FORM NR. 3319–217NL Rev A Wheel Horse 520xi Tractor Model nr. 73541 – 8900001 en hoger Gebruikershandleiding BELANGRIJK: Lees deze handleiding aandachtig door. De handleiding bevat informatie ten behoeve van uw veiligheid en die van anderen. Zorg dat u vertrouwd bent met de plaats en functie van de bedieningsorganen voordat u de machine gaat gebruiken.
Inleiding Dank u voor de keuze van een Toro produkt. Wij bij Toro wensen dat u geheel tevreden bent met dit nieuwe produkt. Aarzel daarom niet contact op te nemen met uw erkende Toro Service Dealer voor eventuele hulp, service, originele Toro onderdelen of andere informatie. Wanneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u de model- en serienummers van de machine altijd te vermelden.
Inhoud Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veilige bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hellingsdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheids- en instructieplaatjes . . . . . . . Controles vóór het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . Motorkap openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motorkap sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Zijpanelen verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . Brandstof bijvullen . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid Deze machine voldoet ten minste aan de specificaties van B71.1–1996 van het Amerikaanse National Standards Institute, van kracht op het moment van produktie. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING, of GEVAAR — “instructie voor persoonlijke veiligheid.
Veiligheid 11. Handen, voeten, haar en losse kleding uit de buurt houden van het afvoergedeelte van werktuigen, de onderkant van de maaier of bewegende onderdelen terwijl de motor loopt. • Rijd langzaam en in een lage versnelling, zodat u niet hoeft te stoppen of te schakelen terwijl u op de helling rijdt. • Volg de aanbevelingen van de fabrikant voor wielgewichten of contragewichten op, ten behoeve van een goede stabiliteit. • Let goed op bij montage van grasvangers of andere werktuigen.
Veiligheid Kinderen Onderhoud Er kunnen ernstige ongevallen gebeuren als de bestuurder niet let op de aanwezigheid van kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en het maaien. Ga er nooit vanuit dat kinderen blijven waar u ze het laatst hebt gezien. De volgende voorschriften moeten worden opgevolgd om letsel van kinderen te voorkomen. 1. De motor stoppen en de bougiekabel(s) losmaken voordat u onderhoud, reparatie of afstelling gaat verrichten. 2.
Veiligheid kunnen komen of voorwerpen kunnen worden uitgeworpen. Controleer deze onderdelen regelmatig en vervang ze indien nodig door onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen. 9. Maaimessen zijn scherp en kunnen snijwonden veroorzaken. Maaimessen alleen met een doek of handschoenen aanpakken en extra voorzichtig zijn wanneer u er onderhoud aan verricht. 10. Uitsluitend originele vervangingsdelen gebruiken, zodat de oorspronkelijke standaards behouden blijven. 11.
Veiligheid Hellingsdiagram Lees alle veiligheidsinstructies op pagina 2 - 5. HOUD DEZE RAND GELIJK MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, HEK, PAAL ENZ.
Veiligheid Veiligheids- en instructieplaatjes De veiligheids- en instructieplaatjes zijn duidelijk zichtbaar voor de bestuurder aangebracht in de buurt van een mogelijk gevaar. Plaatjes die beschadigd of verloren zijn direct vervangen. OP KAP VAN AANDRIJFAS (Onderdeel nr.
Controles vóór het gebruik Telkens voordat u de tractor gaat gebruiken, dient u het volgende te controleren: • Brandstofvoorraad • Motoroliepeil • Vuil op de (3) luchtinlaatroosters • Vuil in het motordeel • Vuil op de achterste kap van de cardanas • Het veiligheidssysteem • De rem 1 m–3584 Figuur 1 1. Sleuf voor motorkapontgrendeling Voor sommige stappen moet u de motorkap openen of de zijpanelen van de tractor verwijderen. Motorkap openen Open de motorkap als volgt: 1.
Controles vóór het gebruik Motorkap sluiten 2 1. Til de steunstang op en laat de motorkap zakken (Fig. 2). 2. Druk de motorkap omlaag totdat de vergrendeling sluit. 1 1 m–3438 m–3318 Figuur 2 1. Steunstang Figuur 3 1. Vergrendeling zijpaneel 2. Open sleuf Zijpanelen verwijderen 1. 2. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel.
