Form No. 3325-554 520xi Wheel Horse Tuintractor Modelnr.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002. Meters en controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vooruit en achteruit rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . De machine stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gebruik cruise control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Werktuigen opheffen en neerlaten . . . . . . . . . . . . Bestuurdersstoel instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Dank u voor de keuze van een Toro-product. Wij van Toro wensen dat u geheel tevreden bent met dit nieuwe product. Aarzel daarom niet contact op te nemen met uw erkende Toro-dealer voor eventuele hulp, service, originele Toro-onderdelen of andere informatie.
• Alle bestuurders moeten ervoor zorgen dat zij professionele en praktische instructie krijgen. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: • Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.
• Uitkijken voor verkeer bij het oversteken en in de buurt van de openbare weg. • Aandrijving naar werktuigen uitschakelen bij transport of als de machine niet in gebruik is. • Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken dan grasvelden oversteekt. • Motor afzetten en aandrijving naar werktuigen uitschakelen: • Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening naar omstanders toe richten of personen in de buurt van de in werking zijnde machine laten komen.
• Accugassen kunnen ontploffen. Houd sigaretten, vonken en open vuur uit de buurt van de accu. Veilige Bediening Toro Rijdende Maaimachine • Gebruik altijd originele onderdelen zodat de originele standaarden worden gehandhaafd. De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-norm. • Gebruik de maaimachine op hellingen van meer dan 5°, heuvelopwaarts en heuvelafwaarts, niet dwars.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. Onderdeelnr. 98-1608 1. Trap de tractiepedaal naar voren om vooruit te rijden en naar achteren om achteruit te rijden. 2. Om de parkeerrem in werking te stellen, trapt u het rempedaal in en zet u de parkeerremhendel omhoog. 3.
Onderdeelnr. 93-1265 1. Oppervlak kan heet zijn—Houd afstand. Onderdeelnr. 99-5340 1. Draai het Keychoice-sleuteltje om als u wilt maaien in de achteruit-stand. Onderdeelnr. 104-4164 1. Bevat lood. Werp de accu niet in het afval. 2. Recyclen 3. Draag oogbescherming— Explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken. 4. Geen vonken of vuur en niet roken. 5. Zwavelzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 6. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 7.
Motorkap openen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, laat het werktuighefmechanisme neer, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Druk de sluiting van de motorkap naar links (Fig. 2). Onderdeelnr. 104-4163 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken 3. Risico van bijtende vloeistof—Brandwonden op handen en beschadiging van voorwerpen. 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de gebruikershandleiding. 6.
Motorkap sluiten Brandstof bijvullen De sluiting van de motorkap bevindt zich in de linkerhoek van de grille. Gebruik loodvrije, normale benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. 1. Druk de sluiting van de motorkap naar achteren als u de motorkap neerlaat. Belangrijk Nooit methanol, benzine die methanol bevat of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken, omdat deze het brandstofsysteem kunnen beschadigen.
Gebruik van stabilizer/conditioner 1 Gebruik altijd een stabilizer/conditioner in de machine. Dit biedt u de volgende voordelen: 2 • Houdt de benzine vers gedurende stalling van 90 dagen of minder. Voor langere stalling wordt aanbevolen alle benzine uit de tank af te tappen. • Houdt de motor tijdens het gebruik schoon. • Voorkomt harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden. m–3246 Belangrijk Gebruik nooit brandstofadditieven die methanol of ethanol bevatten.
5. Verwijder aangekoekte rommel uit de omgeving van de motor met een borstel of een blaasapparaat. ÓÓÓ ÓÓÓ ÓÓÓ Belangrijk Indien mogelijk vuil uitblazen (Fig. 9), in plaats van uitspoelen. Als u water gebruikt, moet u ervoor zorgen dat dit niet terecht komt op elektrische apparatuur. 1 m–3412 Figuur 7 De pijlen duiden de inlaat- en uitlaatroute aan. m–3615 1. Luchtinlaatroosters (1 van de 3 is getoond) Figuur 9 3. Veeg rommel weg vóór en/of tijdens gebruik, als dit nodig is.
