NR. 3321–978 Wheel Horse 520Lxi Tractor Model nr. 73580 – 9900001 en hoger Gebruikershandleiding BELANGRIJK: Lees deze handleiding aandachtig door. De handleiding bevat informatie ten behoeve van uw veiligheid en die van anderen. Zorg dat u vertrouwd bent met de plaats en functie van de bedieningsorganen voordat u de machine gaat gebruiken.
Inleiding Dank u voor de keuze van een Toro produkt. Wij bij Toro wensen dat u geheel tevreden bent met dit nieuwe produkt. Aarzel daarom niet contact op te nemen met uw erkende Toro Service Dealer voor eventuele hulp, service, originele Toro onderdelen of andere informatie. Wanneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u de model- en serienummers van de machine altijd te vermelden.
Inhoud Blz. Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Instructies voor veilige bediening van (rijdende) cirkelmaaiers met zittende bestuurder . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Veilige bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Geluidsdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Geluidsniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Trillingsniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Hellingsdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid Instructies voor veilige bediening van (rijdende) cirkelmaaiers met zittende bestuurder 4. Onthoud dat de gebruiker verantwoordelijk is voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen. 5. Vervoer van passagiers is niet toegestaan. 6. Elke bestuurder moet op professionele en praktische wijze worden geïnstrueerd. Bij dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: Deze machine voldoet ten minste aan de Europese normen, van kracht op het moment van produktie.
Veiligheid • Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het bijvullen niet roken. • Maak geen scherpe bochten. Ga zorgvuldig te werk bij achteruit rijden. • Vul brandstof bij voordat u de motor start. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt of heet is. • Gebruik contragewicht(en) of wielgewichten, als dit in de gebruikershandleiding wordt geadviseerd. • Als er benzine gemorst is de motor niet aanzetten, maar eerst de maaier verplaatsen.
Veiligheid 12. Aandrijving naar werktuig(en) uitschakelen bij transport of als de machine niet in gebruik is. Onderhoud en stalling 1. Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is. 2. Als zich brandstof in de tank bevindt de maaier niet stallen in een afgesloten ruimte waar benzinedampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen. 3. Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een afgesloten ruimte stalt. 4.
Veiligheid Geluidsniveau Deze machine produceert een geluidsniveau van: 105 Lwa, op basis van metingen van identieke machines, uitgevoerd volgens Richtlijn 84/538/EEG en wijzigingen daarop. Trillingsniveau Deze machine produceert een maximum hand-arm trillingsniveau van 7 m/s2 en over het gehele lichaam van 0,3 m/s2 op basis van metingen van identieke machines volgens EN 1033 en EN 1032.
6
Hellingsdiagram Lees alle veiligheidsinstructies op pagina 2 - 12.
8
Veiligheid Veiligheids- en instructieplaatjes De veiligheids- en instructieplaatjes zijn duidelijk zichtbaar voor de bestuurder aangebracht in de buurt van een mogelijk gevaar. Plaatjes die beschadigd of verloren zijn direct vervangen. OP KAP VAN AANDRIJFAS (Onderdeel nr. 98-1608) OP STOELOPHANGING (Onderdeel nr. 99–2986) OP STOELOPHANGING (Onderdeel nr. 99–5340) (1) OP TUNNEL VAN AANDRIJFAS (2) ONDER ZIJKAP (Onderdeel nr. 98-5015) OP BESCHERMKAP VAN KOELVENTILATOR (Onderdeel nr.
Veiligheid Overzicht van symbolen Veiligheidsalarm Amputatiegevaar – maaier in achterwaartse beweging Veiligheidsalarm Blijf altijd op veilige afstand van de maaier Lees de gebruikershandleiding Raadpleeg technische handleiding voor juiste onderhoudsprocedures Uitgeworpen voorwerpen – Gevaar voor alle lichaamsdelen Uitgeworpen voorwerpen – aan zijkant gemonteerde cirkelmaaier.
