FORM NR. 3319–942NL Z–320 Z RECHT VOORUIT Model nr. 74191– 890001 en hoger Gebruikershandleiding BELANGRIJK: Lees deze handleiding aandachtig door. De handleiding bevat informatie ten behoeve van uw veiligheid en die van anderen. Zorg dat u vertrouwd bent met de plaats en functie van de bedieningsorganen voordat u de machine gaat gebruiken.
Inleiding Dank u voor de keuze van een Toro produkt. Wij bij Toro wensen dat u geheel tevreden bent met dit nieuwe produkt. Aarzel daarom niet contact op te nemen met uw erkende Toro Service Dealer voor eventuele hulp, service, originele Toro onderdelen of andere informatie. Wanneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u de model- en serienummers van de machine altijd te vermelden.
Inhoud Blz. Veilige bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Instructies voor veilige bediening van cirkelmaaiers met zittende bestuurder . . . 2 Hellingsdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Overzicht van symbolen . . . . . . . . . . . . . . 7 Benzine en olie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Aanbevolen benzine . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Stabilizer/Conditioner . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening Instructies voor veilige bediening van cirkelmaaiers met zittende bestuurder zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen; onjuiste aankoppeling en verdeling van last. Instructie Voor ingebruikname 1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de maaimachine gaat gebruiken. Let op de plaats en functie van de bedieningselementen en hoe u de machine moet gebruiken. 2.
Veiligheid 5. Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • 6. maai nooit dwars over een helling, tenzij de maaier daar speciaal voor bedoeld is. Ga zorgvuldig te werk als u lasten sleept of zware werktuigen gebruikt. • Alleen goedgekeurde trekstang bevestigingspunten gebruiken.
Veiligheid 13. Aandrijving naar de werktuig(en) uitschakelen, motor afzetten en bougiekabel(s) losmaken of sleutel uit contactschakelaar nemen: Om brandgevaar te beperken dienen motor, geluiddemper, accucompartiment en de omgeving van de brandstoftank steeds te worden vrijgemaakt van een overmaat aan vet, gras, bladeren en opgehoopt vuil. 5. Controleer de grasopvangzak regelmatig op slijtage en beschadigingen.
Veiligheid Hellingsdiagram Lees alle veiligheidsinstructies op pagina 2–9.
6
Veiligheid Overzicht van symbolen Veiligheidsalarm – symbool in de driehoek geeft gevaar aan Vuur, open vlammen en roken verboden Veiligheidsalarm Vuur of open vlammen Explosie Lees de bedieningshandleiding Raadpleeg technische handleiding voor juiste onderhoudsprocedures Motor stoppen en sleutel uit contactslot verwijderen alvorens onderhoud of reparatie uit te voeren Bijtende vloeistoffen, brandwonden aan vingers of hand Accu buiten bereik van kinderen houden Loodbatterij niet bij huisvuil depone
Veiligheid Overzicht van symbolen Veiligheidsschermen niet openen of verwijderen terwijl de motor loopt Opgeslagen energie, terugslag of opgaande beweging Uitgeworpen voorwerpen – gevaar voor alle lichaamsdelen Verlies van ledematen, machine rijdt achteruit Uitgeworpen voorwerpen – gevaar voor alle lichaamsdelen Zorg dat beschermkappen en -platen gemonteerd zijn Geen passagiers meenemen.
Veiligheid Overzicht van symbolen Snel Langzaam Remsysteem Parkeerrem Toename/afname Houder Aan/Lopen Smeernippel Uit/stop Aftakas Motor starten In werking stellen Motor loopt Buiten werking stellen Motor afzetten Verstreken bedrijfsuren Hulpstarter Alarm 9
Benzine en olie Aanbevolen benzine Stabilizer/Conditioner Gebruik LOODVRIJE normaalbenzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is, kan gelode normaalbenzine worden gebruikt. Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de benzine toe. Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine: Belangrijk: Nooit methanol, benzine die methanol bevat, of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken, omdat het brandstofsysteem daardoor beschadigd kan worden.
Montage Los geleverde onderdelen NB.: Controleer aan de hand van het onderstaande schema of alle onderdelen meegeleverd zijn.