Parkeerrem gebruiken Gebruiksaanwijzing Stel altijd de parkeerrem in werking wanneer u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Veiligheid staat voorop Parkeerrem in werking stellen Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies op blz. 3 tot en met 8. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, huisdieren en uzelf voorkomen. 1. Trap het rempedaal in (Fig. 11) en houdt dit ingetrapt. 2. Beweeg de parkeerremhendel (Fig.
Aftakas inschakelen 6. Draai het contactsleuteltje naar rechts en houdt het sleuteltje op start (Fig. 13). 1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen. 2 1 2. Zet de gashendel op snel. 3 Belangrijk Om de beste resultaten te verkrijgen, moet u altijd vol gas geven als de aftakas is ingeschakeld. 4 3. Zet de aftakasschakelaar op aan (Fig. 14). m–3312 1. Aanslag 2. Lopen met lampen 2 1 Figuur 13 3. Lopen 4. Starten m–3264 7. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat.
Werken in Achteruit Als u er zeker van bent dat u veilig in de achteruit-stand kunt maaien of een werktuig kunt gebruiken, voert u de volgende procedure uit: De tractor heeft een veiligheidssysteem dat voorkomt dat maaimachines, sneeuwruimers en andere werktuigen die worden aangedreven door de aftakas worden gebruikt terwijl de tractor achteruit rijdt. Als u de tractor in de achteruit-stand zet, terwijl de aftakas is ingeschakeld, zal de aftakas tot stilstand komen. 1. Schakel de aftakas in. 2.
Veiligheidssysteem testen 9. Trap het rempedaal helemaal in en schakel de parkeerrem in. Zet de aftakasschakelaar op Uit en start de motor. Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Gebruik de machine niet als het veiligheidssysteem niet naar behoren werkt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende Service Dealer. 10.
Waarschuwingslampje werken-in-achteruit-stand Meters en controlelampjes De controlelampjes (Fig. 16) gaan branden als bepaalde bedieningsorganen zijn ingeschakeld en als er ernstige storingen optreden waaraan onmiddellijk aandacht moet worden besteed. 1 2 3 4 5 Het waarschuwingslampje werken-in-achteruit-stand gaat branden als de KeyChoice-schakelaar wordt gebruikt om de interlock voor werken-in-achteruit-stand uit te schakelen.
Vooruit en achteruit rijden 2 1. De tractor stoppen. 1 Belangrijk Niet schakelen als de tractor in beweging is. Dit kan leiden tot inwendige schade aan de transmissie. Belangrijk Zet geen kracht op de schakelhendel. Als u tijdens het schakelen het tractiepedaal licht intrapt, zult u gemakkelijker kunnen schakelen. 3 2. Om vooruit te rijden in de hoge (H) of lage (L) versnelling schakelt u met de hendel voor Hoog-Laag (Fig. 11).
Gebruik cruise control Cruise control uitschakelen De cruise control regelt u met een schakelaar (Fig. 18) op het rechterspatbord. Hiermee zet u het tractiepedaal vast in zijn positie zonder dat u dit ingetrapt hoeft te houden. De cruise control is uitsluitend bestemd voor werken in de vooruit-stand. Om de cruise control uit te schakelen, moet u één van de volgende stappen uitvoeren: • Houd uw voet stil op het tractiepedaal en zet de cruise control-schakelaar op uit (Fig. 18). • Trap het rempedaal in.
Werktuigen opheffen Bestuurdersstoel instellen 1. Start de tractor. U kunt de bestuurdersstoel naar achter en naar voren schuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. 2. Zet de hefhendel omhoog om het werktuig op te heffen (Fig. 20). 1. Beweeg de instelhendel zijwaarts om de bestuurdersstoel te ontgrendelen (Fig. 21). 1 2. Verschuif de stoel in de gewenste positie en laat de hendel los om de stoel te vergrendelen in zijn positie.
