NR. 3321–972 Wheel Horse 520xi Tractor Model nr. 73570 – 9900001 en hoger Bedieningshandleiding BELANGRIJK: Lees deze handleiding aandachtig door. De handleiding bevat informatie ten behoeve van uw veiligheid en die van anderen. Zorg dat u vertrouwd bent met de plaats en functie van de bedieningsorganen voordat u de machine gaat gebruiken.
Inleiding Dank u voor de keuze van een Toro produkt. Wij bij Toro wensen dat u geheel tevreden bent met dit nieuwe produkt. Aarzel daarom niet contact op te nemen met uw erkende Toro Service Dealer voor eventuele hulp, service, originele Toro onderdelen of andere informatie. Wanneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u de model- en serienummers van de machine altijd te vermelden.
Inhoud Blz. Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Instructies voor veilige bediening van (rijdende) cirkelmaaiers met zittende bestuurder . . . 2 Veilige bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Geluidsdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Geluidsniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Trillingsniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Hellingsdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid Instructies voor veilige bediening van (rijdende) cirkelmaaiers met zittende bestuurder 4. Onthoud dat de gebruiker verantwoordelijk is voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen. 5. Vervoer van passagiers is niet toegestaan. 6. Elke bestuurder moet op professionele en praktische wijze worden geïnstrueerd. Bij dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: Deze machine voldoet ten minste aan de Europese normen, van kracht op het moment van produktie.
Veiligheid • Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het bijvullen niet roken. • Maak geen scherpe bochten. Ga zorgvuldig te werk bij achteruit rijden. • Vul brandstof bij voordat u de motor start. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt of heet is. • Gebruik contragewicht(en) of wielgewichten, als dit in de bedieningshandleiding wordt geadviseerd. • Als er benzine gemorst is de motor niet aanzetten, maar eerst de maaier verplaatsen.
Veiligheid 12. Aandrijving naar werktuig(en) uitschakelen bij transport of als de machine niet in gebruik is. Onderhoud en stalling 1. Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is. 2. Als zich brandstof in de tank bevindt de maaier niet stallen in een afgesloten ruimte waar benzinedampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen. 3. Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een afgesloten ruimte stalt. 4.
Veiligheid Geluidsniveau Deze machine produceert een geluidsniveau van: 105 Lwa, op basis van metingen van identieke machines, uitgevoerd volgens Richtlijn 84/538/EEG en wijzigingen daarop. Trillingsniveau Deze machine produceert een maximum hand-arm trillingsniveau van 9 m/s2 en over het gehele lichaam van 0,2 m/s2 op basis van metingen van identieke machines volgens EN 1033 en EN 1032.
Veiligheid 6
Hellingsdiagram Lees alle veiligheidsinstructies op pagina 2 - 12.
8
Veiligheid Veiligheids- en instructieplaatjes De veiligheids- en instructieplaatjes zijn duidelijk zichtbaar voor de bestuurder aangebracht in de buurt van een mogelijk gevaar. Plaatjes die beschadigd of verloren zijn direct vervangen. OP KAP VAN AANDRIJFAS (Onderdeel nr. 98-1608) OP STOELOPHANGING (Onderdeel nr. 99–2986) OP STOELOPHANGING (Onderdeel nr. 99–5340) OP BEVESTIGINGSBAND VAN ACCU (Onderdeel nr. 93-1265) OP TUNNEL VAN AANDRIJFAS OP WAND VAN MOTORCOMPARTIMENT (2) ONDER ZIJKAP (Onderdeel nr.
Veiligheid Overzicht van symbolen Veiligheidsalarm Amputatiegevaar - Maaier in achterwaartse beweging Veiligheidsalarm Blijf altijd op veilige afstand van de maaier Lees de bedieningshandleiding Lees de bedieningshandleiding voor de juiste onderhoudsprocedures Uitgeworpen voorwerpenGevaar voor alle lichaamsdelen Uitgeworpen voorwerpenAan zijkant gemonteerde cirkelmaaier.