Veiligheid Overzicht van symbolen Maaimes – basissymbool Maaimes – instelling maaihoogte Maaier - zakken Maaier - heffen Meerijden op deze machine uitsluitend toegestaan op van de bestuurder niet belemmerd wordt passagierszitplaats en als zicht Vingers of hand kunnen bekneld raken - zijwaartse kracht Terugslag of opwaartse beweging - opgeslagen energie Maaitrommel - kan voet afsnijden of afknellen Rotor - kan vingers of hand afsnijden Motor afzetten en contactsleutel verwijderen alvorens onderhoud
Veiligheid Overzicht van symbolen Snel Langzaam Brandstof Brandstofvoorraad Toename/afname Aan/lopen Leeg Uit/Stop Vol Motor Laadtoestand van accu Motor starten Koplampen - Dim-/grootlicht Motor afzetten Remsysteem Choke Parkeerrem Motortemperatuur Koppeling Aftakas Motoroliedruk Vast Los Motoroliepeil Openen Sluiten Keuzeschakelaar 12
Controles vóór het gebruik Telkens voordat u de tractor gaat gebruiken, dient u het volgende te controleren: • Brandstofvoorraad • Motoroliepeil • Vloeistofniveau in koelsysteem en radiateurrooster • Vuil op de 3 luchtinlaatroosters • Vuil in het motordeel • Vuil op de achterste kap van de cardanas • Het veiligheidssysteem • De rem 1 m-3584 Figuur 1 1. Sleuf voor motorkapontgrendeling Voor sommige stappen moet u de motorkap openen of de zijpanelen van de tractor verwijderen.
Controles vóór het gebruik Motorkap sluiten 2 1 De motorkapvergrendeling bevindt zich bij de linker hoek van de grille. 1. Druk de motorkapvergrendeling naar achteren terwijl u de motorkap laat zakken. 2. Druk de motorkap omlaag totdat de vergrendeling sluit. 1 m-3318 Figuur 3 2 1. Vergrendeling zijpaneel 2. Open sleuf 2 Voorzijde van tractor Figuur 2 1. Motorkapvergrendeling 2. Motorkapscharnieren Zijpanelen verwijderen 1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond.
Controles vóór het gebruik Brandstof bijvullen Gebruik LOODVRIJE normaalbenzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is, kan gelode normaalbenzine worden gebruikt. Belangrijk: MOGELIJK GEVAAR • Tijdens het bijvullen van brandstof kan onder bepaalde omstandigheden een statische lading ontstaan, die de benzine ontsteekt.
Controles vóór het gebruik 2. 3. Maak de omgeving van de tankdop schoon en verwijder de tankdop. Gebruik een trechter en vul brandstof bij tot 6-13 mm (1/4”-1/2”) onder de onderkant van de vulopening. Deze ruimte is nodig voor het uitzetten van de brandstof. Voor bijvullen van brandstof de machine op een vlakke ondergrond parkeren, zodat er voldoende ruimte voor lucht is. De tank nooit helemaal vullen. 1 2 De tankdop weer stevig erop draaien. Gemorste brandstof opvegen. Motoroliepeil controleren 1.
Controles vóór het gebruik Koelsysteem controleren 1 Koelvloeistofpeil in radiateur controleren 2 Het koelsysteem is gevuld met een 50/50 mengsel van water en permanente ethyleenglycol antivries. Controleer het peil van de koelvloeistof aan het begin van elke dag voordat u de motor start. 3 MOGELIJK GEVAAR • Koelvloeistof is heet en staat onder druk. WAT ER KAN GEBEUREN • Ontsnappende koelvloeistof onder druk kan ernstige brandwonden veroorzaken.
Controles vóór het gebruik Controleren op vuil Belangrijk: 1 De motor laten lopen met geblokkeerde grasleiplaat en/of verwijderde koelplaten leidt tot motorschade door oververhitting. 1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de contactsleutel. 2. Controleer de 3 luchtinlaatroosters (fig. 7) op vuil.
Controles vóór het gebruik 6. De achterste kap van de cardanas fungeert als luchtinlaat voor koeling van de cardanas. Verwijder vuil van de achterste kap van de cardanas voordat u de tractor gebruikt (fig. 10). Veiligheidsschakelaars controleren Controleer altijd de veiligheidsschakelaars voordat u de tractor gebruikt. Instructies voor het controleren van het veiligheidssysteem vindt u in het hoofdstuk Gebruiksaanwijzing, pagina 20. Rem controleren Zie Rem controleren en Rem afstellen, pagina 42.