Controles vóór het gebruik Brandstof bijvullen Gebruik LOODVRIJE normaalbenzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is, kan gelode normaalbenzine worden gebruikt. Belangrijk: Nooit methanol, benzine die methanol bevat, of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken, omdat het brandstofsysteem daardoor beschadigd kan worden. Geen olie door de benzine mengen. POTENTIEEL GEVAAR • Benzine is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief.
Controles vóór het gebruik Motoroliepeil controleren 1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel. 2. Open de motorkap. 3. Maak de omgeving van de peilstok (fig. 4) schoon, zodat er geen vuil in de peilstokbuis kan komen, waardoor de motor beschadigd zou kunnen worden. 4. Oliepeilstok eruit trekken en het metalen uiteinde schoonvegen (fig. 5).
Controles vóór het gebruik Controleren op vuil Belangrijk: 1. 2. De motor laten lopen met geblokkeerde grasleiplaat, vervuilde of verstopte koelribben en/of verwijderde koelplaten leidt tot motorschade door oververhitting. POTENTIEEL GEVAAR • Het roterende luchtinlaatrooster en de aandrijfas kunnen letsel veroorzaken. WAT KAN ER GEBEUREN • Vingers, handen, of losse kleding kunnen verstrikt raken in het roterende luchtinlaatrooster of de aandrijfas. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond.
Controles vóór het gebruik Belangrijk: Vuil kan beter worden weggeblazen (fig. 8) dan weggewassen. Bij gebruik van water ervoor zorgen dat dit niet op elektrische delen komt. Veiligheidsschakelaars controleren Controleer altijd de veiligheidsschakelaars voordat u de tractor gebruikt. Instructies voor het controleren van het veiligheidssysteem vindt u in het hoofdstuk Gebruiksaanwijzing, pagina 14. Rem controleren Zie Rem controleren en Rem afstellen, pagina 32. Figuur 8 Belangrijk: 5.
Gebruiksaanwijzing Veiligheid staat voorop Parkeerrem Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies op pagina 2 - 7. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en u zelf voorkomen. Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. Bedieningsorganen 1. Trap het rempedaal (fig. 10) in en houd het ingetrapt. Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (fig. 10) voordat u de motor start en de machine gebruikt. 2.
Gebruiksaanwijzing Starten en stoppen van de motor Starten 2 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 2. Trap het rempedaal in. 1 NB.: 3 De motor kan alleen worden gestart wanneer u het rempedaal helemaal ingetrapt houdt. 3. Zet de aftakasschakelaar in de stand UIT (fig. 11). 4. Zet de choke-hendel op AAN (als de motor koud is) (fig. 11). m–3257 Figuur 11 1. Handgas 2. Choke 3. Aftakasschakelaar 2 1 5. 6. Zet het handgas halverwege richting SNEL (fig. 11).
Gebruiksaanwijzing Bediening van de aftakas Het veiligheidssysteem Met de aftakasschakelaar schakelt u de elektrische koppeling van de aftakas in en uit. Werking van het veiligheidssysteem Als de contactsleutel in de stand LOPEN of VERLICHTING staat en de aftakas ingeschakeld is, brandt het indicatielampje voor de aftakas. Als dit lampje brandt, betekent dat: let op, de aftakas is ingeschakeld en de startmotor werkt niet als de aftakas ingeschakeld is.
Gebruiksaanwijzing 5. Trap het rempedaal helemaal in en stel de parkeerrem in werking. Druk de aftakasschakelaar omlaag in de stand UIT en start de motor. Trek de aftakasschakelaar omhoog in de stand AAN. Kom iets omhoog uit de stoel. De motor moet nu stoppen. Parkeerremlampje Als het parkeerremlampje AAN is, geeft dit aan dat de parkeerrem in werking is gesteld. De machine rijdt niet wanneer de parkeerrem in werking is gesteld. Aftakaslampje Instrumenten en indicatielampjes De indicatielampjes (fig.
Gebruiksaanwijzing Motorolietemperatuurmeter Deze meter geeft de temperatuur van de motorolie aan. Als de wijzer in het rode gebied komt, schakelt u de aftakas uit en laat u de motor stationair draaien om hem af te laten koelen. POTENTIEEL GEVAAR • Door een te hoge rijsnelheid op hellingen kan de tractor omslaan of kunt u de macht over het stuur verliezen.
Gebruiksaanwijzing 4. 5. Plaats uw voet op het rijpedaal en druk de bovenkant van het pedaal langzaam in om vooruit te rijden, of druk de onderkant van het pedaal in om achteruit te rijden (fig. 15). Hoe verder u het pedaal in één van beide richtingen intrapt, hoe sneller de machine in die richting rijdt. Om vaart te minderen, laat u het rijpedaal terugkomen en trapt u het rempedaal in.