Veiligheid Overzicht van symbolen Maaimes Basissymbool Meerijden op deze machine uitsluitend toegestaan op passagierszitplaats en als zicht van de bestuurder niet belemmerd wordt Maaimes Instelling maaihoogte Maaier - Zakken Vingers of hand kunnen bekneld raken - Zijwaartse kracht Maaier - Heffen Terugslag of opwaartse beweging - Opgeslagen energie Maaitrommel - Kan voet afsnijden of afknellen Rotor - Kan vingers of hand afsnijden Motor afzetten en contactsleutel verwijderen alvorens onderhoud of re
Veiligheid Overzicht van symbolen Snel Langzaam Brandstof Brandstofvoorraad Toename/afname Aan/lopen Leeg Uit/Stop Vol Motor Laadtoestand van de accu Motor starten KoplampenDim-/grootlicht Motor afzetten Remsysteem Choke Parkeerrem Motortemperatuur Koppeling Aftakas MotorolieDruk Vast Los Motoroliepeil Openen Sluiten Keuzeschakelaar 12
Controles vóór het gebruik Telkens voordat u de tractor gaat gebruiken, dient u het volgende te controleren: • Brandstofvoorraad • Motoroliepeil • Vuil op de 3 luchtinlaatroosters • Vuil in het motordeel • Vuil op de achterste kap van de cardanas • Het veiligheidssysteem • De rem 1 m-3584 Figuur 1 1. Sleuf voor motorkapontgrendeling Voor sommige stappen moet u de motorkap openen of de zijpanelen van de tractor verwijderen. Motorkap openen Open de motorkap als volgt: 1.
Controles vóór het gebruik Motorkap sluiten C. De motorkapvergrendeling bevindt zich bij de linker hoek van de grille. 1. Druk de motorkapvergrendeling naar achteren terwijl u de motorkap laat zakken (fig. 2). 2. Druk de motorkap omlaag totdat de vergrendeling sluit. Verwijder het zijpaneel van de tractor. 2 1 1 m-3318 2 Figuur 3 2 1. Vergrendeling zijpaneel Voorzijde van tractor Figuur 2 1. Motorkapvergrendeling 2. Motorkapscharnieren Zijpanelen verwijderen 1.
Controles vóór het gebruik Brandstof bijvullen Gebruik LOODVRIJE normaalbenzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is, kan gelode normaalbenzine worden gebruikt. Belangrijk: Nooit methanol, benzine die methanol bevat, of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken, omdat het brandstofsysteem daardoor beschadigd kan worden. Geen olie door de benzine mengen. MOGELIJK GEVAAR • Benzine is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief.
Controles vóór het gebruik Brandstoftank vullen 1. 2. 3. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel. 1 2 Maak de omgeving van de tankdop schoon en verwijder de tankdop. Gebruik een trechter en vul brandstof bij tot 6-13 mm (1/4-1/2”) onder de onderkant van de vulopening. Deze ruimte is nodig voor het uitzetten van de brandstof.
Controles vóór het gebruik Controleren op vuil Belangrijk: 1. 2. De motor laten lopen met geblokkeerde grasleiplaat, vervuilde of verstopte koelribben en/of verwijderde koelplaten leidt tot motorschade door oververhitting. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel. Controleer de 3 luchtinlaatroosters (fig. 6) op vuil.
Controles vóór het gebruik 4. In het motordeel kan zich vuil ophopen. Verzameld vuil met een borstel of door blazen verwijderen vóór elk gebruik. Belangrijk: Vuil kan beter worden weggeblazen (fig. 8) dan weggewassen. Bij gebruik van water ervoor zorgen dat dit niet op elektrische delen komt. 1 m-3436 Figuur 9 1. Achterste kap van cardanas Veiligheidsschakelaars controleren m-3615 Figuur 8 Belangrijk: 5. 18 GEEN HOGEDRUKREINIGER GEBRUIKEN.