Stand van het stuurwiel instellen Het Smart Turn Stuursysteem Het stuurwiel kan in vier standen worden gekanteld. Zet het stuurwiel in een stand waarin u de machine het best kunt bedienen en comfortabel zit. Het Smart Turn Stuursysteem vermindert automatisch de snelheid van de tractor in een scherpe bocht. De snelheidsvermindering is recht evenredig aan de scherpte van de bocht, waarbij de maximumsnelheid met maar liefst 40 percent kan worden verminderd.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Voor elk gebruik • • • • • • Motorolie—peil controleren Remmen—controleren Veiligheidssysteem—controleren Luchtinlaatrooster—reinigen1 Omgeving van motor—reinigen1 Achterkap van transaxle—reinigen1 Om de 25 uur • • • • Filterelement—reinigen1 Banden—bandenspanning controleren Accu—accuzuurpeil controleren Transaxle—oliepeil controleren Om de 50 uur • Smeernippels—smeren • Aftakasriem—spanning controleren Om de 100 uur •
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. Onderhoud van het luchtfilter 4. Knop op luchtfilterdeksel losdraaien en deksel verwijderen (Fig. 24).
Papierelement controleren Motorolie controleren Controleer het filter op scheuren, een vettig oppervlak, beschadigingen van de rubberen afdichting, overmatig vuil of andere schade (Fig. 26). Als u een van deze zaken constateert, moet u het filter vervangen. Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren. Vervang het oliefilter om de 200 bedrijfsuren of wanneer u de olie ververst.
5. Plaats een opvangbak onder de aftapplug. Motoroliefilter vervangen 6. Open de aftapplug door deze 1/8 slag linksom te draaien en naar buiten te trekken (Fig. 27). 1. Laat de olie weglopen uit de motor; zie Olie verversen, blz. 25, stappen 1 tot en met 8. 2. Verwijder het oude filter (Fig. 29). 3 2 1 m–3262 Figuur 27 1 1. Aftapplug 1256 Figuur 29 7. Als alle olie is afgetapt, kunt u de aftapplug weer terugplaatsen door deze in te duwen en 1/8 slag rechtsom te draaien. 1. Oliefilter 2.
Bougies vervangen Bougies controleren Vervang de bougies om de 200 bedrijfsuren. Controleer of de elektrodenafstand correct is voordat u de bougies monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougies en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. 1. Bekijk de binnenkant van de bougie (Fig. 31). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.
Tractor smeren Gevaar Smeer de machine om de 50 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. De draaiende koelventilator en de aandrijfas kunnen vingers, handen, voeten, haar en losse kleding grijpen. Hierdoor kunnen ledematen worden afgesneden of kan ander ernstig letsel ontstaan. Type vet: Universeel-smeervet.
Rem afstellen 7. Als uw tractor handbesturing heeft, pompt u een dosis vet in de behuizing van de stuurinrichting (vanaf de onderkant van het frame) (Fig. 36). 1. Zet de transmissie in de neutraalstand. 2. Trap het rempedaal in. De vrije slag van het rempedaal tot de vloer moet 51 mm bedragen (Fig. 38) voordat de rem pakt. 2” m–3409 Figuur 36 m–3418 Figuur 38 Bandenspanning controleren 3. Draai aan de stelmoer van de rem op de achterkant van de tractor (Fig. 39) totdat de vrije slag 51 mm bedraagt.
Benzine aftappen uit de brandstoftank 3 Gevaar In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan u of anderen verbranden en materiële schade veroorzaken. 2 1 m–2487 Figuur 41 • Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer de motor koud is. Doe dit buiten op een open terrein. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Brandstoffilter vervangen Toespoor voorwielen controleren Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat voorwielen het voorgeschreven toespoor hebben. Dit is belangrijk voor de veiligheid, de werking van de Smart Turn-functie en het gebruiksgemak. Als de banden ongelijkmatig afslijten, het gazon volledig wordt weggemaaid of de machine moeilijk bestuurbaar wordt, moet het toespoor van de voorwielen worden afgesteld.
Toespoor afstellen Transaxle-olie controleren 1. Draai de contramoeren aan de uiteinden van de stuurstangen los (Fig. 44). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, laat het werktuighefmechanisme neer, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 1 2 2 3. Til de bestuurdersstoel omhoog. 1 4. Maak de omgeving van de peilstok van de transmissie schoon (Fig. 46) zodat er geen vuil in de opening van de vulbuis kan komen.