Gebruiksaanwijzing Hefinrichting voor werktuigen Werktuig laten zakken De hefinrichting (fig. 16) wordt gebruikt om werktuigen te heffen en te laten zakken. 1. Start de tractor. 2. Druk de bedieningshendel OMLAAG om het werktuig te laten zakken (fig. 17). 1 1 2 m–3315 Figuur 17 1. Heffen - hendel omhoog 2. Zakken - hendel omlaag m–3258 Figuur 16 1. Bedieningshendel hefinrichting voor werktuigen Werktuig heffen 1. Start de tractor. 2.
Gebruiksaanwijzing Schuinstand van het stuurwiel instellen De schuinstand van het stuurwiel kan in vier posities worden gezet. Zet het stuurwiel in een stand waarbij u de machine het best en het meest comfortabel kunt bedienen. 1 m–3320 1. Til de hendel op om het stuurwiel te ontgrendelen (fig. 20). 2. Zet het stuurwiel in de gewenste schuinstand. Laat de hendel los om het stuurwiel in die stand te vergrendelen. Figuur 18 1.
Gebruiksaanwijzing Gebruik van de Cruise Control De Cruise Control is een schakelaar (fig. 21) op het rechter spatbord, waarmee u een vaste positie van het rijpedaal instelt zonder uw voet te gebruiken. De Cruise Control werkt alleen bij vooruit rijden. Cruise Control inschakelen 1. Zet de tractor in beweging, zie Vooruit en achteruit rijden, pagina 18. Terwijl u het rijpedaal in een bepaalde stand ingetrapt houdt, drukt u de Cruise Control-schakelaar (fig. 21) in de stand “SET”.
Gebruiksaanwijzing De Smart Turn stuurfunctie Tractor met de hand duwen De Smart Turn stuurfunctie verlaagt automatisch de rijsnelheid van de tractor bij scherpe bochten. De snelheidsreductie staat in directe verhouding met de scherpte van de bocht, tot een maximale snelheidsreductie van 40%. Dit maakt het mogelijk scherpe bochten te maken, zonder dat u de instelling van de rijsnelheid hoeft aan te passen. Na het maken van de bocht wordt automatisch de oorspronkelijke rijsnelheid hersteld.
Onderhoud MOGELIJK GEVAAR • Als u de sleutel in het contactslot laat zitten, kan een onbevoegde de motor starten. WAT ER KAN GEBEUREN • Per ongeluk starten van de motor kan leiden tot lichamelijk letsel van u of omstanders. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Verwijder de sleutel uit het contactslot en trek de bougiekabel(s) van de bougie(s) af alvorens onderhoud te verrichten. Druk de kabel(s) opzij, zodat die geen contact kunnen maken met de bougie(s).
Onderhoud Werkzaamheden Elk gebruik Elke 5 uur Elke 25 uur Elke 50 uur Elke 200 uur Elke 100 uur Onderhoud voor stalling Lakbeschadigingen - bijwerken X * Vaker in stoffige, vuile omstandigheden Luchtfilter 2 Onderhoudsinterval/Specificatie 1 Schuimelement: reinigen en oliën na elke 25 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij het kortste interval moet worden aangehouden. 4 3 Papierelement: vervangen na elke 100 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij het kortste interval moet worden aangehouden.
Onderhoud Schuimelement schoonmaken 1. Was het schuimelement in warm water met vloeibare zeep. Als het element schoon is, het goed uitspoelen. 2. Het element drogen door in een schone doek het water eruit te drukken. 3. Ca. 25 - 50 ml olie op het element aanbrengen (fig. 23). In het element knijpen om de olie te verdelen. Belangrijk: 1 2 Het schuimelement vervangen als het gescheurd of versleten is. m–3248 Figuur 24 1. Papierelement 2 Belangrijk: 1 2.
Onderhoud Motorolie Onderhoudsinterval/Specificatie MOGELIJK GEVAAR • Delen onder de motorkap zijn heet als de motor heeft gelopen. Olie verversen: • Na de eerste 5 bedrijfsuren. • Na elke 100 bedrijfsuren. WAT ER KAN GEBEUREN • Aanraken van hete delen kan brandwonden veroorzaken. Type olie: detergente olie (API serviceklasse SG of SH) GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Laat de tractor afkoelen alvorens onderhoud te verrichten of delen onder de motorkap aan te raken. Carterinhoud: incl.
