Form No. 3364-191 Rev B Z580-D Z Master® met een TURBO FORCE® maaidek met zijafvoer van 132 cm of 152 cm Modelnr.: 74264TE—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 74265TE—Serienr.: 310000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze handleiding noemt een aantal mogelijke gevaren en bevat een aantal veiligheidsberichten (Figuur 2) met de volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Bestuurdersstoel instellen ................................... 28 Bestuurdersstoel ontgrendelen............................ 29 Machine met de hand duwen............................... 29 Zijafvoer gebruiken ............................................ 30 Oververhittingssensor ........................................ 30 Transport van de machine................................... 30 Machine inladen ................................................. 30 Gebruik van de &Z Stand; ..................................
Veiligheid ◊ onjuist gebruik van de rem, ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, Deze machine voldoet ten minste aan de Europese normen, van kracht op het moment van productie. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan echter letsel veroorzaken.
• • • • • • • • • • • • en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert. Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling in vrij schakelen voordat u de motor start. Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is.
• Gebruik een loopmaaier en/of een handtrimmer in de buurt van steile hellingen, greppels, steil aflopende oevers of water. • Verminder uw snelheid en wees uiterst voorzichtig op hellingen. • Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken, enz. uit het maaigebied, of markeer deze. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. • Let op greppels, kuilen, stenen, gaten en verhogingen in het maaigebied die de werkhoek veranderen, omdat de machine kan omkantelen op oneffen terrein.
Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 3,3 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 1,7 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. Gehele lichaam Gemeten trillingsniveau = 0,75 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,38 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 98-1977 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 58-6520 1. Smeervet 98-4387 1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 93-7010 1. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – 2.
7-2131 1. Peil hydraulische vloeistof 2. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 104-2449 107-1866 1.
107-3968 1. Uitschakelen 2. Inschakelen 3. Parkeerrem 107-3969 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Ledematen kunnen bekneld raken, maaimachine – Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u werkzaamheden onder de maaimachine gaat verrichten. 107-3961 1. Maaihoogte in millimeters 107-7719 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 2.
108-5957 110-2068 1. Lees de Gebruikershandleiding. 110-3842 108-5981 109-7949 110-0806 110-3851 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
110-3852 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Ononderbroken toon geeft aan dat de motor oververhit raakt. 117-0912 1. Indrukken om in te schakelen. 2. Motor – Voorgloeien 3. Lees de Gebruikershandleiding. 4. Snel 5. Continu snelheidsregeling 6. Langzaam 110-3853 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem. 2.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
107-3964 1. Waarschuwing – Gebruik geen drugs of alcohol. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u instructie in het gebruik krijgt. 3. Waarschuwing – Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 107-9309 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het opladen van de accu; bevat lood; niet weggooien.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 5 1. Urenteller 2. Contactschakelaar 3. Brandstofafsluitklep 4. Akoestisch waarschuwingssignaal 5. Schakelaar van gloeibougies 6. Indicatielampje van gloeibougies 7. Temperatuurlampje 8. Gashendel 9. Aftakasschakelaar Figuur 4 1. Z Stand© 2. 3. 4. 5. Maaihoogtehendel Rijhendel Veiligheidsgordel Rolbeugel 6. Brandstoftankdop (beide kanten) 7. Parkeerremhendel 8. Maaidek 9.
Akoestisch waarschuwingssignaal Deze machine is voorzien van een akoestisch signaal om de gebruiker te waarschuwen dat deze de motor moet afzetten, omdat er anders schade kan ontstaan aan de motor. Zie Onderhoud van het koelsysteem in Onderhoud koelsysteem (bladz. 49). Brandstofafsluitklep Figuur 6 1. Symbolen veiligheidssysteem 2. Urenteller De brandstofafsluitklep bevindt zich achter de bestuurdersstoel. 3. Acculampje Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt.
Gebruiksaanwijzing GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank op een horizontaal oppervlak en in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank nooit als de machine op een aanhanger in een afgesloten ruimte staat. • Vul de brandstoftank niet helemaal.
De machine heeft twee brandstoftanks. Een tank bevindt zich op de linkerkant en een tank op de rechterkant. Elke tank is aangesloten op de brandstofafsluitklep. Hiervandaan loopt een gemeenschappelijke brandstofslang naar de motor (Figuur 7). • Her deel biodiesel van de brandstof moet voldoen aan de specificatie ASTM D6751 of EN 14214. • Het dieselmengsel moet beantwoorden aan ASTM D975 of EN 590. • Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door biodiesel.