Montage Zwenkwiel installeren Accu activeren 1. Verwijder moer, ringen, bus en as van vork (fig. 1). Accuzuur met een s.g. van 1,260 is verkrijgbaar bij een leverancier van accu’s. 2. Achterkant van machine opkrikken en achterwiel in zwenkwielvork plaatsen (fig. 1). 1. Verwijder de accu uit de machine. Belangrijk: 3. Wiel met gemonteerde bus en ringen tussen vork en glijbout door lagers installeren (fig. 1). 4. Bout vastzetten met 13 mm moer (fig. 1). 5. Moer vastdraaien met 55 NSm. 6.
Montage 1 MOGELIJK GEVAAR • Tijdens het opladen van de accu komen gassen vrij. WAT ER KAN GEBEUREN • Accugassen kunnen exploderen. 2 GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Sigaretten, vonken en vlammen uit de buurt van de accu houden. 3 m–1262 Figuur 2 1. Vuldoppen 2. Accuzuur 3. 3. Onderkant van de buis Laat de doppen eraf en sluit een batterijlader van 3-4 A aan op de accupolen (fig. 3). Laad de accu gedurende 4 uur op met 4 A of minder (12 V). 4 4.
Montage 5. 4 Accu bevestigen met (2) steunstangen, accubeugel en (2) 6 mm vleugelmoeren. Steunstangen in bevestigingsgaten plaatsen (fig. 4). Vleugelmoeren aandraaien, zodat accu stevig op zijn plaats wordt gehouden en niet gaat schuiven. NIET TE VAST AANDRAAIEN. 1 2 m-3564 3 4 3 Figuur 5 1. Veer 2. R-pen 9 3. Pen 4. Tunnel 9 3. Moeren, bevestigingsbouten, linker en rechter grasvangplaat en linker en rechter afvoerplaat van de maaier verwijderen (fig. 8). 8 NB.: 2 7 5 4.
Montage Bediening van de Recycler Als u de maaier met geïnstalleerde Recycler-platen gebruikt, moet u de aandrijving van de blazer door de drijfriem uitschakelen. 1. Stop de motor, verwijder de sleutel uit het contactslot en verwijder de bougiekabel(s) van de bougie(s). 2. Verwijder de R-pen en pen van de spanpoeliebeugel (fig. 7). 3. Druk de spanpoeliebeugel, achter het drijfwerk van de aftakas, tegen de veerdruk in omhoog, om de drijfriem van de blazer te ontspannen (fig. 7). 4.
Montage Gebruik van de grasvangzak Bij gebruik van de maaier met grasvangplaten moet u de aandrijving van de blazer door de drijfriem inschakelen. 1. Stop de motor, verwijder de sleutel uit het contactslot en verwijder de bougiekabel(s) van de bougie(s). 2. Leg de riem om de poelies van blazer, spanpoelie en aftakas. 3. Druk de spanpoeliebeugel, achter het drijfwerk van de aftakas, tegen de veerdruk in omhoog, om de veer te ontspannen (fig. 7). 4.
Gebruiksaanwijzing Veiligheid staat voorop Bedieningsorganen Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies op pagina 2–8. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en u zelf voorkomen. Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (fig. 1) voordat u de motor start en de machine gebruikt. 1 2 MOGELIJK GEVAAR • Lawaai kan gehoorbeschadiging en doofheid veroorzaken. 3 WAT ER KAN GEBEUREN • Gevaar van gehoorbeschadiging of doofheid.
Gebruiksaanwijzing Parkeerrem Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. Parkeerrem in werking stellen 1. Zet de rijbedieningshendels in neutraal (fig. 1). 2. Trek de parkeerremhendel omhoog om de parkeerrem in werking te stellen (fig. 2). De parkeerrem moet stevig in de aangetrokken positie blijven zitten. Parkeerrem lossen 1. Druk de knop op de parkeerremhendel in en breng de hendel omlaag om de parkeerrem te lossen (fig. 2).
Gebruiksaanwijzing Motor starten en stoppen 2 1 Starten 1. 2. Zet de rijbedieningshendels in neutraal. 3. Schakel de aftakas “UIT” (fig. 3). 4. Zet het handgas midden tussen “LANGZAAM” en “SNEL” voordat u een koude motor start. 5. Zet de choke in de stand “AAN” voordat u een koude motor start. NB.: 6. 1 m–2721 Figuur 3 Bij een warme of hete motor kan gebruik van de choke nodig zijn. Zodra de motor loopt, de choke “UIT” zetten.