Onderhoud Motoroliefilter vervangen Onderhoudsinterval/Specificatie Vervang het oliefilter elke 200 bedrijfsuren of bij elke olieverversing. 1 1. Motorolie aftappen, zie Motorolie verversen/aftappen, pagina 27. 2. Verwijder het oude filter en veeg het contactvlak van de filteraansluiting schoon (fig. 26). 3. Smeer de rubber afdichtring van het nieuwe filter in met een dun laagje nieuwe olie (fig. 26). m–3262 Figuur 25 1.
Onderhoud Bougies Onderhoudsinterval/Specificatie Vervang de bougies na elke 200 bedrijfsuren. Controleer of de afstand tussen de midden- en zij-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel om bougies te verwijderen en te monteren en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. Bougie verwijderen 1. Aftakas uitschakelen, parkeerrem in werking stellen, hefinrichting laten zakken en de contactsleutel in de stand “STOP” draaien om de motor te stoppen.
Onderhoud Smeren Bougies controleren 1. Controleer het midden van de bougie(s) (fig. 28). Als de isolator lichtbruin of grijs is, functioneert de motor naar behoren. Een zwarte afzetting op de isolator duidt meestal op een vervuild luchtfilter. Belangrijk: 2. Bougie(s) nooit schoonmaken. Bougie(s) altijd vervangen bij zwarte afzetting, versleten elektroden, oliesporen of scheurtjes. Controleer de afstand tussen de midden- en zij-elektrode (fig. 28). De zij-elektrode buigen (fig.
Onderhoud 3. Open het onderhoudsdeksel van de aandrijfas op de cardantunnel bij de stoel, door de twee bevestigingsschroeven eruit te draaien. Til het deksel er daarna af (fig. 30). 4. Smeer de drie smeernippels (fig. 31). m–3419 Figuur 31 1 m–3422 Figuur 30 1. Onderhoudsdeksel aandrijfas 5. Deksel weer aanbrengen en bevestigen. 6. Smeer de smeernippel van het rempedaal (fig. 32). POTENTIEEL GEVAAR • Draaiende as of koelventilator kan letsel veroorzaken.
Onderhoud Rem Stel altijd de parkeerrem in werking als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Controleer de rem vóór elk gebruik. Als de parkeerrem slipt of onvoldoende remvermogen heeft, moet die worden afgesteld. Rem controleren 1. Tractor op vlakke ondergrond parkeren, aftakas uitschakelen, hendel voor Hoog/Laag in stand “N” zetten, parkeerrem in werking stellen en de contactsleutel in de stand “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel uit het contactslot. 2.
Onderhoud Brandstoftank 2” Brandstoftank aftappen POTENTIEEL GEVAAR • Benzine is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief. m–3418 WAT KAN ER GEBEUREN • Brand of explosie van benzine kan brandwonden of schade aan eigendommen veroorzaken. Figuur 35 4. Draai de stelmoer (fig. 36) totdat de speling 51 mm bedraagt. HOE HET GEVAAR TE VERMIJDEN • Benzine uit de tank aftappen als de motor koud is. Doe dit in de vrije buitenlucht. Gemorste benzine opvegen.
Onderhoud 5. 1 m–3263 Figuur 37 1. Brandstofkraan 3 2 1 m–2487 Figuur 38 1. Slangklem 2. Brandstofleiding 3. Brandstofkraan 3. Maak de slangklem los en schuif die over de brandstofleiding, weg van de brandstofkraan (fig. 38). 4. Trek de brandstofleiding van de brandstofkraan af (fig. 38). Er stroomt wat brandstof uit de leiding als u die afkoppelt. Bevestig een slang aan de kraan om de brandstof in een opvangbak te laten lopen.
Onderhoud Brandstoffilter Toesporing van de voorwielen Onderhoudsinterval/Specificatie Onderhoudsinterval/Specificatie Vervang het brandstoffilter na elke 100 bedrijfsuren. Een correcte toesporing van de voorwielen is belangrijk voor de veiligheid, de werking van de Smart Turn stuurfunctie en het bedieningsgemak. Bij ongelijkmatige bandenslijtage, beschadiging van de graszode of zwaar sturen kan afstelling nodig zijn.