Gebruiksaanwijzing Veiligheid staat voorop 7 5 Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies op pagina 2-9. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en u zelf voorkomen. 15 8 2 6 11 9 1 Bedieningsorganen 16 3 10 Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (fig. 10) voordat u de motor start en de machine gebruikt. 12 4 13 14 m–3597 Figuur 10 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Gebruiksaanwijzing Keuzeschakelaar Schakelaar die door middel van draaien wordt ontgrendeld, wordt gebruikt om de beveiliging “werktuig-in-achteruit” op te heffen. Bevindt zich aan de stoelophanging, vóór en net onder de zitting (fig. 11). Starten en stoppen van de motor Starten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 2. Trap het rempedaal in. NB.: 1 De motor kan alleen worden gestart wanneer u het rempedaal helemaal ingetrapt houdt. 3. Zet de aftakasschakelaar in de stand UIT (fig. 12). 4.
Gebruiksaanwijzing Bediening van de aftakas Met de aftakasschakelaar schakelt u de elektrische koppeling van de aftakas in en uit. 2 1 3 m-3257 Figuur 12 1. Handgas 2. Choke Als de contactsleutel in de stand LOPEN of VERLICHTING staat en de aftakas ingeschakeld is, brandt het indicatielampje voor de aftakas. Als dit lampje brandt, betekent dat: let op, de aftakas is ingeschakeld en de startmotor werkt niet als de aftakas ingeschakeld is.
Gebruiksaanwijzing Het veiligheidssysteem Werking van het veiligheidssysteem Het veiligheidssysteem is bedoeld om ervoor te zorgen dat de motor alleen kan worden gestart als: • U op de bestuurdersstoel zit • Het rempedaal ingetrapt is • De aftakasschakelaar UIT staat Het veiligheidssysteem is bedoeld om ervoor te zorgen dat de motor stopt als: • U opstaat van de stoel en het rempedaal loslaat. • U opstaat van de stoel als de aftakasschakelaar AAN staat.
Gebruiksaanwijzing 1 MOGELIJK GEVAAR • Een kind of omstander kan door een achteruitrijdende tractor met ingeschakelde maaier overreden worden. WAT ER KAN GEBEUREN • Contact met maaimes(sen) leidt tot ernstig (mogelijk fataal) letsel. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Niet in de achteruit maaien, tenzij dat strikt noodzakelijk is. • Kijk altijd omlaag en achterom vóór en tijdens achteruitrijden.
Gebruiksaanwijzing 5. 6. 7. Trap het rempedaal helemaal in en stel de parkeerrem in werking. Druk de aftakasschakelaar omlaag in de stand UIT en start de motor. Trek de aftakasschakelaar omhoog in de stand AAN. Kom iets omhoog uit de stoel; de motor moet nu stoppen. Met de parkeerrem gelost, draait u de contactsleutel op RUN (lopen) zonder de motor te starten. Trek de aftakasknop in de stand AAN.
Gebruiksaanwijzing Acculampje Motorolietemperatuurmeter Het acculampje is AAN wanneer de contactsleutel in de stand LOPEN of VERLICHTING staat en de accuspanning lager dan 12,1 V of hoger dan 15,0 V is. Als het lampje bij een hoog toerental oplicht, moet u de accu en de elektrische installatie laten controleren en het probleem laten verhelpen. Deze meter geeft de temperatuur van de motorolie aan.
Gebruiksaanwijzing prestaties met werktuigen. Gebruik Hoog voor transport of wanneer de omstandigheden een hogere rijsnelheid toelaten. 2 1 3 MOGELIJK GEVAAR • Door een te hoge rijsnelheid op hellingen kan de tractor omslaan of kunt u de macht over het stuur verliezen. 4 m-3258 WAT ER KAN GEBEUREN • Omslaan of verlies van de macht over het stuur kan ernstig of zelfs fataal letsel veroorzaken. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • De tractor nooit in neutraal schakelen terwijl hij in beweging is.
Gebruiksaanwijzing Hefinrichting voor werktuigen De hefinrichting (fig. 19) wordt gebruikt om werktuigen te heffen en te laten zakken. Werktuig laten zakken 1. Start de tractor. 2. Druk de bedieningshendel OMLAAG om het werktuig te laten zakken (fig. 20). 1 1 2 Figuur 20 m-3258 1. Heffen - hendel omhoog 2. Zakken - hendel omlaag Figuur 19 1. Bedieningshendel hefinrichting voor werktuigen Bestuurdersstoel instellen Werktuig heffen 1. Start de tractor. 2.
