Form No. 3424-715 Rev C Z Master® 7000 serie professionele zitmaaier Met een TURBO FORCE® maaidek van 132 cm of 152 cm Modelnr.: 74264TE—Serienr.: 403138013 en hoger Modelnr.: 74265TE—Serienr.: 403227065 en hoger Modelnr.: 74279TE—Serienr.: 403320852 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Bruto- en nettokoppel: Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Het bruto- en nettokoppel van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1940 of J2723 van de Society of Automotive Engineers (SAE).
Inhoud herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen. Veiligheid .................................................................. 4 Algemene veiligheid ........................................... 4 Hellingsindicator ................................................ 5 Veiligheids- en instructiestickers ........................ 6 Algemeen overzicht van de machine ...........
Veiligheid Dunvloeibare olie of sproeismering gebruiken ...................................................... 45 Maaidek en riemspanpoelies smeren ............... 46 Zwenkwielnaven smeren .................................. 47 Onderhoud motor ................................................ 48 Veiligheid van de motor..................................... 48 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 48 Motorolie verversen ..........................................
Hellingsindicator g011841 Figuur 3 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding.
decal98-4387 98-4387 1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. decal107-3069 107-3069 decal104-2449 104-2449 1. Waarschuwing – Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 2. Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt, moet u de rolbeugel in de omhoog geklapte en vergrendelde positie houden en de veiligheidsgordel omdoen.
decal107-3962 107-3962 1. Maaihoogte in millimeters decal107-3961 107-3961 1. Maaihoogte in millimeters decal107-3964 107-3964 1. Waarschuwing – Gebruik geen drugs of alcohol. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u instructie in het gebruik krijgt. 3. Waarschuwing – Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u de machine verlaat. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 8 5. Lees de Gebruikershandleiding.
decal107-7719 107-7719 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 2. Voordat u de motor start, moet u gras en vuil onder de aandrijfriem en poelies van het maaidek verwijderen, steek vervolgens het sleuteltje in het contact en start de motor. decal107-3968 107-3968 1. Uitschakelen 2. Inschakelen 3. Parkeerrem decal107-3969 107-3969 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2.
decal108-5981 108-5981 1. Geleiding van drijfriem 2. Maaihoogte decal110-0820 110-0820 1. Snel 5. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Langzaam 6. Gevaar voor vergiftiging en risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden – blijf uit de buurt van de accu. 7. Gevaar voor ontploffing – Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Neutraalstand 4. Achteruit 8. Om de tractieaandrijving te ontgrendelen, draait u de omloopklep 1 hele slag linksom met behulp van een ⅝" of 16 mm sleutel.
decal112-9028 112-9028 1. Waarschuwing – Blijf op afstand van bewegende delen; zorg dat alle beschermende delen op hun plaats zijn. decal110-3852 110-3852 1. Neem het sleuteltje uit de contactschakelaar en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Een ononderbroken toon geeft aan dat de motor oververhit raakt. decal114-9600 114-9600 1. Lees de Gebruikershandleiding. decal110-3853 110-3853 1.
Uitsluitend voor machines met achterafvoer: decal117-3848 117-3848 1. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen, omhooggebrachte grasgeleider – Gebruik de machine nooit zonder dat de grasgeleider, de afsluiter van de afvoer of het grasopvangsysteem is gemonteerd. decal121-7562 121-7562 1. Druk in om te starten 3.
decal127-0326 127-0326 Uitsluitend voor machines met zijafvoer 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Verwijder het sleuteltje en lees de Gebruikershandleiding voordat u serviceof onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Maaihoogte decal131-4036 131-4036 1. Het maximale sleepvermogen van de trekstang 36 kg. 2. Lees de Gebruikershandleiding.
decal132-0871 132-0871 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
decal136-5519 136-5519 Uitsluitend voor machines met achterafvoer decal136-5510 136-5510 Uitsluitend voor machines met zijafvoer 1. Verwijder het sleuteltje en lees de Gebruikershandleiding voordat u onderhoud uitvoert. 2. Smeerpunt 1. Verwijder het sleuteltje en lees de Gebruikershandleiding voordat u onderhoud uitvoert. 2. Smeerpunt 3. Onderhoudsinterval (uren) 15 3.