Onderhoud Belangrijk: Zorg ervoor dat het platte vlak aan de bovenkant van de voorste uiteinden van de stuurstangen evenwijdig is met de onderkant van de stuurarm (fig. 42). m–3421 Figuur 40 2 2 1 Figuur 42 1 2 m–3583 Aanzicht vanaf voorzijde tractor, uiteinde van stuurstang 1. Zo 4. 2 1 Controleer de toesporing nogmaals; zie Toesporing meten, pagina 35. m–3397 Figuur 41 1. Contramoer 2. Niet zo 2. Stuurstang Transmissie-olie Onderhoudsinterval/Specificatie Toesporing afstellen 1.
Onderhoud 3. Omgeving van de peilstok schoonmaken (fig. 43), zodat er geen vuil in de vulopening kan komen, waardoor de cardanas beschadigd zou kunnen worden. 2 1 m–2467 Figuur 44 1. Bedrijfsgebied 2. F-markering (FULL) 1 Transmissie-olie verversen m–3260 Figuur 43 1. Peilstok en vulbuis transmissie-olie 4. 5. 6. Trek de transmissiepeilstok eruit en veeg het metalen deel schoon met een doek (fig. 43). Druk de peilstok weer helemaal in de vulbuis (fig. 5).
Onderhoud 4. Transmissiefilter vervangen Nadat alle olie eruit is gelopen, de aftapplug weer aanbrengen. Onderhoudsinterval/Specificatie NB.: Oude olie bij een erkend inzamelpunt afleveren. Vervang het transmissiefilter na de eerste 50 bedrijfsuren, daarna na elke 200 uur. 1. De transmissie-olie aftappen, zie Transmissie-olie verversen/aftappen, pagina 37. 2. Verwijder het transmissiefilter en veeg het contactvlak van de filteraansluiting schoon (fig. 46). 3.
Onderhoud Zekeringen 4. Onderhoudsinterval/Specificatie De lamp indrukken en linksom draaien tot aanslag (ca. 1/4 slag) en verwijder de lamp uit de houder (fig. 49). De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet het onderdeel en de bedrading op kortsluiting worden gecontroleerd. Om een zekering te vervangen, deze uit de houder trekken (fig. 47). 5 5 1 3 4 2 1 4 2 Figuur 48 3 4 m–3316 4. Sleuven 5.
Onderhoud 2. 3. Aan de lamphouder zitten twee lippen (fig. 48). Houd de lippen voor de sleuven in de reflector, steek de lamphouder in de reflector en draai deze 1/4 slag rechtsom tot aanslag. Druk de stekkers op de polen van de lamphouder. Achterlichten Gloeilamp: GE 194 Gloeilamp verwijderen 1. Aftakas uitschakelen, parkeerrem in werking stellen, hefinrichting laten zakken en de contactsleutel in de stand “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel uit het contactslot. 2.
Onderhoud Accu Onderhoudsinterval/Specificatie Controleer het zuurpeil van de accu elke 25 uur. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Gebruik een tissue om de accubak schoon te maken. Als de accupolen geoxydeerd zijn, deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje zuurvrij vet (vaseline) op de accupolen aan om oxydatie te voorkomen. 3. Verwijder de accukap. 4. Verwijder de cellendeksels om in de cellen te kijken.
Onderhoud Accu bijvullen met water Accu verwijderen Belangrijk: 1. Aftakas uitschakelen, parkeerrem in werking stellen, hefinrichting laten zakken en de contactsleutel in de stand “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel uit het contactslot. 2. Verwijder de grille aan de voorzijde van de tractor door de motorkap op te tillen en de twee bevestigingsschroeven met ringen eruit te draaien (fig. 51). Sluit de motorkap en verwijder de grille door die naar buiten naar u toe te trekken.
Onderhoud 4 MOGELIJK GEVAAR • De accupolen kunnen kortsluiting maken als ze tegen metalen delen van de tractor aan komen. 2 WAT ER KAN GEBEUREN • Vonken kunnen accugassen doen exploderen. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Bij het verwijderen of monteren van de accu opletten dat de accupolen niet in aanraking komen met metalen delen van de tractor. • Zorg ervoor dat de accukap en bevestigingsbeugels altijd gemonteerd zijn, om de accu te beschermen en op zijn plaats te houden.