Gebruiksaanwijzing Bediening van de aftakas Stoppen 1. Zet het handgas in de stand LANGZAAM (fig. 5). 2. Parkeerrem in werking stellen. 3. Contactsleutel naar OFF draaien (fig. 6). NB.: 4. 5. Als de motor zwaar belast of heet is, laat u hem een minuut stationair lopen voordat u de contactsleutel naar “OFF” draait. Hierdoor kan de motor afkoelen alvorens hij wordt gestopt. In een noodgeval kan de motor direct worden gestopt door de contactsleutel naar “OFF” te draaien.
Gebruiksaanwijzing Het veiligheidssysteem 4. Stel de parkeerrem in werking en zet de aftakas “UIT”. Houd de rijbedieningshendels in neutraal. Start de motor. Terwijl de motor loopt, beweegt u de rijbedieningshendels naar voren of naar achteren. De motor moet nu stoppen. 5. Kantel de grasvangbak omhoog. Stel de parkeerrem in werking en zet de aftakas “UIT”. Houd de rijbedieningshendels in neutraal. Start de motor. Terwijl de motor loopt, beweegt u de rijbedieningshendels naar voren of naar achteren.
Gebruiksaanwijzing Vooruit en achteruit rijden Om vaart te minderen of te stoppen, de rijbedieningshendels naar neutraal bewegen. Met het handgas regelt u het toerental (omw/min) van de motor. Zet het handgas in de stand “SNEL” voor de hoogste prestaties van werktuigen. Bij gebruik van werktuigen het handgas altijd op volgas zetten. 5 4 5 Vooruit 1. Los de parkeerrem, zie Parkeerrem in werking stellen, pagina 18. 2. Om vooruit te rijden, de rijbedieningshendels langzaam naar voren duwen (fig. 9).
Gebruiksaanwijzing Tractor stoppen Bestuurdersstoel instellen Om de machine te stoppen, rijbedieningshendels in neutraal zetten, aftakas uitschakelen en contactsleutel in stand “OFF” draaien om de motor te stoppen. Parkeerrem in werking stellen als u de machine verlaat, zie Parkeerrem in werking stellen, pagina 18. Vergeet niet de sleutel uit het contactslot te verwijderen. U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven.
Gebruiksaanwijzing Maaihoogte instellen Rollen afstellen De maaihoogte is instelbaar van 25 tot 115 mm in stappen van 13 mm, door vier pennen in verschillende gaten te steken. De rollen zijn vooraf ingesteld voor maaihoogten onder 51 mm. Als de maaihoogte op 51 mm of hoger wordt ingesteld, moeten de rollen worden afgesteld op het onderste gat. 1. 2. 3. Om af te stellen, R-pen en pen uit ophangbeugel van maaier verwijderen (fig. 18).
Gebruiksaanwijzing Maaier kantelen 4. Maaier aan de zijkant optillen om gewicht op vergrendelpen te verminderen en pen naar buiten trekken (fig. 15). Achterkant van maaier op rol laten zakken. Aan de andere zijde herhalen. Ten behoeve van onderhoud of om de lengte voor transport en stalling te beperken, kan de maaier worden gekanteld. 4 1 Maaier omhoog zetten 1. Parkeerrem in werking stellen en controleren of aftakaskap omlaag tegen de voetsteun zit (fig. 17). 2.
Gebruiksaanwijzing Maaier laten zakken Belangrijk: 1. Vergrendelpennen naar buiten trekken en in inkeping draaien, zodat ze in geopende positie blijven (fig. 15). Terwijl u vóór de maaier staat, voorkant naar voren trekken en maaier laten zakken (fig. 16). 2. Vergrendelpennen in ontgrendelde positie draaien en zijkant van de maaier optillen totdat vergrendelpen vastklikt (fig. 15). Aan de andere zijde herhalen. 3.
Gebruiksaanwijzing Tractor met de hand duwen Belangrijk: De tractor altijd met de hand duwen; de tractor nooit slepen, omdat de hydrauliek hierdoor beschadigd kan worden. Tractor duwen 1. Aftakas uitschakelen en contactsleutel in de stand “OFF” draaien om de motor te stoppen. 2. Bypass-ventielen van pomp 2 slagen linksom draaien om de machine te kunnen duwen. Hierdoor wordt de hydrauliekolie om de pomp heen geleid, zodat de wielen vrij kunnen draaien (fig. 19). Belangrijk: 3.