Algemeen overzicht van de machine g020466 Figuur 5 Machines met achterafvoer g019888 Figuur 4 Machines met zijafvoer 1. Z Stand© 6. Brandstoftankdop (beide kanten) 1. Hefpedaal maaihoogtedek 6. Rolbeugel 2. Maaihoogtehendel 7. Parkeerremhendel 2. Transportvergrendeling 7. Veiligheidsgordel 3. Rijhendel 8. Maaidek 3. Parkeerremhendel 8. Brandstoftankdop 4. Veiligheidsgordel 9. Zwenkwiel 4. Bedieningsorganen 9. Maaidek 5. Rolbeugel 5. Rijhendel 10.
Bedieningsorganen Accu-indicatielampje Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. Als u het contactsleuteltje gedurende een paar seconden in de stand AAN zet, wordt de accuspanning weergeven in het gebied waar normaal de uren worden weergegeven. Bedieningspaneel Het acculampje wordt ingeschakeld wanneer het contact is ingeschakeld en wanneer de lading zich onder het juiste bedrijfsniveau bevindt (Figuur 7). g009610 Figuur 7 1.
Akoestisch waarschuwingssignaal Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale Deze machine is voorzien van een akoestisch signaal om de gebruiker te waarschuwen dat deze de motor moet afzetten, omdat er anders schade aan de motor kan ontstaan door oververhitting. Zie Oververhittingssensor (bladz. 35). bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Voor gebruik Brandstofafsluitklep De brandstofafsluitklep bevindt zich achter de bestuurdersstoel.
Brandstof bijvullen • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of geen brandstof toevoegen. Aanbevolen brandstof • Vul de machine niet binnen een gebouw bij met De motor loopt op schone verse dieselbrandstof met een octaangetal van minimaal 40. Koop brandstof in hoeveelheden die binnen 30 dagen kunnen worden gebruikt zodat u altijd verse brandstof heeft. brandstof. • Sla de machine en de brandstofhouder niet op op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (b.v.
3. 4. 5. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje. Reinig het gebied rond de dop van de brandstoftank. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis (Figuur 8). de rechterbrandstoftank te gebruiken, moet u de brandstofafsluitklep naar rechts draaien (Figuur 9). Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt. Opmerking: Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten. g000962 Figuur 9 1. Linker brandstoftank 2.
De omkantelbeveiliging (rolbeugel) gebruiken WAARSCHUWING Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt: laat de rolbeugel volledig omhoog geklapt en vergrendeld, en doe de veiligheidsgordel om. Controleer of de stoel goed op de machine is bevestigd. g004954 Figuur 10 1. Volledig neergelaten stand 2. Omlaag geklapt met de grasvanger gemonteerd WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt.
Het veiligheidssysteem gebruiken Het veiligheidssysteem testen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende servicedealer. WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine.
Bestuurdersstoel instellen De stoelophanging verstellen De stoel kan naar voren en naar achteren verschoven worden. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. De stoel kan worden versteld zodat u prettig en comfortabel kunt rijden. Zet de stoel in een stand die voor u het meest comfortabel is. Om de bestuurdersstoel in te stellen, moet u de instelhendel zijwaarts bewegen. Hiermee ontgrendelt u de stoel (Figuur 13).
Tijdens gebruik oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang. • Schakel de aandrijving van de maai-eenheid Veiligheid tijdens het werk uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje voordat u de maaihoogte wijzigt (tenzij u deze kunt aanpassen vanuit de bestuurderspositie). Algemene veiligheid • Laat de motor nooit lopen in een ruimte waar • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor • • • • • • • • • • • • • • uitlaatgassen zich kunnen verzamelen.