Belangrijk: Doe altijd de veiligheidsgordel om als de rolbeugel omhoog is geklapt. WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. 1 2 • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat.
GEVAAR VOORZICHTIG Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken. Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.
Figuur 12 1. Parkeerrem – In werking 2. Parkeerrem – Buiten werking 3. Aanslag van rem Figuur 13 Starten en stoppen van de motor 1. Urenteller 2. Contactschakelaar 3. Schakelaar van gloeibougies 4. Indicatielampje van gloeibougies Starten in normale weersomstandigheden 1. Klap de omkantelbeveiliging omhoog en zet hem vast; neem vervolgens plaats op de bestuurdersstoel en doe de veiligheidsgordel om. 5. Temperatuurlampje 6. Gashendel 7. Aftakasschakelaar 9.
Belangrijk: Start de motor telkens niet langer dan 30 seconden om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt. Opmerking: Gebruik geen brandstof die nog over is van de zomer. Gebruik uitsluitend verse winterdieselbrandstof. Motor afzetten 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking (Figuur 16). Figuur 14 1. Contactschakelaar 2. Uit 3. Lopen 4. Start 2. Zet de gashendel halverwege tussen Langzaam en Snel (Figuur 15). 3.
Aftakas inschakelen • De aftakas is uitgeschakeld. 1. Een koude motor moet u 5 tot 10 minuten warm laten worden voordat u de aftakas inschakelt. 2. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de rijhendels in de neutraalstand. 3. Zet de gashendel op SNEL. • De rijhendels in de vergrendelde neutraalstand staan.
Kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet nu stoppen. Om te stoppen, zet u beide rijhendels in de neutraalstand. 4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand. Start nu de motor. Als de motor loopt, centreert u een van beide rijhendels en beweegt u deze (vooruit of achteruit). De motor moet nu stoppen. Herhaal deze procedure bij de andere rijhendel. 5.
Als u de machine achterlaat, moet u tevens de parkeerrem in werking stellen; zie Parkeerrem in werking stellen in de gebruiksaanwijzing. Denk erom dat u het sleuteltje uit het contact haalt. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
Figuur 23 3. Draai aan de nok om de sluitdruk te verhogen of te verminderen 4. Sleuf 1. Sluitnok Figuur 22 1. Antiscalpeerrol 2. Afstandsstuk 3. Lagerbus 4. Flensmoer 5. Bout 2. Hendel Afvoerplaat instellen Stand van afvoerplaat instellen De afvoer van de maaimachine kan worden aangepast aan verschillende maaiomstandigheden. Zorg ervoor dat u de sluitnokken en de plaat zodanig plaatst dat u het beste maairesultaat verkrijgt. De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld als aanbeveling voor gebruik.
1. Zet uw voet op het hefpedaal. 2. Trap hierop terwijl u de maaihoogtehendel omhoog trekt (Figuur 27). Figuur 27 Figuur 25 Bestuurdersstoel instellen Stand C De bestuurdersstoel verstellen Dit is de volledig open stand. Deze stand wordt aanbevolen voor de volgende gevallen. • Maakt hogere rijsnelheid mogelijk in zware omstandigheden. U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. 1.
De rugleuning verstellen Machine met de hand duwen De rugleuning kan worden versteld zodat u kunt rijden in een comfortabele stand. Zet de rugleuning in een stand die voor u het meest comfortabel is. Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen. Slepen van de machine kan schade aan het hydraulische systeem veroorzaken. Om de rugleuning te verstellen, draait u de knop onder de rechter armsteun in een van beide richtingen om de meest comfortabele stand te verkrijgen (Figuur 29).
Zijafvoer gebruiken De machine transporteren: Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. • Vergrendel de rem en blokkeer de wielen. • Zet de machine goed vast op de aanhanger of de vrachtwagen met behulp van riemen, kettingen, kabels of touwen. GEVAAR • Bevestig een aanhanger aan het sleepvoertuig met veiligheidskettingen.
U mag de snelheid niet abrupt verhogen als u de machine de hellingbaan oprijdt en ook niet abrupt verlagen als u de machine de hellingbaan afrijdt. In beide gevallen bestaat de kans dat de machine dan achteroverkantelt. WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine achterover kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt.
