Form No. 3350–913 Rev A Z153 Z Master met 132cm SFS maaidek met zijafvoer Modelnr. 74167TE – Serienr. 240000001 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002. Keerplaten monteren en verwijderen . . . . . . . . . . . Bestuurdersstoel instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Machine met de hand duwen . . . . . . . . . . . . . . . . . De zijafvoer gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Transport van de machine . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Machines inladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Maaitips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient. Inleiding Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen.
• Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. • Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • Elke bestuurder moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt.
• Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. Laat de motor niet met een te hoog toerental lopen omdat dit de kans op ongevallen kan vergroten. • Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om brandgevaar te verminderen. • Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage en mankementen.
Werken op hellingen Geluidsdruk • Maai nooit op een helling van meer dan 15 graden. Deze machine oefent een geluidsdruk van 87 dBA uit op het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG. • Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels, steil aflopende oevers of water.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de gebruiker en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 99-8937 1. Rechter brandstoftank open 2. Afsluitklep van brandstoftank 3. Linker brandstoftank open 99-3943 1. Motor 99-8939 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Maaihoogte 99-8936 1. Snelheid van de machine 2. Snel 3. Langzaam 4. Neutraalstand 5. Achteruit 9 3.
5-6183 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Draai de omloopklep naar buiten om de machine te duwen. 3. Draai de omloopklep naar binnen om de machine te laten rijden. 4. Draai de omloopklep met een sleutel. 99-8942 1. Maaihoogte 99-8944 1. Gevaar voor ontploffing – Draag oogbescherming. 2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden – Afspoelen met water en eerste hulp verlenen. 3. Brandgevaar – Geen vonken of vuur en niet roken. 4.
98-1977 93-7828 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 1. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de machine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 98-4387 1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1.
106-5517 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 107-2131 1. Peil hydraulische vloeistof 2. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 107-3069 1. Waarschuwing – Als de machine omkiept zonder dat u de rolbeugel omhoog heeft geklapt en de veiligheidsgordel heeft omgedaan, kunt u ernstig of dodelijk letsel oplopen; als de machine omkiept terwijl u de rolbeugel omlaag heeft geklapt en de veiligheidsgordel heeft omgedaan, zult u veelal ongedeerd blijven. 12 2.
107-8443 1. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 2. Peil hydraulische vloeistof 3. 4. 5. 6. Motor Bandenspanning Uurlijks interval Smeervet 106-6590 1. 2. 3. 4.
Benzine en olie Waarschuwing Aanbevolen benzine Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de opening van een tank of een blik met conditioner.
Gebruiksaanwijzing 2 Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. 1 De omkiepbeveiliging gebruiken (ROPS, Rollover Protection System) m–6836 Figuur 2 1. Volledig omlaag geklapt Waarschuwing Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkiept: houd de rolbeugel in de omhoog geklapte en vergrendelde positie en doe de veiligheidsgordel om. 2.
2 7. Klem de voorste handgrepen tegen de uiteinden midden op de rolbeugel (Fig. 3). 1 1 m–6897 Figuur 4 3 1. Voorste handgreep m–6478 Veiligheid staat voorop Figuur 5 Lees alle veiligheidsinstructies in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. 1. Veilige zone – gebruik de Z Master op hellingen van minder dan 15 graden of op vlak terrein. 2.
Bedieningsorganen Om de linker brandstoftank te gebruiken, moet u de brandstofafsluitklep op LH (links) draaien. Om de rechter brandstoftank te gebruiken, moet u de brandstofafsluitklep op RH (rechts) draaien (Fig. 9). Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Fig. 7) voordat u de motor start en de machine gebruikt. 1 8 2 8 Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt. 2 1 Figuur 9 1.
Starten en stoppen van de motor 1 1 Motor starten 2 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand. 3 2 2. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in werking stellen, blz. 17. M–4268 m–2720 3. Schakel de aftakas uit (Fig. 11). Figuur 13 4. Zet de choke op Aan voordat u een koude motor start (Fig. 12). 1. Snel 2. Langzaam Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken.