• Controleer aandachtig of er obstakels zijn waar u een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kunnen ze gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen. De machine kan schuiven, zelfs als de aandrijfwielen niet draaien. onderdoor moet rijden, en zorg dat u ze niet raakt. • Houd de rolbeugel in deugdelijke staat door deze regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid.
Parkeerrem gebruiken Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. De handrem inschakelen Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. g008945 Figuur 20 Messchakelaar (aftakas) uitschakelen g187227 Figuur 18 g009174 Figuur 21 De handrem uitschakelen De gashendel bedienen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM (Figuur 22). Gebruik altijd de stand SNEL als u het maaidek inschakelt met de messchakelaar (aftakas).
De motor starten en uitschakelen De motor starten bij koud weer (beneden -5 °C) Gebruik de juiste motorolie voor de starttemperatuur; zie Motorolietype (bladz. 49). Starten in normale weersomstandigheden Belangrijk: Start de motor telkens niet langer dan 30 seconden per minuut om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt. Belangrijk: Start de motor telkens niet langer dan 30 seconden per minuut om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt.
De rijhendels gebruiken De motor afzetten VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Verwijder altijd het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat. g004532 Figuur 26 1. Rijhendel – vergrendelde NEUTRAALSTAND 2. Centrale ontgrendelde stand 3. Vooruit 4. Achteruit 5.
Achteruitrijden WAARSCHUWING De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. 1. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 28). • Wees voorzichtig als u een bocht maakt. • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt.
De maaihoogte instellen Zijafvoer gebruiken Uitsluitend voor machines met zijafvoer De transportvergrendeling gebruiken Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. De transportvergrendeling heeft 2 standen en wordt gebruikt in combinatie met het maaidekpedaal. Er is een VERGRENDELDE en een ONTGRENDELDE stand voor de transportstand van het maaidek (Figuur 29).
1. Zet de transportvergrendeling in de vergrendelde stand. 2. Trap het maaidekpedaal in en breng het maaidek omhoog tot de transportstand (dit is tevens de maaihoogtestand van 140 mm), zie Figuur 30. 3. Om dit aan te passen, draait u de pen 90 graden en verwijdert u de pen uit de maaihoogtebeugel (Figuur 30). 4. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die overeenkomt met de gewenste maaihoogtestand, en steek de pen daarin (Figuur 30). 5.
Antiscalpeerrollen afstellen Voor machines met zijafvoer Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
De sluitnokken van de afvoerplaat instellen Voor machines met zijafvoer Deze procedure is alleen van toepassing op machines met afvoerplaatvergrendeling. Bepaalde modellen zijn voorzien van bouten en moeren in plaats van deze vergrendelnokken en kunnen op dezelfde wijze worden aangepast. U kunt de afvoer van de maaimachine aanpassen aan verschillende maaiomstandigheden. Zorg ervoor dat u de sluitnokken en de plaat zodanig plaatst dat u het beste maairesultaat verkrijgt. 1.
Stand van afvoerplaat instellen Voor machines met zijafvoer De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld als aanbeveling voor gebruik. De instelling is afhankelijk van de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van het gras. Opmerking: Als het motorvermogen afneemt en de rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent u de plaat. g005833 Stand A Figuur 38 Dit is de volledig achterwaartse stand.
Oververhittingssensor Maairichting afwisselen Deze machine is voorzien van een sensor die de maaier uitschakelt als de motor oververhit raakt. Als de motor oververhit raakt, wordt het maaidek uitgeschakeld, er klinkt een waarschuwingssignaal en er wordt een lampje ingeschakeld. Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt.
Na gebruik mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes. Veiligheid na het werk Algemene veiligheid • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheden, de geluiddempers en het motorcompartiment om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op. • Sluit de brandstoftoevoer af en verwijder het sleuteltje voordat u de machine stalt of transporteert. • Schakel de aandrijving van het werktuig uit als u de machine transporteert of niet gebruikt.