Onderhoud Onderhoudsschema Werkzaamheden Hydrauliekoliepeil controleren Elk gebruik 8 uur Eerste X Motoroliepeil controleren 25 uur Elke 50 uur Elke 100 uur Elke 200 uur X X Olie ververst* X Eerste X Oliefilter vervangen (elke 200 uur of elke 2e olieverversing) Hydrauliekoliefilter vervangen Eerste Veiligheidssysteem controleren X Grasvangbak reinigen X X X X X X X X X Roosters reinigen (naar behoefte) Maaierhuis reinigen Onderhoud voor stalling X X X X Maaimessen controlere
Onderhoud MOGELIJK GEVAAR • Als u de sleutel in het contactslot laat zitten, kan een onbevoegde de motor starten. WAT ER KAN GEBEUREN • Per ongeluk starten van de motor kan leiden tot lichamelijk letsel van u of omstanders. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Sleutel uit contactslot verwijderen en kabel(s) van bougie(s) af trekken alvorens onderhoud te verrichten. Kabel(s) opzij drukken, zodat die geen contact met de bougie(s) kunnen maken.
Onderhoud Belangrijk: 3. Het schuimelement voorzichtig van het papierelement af schuiven (fig. 20). 4. Moer losdraaien en deksel en papierelement verwijderen (fig. 20). Schuim- en papierelement reinigen 1. Het papierelement nooit reinigen met perslucht, of vloeistoffen zoals oplosmiddelen, benzine of petroleum. Het papierelement vervangen als het beschadigd of defect is, of niet grondig kan worden gereinigd. Schuimelement A. Het schuimelement wassen in warm water met vloeibare zeep.
Onderhoud Motorolie Motoroliepeil controleren Olie verversen: • Na de eerste 5 bedrijfsuren. • Na elke 100 bedrijfsuren. NB.: Olieverversing moet vaker plaatsvinden bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type olie: detergente olie (API serviceklasse SG of SH) 1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond. Aftakas uitschakelen, parkeerrem in werking stellen en de contactsleutel in de stand “OFF” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel uit het contactslot. 2.
Onderhoud Olie verversen/aftappen Motoroliefilter vervangen 1. Start de motor en laat die vijf minuten lopen. Hierdoor wordt de olie warm, zodat die beter kan worden afgetapt. Vervang het oliefilter elke 200 bedrijfsuren of bij elke tweede olieverversing. 2. Parkeer de machine zo dat de aftapzijde iets lager dan de andere zijde is, zodat alle olie eruit kan lopen. Daarna aftakas uitschakelen, parkeerrem in werking stellen en contactsleutel in de stand “OFF” draaien om de motor te stoppen.
Onderhoud Controleren van de bougie Bougie controleren Controleer de bougie(s) na elke 200 bedrijfsuren. Controleer of de afstand tussen de midden- en zij-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel om bougies te verwijderen en te monteren en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. Indien nodig nieuwe bougie(s) monteren. 1. Controleer het midden van de bougie(s) (fig. 27).
Onderhoud Smeren 2. Smeernippels van aandrijfas en kruiskoppelingen doorsmeren (fig. 29). De machine moet regelmatig worden gesmeerd. Zie het onderhoudsschema op pagina 28. Type vet: universeelvet nr. 2 lithiumverzeept of molybdeenvet. Methode van smeren m-3203 1. Aftakas uitschakelen en contactsleutel in de stand “OFF” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel uit het contactslot. 2. Smeernippels schoonmaken met een doek. Indien nodig verf van de voorkant van de nippels afkrabben. 3.
Onderhoud Belangrijk: Oude olie bij een erkend inzamelpunt afleveren. 1 3 2 1 m-3281 2 Figuur 31 1. Smeernippel op ophangbuizen van draagframe 2. Smeernippel van zwenkwiel 4 m-3294 Figuur 32 Drijfwerk van aftakas smeren Oliepeil in het drijfwerk van de aftakas elke 50 bedrijfsuren controleren. De olie elke 500 uur of elk halfjaar verversen, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Type: SAE EP-80\90 wt. drijfwerkolie 1. Drijfwerk 2. Plug in zijkant Drijfwerk van maaier smeren 6.