Gebruiksaanwijzing Veiligheid staat voorop 7 5 Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies op pagina 2-9. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en u zelf voorkomen. 15 8 2 6 11 9 1 Bedieningsorganen 16 3 10 Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (fig. 11) voordat u de motor start en de machine gebruikt. 12 4 13 14 m–3597 Figuur 11 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Gebruiksaanwijzing Keuzeschakelaar Schakelaar die door middel van draaien wordt ontgrendeld, wordt gebruikt om de beveiliging “werktuig-in-achteruit” op te heffen. Bevindt zich aan de stoelophanging, vóór en net onder de zitting (fig. 12). Starten en stoppen van de motor Starten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 2. Trap het rempedaal in. NB.: 1 De motor kan alleen worden gestart wanneer u het rempedaal helemaal ingetrapt houdt. 3. Zet de aftakasschakelaar in de stand UIT (fig. 13). 4.
Gebruiksaanwijzing Bediening van de aftakas Met de aftakasschakelaar schakelt u de elektrische koppeling van de aftakas in en uit. 2 1 3 m-3257 Figuur 13 1. Handgas 2. Choke Als de contactsleutel in de stand LOPEN of VERLICHTING staat en de aftakas ingeschakeld is, brandt het indicatielampje voor de aftakas. Als dit lampje brandt, betekent dat: let op, de aftakas is ingeschakeld en de startmotor werkt niet als de aftakas ingeschakeld is.
Gebruiksaanwijzing Het veiligheidssysteem Werking van het veiligheidssysteem Het veiligheidssysteem is bedoeld om ervoor te zorgen dat de motor alleen kan worden gestart als: • U op de bestuurdersstoel zit • Het rempedaal ingetrapt is • De aftakasschakelaar UIT staat Het veiligheidssysteem is bedoeld om ervoor te zorgen dat de motor stopt als: • U opstaat van de stoel en het rempedaal loslaat. • U opstaat van de stoel als de aftakasschakelaar AAN staat.
Gebruiksaanwijzing 1 MOGELIJK GEVAAR • Een kind of omstander kan door een achteruitrijdende tractor met ingeschakelde maaier overreden worden. WAT ER KAN GEBEUREN • Contact met maaimes(sen) leidt tot ernstig (mogelijk fataal) letsel. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Niet in de achteruit maaien, tenzij dat strikt noodzakelijk is. • Kijk altijd omlaag en achterom vóór en tijdens achteruitrijden.
Gebruiksaanwijzing 5. 6. 7. Trap het rempedaal helemaal in en stel de parkeerrem in werking. Druk de aftakasschakelaar omlaag in de stand UIT en start de motor. Trek de aftakasschakelaar omhoog in de stand AAN. Kom iets omhoog uit de stoel; de motor moet nu stoppen. Met de parkeerrem gelost, draait u de contactsleutel op RUN (lopen) zonder de motor te starten. Trek de aftakasknop in de stand AAN.
Gebruiksaanwijzing Acculampje Motortemperatuurmeter Het acculampje is AAN wanneer de contactsleutel in de stand LOPEN of VERLICHTING staat en de accuspanning lager dan 12,1 V of hoger dan 15,0 V is. Als het lampje bij een hoog toerental oplicht, moet u de accu en de elektrische installatie laten controleren en het probleem laten verhelpen. Deze meter geeft de temperatuur van de koelvloeistof van de motor aan.
Gebruiksaanwijzing 2 MOGELIJK GEVAAR • Door een te hoge rijsnelheid op hellingen kan de tractor omslaan of kunt u de macht over het stuur verliezen. 1 3 WAT ER KAN GEBEUREN • Omslaan of verlies van de macht over het 4 stuur kan ernstig of zelfs fataal letsel veroorzaken. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • De tractor nooit in neutraal schakelen terwijl hij in beweging is. • De tractor nooit in neutraal laten rollen op hellingen.
Gebruiksaanwijzing Stuurwiel recht zetten 1 De stuurbekrachtiging zet het stuurwiel niet altijd in de rechte stand terug. Als dit gebeurt, staat het stuurwiel niet helemaal recht nadat de voorwielen in de stand recht vooruit zijn teruggekeerd. Dit is geen mechanisch probleem, maar als het gebeurt en u wilt het stuurwiel weer recht zetten, dan gaat u als volgt te werk: 1. Bekijk in welke hoek het stuurwiel uit de rechte stand staat.