Machine met de hand duwen Machine in bedrijf stellen Draai de omloopkleppen 1 slag naar rechts om de machine in bedrijf te stellen (Figuur 41). Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen. Slepen van de machine kan schade aan het hydraulische systeem veroorzaken. Opmerking: Draai de omloopkleppen niet te vast. Belangrijk: De machine rijdt alleen als de omloopkleppen zijn ingedraaid. De machine duwen 1.
Een aanhanger kiezen WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken (Figuur 42). • Gebruik één oprijplaat over de volledige breedte. Gebruik geen afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de machine. • Zorg ervoor dat de hoek van de oprijplaat en de grond of van de oprijplaat en de aanhanger of vrachtwagen niet groter is dan 15 graden.
De machine laden WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. • Rij de machine achteruit op de oprijplaat en rij er vooruit af.
De Z StandTM gebruiken 4. De Z Stand wordt gebruikt om de voorkant van de machine omhoog te zetten zodat u het maaidek kunt reinigen en de maaimessen kunt verwijderen. Draai het voetstuk van de Z Stand aan de voorkant naar buiten en schuif de Z Stand in de richting van de machine, in de onderkant van de sleuf (Figuur 45 en Figuur 46). WAARSCHUWING De machine kan op iemand neervallen en ernstig lichamelijk of de dood veroorzaken.
De machine van de Z Stand afrijden 1. Verwijder de blokjes. 2. Zet de vergrendeling omhoog in de ontgrendelde stand (Figuur 47). g001813 Figuur 47 1. Z Stand 3. Vergrendelde stand 2. Vergrendeling 4. Ontgrendelde stand 3. Start de motor en laat deze op halfgas lopen. Zet de parkeerrem vrij. 4. Rij langzaam achterwaarts van de Z Stand af. 5. Zet de Z Stand terug in de ruststand (Figuur 45).
Onderhoud Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Peil van de motorkoelvloeistof controleren. • Hydraulische vloeistof controleren. Na de eerste 25 bedrijfsuren • Vervang het hydraulische filter. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie vervangen. • Het motoroliefilter vervangen. • De motorolie verversen.
Onderhoudsinterval Om de 500 bedrijfsuren Jaarlijks Onderhoudsprocedure • • • • De sleufmoer van de wielnaaf controleren. Stel de lager van het draaipunt van het zwenkwiel af. Elektrische koppeling afstellen. Vervang het hydraulische filter en ververs de vloeistof als u Toro® HYPR-OIL™ 500 hydraulische vloeistof gebruikt. • Smeer de draaipunten van de voorste zwenkwielen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Smeer de zwenkwielnaven.
De afdekking van het maaidek losmaken Smering De machine smeren Draai de onderste bout van de afdekking los om de afdekking van het maaidek los te maken en toegang te krijgen tot de bovenkant van het maaidek (Figuur 48). Plaats na de onderhoudswerkzaamheden de afdekking weer terug en draai de bout weer vast. De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type vet: nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis 1.
Dunvloeibare olie of sproeismering gebruiken Machines met zijafvoer Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Smeer de scharnierpunten van de hefinrichting van het maaidek. decal136-5510 Figuur 50 Machines met zijafvoer g017028 Figuur 52 Dunvloeibare olie of sproeismering gebruiken Machines met achterafvoer Onderhoudsinterval: Om de 150 bedrijfsuren Smeer de machine op de volgende punten met sproeismering of dunvloeibare olie.