Bediening van de aftakas Werking van het veiligheidssysteem Met de aftakas schakelt u de aandrijving naar de elektrische koppeling aan of uit. Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer: • De bestuurder op de stoel zit; Aftakas inschakelen • De parkeerrem in werking is gesteld. 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de schakelhendels van de tractie in de neutraalstand. • De aftakas is uitgeschakeld. • De schakelhendels in de neutraalstand staan.
Vooruit- en achteruitrijden Achteruitrijden Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op Snel om de beste prestaties te verkrijgen. Gebruik de machine altijd met de motor op vol gas. 1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de schakelhendels naar achteren (Fig. 16). Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige druk uitoefenen op beide schakelhendels (Fig. 16).
4. Zet de gaffelpen vast met de R-pen (Fig. 17). 1 2 1 4 3 3 2 5 m–4167 m–4122 Figuur 18 Figuur 17 1. Maaihoogtehendel 2. Gaffelpen 1. Maatwiel 2. Bout 3. Ring 3. R-pen 5. Zet de maaihoogtehendel omlaag op de gaffelpen (Fig. 17). 4. Moer 5. Wielmoer en ring. Niet verwijderen. Middelste rollers instellen 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
Keerplaten monteren en verwijderen 3. Plaats de keerplaat in de maaikamer (Fig. 20). Zet de keerplaat vast met 8 bouten (5/16 x 5/8 inch), met de boutkoppen aan de binnenkant, en 8 borgmoeren (5/16 inch). De keerplaten moeten als volgt worden verwijderd en gemonteerd. De keerplaten worden uitsluitend gebruikt om maaisel fijn te maken. Deze instructies hebben betrekking op de montage van de keerplaten. Om de platen te verwijderen, moet u de procedures in omgekeerde volgorde uitvoeren.
3. Monteer de bouten en borgmoeren die u eerder hebt verwijderd, in de open gaten van het maaidek met het oog op een veilig gebruik (Fig. 22). 3. Draai de messen totdat de afstand tussen de messen en de keerplaten minstens 3 mm bedraagt. Waarschuwing 3 Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig of dodelijk letsel toebrengen. • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. • Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de snijranden of het oppervlak van het mes.
Machine met de hand duwen De zijafvoer gebruiken Belangrijk U moet de machine altijd met de hand duwen. Slepen van de machine kan schade aan het hydraulische systeem veroorzaken. Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Gevaar De machine duwen Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen.
Machines inladen Waarschuwing Ga zeer voorzichtig te werk als u een maaimachine op een aanhanger of een vrachtwagen laadt. Wij adviseren u gebruik te maken van een hellingbaan die de volle breedte van de machine beslaat en zo breed is dat deze uitsteekt voorbij de achterwielen in plaats van afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de maaimachine (Fig. 25). Het lagere achterdeel van het frame steekt tussen de achterwielen naar achteren uit en moet voorkomen dat de machine achterover kiept.
Maaitips Maaisnelheid Snel-stand gashendel Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid. Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op Snel zetten. Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen.
De maaimessen slijpen 3. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen op dezelfde plaats als in bovengenoemde stap 1. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stappen 1 en 3, mag niet meer zijn dan 3 mm. Als dit verschil meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Maaimessen verwijderen en Maaimessen monteren, blz. 29.
Het koelsysteem reinigen Onderhoud van het luchtfilter Verwijder voor elk gebruik gras en rommel van het luchtinlaatrooster. Voorfilter: Het voorfilter moet om de 200 bedrijfsuren worden gecontroleerd en/of vervangen. Dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige omstandigheden. Reinig de koelribben en de uitlaatringen om de 300 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Veiligheidsfilter: Vervang dit om de 600 bedrijfsuren.
Onderhoud van het voorfilter Viscositeit: Zie onderstaande tabel. GEBRUIK UITSLUITEND OLIE MET DEZE SAE-VISCOSITEIT Het voorfilter moet om de 200 bedrijfsuren worden gecontroleerd en/of vervangen. Als het voorfilter vuil, verbogen of beschadigd is, moet u dit vervangen. U mag het voorfilter niet reinigen. Onderhoud van het veiligheidsfilter Vervang het om de 600 bedrijfsuren. m–4292 Belangrijk Probeer nooit een veiligheidsfilter te reinigen.