Gebruiksaanwijzing 2. Druk de bedieningshendel OMLAAG om het werktuig te laten zakken (fig. 21). 1 1 2 m-3320 Figuur 22 1. Hendel stoelverstelling Figuur 21 1. Heffen - hendel omhoog 2. Zakken - hendel omlaag Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. 1. Om de stoel te verstellen, beweegt u de hendel zijwaarts om de stoel te ontgrendelen (fig. 22). 2.
Gebruiksaanwijzing Schuinstand van het stuurwiel instellen 1 De schuinstand van het stuurwiel kan in vier posities worden gezet. Zet het stuurwiel in een stand waarbij u de machine het best en het meest comfortabel kunt bedienen. 1. 2. Til de hendel op om het stuurwiel te ontgrendelen (fig. 24). m-3313 Zet het stuurwiel in de gewenste schuinstand. Laat de hendel los om het stuurwiel in die stand te vergrendelen. 2 Figuur 25 1. Cruise Control Cruise Control inschakelen 1 1.
Gebruiksaanwijzing 3. Om snel te stoppen, trapt u het rempedaal in. Hiermee schakelt u de Cruise Control automatisch uit en bedient u tegelijkertijd de rem. Belangrijk: MOGELIJK GEVAAR • Door een te hoge snelheid in bochten kan de tractor omslaan. Als u de Cruise Control-schakelaar per ongeluk indrukt terwijl de motor loopt en de tractor niet rijdt, rijdt de machine met gereduceerde snelheid vooruit en kan hij niet achteruit rijden.
Onderhoud Onderhoudsschema Werkzaamheden Elk gebruik 5 uren 25 uren 50 uren 100 uren 200 uren Onderhoud voor stalling Motoroliepeil controleren X X Koelvloeistofpeil controleren X X Radiateurrooster - op vuil controleren * X X Rem controleren X X Veiligheidssysteem controleren X X 3 Luchtinlaatroosters reinigen* X X Motorcompartiment reinigen* X X Achterste kap cardanas reinigen* X X Motorolie verversen Eerste X X Luchtfilter - voorfilter motor - reinigen* X X Bandens
Onderhoud MOGELIJK GEVAAR • Als u de sleutel in het contactslot laat zitten, kan een onbevoegde de motor starten. WAT ER KAN GEBEUREN • Per ongeluk starten van de motor kan leiden tot lichamelijk letsel van u of omstanders. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Verwijder de sleutel uit het contactslot en trek de bougiekabel(s) van de bougie(s) af alvorens onderhoud te verrichten. Druk de kabel(s) opzij, zodat die geen contact kunnen maken met de bougie(s). Luchtfilter 3.
Onderhoud 1 1 ÏÏÏÏÏÏ ÏÏÏÏÏÏ ÏÏÏÏ ÏÏÏÏÏÏ ÏÏÏÏ ÏÏÏÏÏÏ ÏÏÏÏ ÏÏÏÏÏÏ ÏÏÏÏ ÏÏÏÏÏÏ ÏÏÏÏÏÏ 2 m–3364 Figuur 28 2 1. Schuimelement 2. Olie m–3426 Figuur 27 1. Schuimelement 5. Papierelement reinigen 2. Papierelement 1. Het papierelement schoonmaken door het voorzichtig tegen een plat oppervlak te kloppen om stof te verwijderen. 2. Controleer de elementen op scheurtjes, oliesporen en beschadiging. Als het element zeer vuil of beschadigd is, moet het worden vervangen.
Onderhoud Luchtfilterhuis controleren Controleer het luchtfilterhuis op vervorming of andere beschadiging. Het huis moet goed afsluiten en ervoor zorgen dat alleen gefilterde lucht de carburateur bereikt. Als het huis beschadigd is, moet het worden vervangen. Controleer of de luchttoevoer niet door vreemde voorwerpen wordt geblokkeerd.
Onderhoud MOGELIJK GEVAAR • Delen onder de motorkap zijn heet als de motor heeft gelopen. WAT ER KAN GEBEUREN • Aanraken van hete delen kan brandwonden veroorzaken. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Laat de tractor afkoelen alvorens onderhoud te verrichten of delen onder de motorkap aan te raken. 1 m–3427 Figuur 30 1. Vuldop 4. 5. Plaats een opvangbak onder de motorolieaftapkraan. Open de aftapkraan door die 1/8 slag linksom te draaien en uit te trekken (fig. 31). 8.