Maaidek en riemspanpoelies smeren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Smeer het maaidek en de assen. Smeer met nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis. Belangrijk: Controleer elke week of de assen van het maaidek overvloedig zijn gesmeerd. 1. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
Zwenkwielnaven smeren 12. Plaats de as met de moer in het wiel aan de zijde van het wiel met de nieuwe afdichting en het nieuwe lager. 13. Laat het open uiteinde van het wiel omhoog wijzen en vul het gebied rond de as aan de binnenzijde van het wiel met smeervet voor algemene doeleinden. 14. Plaats het tweede lager en een nieuwe afdichting in het wiel. 15. Breng een afdichtkit aan op de tweede afstandsmoer en draai deze op de as met de afgeplatte kanten aan de buitenzijde. 16.
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. Onderhoud van het luchtfilter Opmerking: U moet de filters vaker controleren als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden.
g001061 Figuur 59 Motoroliepeil controleren/ motorolie verversen: voorbereiding Belangrijk: De bevestigingen van de motorkap aan de voorzijde zijn zo ontworpen dat deze op de kap blijven zitten nadat de bevestiging is losgemaakt. Draai alle bevestigingen een paar slagen losser zodat de kap loszit maar nog wel bevestigd is en draai de bevestigingen daarna pas helemaal los totdat de kap eraf komt. Hiermee voorkomt u dat u per ongeluk de bouten van de borgringen losdraait. g001048 Figuur 58 1.
Het motoroliepeil controleren Opmerking: Nadat u de motorolie hebt ververst, moet u het paneel van de motor monteren en de stoel terug rechtop zetten. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
en het maximumpeil op de peilstok staat. Anders kan de motor defect raken. Belangrijk: Vul de olie zeer langzaam bij en zorg ervoor dat de vulopening niet verstopt raakt (afbeelding 40). Al u te snel olie bijvult of de opening verstopt raakt, bestaat de kans dat de olie overloopt en de luchtinlaten verstopt raken. Hierdoor kan de motor schade oplopen. g032646 g000955 Figuur 62 1. Zorg ervoor dat er een vrije ruimte overblijft in de vulopening.
Het motoroliefilter vervangen Motorolie verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg De motorolie aftappen (bladz. 51). 2. Vervang het motoroliefilter (Figuur 64). 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Opmerking: Warme olie kan beter worden afgetapt. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 3.
Motorolie bijvullen 1. Kantel de stoel naar voren en verwijder het frontpaneel van de motor (Figuur 66). g001163 Figuur 68 1. Motorolie Belangrijk: Vul de olie zeer langzaam bij en zorg ervoor dat de vulopening niet verstopt raakt (Figuur 69). Al u te snel olie bijvult of de opening verstopt raakt, bestaat de kans dat de olie overloopt en de luchtinlaten verstopt raken. Hierdoor kan de motor schade oplopen. g001312 Figuur 66 1. Knop 2. 2. Trechter en slang 2.
Onderhoud brandstofsysteem Belangrijk: Het carter nooit overvullen met olie. Hierdoor kan de motor worden beschadigd. WAARSCHUWING De onderdelen van het brandstofsysteem staan onder hoge druk. Gebruik van de verkeerde onderdelen kan leiden tot storingen, brandstoflekkage en mogelijk explosies. Gebruik uitsluitend goedgekeurde brandstofleidingen en brandstoffilters. Brandstoffilter/waterafscheider onderhoudsbeurt geven Onderhoudsinterval: Om de 40 bedrijfsuren—Brandstoffilter/waterafscheider aftappen.
g007169 Figuur 70 1. Aftapklep 3. Achterkant van machine 2. Waterafscheider Brandstoffilter vervangen Na verwijdering mag u nooit een vuil brandstoffilter opnieuw aan de brandstofslang monteren. 1. Laat de motor afkoelen. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 3. g007697 Figuur 71 1. Brandstoffilter 2.
Onderhoud elektrisch systeem 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Veiligheid van het elektrisch systeem 3. Ontgrendel de stoel en kantel deze omhoog. 4. Verwijder de accu zoals getoond in Figuur 72. • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool.
