutel in de vierkante opening in de arm van de spanpoelie om de druk op de veer te verminderen (Figuur 89). 8.
g027730 Figuur 92 Aandrijfriem van de hydraulische pomp vervangen g024146 Figuur 91 1. Koppelingspoelie 5. Riemgeleider 2. Aandrijfriem van maaidek 6. Veerbelaste spanpoelie 3. Veerbelaste spanpoelie 7. Vierkante opening in de arm van de poelie (voor de ratelsleutel) 4. Zorg ervoor dat het lipje van de riemgeleider tegen de naaf van het draaipunt komt. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
Onderhoud bedieningsysteem De stand van de bedieningshendel afstellen Er zijn twee standen voor de bedieningshendels: hoog en laag. Verwijder de bouten om de hoogte aan te passen voor de bestuurder. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. g009039 Figuur 93 1. Spanpoelie 5.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Druk het maaidekpedaal in, verwijder de maaihoogtepen en laat het maaidek neer op de grond. 4. Breng de achterkant van de machine omhoog en plaats deze op assteunen (of een gelijkwaardige ondersteuning), net hoog genoeg om de aandrijfwielen vrij te laten ronddraaien. 5.
g008620 Figuur 97 Rechter rijhendel afgebeeld 1. Draai de borgmoer vast met een torsie van 23 N·m. De bout moet uit het einde van de borgmoer steken na het vastdraaien. 2. Meeste weerstand (stevigste gevoel) 3. Demper 4. Gemiddelde weerstand (gemiddeld gevoel) g027409 5. Minste weerstand (zachtste gevoel) Figuur 96 1. Dubbele moeren 11.
Onderhoud hydraulisch systeem Veiligheid van het hydraulische systeem • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts. Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
Hydraulische vloeistof verversen en filters vervangen Opmerking: Het oliepeil op de peilstok is 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. onjuist als de olie wordt gecontroleerd wanneer de machine nog heet is. Beweeg de stoel naar voren. Maak de omgeving van de peilstokken van de hydraulische reservoirs schoon (Figuur 99). Verwijder 1 peilstok uit het hydraulische reservoir (Figuur 99). Veeg de peilstok schoon en draai de peilstok in het reservoir. Neem de peilstok eruit en bekijk het uiteinde (Figuur 99).
Onderhoud van het maaidek maaidek vervangen (bladz. 67) en Aandrijfriem van de hydraulische pomp vervangen (bladz. 68). Opmerking: Dit voorkomt dat er vloeistof op de riemen terecht komt. 5. Veiligheid van de messen Plaats een opvangbak onder het filter, verwijder het oude filter en veeg het oppervlak schoon (Figuur 101).
Controle op kromme messen Opmerking: De machine moet op een egaal oppervlak staan voor de volgende procedure. 1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie. 2. Trek dikke handschoenen of andere adequate handbescherming aan en draai langzaam het mes in een stand die meting mogelijk maakt van de afstand tussen de maairand en het egale oppervlak waarop de machine staat (Figuur 103). g006530 Figuur 102 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur g014972 Figuur 103 1. Maaidek 2.
g014973 g014973 Figuur 104 Figuur 106 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) 4. 2. Vlakke ondergrond Draai hetzelfde mes 180 graden, zodat de maairand aan de andere kant nu in dezelfde stand staat (Figuur 105). A. Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz.
g000553 Figuur 109 1. Mes 3. 2. Mesbalans Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. Maaimessen monteren 1. Monteer de lagerbus door het mes met de flens van de lagerbus op de onderste kant van het mes (Figuur 110). g295816 Figuur 107 1. Vleugel van het mes 4. Lagerbus 2. Mes 3. Platte kant van de spilas 5. Mesbout g255205 Figuur 110 De maaimessen slijpen 1. 1. Lagerbus Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 108). 2.
3. 4. Breng indien nodig smeermiddel op basis van koper of vet aan op de schroefdraden van de mesbout om te voorkomen dat deze vast komt te zitten. Draai de mesbout met de hand vast. 8. Breng het uitwerpkanaal omhoog. 9. Meet aan beide zijden van het maaidek vanaf het horizontale oppervlak tot de voorste punt van het maaimes (punt A); zie Figuur 113. Plaats een momentsleutel op de platte kant van de spilas en draai de mesbout vast met een torsie van 75 tot 81 N·m.
g025558 Figuur 116 Uitsluitend voor machines met achterafvoer 1. Maaidek 3. Achterste opening 2. Opening aan voorkant g027344 Figuur 114 1. Stelmoer 2. Contramoer 11. 3. Afstelling achterste maaidek 4. Afstelling voorste maaidek 12. Om het enkelpuntssysteem af te stellen, moet u de 2 bouten onderaan de maaihoogteplaat losdraaien (Figuur 115). Als het maaidek te laag is, draai dan de stelbout van het enkelpuntssysteem vast door deze rechtsom te draaien.
Opmerking: In de meeste omstandigheden moet het mes aan de achterzijde 6,4 mm hoger worden ingesteld dan de voorzijde. 5. Hef het vloerdeel op en steek een ratelsleutel in de vierkante opening in de spanpoelie van het maaidek (Figuur 118 of Figuur 119). 14. Draai de 2 bouten vast met een torsie van 37 tot 45 N·m. 6. 15. Meet aan beide zijden van het maaidek vanaf het horizontale oppervlak tot de achterste punt van het maaimes (punt B); zie Figuur 113.
g024670 Figuur 120 1. Rechter stabilisator 2. Maaidekkoppeling (rechterzijde afgebeeld) g024146 Figuur 119 Machines met achterafvoer 1. Koppelingspoelie 5. Riemgeleider 2. Aandrijfriem van maaidek 6. Veerbelaste spanpoelie 3. Veerbelaste spanpoelie 7. Vierkante opening in de arm van de poelie (voor de ratelsleutel) 4. Zorg ervoor dat het lipje van de riemgeleider tegen de naaf van het draaipunt komt. 8. Veer 7. 3. Verwijder de borstbout en moer. 4. Verwijder de borstbout en moer. 8.
Reiniging De onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng het maaidek omhoog in de TRANSPORTSTAND . g015594 Figuur 121 1. Bout 2. Afstandsstuk 5. Gemonteerde veer 6. Grasgeleider 3.
Stalling stationair gedurende 2 tot 5 minuten na het wassen. Veiligheid tijdens opslag 12. Controleer de staat van de maaimessen; raadpleeg Onderhoud van de maaimessen (bladz. 74). 13. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet deze worden voorbereid op stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling: • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u ze stalt.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. Schakel de aftakas uit. 2. De parkeerrem is uitgeschakeld. 3. De rijhendels staan niet in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . 4. U zit niet op de bestuurdersstoel. 5. De accu is leeg. 6. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 7. Een van de zekeringen is doorgebrand. 8.
Probleem Mogelijke oorzaak De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. De machine trekt naar links of naar rechts (met beide rijhendels volledig vooruit). De machine rijdt niet. De machine trilt abnormaal. 5.
Probleem Messen draaien niet. Mogelijke oorzaak 1. De aandrijfriem van het maaidek is beschadigd, versleten, los of stuk. 1. Een nieuwe drijfriem monteren. 2. De aandrijfriem van het maaidek is van de poelie af. 2. Monteer de aandrijfriem van het maaidek op de poelie van het maaidek en controleer of de spanpoelie, de arm van de spanpoelie en de veer goed zijn geplaatst en goed functioneren. 3. Controleer de riemspanning of plaats een nieuwe riem. 4. Veer vervangen. 3.
Schema's g009180 Elektrisch schema (Rev.