Onderhoud Motoroliefilter vervangen Onderhoudsinterval/Specificatie Koelvloeistof van de motor verversen Vervang het oliefilter elke 200 bedrijfsuren of bij elke olieverversing. 1. Motorolie aftappen, zie Motorolie verversen/aftappen, pagina 35. 2. Plaats een opvangbak onder de oliedruipbak, om olie uit het oliefilter en oliekanalen in de motor op te vangen. WAT ER KAN GEBEUREN • Ontsnappende koelvloeistof onder druk kan ernstige brandwonden veroorzaken. 3.
Onderhoud Bougies 2 Onderhoudsinterval/Specificatie 1 2 1 m–3606 Figuur 32 1. Radiateurdop Controleer de bougies en stel indien nodig de elektrodenafstand af. Vervang de bougies na elke 100 bedrijfsuren. Controleer of de afstand tussen de midden- en zij-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel om bougies te verwijderen en te monteren en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. Type: NGK BMR4A Elektrodenafstand: 0,6-0,7 mm (0.024-0.028”) 2.
Onderhoud 4. 2 Verwijder de bougie(s) en metalen ring. 3 1 m–3215 Figuur 34 2 1 m–3428 Figuur 33 1. Isolator middenelektrode 2. Zij-elektrode 3. Elektrodenafstand (niet op schaal) Bougie(s) monteren 1. Monteer de bougies en metalen ringen. Controleer of de elektrodenafstand correct is afgesteld. Bougies controleren 2. De bougies aandraaien met 23 Nm (17 ft.–lb). 1. 3. Druk de kabel(s) op de bougie(s) (fig. 33). 4. Sluit de motorkap. 1.
Onderhoud Smeren Onderhoudsinterval/Specificatie De machine na elke 50 bedrijfsuren of jaarlijks doorsmeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Het smeren moet vaker plaatsvinden bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type vet: universeel smeervet. m–3240 Figuur 35 Methode van smeren 1. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Contactsleutel verwijderen. 2.
Onderhoud MOGELIJK GEVAAR • Draaiende as of koelventilator kan letsel veroorzaken. WAT ER KAN GEBEUREN • Vingers, handen, voeten, haar enz. kunnen in de as of ventilator verstrikt raken. • Loszittende kleding kan in de as verstrikt raken. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • De tractor alleen bedienen als het deksel op zijn plaats aangebracht is. • Houd handen en armen uit de buurt van de draaiende as of ventilator. 4.
Onderhoud Rem 2” Stel altijd de parkeerrem in werking als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Controleer de rem vóór elk gebruik. Als de parkeerrem slipt of onvoldoende remvermogen heeft, moet die worden afgesteld. Rem controleren 1. 2. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond. Aftakas uitschakelen, Hoog/Laag hendel op “N” zetten, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Contactsleutel verwijderen. m–3418 Figuur 40 4.
Onderhoud Brandstoftank Brandstoftank aftappen MOGELIJK GEVAAR • Benzine is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief. WAT ER KAN GEBEUREN • Brand of explosie van benzine kan brandwonden of schade aan eigendommen veroorzaken. 1 m–3263 Figuur 42 1. Brandstofkraan GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Benzine uit de tank aftappen als de motor koud is. Doe dit in de vrije buitenlucht. Gemorste benzine opvegen.
Onderhoud 5. 1 Monteer de brandstofleiding aan de brandstofkraan. Schuif de slangklem naar de brandstofkraan toe om de brandstofleiding vast te zetten (fig. 43). De brandstofkraan moet normaal gesproken open blijven, behalve bij onderhoud aan het brandstofsysteem of wanneer de tractor op een aanhanger wordt vervoerd. 4 3 5 3 Brandstoffilter 6 2 m–4309 Figuur 44 Vervang het brandstoffilter na elke 100 bedrijfsuren. 1. 2. 3. 4. Brandstoffilter vervangen 5.
Onderhoud Toesporing van de voorwielen Onderhoudsinterval/Specificatie Een correcte toesporing van de voorwielen is belangrijk voor de veiligheid, de werking van de automatische snelheidsreductie en het bedieningsgemak. Bij ongelijkmatige bandenslijtage, beschadiging van de graszode of zwaar sturen kan afstelling nodig zijn. Controleer de toesporing na elke 100 bedrijfsuren of eenmaal per jaar, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden (fig. 45).