Olie verversen 3. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Fig. 36). 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme olie kan beter afgetapt worden. 2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 1 3. Plaats een opvangbak onder de aftapplug.
3. Trek de kabel(s) van de bougie(s) (Fig. 37). Maak de omgeving van de bougie(s) schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken. Bougie(s) monteren 4. Verwijder de bougie(s). 2. Draai de bougie(s) vast met een torsie van 22 Nm. 1. Monteer de bougie(s). Controleer of de elektrodenafstand correct is. 3. Druk de kabel(s) op de bougie(s) (Fig. 37).
Benzine aftappen uit de brandstoftank Smeren Smeer de machine volgens het tijdschema op de instructiesticker CONTROLE EN ONDERHOUD (Fig. 41). De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Gevaar Gebruik Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden. In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Draaipunten van de voorste zwenkwielen smeren Punten waar dunvloeibare olie of sproeismering moeten worden gebruikt. De draaipunten van de voorste zwenkwielen moeten één keer per jaar worden gesmeerd. Smeer de machine op de volgende punten met sproeismering of dunvloeibare olie. Smeer deze punten om de 160 bedrijfsuren. 1. Verwijder de stofkap en stel de draaipunten van de zwenkwielen bij. Plaats de stofkap pas terug als u klaar bent met smeren. Zie Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen, blz. 41.
Onderhoud van het hydraulische systeem 8. Plaats de dop op de vulbuis. 1 Hydraulische vloeistof controleren 2 Controleer het peil van de hydraulische vloeistof: • Voordat de motor voor de eerste keer wordt gestart. 4 • Na de eerste 8 bedrijfsuren. 3 • Om de 25 bedrijfsuren. Type vloeistof: Mobil 1 15W-50 synthetische motorolie of gelijkwaardige synthetische olie. m–5615 Belangrijk Gebruik de voorgeschreven vloeistof of een gelijkwaardig product.
Hydraulisch filter vervangen 8. Vul vloeistof bij tot aan de Koud-markering op de keerplaat in de hydraulische tank. Vervang het hydraulisch filter: 9. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer op olielekkages. Als een of beide wielen niet willen draaien, zie Hydraulisch systeem ontluchten, blz. 37. • Na de eerste 8 bedrijfsuren. • Om de 200 bedrijfsuren. Gebruik een zomerfilter bij temperaturen boven 0°C 10.
Neutraalstand van hendel afstellen 5. Herhaal dit bij het andere wiel. Waarschuwing Als de schakelhendels niet in één lijn staan of gemakkelijk in de gleuf van het bedieningspaneel glijden, moeten zij worden afgesteld. De hendels, de veer en de stang moeten afzonderlijk worden afgesteld. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. Opmerking: De schakelhendels moeten op de juiste wijze worden gemonteerd.
Neutraalstand hydraulische pomp afstellen 8. Als de schakelhendel moet worden afgesteld, draait u de moer en de contramoer tegen de gaffel (Fig. 48). 9. Oefen een lichte achterwaartse druk uit op de schakelhendel, draai de kop van de stelbout in de juiste richting totdat de hendel in de vergrendelde neutraalstand is gecentreerd (Fig. 47). Opmerking: Stel eerst de neutraalstand van de hendel af. Deze moet correct zijn voordat de volgende afstelling kan plaatsvinden.
Neutraalstand linkse hydraulische pomp afstellen 3. U stelt de lengte van de pompstang af door de dubbele moeren op de stang in de juiste richting te draaien, totdat het wiel stil staat of iets achteruit kruipt (Fig. 48). 1. Start de motor, draai de gashendel half open en zet de parkeerrem vrij. Zie Starten en stoppen van de motor, blz. 18. 4. Beweeg de schakelhendel naar voren en naar achteren en zet deze vervolgens in de neutraalstand. Het wiel moet ophouden met draaien of iets achteruit kruipen.