Gebruiksaanwijzing 2. Zet het stuurwiel in de gewenste schuinstand. Laat de hendel los om het stuurwiel in die stand te vergrendelen. 2 1 1 m-3320 Figuur 21 1. Hendel stoelverstelling m-3259 Koplampen en achterlichten Figuur 23 De koplampen en achterlichten worden ingeschakeld door de contactsleutel in de stand VERLICHTING te draaien. Ze kunnen ook ingeschakeld worden als de motor niet loopt.
Gebruiksaanwijzing Cruise Control inschakelen 1. Zet de tractor in beweging, zie Vooruit en achteruit rijden, pagina 25. Terwijl u het rijpedaal in een bepaalde stand ingetrapt houdt, drukt u de Cruise Control- schakelaar (fig. 24) in de stand “SET”. Hiermee zet u het rijpedaal in de huidige stand vast, waarna u de voet van het rijpedaal kunt nemen. Het pedaal blijft in de huidige stand staan. 2.
Gebruiksaanwijzing Tractor met de hand duwen Belangrijk: De tractor altijd met de hand duwen; de tractor nooit slepen, omdat de transmissie hierdoor beschadigd kan worden. Tractor duwen 1. De aftakas uitschakelen en de contactsleutel in de stand “STOP” draaien om de motor te stoppen. 2. Zet de Hoog/Laag groepenhendel in de neutrale stand “N”. Nu kunnen de achterwielen vrij draaien. 3. Zet de groepenhendel weer in Hoog of Laag nadat u de tractor hebt verplaatst en stel de parkeerrem in werking.
Onderhoud Onderhoudsschema Werkzaamheden Elk gebruik Elke 5 uur Elke 25 uur Elke 50 uur Elke 100 uur Elke 200 uur Onderhoud voor stalling Motoroliepeil controleren X X Rem controleren X X Veiligheidssysteem- controleren X X 3 Luchtinlaatroosters reinigen* X X Motorcompartiment reinigen* X X Achterste kap cardanas reinigen* X X Motorolie verversen Eerste X X Luchtfilter - voorfilter motor reinigen* X X Bandenspanning controleren X X Cardanas - oliepeil controleren X Acc
Onderhoud MOGELIJK GEVAAR • Als u de sleutel in het contactslot laat zitten, kan een onbevoegde de motor starten. WAT ER KAN GEBEUREN • Per ongeluk starten van de motor kan leiden tot lichamelijk letsel van u of omstanders. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Om per ongeluk starten van motor tijdens onderhoud te voorkomen sleutel uit contactschakelaar nemen en kabel van bougie trekken. Druk de kabel opzij, zodat hij niet per ongeluk contact met de bougie kan maken.
Onderhoud Schuimelement schoonmaken 1. Was het schuimelement in warm water met vloeibare zeep. Als het element schoon is, het goed uitspoelen. 2. Het element drogen door in een schone doek het water eruit te drukken. 3. Breng 25-50 ml (1-2 oz.) olie op het element aan (fig. 26). Het element samenknijpen om de olie te verdelen. Belangrijk: 1 2 Het schuimelement vervangen als het gescheurd of versleten is. m–3248 Figuur 27 1. Papierelement 2 Belangrijk: 1 2.
Onderhoud Motorolie Onderhoudsinterval/Specificatie MOGELIJK GEVAAR • Delen onder de motorkap zijn heet als de motor heeft gelopen. Olie verversen: • Na de eerste 5 bedrijfsuren. • Na elke 100 bedrijfsuren. WAT ER KAN GEBEUREN • Aanraken van hete delen kan brandwonden veroorzaken. Type olie: detergente olie (API serviceklasse SG of SH) GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Laat de tractor afkoelen alvorens onderhoud te verrichten of delen onder de motorkap aan te raken.