Onderhoud Bussen van zwenkwielvork vervangen 4. Steek een drevel in de ophangbuis en tik de bussen er voorzichtig uit (fig. 35). De binnenkant van de ophangbuis schoonmaken. De zwenkwielvorken zijn gemonteerd in bussen die in de boven- en onderkant van de ophangbuizen van het draagframe zijn geperst. Om de bussen te controleren, de zwenkwielvorken naar voren en naar achteren en zijwaarts bewegen. Als een zwenkwielvork los zit, zijn de bussen versleten en moeten die worden vervangen. 5.
Onderhoud Onderhoud van zwenkwielen en lagers De zwenkwielen draaien op een rollager, ondersteund door een spanbus. Als het lager altijd goed gesmeerd wordt, is de slijtage minimaal. Onvoldoende smering leidt tot snelle slijtage. Een wiebelig zwenkwiel duidt meestal op een versleten lager. 1. Verwijder de moer en bout waarmee het zwenkwiel aan de zwenkwielvork bevestigd is (fig. 36). 2. Verwijder de ring en bus. Trek de spanbus en het rollager uit de wielnaaf (fig. 36). 3.
Onderhoud Bussen van duwstang vervangen 4. Steek een drevel in de duwstang en tik de bussen er voorzichtig uit (fig. 38). Maak de binnenkant van de duwstang schoon. De duwstangen zijn uitgerust met ingeperste bussen aan de zijde van de aandrijfeenheid. Om de bussen te controleren, de duwstangen heen en weer bewegen en op slijtage controleren. Als een duwstang los zit, zijn de bussen versleten en moeten die worden vervangen. 5.
Onderhoud Koelsystemen reinigen Vóór elk gebruik het rooster van de koeling controleren/reinigen. Verzameld gras, vuil of andere verontreiniging van het rooster van de oliekoeler en de luchtinlaat van de motor verwijderen. Elke 100 uur oliekoeler en koelribben van cilinder en cilinderkop van de motor reinigen. Tevens rond carburateur, regelhefbomen en overbrenging schoonmaken.
Onderhoud Brandstoffilter Brandstoftank Vervang het brandstoffilter na elke 200 bedrijfsuren of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Brandstoftank aftappen Brandstoffilter vervangen MOGELIJK GEVAAR • Benzine is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief. Nooit een vuil filter opnieuw installeren nadat het uit de brandstofleiding verwijderd is. 1. WAT ER KAN GEBEUREN • Brand of explosie van benzine kan brandwonden of schade aan eigendommen veroorzaken.
Onderhoud 5. Monteer de brandstofleiding aan de brandstofkraan. Schuif de slangklem naar de brandstofkraan toe om de brandstofleiding vast te zetten (fig. 42). 4. Als het peil te laag is, hydrauliekolie bijvullen totdat het peil boven de onderkant van de zeef staat (fig. 43). 5. Plaats de dop weer op de vuilbuis. 4 1 2 3 3 2 1 m–3293 m–3292 Figuur 42 1. Brandstofkraan 2. Slangklem 3. Brandstofslang 4. Tankdop Figuur 43 1. Dop van hydrauliekolietank 2. Zeef 3.
Onderhoud 1 3 2 1 m–3291 m–1256 Figuur 45 Figuur 44 1. Hydrauliekoliefilter 4. Smeer de rubber afdichtring van het nieuwe filter in met een dun laagje nieuwe hydrauliekolie (fig. 45). 1. Hydrauliekoliefilter 2. Afdichtring 3. Filteraansluiting Hydraulisch systeem ontluchten 5. Monteer het nieuwe hydrauliekoliefilter aan de filteraansluiting. Niet vastdraaien. Het aandrijfsysteem is zelfontluchtend.
Onderhoud Hydrauliekleidingen controleren Belangrijk: Na elke 100 bedrijfsuren moeten de hydrauliekleidingen en -slangen op lekkage, loszittende koppelingen, knikken, losse steunen, slijtage, verwering en chemische aantasting worden gecontroleerd. Benodigde reparaties uitvoeren alvorens de machine opnieuw te gebruiken. 4. MOGELIJK GEVAAR • Hydrauliekolie die onder druk ontsnapt kan onder de huid komen en letsel veroorzaken.