WAARSCHUWING De kans bestaat dat de parkeerrem de machine niet houdt als deze op de Z Stand staat; hierdoor kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen ontstaan. Plaats de machine nooit op de Z Stand tenzij de wielen zijn vastgezet of geblokkeerd. 10. Voer onderhoudswerkzaamheden uit. Figuur 33 1. Z Stand 2. Vergrendeling 3. Beugel De machine van de Z Stand afrijden 4. Pen van beugel 5. Onderkant van sleuf 1. Verwijder de blokjes. 2. Zet de vergrendeling omhoog in de ontgrendelde stand (Figuur 35).
Lang gras het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen. Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte maaien.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Peil van de motorkoelvloeistof controleren. • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren. Na de eerste 25 bedrijfsuren • Hydraulisch filter vervangen. Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen. • Motoroliefilter vervangen. Na de eerste 100 bedrijfsuren • Sleufmoer van wielnaaf controleren. • Wielmoeren controleren. • Olie in tandwielkast verversen.
Belangrijk: Zie de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
Maaidek en riemspanpoelies smeren 7. Smeer de arm van de spanpoelie van de aandrijfriem van de aftakas (Figuur 38). 8. Smeer de arm van de riemspanpoelie van de pomp (Figuur 38). Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Smeer het maaidek en de assen. Om de 25 bedrijfsuren—Smeer de arm van de riemspanpoelie. Om de 25 bedrijfsuren—Smeer de arm van de riemspanpoelie van de pomp. Om de 25 bedrijfsuren—Smeer de arm van de spanpoelie van de aandrijfriem van de aftakas. Smeren met nr.
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Opmerking: U moet de filters vaker controleren als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. Het luchtfilter verwijderen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
Motorolie verversen draai de bevestigingen daarna pas helemaal los totdat de kap eraf komt. Hiermee voorkomt u dat u per ongeluk de bouten van de borgringen losdraait. 1. Kantel de stoel naar voren, draai de bouten los en verwijder het frontpaneel van de motor (Figuur 44). Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme olie kan beter worden afgetapt. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 3.
Belangrijk: Het carter nooit overvullen met olie. Hierdoor kan de motor worden beschadigd. Motoroliefilter vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1. Tap de motorolie af; zie Motorolie verversen. Plaats een druippan onder de olielekbak om olie op te vangen uit het oliefilter en de oliekanalen in de motor. 2. Draai het filter naar links om het te verwijderen (Figuur 48 en Figuur 49). Figuur 46 1.
Onderhoud brandstofsysteem Onderhoud van het brandstoffilter Waterafscheider aftappen Figuur 49 1. Oliefilter 2. Pakking Onderhoudsinterval: Om de 40 bedrijfsuren 3. Tussenstuk 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 4.
Brandstoffilter vervangen Onderhoud van de brandstoftank Na verwijdering mag u nooit een vuil brandstoffilter opnieuw aan de brandstofslang monteren. Probeer de brandstoftank niet zelf af te tappen omdat de onderdelen van de brandstofleiding met speciaal gereedschap moeten worden gemonteerd. Laat een erkende servicedealer de brandstoftank aftappen en onderdelen van het brandstofsysteem een onderhoudsbeurt geven. 1. Laat de motor afkoelen. 2.
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Onderhoud van de accu WAARSCHUWING • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0 °C. 1. Zorg ervoor dat de vuldoppen op de accu zijn geplaatst. Laad de accu 10 tot 15 minuten op bij 25 tot 30 A of 30 minuten bij 10 A. 2. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 54). 3.
Onderhoud aandrijfsysteem 1 4 3 De sporing afstellen Onder de stoel zit een knop waarmee de sporing van de machine kan worden afgesteld. 2 Belangrijk: U moet eerst de neutraalstand van de hendel en de neutraalstand van de hydraulische pomp afstellen voordat u de sporing afstelt. Zie Neutraalstand van hendel afstellen in Onderhoud bedieningsysteem (bladz. 54) en Neutraalstand van hydraulische pomp afstellen in Onderhoud hydraulisch systeem (bladz. 55). 1. Duw beide rijhendels even ver naar voren.