Onderhoud Belangrijk: Zorg ervoor dat het platte vlak aan de bovenkant van de voorste uiteinden van de stuurstangen evenwijdig is met de onderkant van de stuurarm (fig. 47). 2 2. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Contactsleutel verwijderen. 3. Stoel voorover kantelen. 4. Omgeving van de peilstok schoonmaken (fig.
Onderhoud 2 1 m–2467 Figuur 49 1. Bedrijfsgebied 1 2. F-markering (FULL) m–3322 Figuur 50 Transmissie-olie verversen 1. Aftapplug transmissie De transmissie-olie na de eerste 50 bedrijfsuren verversen, daarna na elke 200 uur. 5. Type olie: SAE 10W-30 detergente olie, (API service-klasse SG, SH of hoger) Vervang het transmissiefilter, zie Transmissiefilter vervangen, pagina 47. 6. Giet de gespecificeerde hoeveelheid olie langzaam in de vulopening (fig. 48). 7.
Onderhoud 3. Smeer de rubber afdichtring van het nieuwe filter in met een dun laagje nieuwe olie (fig. 51). Zekeringen Onderhoudsinterval/Specificatie De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet het onderdeel en de bedrading op kortsluiting worden gecontroleerd. Om een zekering te vervangen, deze uit de houder trekken (fig. 52). 3 2 1 1256 Figuur 51 1. Transmissiefilter 2. Afdichtring 3.
Onderhoud Gloeilamp verwijderen 1. 1 Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Contactsleutel verwijderen. 2. Open de motorkap. Trek de stekkers van beide polen aan de lamphouder af. 3. Draai de lamphouder 1/4 slag linksom en verwijder deze uit de reflector (fig. 53). 4. De lamp indrukken en linksom draaien tot aanslag (ca. 1/4 slag) en verwijder de lamp uit de houder (fig. 54). 2 2 4 3 4 Figuur 54 1.
Onderhoud Accu Onderhoudsinterval/Specificatie 4 1 3 2 m–3321 Figuur 55 1. Lens 2. Bouten 3. Gloeilamp 4. Lamphouder Controleer het zuurpeil van de accu elke 25 uur. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Gebruik een tissue om de accubak schoon te maken. Als de accupolen geoxydeerd zijn, deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje zuurvrij vet (vaseline) op de accupolen aan om oxydatie te voorkomen.
Onderhoud 1 Figuur 57 1 1. Onderkant van celbuis van accu m–3558 Figuur 56 1. Grille-schroef (1 van 2) Accu bijvullen met water 3. Verwijder de accukap. Belangrijk: 4. Verwijder de cellendeksels om in de cellen te kijken. Het accuzuur moet tot aan de onderkant van de celbuis staan (fig. 57). Het zuurpeil mag niet tot onder de platen zakken. Het beste moment om de accu met water bij te vullen is net voordat u de tractor gebruikt. Het water wordt dan goed vermengd met de zuuroplossing. 5.
Onderhoud 6. Monteer de grille. Accu verwijderen 1. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Contactsleutel verwijderen. 2. Verwijder de grille aan de voorzijde door die naar u toe te trekken. 3. Verwijder de accukap (fig. 58). Belangrijk: Altijd eerst de minkabel (zwart) losmaken. 4. Maak de minkabel (zwart) los van de accupool (fig. 58). 5. Maak de pluskabel (rood) los van de accupool (fig. 58). 6.
Onderhoud 5. 6 1 4 Monteer de grille aan de voorzijde van de tractor en bevestig die met de twee eerder verwijderde schroeven en ringen (fig. 56). 3 5 2 Accu opladen 8 Belangrijk: 7 Zorg dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen onder 0°C (32°F). 1. Accu uit het chassis verwijderen, zie Accu verwijderen, pagina 52. 2.
Onderhoud Schema elektrische installatie KABELBOOM KOPLAMPEN KABELBOOM ACHTER BK OR BK OR ACHTERLICHTEN BK C PK E Y D BN SCHAKELAAR OPENT ALS REM INGETRAPT WORDT WERKING CRUISEĆSCHAKELAAR 7 5 EN 6 VERBONDEN 4 CruiseĆModule VIO PK BU W C2 47uF 2 2 1 BU BU BK BN 1 4 PK KOPPELING NMIR MODULE 1 BK CRUISE AFTAKAS PARKEERREM #194 LAMP VIO #194 LAMP W J W BU H BU A PK #194 LAMP OLIE #194 LAMP ACCU #194 LAMP OPHEFFEN TEMP.