Accu monteren Opmerking: Plaats de accu in een bak met de accupolen van de hydraulische tank weg. g000960 Figuur 74 1. Pluspool van de accu 3. Rode (+) oplaadkabel 2. Minpool van de accu 4. Zwarte (–) oplaadkabel Onderhoud van de zekeringen De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting.
g012492 Figuur 75 1. Ontsteking – 30 A (F1) 3. Koppeling – 10 A (F3) 2. Ventilator van radiateur – 50 A (grote, zwaar uitgevoerde zekering) 4.
Onderhoud aandrijfsysteem De sporing afstellen Onder de stoel zit een knop waarmee de sporing van de machine kan worden afgesteld. Belangrijk: U moet eerst de neutraalstand van de hendel en de neutraalstand van de hydraulische pomp afstellen voordat u de sporing afstelt; zie Neutraalstand van rijhendel afstellen (bladz. 69) en Neutraalstand hydraulische pomp afstellen (bladz. 74). 1. Duw beide rijhendels even ver naar voren. 2. Ga na of de machine naar een kant trekt.
g001055 Figuur 77 De sleufmoer van de wielnaaf controleren g001297 Figuur 78 1. Schotelveren Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren—De sleufmoer van de wielnaaf controleren. 2. Borgmoer Om de 500 bedrijfsuren—De sleufmoer van de wielnaaf controleren. Onderhoud van de tandwielkast Draai de sleufmoer vast tot 286 à 352 N·m. Opmerking: Gebruik geen anti-seize middel op de wielnaaf.
Elektrische koppeling afstellen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren De koppeling is afstelbaar zodat er goed geschakeld en geremd kan worden. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Ontgrendel de stoel en kantel deze naar voren. 4.
g007166 Figuur 81 1. Koppeling 4. Middelste bout van koppeling 2. 2 bouten en moeren voor band van koppeling 5. Elektrische aansluiting 3. Rubberen band van koppeling 9. Steek een voelermaat van 0,381 tot 0,533 mm door een inspectiesleuf in de zijkant van de eenheid (Figuur 82). Opmerking: Controleer of deze tussen de wrijvingsvlakken van de armatuur en de rotor zit. 10. Draai de borgmoeren aan totdat de voelermaat licht is vastgeklemd maar gemakkelijk binnen de spleet kan bewegen (Figuur 82). 11.
Onderhoud koelsysteem Inhoud van de koelsysteem: 4,6 l Opmerking: U mag de radiateurdop niet verwijderen. Anders kan er lucht in het koelsysteem komen. Onderhoud van het koelsysteem GEVAAR Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking met een hete radiateur of omliggende delen komt, kunt u ernstige brandwonden oplopen. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor heet is.
De koeler van de hydraulische olie en het radiateurscherm reinigen Onderhouden remmen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Parkeerrem afstellen Voor elk gebruik moet u het radiateurscherm en de oliekoeler controleren en reinigen. Verwijder met perslucht aangekoekt gras of ander vuil van de oliekoeler en het radiateurscherm (Figuur 84). Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1. Stel de parkeerrem in werking. 2. Meet de lengte van de veer (Figuur 85).
Onderhoud riemen Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Riemen controleren. Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. Aandrijfriem van maaidek vervangen g006541 Figuur 86 Machines met zijafvoer 1. Aandrijfriemkap 2.
10. Monteer de riemgeleider op de veerbelaste spanpoelie in een hoek van 45 graden zoals wordt getoond in Figuur 87. Draai de bouten vast met een torsie van 37 tot 45 N·m. 11. Monteer de veer van de spanpoelie op de twee polen (Figuur 87). 12. Schuif de aandrijfriemkappen in de lippen, monteer de bouten en zet de sluitingen vast (Figuur 88).