Figuur 57 Sleufmoer van wielnaaf controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren—Sleufmoer van wielnaaf controleren. Figuur 56 1. Sporingsknop 2. Hydraulische tank Om de 500 bedrijfsuren—Sleufmoer van wielnaaf controleren. 4. Draai in deze richting als de machine naar links trekt. 5. Draai in deze richting als de machine naar rechts trekt. Na de eerste 100 bedrijfsuren—Wielmoeren controleren. 3. Hydraulische pompen Om de 500 bedrijfsuren—Wielmoeren controleren.
Figuur 58 1. Sleufmoer 2. Maximaal twee schroefdraden zichtbaar 3. Opening in as met schroefdraad 4. Ring (indien nodig) 5. Controleer de afstand van de onderkant van de sleuf in de moer tot de binnenrand van de opening. Er mogen maximaal twee schroefdraden zichtbaar zijn (Figuur 58). Figuur 59 1. Veerringen 2. Borgmoer 6. Als er meer dan twee schroefdraden zichtbaar zijn, verwijdert u de moer en plaatst u een ring tussen de naaf en de moer. 3. Stofkap 7.
Figuur 61 1. Veerbelaste spanpoelie 2. Koppeling Figuur 60 1. Tandwielkast 2. Plug aan de zijkant 3. Aandrijfriem van aftakas 4. Tandwielkast 5. Maak de stekker voor de elektrische aansluiting van de koppeling los (Figuur 62). 3. Plug aan de achterkant 4. Poelie 6. Verwijder de twee bouten waarmee de rubberen band van de koppeling is bevestigd aan het frame van de maaier (Figuur 62). Olie in tandwielkast verversen 7.
Onderhoud koelsysteem Controleer of deze tussen de wrijvingsvlakken van de armatuur en de rotor zit (Figuur 63). 9. Draai de borgmoeren aan totdat de voelermaat licht is vastgeklemd maar gemakkelijk binnen de spleet kan bewegen (Figuur 63). Onderhoud van het koelsysteem 10. Herhaal deze procedure bij de overige gleuven. GEVAAR 11. Controleer nogmaals elke sleuf en stel de koppeling iets bij totdat de voelermaat tussen de rotor en de armatuur hiermee zeer licht contact maakt.
2. Ontgrendel de stoel en kantel deze omhoog. 3. Als de motor is afgekoeld, controleert u het peil van de overloopfles. De vloeistof moet tot aan de verdikking op de buitenkant van de overloopfles staan (Figuur 64). 4. Als het peil van de koelvloeistof te laag is, moet u de overloopfles bijvullen met een mengsel dat half uit antivries/Dex-Cool® en half uit water bestaat (Figuur 64). 5. Vul de fles met dit mengsel tot aan de streep op de fles (Figuur 64). Figuur 65 1. Oliekoeler 2. Linkerachterband 3.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen Parkeerrem afstellen Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. Om de 200 bedrijfsuren 1. Stel de parkeerrem in werking, hendel omhoog. 2. Meet de lengte van de veer. De lengte tussen de ringen moet 64 mm zijn (Figuur 66). Aandrijfriem van maaidek vervangen 3.
draai de bevestigingen daarna pas helemaal los totdat de kap eraf komt. Hiermee voorkomt u dat u per ongeluk de bouten van de borgringen losdraait. 4 3 1 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
Figuur 71 1. Koppeling 2. Aandrijfriem van pomp 3. Veer 4. Veerbelaste spanpoelie Figuur 70 1. Tandwielkast 2. Veer 3. Veerbelaste spanpoelie 4. Koppeling 5. Rubberen aanslag van koppeling 6. Aandrijfriem van aftakas Riem van wisselstroomdynamo vervangen en spannen Riem van wisselstroomdynamo vervangen Aandrijfriem van pomp vervangen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Wisselstroomdynamo controleren. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Aandrijfriem van pomp controleren.
Onderhoud bedieningsysteem Neutraalstand van schakelhendel afstellen Als de schakelhendels niet in één lijn staan of gemakkelijk in de sleuf van het bedieningspaneel glijden, moeten zij worden afgesteld. De hendel, de veer en de stang moeten afzonderlijk worden afgesteld. Opmerking: De schakelhendels moeten op de juiste wijze worden gemonteerd. Zie Schakelhendels monteren bij montage-instructies. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
8. Als de schakelhendel moet worden afgesteld, draait u de moer en de contramoer tegen de gaffel (Figuur 74). Onderhoud hydraulisch systeem 9. Oefen een lichte achterwaartse druk uit op de schakelhendel, draai de kop van de stelbout in de juiste richting totdat de hendel in de vergrendelde neutraalstand is gecentreerd (Figuur 74).