Onderhoud Referentiepositie van maaisnelheid instellen De referentiepositie voor de maaisnelheid is een aanslag onder veerspanning, die voelbaar is als extra veerdruk wanneer de rijbedieningshendels naar voren worden gedrukt. De rijbedieningshendels keren naar deze ingestelde positie terug als de voorwaartse druk verminderd wordt. Onder deze ingestelde snelheid blijven de rijbedieningshendels in de ingestelde stand staan.
Onderhoud Riemen van aftakas vervangen Controleer de riemen van de aftakas op slijtage na elke 50 bedrijfsuren. 1. Houd de spanpoelie onder veerspanning tegen de riemen aan en trek de veer omlaag om die van de onderste bevestigingsbout te verwijderen (fig. 48). 2. Laat de spanpoelie zakken om de spanning van de aftakasriemen te verminderen en verwijder de riemen van de drijfwerkpoelie (fig. 48). 3.
Onderhoud Drijfriem vervangen Ventilatorriem vervangen Controleer de drijfriem op slijtage na elke 50 bedrijfsuren. Een gierend geluid als de riem draait, slippen van de ventilator waardoor vaak verstopping van tunnel en blazer optreedt, gerafelde randen van de riem, schroeiplekken en scheurtjes duiden op een versleten ventilatorriem. Vervang de ventilatorriem als één van deze verschijnselen zich voordoet. 1. Verwijder de aftakasriemen, zie Riemen van aftakas vervangen. 2.
Onderhoud Zekeringen Accu Onderhoudsinterval/Specificatie Controleer het zuurpeil van de accu elke 8 uur. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Gebruik een tissue om de accubak schoon te maken. Als de accupolen geoxydeerd zijn, deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje zuurvrij vet (vaseline) op de accupolen aan om oxydatie te voorkomen. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud.
Onderhoud 3. Giet langzaam gedestilleerd water in elke accucel, totdat het peil tot aan de onderkant van de celbuis staat (fig. 53). Belangrijk: 4. De accu niet overvullen, omdat accuzuur (zwavelzuur) ernstige corrosie en beschadiging van het chassis kan veroorzaken. Druk de celdoppen weer op de accu. Accu opladen Belangrijk: Zorg dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen onder 0 °C. 1.
Onderhoud “Grasvangbak vol” sensor reinigen Maaimessen De “grasvangbak vol” sensor, rechtsboven in de grasvangbak, vangt een uitgezonden lichtstraal op. Als de lichtstraal onderbroken wordt, klinkt er een zoemer. Als de lenzen bedekt zijn door maaisel of vuil kan dat tot onjuiste “vol” signalen leiden en moeten de lenzen worden gereinigd. 1. Om de “grasvangbak vol” sensor te reinigen, eerst de grasvangbak leeg maken om maaisel te verwijderen. 2.
Onderhoud Maaimessen controleren Op verbogen messen controleren 1. Controleer de snijkanten (fig. 56). Als de kanten niet scherp zijn of knikken vertonen, de messen verwijderen en slijpen. Zie Slijpen van de maaimessen op pagina 52. 1. Draai de messen totdat de uiteinden naar voren en naar achteren wijzen (fig. 57). Meet vanaf een horizontaal oppervlak tot aan de snijkanten van de messen (fig. 58). Noteer de afstand. 2. Controleer de messen, met name het gebogen deel (fig. 56).
Onderhoud Voorzijde MOGELIJK GEVAAR • Een verbogen of beschadigd mes kan breken en stukken mes kunnen naar omstanders of naar de bestuurder van de maaier worden uitgeworpen. WAT ER KAN GEBEUREN • Uitgeworpen stukken mes kunnen ernstig of zelfs fataal letsel van u of omstanders veroorzaken. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Een verbogen of beschadigd maaimes direct door een nieuw mes vervangen. • Nooit scherpe inkepingen in de kanten of oppervlakken van het mes vijlen of maken. 1 m–3372 Figuur 59 1.