15. Monteer het plaatmetaalscherm, zie Het plaatmetaalscherm verwijderen (bladz. 44). 16. Draai de bout vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd; zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 44). 17. Controleer de spanning van de drijfriemen. Aandrijfriem van aftakas vervangen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Controleer de drijfriem van de aftakas. g005911 Figuur 89 1. Dopsleutel met kort verlengstuk of onderbrekerstang 3. Veerbelaste spanpoelie 2.
9. Monteer de veer op de arm van de spanpoelie (Figuur 92). g007177 Figuur 93 1. Koppeling 3. Veer 2. Aandrijfriem van pomp 4. Veerbelaste spanpoelie g007176 Figuur 92 1. Tandwielkast 4. Koppeling 2. Veer 5. Rubberen aanslag van koppeling 3. Veerbelaste spanpoelie 6. Aandrijfriem van aftakas Riem van wisselstroomdynamo vervangen en spannen Riem van wisselstroomdynamo vervangen Aandrijfriem van pomp vervangen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Wisselstroomdynamo controleren.
Onderhoud bedieningsysteem Neutraalstand van rijhendel afstellen Als de rijhendels niet in één lijn staan of gemakkelijk in de sleuf van het bedieningspaneel glijden, moeten ze worden afgesteld. De hendel, de veer en de stang moeten afzonderlijk worden afgesteld. Opmerking: De rijhendels moeten op de juiste wijze worden gemonteerd. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
8. Als de rijhendel moet worden afgesteld, draait u de moer en de contramoer tegen de gaffel (Figuur 96). 9. Oefen een lichte achterwaartse druk uit op de rijhendel en draai de kop van de stelbout in de juiste richting totdat de rijhendel in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND is gecentreerd (Figuur 96). Opmerking: Als u achterwaartse druk blijft uitoefenen op de hendel, zal de pen op het einde van de sleuf blijven en zal de stelbout de hendel in de juiste stand kunnen brengen. 10.
Onderhoud hydraulisch systeem Veiligheid van het hydraulische systeem 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Reinig de omgeving van de vulbuis van de hydraulische tank (Figuur 97). 4.
Hydraulische vloeistof verversen en filter vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 25 bedrijfsuren Om de 250 bedrijfsuren—Vervang het hydraulische filter en ververs de hydraulische vloeistof als u Mobil® 1 vloeistof gebruikt. Om de 500 bedrijfsuren—Vervang het hydraulische filter en ververs de vloeistof als u Toro® HYPR-OIL™ 500 hydraulische vloeistof gebruikt. g001313 Figuur 99 Gebruik een zomerfilter bij temperaturen boven 0 °C. 1.
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Hydraulische vloeistof die per ongeluk in de huid is geïnjecteerd, moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts die bekend is met dit type verwondingen. Anders kan gangreen ontstaan. g001043 • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. Figuur 100 1. Hydraulisch filter 3. Tussenstuk 2.
Neutraalstand hydraulische pomp afstellen Opmerking: Het wiel moet ophouden met draaien of iets achteruit kruipen. 4. Opmerking: Stel eerst de neutraalstand van de hendel af. Deze moet correct zijn voordat de volgende afstelling kan plaatsvinden. Zet de gashendel op SNEL. Opmerking: Het wiel moet stil blijven staan of iets achteruit kruipen; indien nodig opnieuw afstellen. Tijdens deze afstelling moeten de aandrijfwielen draaien.
Neutraalstand linker hydraulische pomp afstellen 1. Draai de borgmoeren op de kogelverbinding op de bedieningsstang van de pomp los (Figuur 102). 2. Start de motor, draai de gashendel half open en zet de parkeerrem vrij; zie De motor starten en uitschakelen (bladz. 27). Opmerking: De rijhendel moet in de neutraalstand staan als er afstellingswerkzaamheden worden uitgevoerd. Opmerking: De voorste moer van de pompstang heeft een linkse draad. 3.