Onderhoud 3 2 1 1 1256 m–3262 Figuur 29 Figuur 28 1. Motorolie-aftapkraan Belangrijk: Overvullen van het carter met motorolie kan motorschade veroorzaken. 1. Oliefilter 2. Afdichtring 4. Monteer het nieuwe oliefilter op de filteraansluiting. Draai het filter rechtsom totdat de rubber afdichtring tegen de filteraansluiting aanligt. Draai het filter daarna nog 1/2 slag aan (fig. 29). 5. Vul het carter met het juiste type nieuwe motorolie; zie Motorolie verversen/aftappen, pagina 34.
Onderhoud Bougie verwijderen Bougies controleren 1. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Contactsleutel verwijderen. 1. 2. Open de motorkap. 3. Trek de kabels(s) van de bougie(s) af (fig. 30). Maak de omgeving van de bougie(s) schoon, om te voorkomen dat vuil in de motor terecht komt en schade veroorzaakt. 4. Verwijder de bougie(s) en metalen ring. Controleer het midden van de bougie(s) (fig. 31).
Onderhoud 3. Druk de bougiekabels op de bougies (fig. 30). 4. Sluit de motorkap. Smeren Onderhoudsinterval/Specificatie De machine na elke 50 bedrijfsuren of jaarlijks doorsmeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Het smeren moet vaker plaatsvinden bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type vet: universeel smeervet. Methode van smeren 1.
Onderhoud MOGELIJK GEVAAR • Draaiende as of koelventilator kan letsel veroorzaken. WAT ER KAN GEBEUREN • Vingers, handen, voeten, haar enz. kunnen in de as of ventilator verstrikt raken. • Loszittende kleding kan in de as verstrikt raken. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • De tractor alleen bedienen als het deksel op zijn plaats aangebracht is. • Houd handen en armen uit de buurt van de draaiende as of ventilator. 4. m-3420 Figuur 35 7.
Onderhoud Bandenspanning Rem Onderhoudsinterval/Specificatie Stel altijd de parkeerrem in werking als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Controleer de rem vóór elk gebruik. Als de parkeerrem slipt of onvoldoende remvermogen heeft, moet die worden afgesteld. Houd de voor- en achterbanden op de voorgeschreven spanning. Controleer de bandenspanning via het ventiel na elke 25 bedrijfsuren of elke maand, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden (fig. 37).
Onderhoud Brandstoftank 2” Brandstoftank aftappen MOGELIJK GEVAAR • Benzine is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief. m-3418 WAT ER KAN GEBEUREN • Brand of explosie van benzine kan brandwonden of schade aan eigendommen veroorzaken. Figuur 38 4. Draai de stelmoer (fig. 39) totdat de speling 51 mm (2”) bedraagt. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Benzine uit de tank aftappen als de motor koud is. Doe dit in de vrije buitenlucht. Gemorste benzine opvegen.
Onderhoud 5. 1 m-3263 Figuur 40 Monteer de brandstofleiding aan de brandstofkraan. Schuif de slangklem naar de brandstofkraan toe om de brandstofleiding vast te zetten (fig. 41). De brandstofkraan moet normaal gesproken open blijven, behalve bij onderhoud aan het brandstofsysteem of wanneer de tractor op een aanhanger wordt vervoerd. Brandstoffilter Onderhoudsinterval/Specificatie 1. Brandstofkraan Vervang het brandstoffilter na elke 100 bedrijfsuren. Brandstoffilter vervangen 1.
Onderhoud 6. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen tot dicht bij het filter. Zorg ervoor dat de stroomrichtingspijl in de richting van de motor wijst. 7. Draai de brandstofkraan aan de brandstoftank open (fig. 40 en 41). 8. Zijpanelen terugplaatsen en motorkap sluiten. m-3421 Toesporing van de voorwielen Figuur 43 Onderhoudsinterval/Specificatie Een correcte toesporing van de voorwielen is belangrijk voor de veiligheid, de werking van de Smart Turnt stuurfunctie en het bedieningsgemak.