Onderhoud Maaimessen slijpen 1. Gebruik een vijl om de snijkant aan beide zijden van het mes te slijpen (fig. 61). Zorg ervoor dat de oorspronkelijke hoek gehandhaafd blijft. Het mes blijft in balans als van beide snijkanten dezelfde hoeveelheid materiaal wordt verwijderd. Onjuiste afstelling van maaier corrigeren Als één maaimes lager maait dan het andere, corrigeert u dat als volgt: 1. Stop de motor, verwijder de contactsleutel en trek de bougiekabel(s) van de bougie(s) af. 2.
Onderhoud Vlakstelling voor - achter instellen Zijwaartse vlakstelling instellen 1. Controleer de bandenspanning. 1. Controleer de bandenspanning. 2. Zet de maaimessen zo dat ze van voren naar achteren wijzen (fig. 63). Meet op punt “C” en “D” (fig. 63) vanaf een horizontaal oppervlak tot aan de snijkant van de messen (fig. 64). 2. Draai de maaimessen zo dat ze opzij wijzen (fig. 65 ). Meet bij punt “A” en “B” (fig. 65) vanaf een horizontaal oppervlak tot aan de snijkant van de messen (fig. 66).
Onderhoud 4. Om de zijwaartse vlakstelling in te stellen, verwijdert u de borgring en verplaatst u de drukringen van maar één zwenkwielvork. Verplaats de drukringen van de bovenkant van de ophangbuis van het draagframe naar de onderkant om de desbetreffende zijde van de maaier hoger te zetten. Verplaats de drukringen van de onderkant van de ophangbuis naar de bovenkant om de desbetreffende zijde van de maaier lager te zetten (fig. 34). 5. Controleer de vlakstelling voor - achter van de maaier opnieuw.
connector bargger Optional BAG SENSOR PINK GREEN BUZZER connector Optional SW4 (PTO) PINK 1 D4 GND BLACK K4 TAN CLOSED WHEN TRACTION DRIVE IS IN NEUTRAL SW2 (NEUTRAL) CLOSED WHEN TRACTION DRIVE IS IN NEUTRAL D3 GREY WHITE RED/WHT (INTERLOCK RELAY) YELLOW SW3 (NEUTRAL) RED/WHT DIODE MODULE D2 PINK PINK BLACK PINK 2 K1 2 BROWN BLACK (NEUTRAL RELAY) PINK TAN (START RELAY) YELLOW BROWN JUMPER S6 BROWN CLOSED WHEN PARK BRAKE IS SET K3 RED/WHT SW1 CLOSED WHEN (SEAT)OPE
56 C A B I VOOR POMP 94-4705 94-4705 C A POMP ACHTER B I 94-4714 RECHTS MOTOR A B 94-4712 94-4710 98-4384 FILTER 98-4384 HYDRAULIEKOLIETANK MOTOR LINKS B A 94-4713 94-4709 Onderhoud Hydraulisch schema KOELER
Onderhoud Reiniging en stalling 1. 2. Aftakas uitschakelen, parkeerrem in werking stellen en de contactsleutel in de stand “OFF” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel uit het contactslot. Verwijder maaisel, vuil en stof van de buitenkant van de machine, met name van de motor. Verwijder vuil en kaf van de buitenkant van de koelribben van de cilinderkop en het koelinghuis. 3. Verwijder vuil en kaf van maaier, tunnel, blazer en grasvangbak. 4.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Startmotor draait niet. Motor start niet,, start moeilijk, j , of blijft niet i t llopen. 58 MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Aftakas is INGESCHAKELD. 1. Zet aftakas op UITGESCHAKELD. 2. Parkeerrem is niet in werking gesteld. 2. Parkeerrem in werking stellen. 3. Rijbedieningshendels staan niet in neutraal. 3. Rijbedieningshendels in neutraal zetten. 4. Accu leeg. 4. Accu opladen. 5. Elektrische verbindingen geoxydeerd of los. 5.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor verliest kracht. Motor raakt oververhit. Abnormale trillingen. Machine rijdt niet. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Motor te zwaar belast. 1. Rijsnelheid verlagen. 2. Luchtfilter is vuil. 2. Luchtfilterelement reinigen. 3. Oliepeil in carter te laag. 3. Carter met olie bijvullen. 4. Koelribben en luchtwegen onder motor blazerhuis verstopt. 4. Obstructie van koelribben en luchtwegen verwijderen. 5.