Onderhoud Accu monteren Accu opladen 1. Plaats de accu op het chassis (fig. 53). Belangrijk: 2. Bevestig de accukap aan het chassis met de bevestigingsbeugels. 3. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van de accu met behulp van de bout en vleugelmoer (fig. 53). 4. 5. 1. Bevestig de minkabel (zwart) aan de minpool (-) van de accu met behulp van de bout en vleugelmoer (fig. 53). Accu uit het chassis verwijderen, zie Accu verwijderen, pagina 42. 2.
Onderhoud Schema elektrische installatie HEADLIGHT HARNESS REAR HARNESS BK OR BK OR TAIL LIGHTS OR A OR BK B BK GN C GN Y E Y BN D BN CRUISE SWITCH SW8 3 2 5 6 OR SW7 (CRUISE DISENGAGE SWITCH) SWITCH OPENS WHEN BRAKE IS DEPRESSED P CRUISE MAGNET VIO P (MOMENTARY) W CRUISE SWITCH OPERATION OFF NO CONNECTION ON 3 AND 2 CONNECTED MOMENTARY 3 AND 2 CONNECTED 5 AND 6 CONNECTED CRUISE MODULE C Y A BN B BK 95-3029 WARNING LIGHT HARNESS PARK #194 LAMP OIL #194 LAMP PTO
Onderhoud Schema elektrische installatie SW4 (IGNITION SWITCH) OFF-----------NO CONNECTION RUN/LIGHTS----------B I R L RUN---------------B I R START--------------B I R S L I 4 OR OR S 3 B 1 P KLEURCODES BEDRADING S R 5 2 BN R VIO R B BK ZWART P ROSE I L BN BRUIN R ROOD BU BLAUW T LICHTBRUIN GN GROEN VIO VIOLET GY GRIJS W WIT OR ORANJE Y GEEL IGNITION SWITCH TERMINAL LOCATIONS VEIWED FROM BACK.
Onderhoud Reiniging en stalling 1. 2. Aftakas uitschakelen, parkeerrem in werking stellen en de contactsleutel in de stand “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel uit het contactslot. 8. Neem de accu uit het chassis, controleer het zuurpeil en laad de accu volledig op, zie: Accu, pagina 41. De accukabels niet op de accupolen aansluiten tijdens stalling. Belangrijk: Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor.
Onderhoud 12. Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken. Bijwerklak is verkrijgbaar bij de erkende Toro-dealer. 13. Machine in een schone, droge garage of opslagruimte stallen. Sleutel uit contactslot nemen en onthouden waar u die bewaart. Machine afdekken om hem te beschermen en schoon te houden.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Startmotor draait niet. Startmotor draait, maar motor oto start sta t niet. et MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. De aftakas is AAN. 1. Schakel de aftakas UIT. 2. Rem is niet ingetrapt of parkeerrem niet in werking gesteld. 2. Parkeerrem in werking stellen. 3. Bestuurder zit niet op de stoel. 3. Neem plaats op de stoel. 4. Elektrische verbindingen geoxydeerd of los. 4. Elektrische verbindingen op goed contact controleren. 5. Zekering doorgebrand of los.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor start, maar blijft niet et lopen. ope Motor loopt, maar onregelmatig. o ege at g Motor loopt niet goed stationair. stat o a 50 MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Choke of gasregelkabel niet goed afgesteld of defect. 1. Neem contact op met erkende Toro-dealer. 2. Brandstoftankbeluchting verstopt. 2. Neem contact op met erkende Toro-dealer. 3. Vuil of water in het brandstofsysteem. 3. Brandstofsysteem aftappen en spoelen. Verse brandstof bijvullen. 4.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor raakt oververhit. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Motoroliepeil onjuist. 1. Bijvullen of aftappen tot aan F-markering. 2. Brandstofmengsel te mager. 2. Neem contact op met erkende Toro-dealer. 3. Te hoge belasting. 3. Minder belasten, rijsnelheid verlagen. 4. (3) luchtinlaatroosters zijn vuil. 4. Reinigen voor elk gebruik. 5. Koelribben en luchtkanalen onder luchtinlaathuis van motor en/of roterend luchtinlaatrooster zijn verstopt. 5.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Tractor rijdt niet voorof achteruit. o ac te u t Tractor functioneert niet naar behoren. Tractor rijdt voor- en achteruit, maar met onvoldoende dt vermogen. Dit wordt erger naarmate de transmissie warmer wordt. Abnormale trillingen of lawaai. a aa 52 MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Bedieningshendel Hoog/Laag staat in “N.” 1. Bedieningshendel Hoog/Laag in “L” of “H” zetten. 2. Transmissie-oliepeil te laag. 2.