Onderhoud 1 2 2 1 m-3583 m-3260 Figuur 45 Aanzicht vanaf voorzijde tractor, uiteinde van stuurstang 1. Zo 4. 2. Niet zo Controleer de toesporing nogmaals; zie Toesporing meten, pagina 42. Figuur 46 1. Peilstok en vulbuis transmissie-olie 5. Trek de transmissiepeilstok eruit en veeg het metalen deel schoon met een doek (fig. 46). 6. Druk de peilstok weer helemaal in de vulbuis (fig. 5). Trek de peilstok eruit en controleer het peil op het metalen deel.
Onderhoud Transmissie-olie verversen De transmissie-olie na de eerste 50 bedrijfsuren verversen, daarna na elke 200 uur. Type olie: SAE 10W-30 detergente olie, (API service-klasse SG, SH of hoger) Inhoud transmissie: Totale inhoud systeem: 6,8 liter (6 qts). Hoeveelheid voor bijvullen ca.: 5,1 liter (4.5 qts). 1. 2. De transmissie-olie opwarmen door met de tractor te rijden. Machine op een vlakke ondergrond parkeren, om te verzekeren dat de olie volledig wordt afgetapt.
Onderhoud Zekeringen Transmissiefilter vervangen Onderhoudsinterval/Specificatie Onderhoudsinterval/Specificatie Vervang het transmissiefilter na de eerste 50 bedrijfsuren, daarna na elke 200 uur. 1. De transmissie-olie aftappen, zie Transmissie-olie verversen/aftappen, pagina 44. 2. Verwijder het transmissiefilter en veeg het contactvlak van de filteraansluiting schoon (fig. 49). 3. Smeer de rubber afdichtring van het nieuwe filter in met een dun laagje nieuwe olie (fig. 49).
Onderhoud 4. De lamp indrukken en linksom draaien tot aanslag (ca. 1/4 slag) en verwijder de lamp uit de houder (fig. 52). 5 5 2. Aan de lamphouder zitten twee lippen (fig. 51). Houd de lippen voor de sleuven in de reflector, steek de lamphouder in de reflector en draai deze 1/4 slag rechtsom tot aanslag. 3. Druk de stekkers op de polen van de lamphouder. 1 3 Achterlichten 4 2 Gloeilamp: GE 194 Gloeilamp verwijderen 4 1.
Onderhoud Gloeilamp monteren Ga in omgekeerde volgorde te werk zoals bij het verwijderen van de gloeilamp. Accu Onderhoudsinterval/Specificatie Controleer het zuurpeil van de accu elke 25 uur. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Gebruik een tissue om de accubak schoon te maken. Als de accupolen geoxydeerd zijn, deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje zuurvrij vet (vaseline) op de accupolen aan om oxydatie te voorkomen.
Onderhoud 5. Monteer de accukap. Belangrijk: 6. Zorg ervoor dat de accukap altijd op zijn plaats gemonteerd is, om de accu tegen hitte te beschermen. Monteer de grille aan de voorzijde van de tractor en bevestig die met de twee eerder verwijderde schroeven en ringen (fig. 54). Accu verwijderen 1 1. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Contactsleutel verwijderen. 2.
Onderhoud 6 1 3 MOGELIJK GEVAAR • De accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting met metalen delen van de tractor maken. • Door onjuist leggen van de accukabels kunnen de kabels beschadigd worden. 5 2 8 WAT ER KAN GEBEUREN • Vonken kunnen accugassen doen exploderen. • Beschadigde kabels kunnen kortsluiting met metalen delen van de tractor maken en vonken veroorzaken.
Onderhoud 5. Monteer de grille aan de voorzijde van de tractor en bevestig die met de twee eerder verwijderde schroeven en ringen (fig. 54). Accu opladen Belangrijk: Zorg dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen onder 0 °C (32°F). 1. Accu uit het chassis verwijderen, zie Accu verwijderen, pagina 48. 2. Controleer het zuurpeil, zie Zuurpeil controleren, pagina 47, stap 2-5. 3.