Transaxle-olie aftappen Transaxle-filter vervangen 1. Verwarm de transaxle-olie door de tractor te laten rijden. 1. Verwijder het transaxle-filter (Fig. 49). 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak zodat alle olie kan weglopen. 3 3. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, laat het werktuighefmechanisme neer, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2 4. Plaats een opvangbak onder de aftapplug van de transaxle. 1 1256 Figuur 49 5. Open de aftapplug (Fig.
Stuurbekrachtigingsfilter reinigen (uitsluitend model met stuurbekrachtiging) 5 5 1 3 4 2 Vervang het stuurbekrachtigingsfilter na de eerste 50 bedrijfsuren en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. Laat het filter reinigen door een erkende Service Dealer. 4 Zekeringen vervangen Figuur 51 1. Lamphouder 2. Reflector 3. Lippen De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud.
Achterlichten vervangen Onderhoud van de accu Specificatie:Gloeilamp GE 194 Controleer het accuzuurpeil om de 25 bedrijfsuren. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Veeg de accubehuizing schoon met een tissue. Als de accupolen geoxideerd zijn, deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om oxidatie te voorkomen. Gloeilamp verwijderen 1.
Waarschuwing Gevaar Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de tractor en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit innemen en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.
Accu opladen Accu monteren 1. Plaats de accu in het chassis (Fig. 54). Waarschuwing Belangrijk Altijd eerst de pluskabel (rood) aansluiten. 2. Bevestig de pluskabel (rood) met behulp van de bout, de ring en de borgmoer aan de plus (+) pool van de accu (Fig. 54). Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. 3.
Reiniging en stalling E. Choke de motor. F. Start de motor totdat hij niet meer start. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje en het KeyChoice-sleuteltje. G. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor.
BK OR A B Y BN 2 5 K4 VIO BU W PK PK BK B+D A BATTERY LIGHT MODULE OR D C B J A H K E F BK #194 LAMPOR #194 LAMP #194 LAMP GN #194 LAMP #194 LAMPT #194 LAMP VOLTAGE COMPARATOR BATTERY PARK PTO OIL OVER RIDE CRUISE BN 1 VIO 2 OR BK BU W PK GN T VIO SW7 PARK BRAKE IS ENGAGED SWITCH CLOSES WHEN PK VIO W I S Y TEMP. GAUGE GND TEMP.
Storingen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor draait, maar start niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. Aftakas uitschakelen. 2. De rem is niet ingetrapt of de parkeerrem is niet in werking gesteld. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. De bestuurder zit niet op de bestuurdersstoel. 3. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 4. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 4.
Probleem De motor start, maar blijft niet lopen. De motor loopt, maar klopt of hapert. Motor loopt niet stationair. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Verkeerd afgestelde of defecte choke- of gaskabel. 1. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 2. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 2. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 3. Vuil of water in het brandstofsysteem. 3. Tap de brandstof af uit de brandstoftank en spoel deze schoon. Vul de tank met verse brandstof. 4.
Probleem Motor loopt niet stationair. Mogelijke oorzaken Remedie 7. Lage compressie. 7. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 8. Het luchtfilterelement is vuil. 8. Reinigen of vervangen. 1. Verkeerd oliepeil in het carter. 1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de VOL-markering bereikt. 2. Het brandstofmengsel is schraal. 2. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 3. Tractor is te zwaar belast. 3. Verminder de lading; rij met een lagere snelheid. 4.
Probleem De tractor rijdt in geen van beide g richtingen. De tractor werkt onregelmatig. De tractor rijdt in beide richtingen, maar verliest vermogen. Dit verergert als de transmissie heet wordt. Abnormale trilling of geluid. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De hendel voor Hoog-Laag staat in de neutraalstand (N). 1. Zet de hendel voor Hoog-Laag op L of H. 2. Het oliepeil in de transmissie is te laag. 2.
Probleem Aftakasriem loopt van de poelies, slipt, of breekt. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Verkeerde riemspanning. 1. Zie gebruikershandleiding voor werktuig. 2. Verkeerde maaihoogte. 2. Zie gebruikershandleiding voor werktuig. 3. Schuinstand van maaimachine bij transport is verkeerd. 3. Zie gebruikershandleiding voor werktuig. 4. Riemgeleider van maaidek zit los of is verkeerd afgesteld. 4. Riemgeleider afstellen en vastzetten. 5. Riem is versleten of beschadigd. 5.