Gebruik een winterfilter bij temperaturen beneden 0 °C Opmerking: Bij de jaarlijkse interval moet de hydraulische olie worden ververst als het hydraulische filter wordt vervangen. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Figuur 75 1. Dop 2. Keerplaat 3.
Opmerking: Houd de omgeving van het hydraulische systeem vrij van aangekoekt gras en vuil. 11. Controleer nogmaals het peil als de vloeistof warm is. De vloeistof moet tussen koud en heet staan. 12. Indien nodig moet u de hydraulische tank bijvullen met vloeistof. Niet te vol vullen. WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.
1. Krik het frame omhoog en plaats de machine op blokken zodat de wielen vrij kunnen ronddraaien. 2. Koppel de elektrische connector los van de veiligheidsschakelaar van de stoel. Monteer tijdelijk een verbindingsdraad op de polen van de stekker van de kabelboom. 3. Ontgrendel de stoel en kantel deze naar voren. 4. Ontgrendel de stoel en kantel deze naar voren. Neutraalstand rechter hydraulische pomp afstellen 1. Start de motor, draai de gashendel half open en zet de parkeerrem vrij.
Onderhoud van het maaidek 5. Zet de gashendel op Snel. Het wiel moet stil blijven staan of iets achteruit kruipen. Indien nodig opnieuw afstellen. 6. Draai de borgmoeren op de kogelverbindingen vast (Figuur 79). Maaidek horizontaal stellen in drie standen De machine instellen 1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3.
8. Maak de contramoer onder de achterste steunarm los en draai aan de stelbout totdat de afstand 79–83 mm bedraagt (Figuur 81). Opmerking: Het verdient aanbeveling dat de afstand aan beide kanten van het maaidek hetzelfde is. 9. Draai de contramoer onder de achterste steunarm vast alsmede de bout waarmee de ketting is bevestigd aan de achterste steunarm. 10. Stel de andere kant af indien dit nodig is. Schuinstand van het maaidek instellen 1. Zet het rechter maaimes in de schuinstand (Figuur 82). 2.
zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. 8. Draai aan de drukmoeren op de linker- en rechterzijde van de machine totdat de voorkant van het maaimes bij 6 tot 10 mm lager staat dan de achterkant bij B (Figuur 81). 9. Draai de contramoeren van beide wartels vast tegen de voorste wartel om de hoogte te borgen. 10.
mag niet meer zijn dan 3 mm. Als dit verschil meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Maaimessen verwijderen en Maaimessen monteren. WAARSCHUWING Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. Figuur 84 1. Snijrand 2. Gebogen deel • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. 3. Slijtage/sleufvorming 4. Scheur • Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de snijranden of het oppervlak van het mes.
Figuur 86 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 87). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 88). Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. Figuur 88 1. Vleugel van het mes 2. Mes 3. Klemring 4. Mesbout Figuur 87 1. Mes Grasgeleider vervangen 2.
Reiniging Onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Figuur 89 1. Bout 2. Afstandsstuk 3. Borgmoer 4. Veer 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 5.
Stalling mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). Reiniging en stalling Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. 2.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. De motor verliest vermogen. De motor raakt oververhit. De machine drijft niet aan. Abnormale trillingen. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. De aftakas uitschakelen. 2. De parkeerrem is niet in werking. 3. De bestuurder zit niet op de bestuurdersstoel. 4. De accu is leeg. 5. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 6.
Probleem Onregelmatige maaihoogte. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 4. De onderkant van het maaidek is vuil. 5. De bandenspanning is niet correct. 6. Mesas verbogen. Messen draaien niet. Remedie 3. Stel de maaimachine horizontaal en in de correcte schuinstand. 4. Onderkant van het maaidek schoonmaken. 5. Banden op juiste spanning brengen. 6.
Schema's g012068 Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 69
Opmerkingen: 70
Lijst met internationale dealers Dealer: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int. Co Dubai Hydroturf Egypt LLC Ibea S.P.A. Irriamc Irrigation Products Int'l Pvt Ltd. Jean Heybroek BV. Lely (U.K.) Limited Maquiver S.A.
De Toro totaalgarantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle Toro-producten te zullen repareren als deze materiaalgebreken of fabricagefouten vertonen. 2. Breng het product met uw aankoopbewijs (kwitantie) naar de servicedealer. 3.