Onderhoud Schema elektrische installatie SW4 (CONTACTSCHAKELAAR) UIT-----------GEEN VERBINDING LOPEN/VERLICHTING------B I R L LOPEN---------------B I R STARTEN------------B I R S L I S R B KAWASAKI 4 3 OR OR PK 1 2 5 S R B I L AANSLUITINGEN CONTACTSCHAKELAAR VANAF ACHTERZIJDE GEZIEN BN VIO R F4 KLEURCODES BEDRADING 10A PK F3 BK ZWART PK ROSE 10A BN BRUIN R ROOD BU BLAUW T LICHTBRUIN GN GROEN VIO VIOLET GY GRIJS W WIT OR ORANJE Y GEEL KABELBOOM MOTOR VIO OR ONTST
Onderhoud Reiniging en stalling 1. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Sleutels uit contact- en keuzeschakelaar verwijderen. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor. Verwijder vuil en kaf van de buitenkant van de koelribben van de cilinderkop en het luchttoevoerhuis; zie Controleren op vuil, pagina 18. Belangrijk: De machine met een zacht wasmiddel en water wassen.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Startmotor draait niet. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. De aftakas is AAN. 1. Schakel de aftakas UIT. 2. Rem is niet ingetrapt of parkeerrem niet in werking gesteld. 2. Parkeerrem in werking stellen. 3. Bestuurder zit niet op de stoel. 3. Neem plaats op de stoel. 4. Elektrische verbindingen geoxydeerd of los. 4. Elektrische verbindingen op goed contact controleren. 5. Zekering doorgebrand of los. 5. Corrigeren of zekering vervangen. 6.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Startmotor draait, maar motor start niet. et Motor start, maar blijft niet lopen. 58 MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Onjuiste werkwijze bij starten. 1. Zie Motor starten en stoppen, pagina 21. 2. Brandstoftank is leeg. 2. Vullen met verse dieselbrandstof. 3. Brandstofkraan is gesloten. 3. Draai de brandstofkraan open. 4. Vuil, water of oude in brandstofsysteem. 4. Brandstofsysteem aftappen en spoelen. Vullen met verse brandstof. 5.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor loopt, maar onregelmatig. Motor loopt niet goed stationair. Motor raakt oververhit. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Vuil, water of oude in brandstofsysteem. 1. Brandstofsysteem aftappen en spoelen. Vullen met verse brandstof. 2. Bougiekabel los. 2. Bougiekabel aansluiten. 3. Bougie defect. 3. Bougie vervangen. 4. Losse draden of slechte verbindingen. 4. Draadaansluitingen controleren en vastzetten. 5. Motor oververhit. 5.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor levert onvoldoende vermogen. e oge MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Motoroliepeil onjuist. 1. Bijvullen of aftappen tot aan F-markering. 2. Luchtfilterelement is vuil. 2. Reinigen of vervangen. 3. Vuil, water of oude in brandstofsysteem. 3. Brandstofsysteem aftappen en spoelen. Vullen met verse brandstof. 4. Motor is oververhit. 4. Zie MOTOR RAAKT OVERVERHIT. 5. Bougie defect. 5. Bougie vervangen. 6. Te weinig compressie. 6.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Tractor functioneert niet naar behoren. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Transmissie-oliepeil te laag. 1. Vullen tot aan “F”-markering op peilstok transmissie-olie bij koude transmissie. 2. Bedieningsoverbrenging van transmissie moet afgesteld of vervangen worden. 2. Neem contact op met erkende Toro-dealer. 3. Transmissie defect. 3. Neem contact op met erkende Toro-dealer. 1. Transmissie-oliepeil te laag. 1.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Maaidekdrijfriem loopt van poelies af,, sslipt of werkt a pt o e t niet. et 62 MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Drijfriem niet goed gespannen. 1. Zie handleiding maaidek of werktuig. 2. Maaier niet goed genivelleerd. 2. Zie handleiding maaidek. 3. Schuinstand messen bij transport niet correct. 3. Zie handleiding maaidek. 4. Maaidekdrijfriemgeleider los of niet goed afgesteld. 4. Riemgeleider afstellen en vastdraaien. 5.