Gleufmoer van wielnaaf controleren 5. Als de machine naar rechts trekt, draait u de knop naar de linkerkant van de machine. Zie Figuur 50. 6. Stel net zo lang af totdat de sporing correct is. Controleer de gleufmoer om de 500 bedrijfsuren. 2 De gleufmoer moet worden aangedraaid met een torsie van 170 Nm. 3 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 4 2.
Vóór Maaidek horizontaal stellen in drie standen Belangrijk Er zijn slechts 3 meetstanden nodig om het maaidek horizontaal te stellen. De machine instellen B C 1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. m–1078 2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Figuur 53 3.
Schuinstand van het maaidek instellen 3. U kunt deze afstand instellen door de contramoer van de veer los te draaien en vervolgens te draaien aan de moer op de voorkant van elke veer (Fig. 58). Als u de moer rechtsom draait, wordt de veer korter; als u de moer linksom draait wordt de veer langer. 1. Zet het rechter maaimes in de schuinstand (Fig. 56). 2. Meet bij punt A (Fig. 56) de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het rechter maaimes (Fig. 57). 4.
Onderkant van het maaidek reinigen 3. Verwijder de drijfriemkappen op de buitenste assen. 4. Draai de buitenmoer op de veeroogbout los (Fig. 60). Verwijder elke dag aangekoekt gras van de onderkant van het maaidek. 1 4 3 5 2 1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. 7 2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3.
Parkeerrem afstellen 1 5 Controleer of de parkeerrem goed is afgesteld. 1. Zet de parkeerrem vrij (remhendel omlaag). 3 2. Meet de lengte van de veer. De lengte tussen de ringen moet 74 mm zijn (Fig. 63). 4 2 3. Als de lengte moet worden afgesteld, draait u de contramoer onder de veer los en draait u de moer direct onder de gaffel aan (Fig. 63). Draai de moer totdat de lengte correct is. Draai de twee moeren samen vast en herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.
Onderhoud van de zekeringen 3. Als het zuurpeil te laag is, moet u bijvullen met de vereiste hoeveelheid gedistilleerd water; zie Accu bijvullen met water, blz. 47. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. 1 Zekering: Hoofdleiding F1 – 20 A, steekzekering-type Wisselstroomdynamo F2 – 20 A, steekzekering-type 2 3 1.
11 9 5 4 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2 7 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 6 7 3. Til de bestuurdersstoel omhoog. 4. Maak eerst de minkabel en de aardingskabel los van de minpool (–) van de accu (Fig. 66). 3 5.
Accu opladen Grasgeleider vervangen Waarschuwing Waarschuwing Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan het maaidek voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.
BK BK PTO CLUTCH GND GY SW5 DK.GN SHOWN WITH LEVER IN NEUTRAL POSITION LT.GN (NEUTRAL) LT.BU SHOWN WITH LEVER IN NEUTRAL POSITION LT.BU SW4 (NEUTRAL) SHOWN WITH PARK BRAKE DISENGAGED SW3 (BRAKE) SHOWN IN OFF POSITION DK.
Reiniging en stalling C. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen; zie Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 34. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op Uit. Maak de bougiekabel los van de bougie. Verwijder het contactsleuteltje. D. Start de motor opnieuw en laten de motor lopen totdat deze afslaat. 2.
Storingen, oorzaak en remedie Probleem Startmotor draait niet. Motor start niet, start moeilijk j of blijft niet i t lopen. l Motor levert te weinig g vermogen. g Motor raakt oververhit. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. Schakel de aftakas uit. 2. Parkeerrem niet in werking gesteld. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Bestuurder zit niet op de stoel. 3. Plaats nemen op de bestuurdersstoel. 4. Accu is leeg. 4. Accu opladen. 5.
Probleem Machine rijdt niet. Abnormale trillingen. Onregelmatige g g maaihoogte. g Messen draaien niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Tractieriem versleten, los of gebroken. 1. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 2. Tractieriem van poelie af. 2. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 3. Peil van hydraulische vloeistof te laag. 3. Reservoir bijvullen met hydraulische vloeistof. 1. Bevestigingsbouten van motor zitten los. 1. Bevestigingsbouten van motor aandraaien. 2.