BK OR A B 5 2 BN Y E D BN Y PK BK OR K4 VIO BU W PK ACCULAMP MODULE BK PK A OR B+D D C B J A H K E F BK #194 LAMP OR #194 LAMP SPANNINGSĆ COMPARATOR ACCU PARKEERREM #194 LAMP AFTAKAS GN #194 LAMP #194 LAMP T #194 LAMP OLIE OPHEFFEN CRUISE BN 1 VIO 2 OR BK BU W PK GN T VIO SW6 BK I BK #194 LAMP G W #194 LAMP G S Y TEMP.
Onderhoud Reiniging en stalling 1. 2. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Sleutels uit contact- en keuzeschakelaar verwijderen. 8. Neem de accu uit het chassis, controleer het zuurpeil en laad de accu volledig op, zie: Accu, pagina 47. De accukabels niet op de accupolen aansluiten tijdens stalling. Belangrijk: Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor.
Onderhoud 13. Machine in een schone, droge garage of opslagruimte stallen. Sleutels uit contact- en keuzeschakelaar verwijderen en onthouden waar u die bewaart, buiten bereik van kinderen. Machine afdekken om hem te beschermen en schoon te houden.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Startmotor draait niet. Startmotor draait, maar motor startt niet. sta et 54 MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. De aftakas is AAN. 1. Schakel de aftakas UIT. 2. Rem is niet ingetrapt of parkeerrem niet in werking gesteld. 2. Parkeerrem in werking stellen. 3. Bestuurder zit niet op de stoel. 3. Neem plaats op de stoel. 4. Elektrische verbindingen geoxydeerd of los. 4. Elektrische verbindingen op goed contact controleren. 5. Zekering doorgebrand of los.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor start, maar blijft niet lopen. Motor loopt, maar onregelmatig. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Choke of gasregelkabel niet goed afgesteld of defect. 1. Neem contact op met erkende Toro-dealer. 2. Brandstoftankbeluchting verstopt. 2. Neem contact op met erkende Toro-dealer. 3. Vuil of water in het brandstofsysteem. 3. Brandstofsysteem aftappen en spoelen. Verse brandstof bijvullen. 4. Brandstoffilter is verstopt. 4. Brandstoffilter vervangen. 5.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor loopt niet goed stationair. Motor raakt oververhit. Motor levert onvoldoende vermogen. e oge 56 MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Brandstoftankbeluchting verstopt. 1. Neem contact op met erkende Toro-dealer. 2. Vuil, water of oude in brandstofsysteem. 2. Brandstofsysteem aftappen en spoelen. Verse brandstof bijvullen. 3. Bougie defect. 3. Bougie vervangen. 4. Stationairkanalen van carburateur verstopt. 4. Neem contact op met erkende Toro-dealer.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE Tractor rijdt niet voor- of achteruit, omdat motor hapert of afslaat. 1. Rem loopt aan. 1. Neem contact op met erkende Toro-dealer. Tractor rijdt met beperkte ssnelheid e e d vooruit oo u t en e iss traag t aag of o ijdt niet i t iin achteruit. ht it rijdt 1. Cruise Control is ingeschakeld met rijpedaal in neutraal. 1. Cruise Control uitschakelen. 2. Motor loopt met te laag toerental. 2. Zet handgas op“SNEL”. 3.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Tractor rijdt voor- en achteruit, maar met onvoldoende vermogen. Dit wordt erger g g t de d transmissie t i i warmer naarmate wordt. 58 MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Transmissie-oliepeil te laag. 1. Vullen tot aan “F”-markering op peilstok transmissie-olie bij koude transmissie. 2. Transmissie vertoont sporen van oververhitting of vervuiling met water. 2. Transmissie-olie en -filter vervangen. 3.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Abnormale trillingen of lawaai. Maaidekdrijfriem loopt van poelies af, slipt of werkt niet. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Motorbevestigingsbouten zitten los. 1. Motorbevestigingsbouten aandraaien. 2. Spanrol of maaimes zit los. 2. Desbetreffende poelie vastzetten. 3. Koelventilator van transmissie los. 3. Neem contact op met erkende Toro-dealer. 4. Probleem met de elektrische koppeling. 4. Neem contact op met erkende Toro-dealer. 1.