Maaidek horizontaal stellen Onderhoud van het maaidek 1. Zet het rechter maaimes in de horizontale stand (Figuur 103). Maaidek horizontaal stellen op 3 punten Belangrijk: Er zijn slechts 3 meetstanden nodig om het maaidek horizontaal te stellen. De machine instellen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
g001040 g001041 Figuur 104 1. Achterste ketting 5. Stelbout 2. Achterste steunarm 3. Bout 4. Contramoer 6. Voorste wartel 7. Voorste steunarm 8. Figuur 105 1. Meet hier de afstand van het mes tot het harde oppervlak Maak de contramoer onder de achterste steunarm los en draai aan de stelbout totdat de afstand 80 tot 83 mm bedraagt; zie Figuur 104. Opmerking: Het verdient aanbeveling dat de afstand aan beide kanten van het maaidek hetzelfde is. 9. 10.
Drukveer afstellen 1. Zet de hefhendel van het maaidek omhoog in de transportstand. 2. Controleer de afstand tussen de 2 grote ringen; deze moet 28,2 cm bedragen bij een maaidek van 132 cm, 26,7 cm bij een maaidek van 152 cm en 29,2 cm bij een maaidek van 183 cm (Figuur 106). Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen.
2. Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u het maaimes verwijderen en slijpen; zie De maaimessen slijpen (bladz. 80). 3. Controleer de messen, in het bijzonder het gebogen deel. 4. Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit deel constateert, moet u direct een nieuw mes monteren (Figuur 107). g003177 g006530 Figuur 108 Figuur 107 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur 1. Meet hier de afstand van het mes tot het harde oppervlak 2. Stand A 5.
De maaimessen slijpen vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen. 1. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke handschoen. 2. Verwijder de mesbout, de klemring en het mes van de spilas (Figuur 109). 1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 110). Opmerking: Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand.
Maaimessen monteren 1. Grasgeleider vervangen Monteer het mes op de as (Figuur 112). Uitsluitend voor machines met zijafvoer Belangrijk: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. 2. WAARSCHUWING Als de uitworpopening niet afgedekt is, kan de machine voorwerpen uitwerpen naar u of naar omstanders; dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes.
Reiniging De onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng het maaidek omhoog in de TRANSPORTSTAND . g002519 Figuur 113 1. Bout 2. Afstandsstuk 5. Gemonteerde veer 6. Grasgeleider 3.
Stalling 5. Veiligheid tijdens opslag Als de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet deze worden voorbereid op stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling: • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u ze stalt. U mag de machine of brandstof niet opslaan in de nabijheid van een open vuur of binnenshuis brandstof aftappen.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. Mogelijke oorzaak 1. De messchakelaar (aftakas) is ingeschakeld. 1. Schakel de aftakasschakelaar uit. 2. De parkeerrem in niet werking is gesteld. 3. De rijhendels staan niet in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . 2. Stel de parkeerrem in werking. 4. De bestuurder zit niet op de bestuurdersstoel. 5. De accu is leeg. 6. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 7. Een zekering is doorgebrand. 8.
Probleem De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De omloopventielen zijn niet goed gesloten. 1. Sluit de omloopventielen. 2. De pompriem is versleten, los of stuk. 3. De aandrijfriem van de pomp is van de poelie af. 4. De veer van de spanpoelie is kapot of ontbreekt. 5. Het peil van de hydraulische vloeistof staat te laag of de hydraulische vloeistof is te heet. 2. Riem vervangen. 3. Riem vervangen. 5.
Schema's g012068 Elektrisch schema (Rev.
Privacyverklaring EEA/VK Toro's gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.
Californië Proposition 65 Waarschuwingsinformatie Wat betekent deze waarschuwing? Sommige producten die op de markt zijn bevatten een etiket met een waarschuwing als: WAARSCHUWING: Kanker en schade aan de voortplantingsorganen – www.p65Warnings.ca.gov. Wat is Prop 65? Prop 65 geldt voor elk bedrijf dat actief is in Californië, producten verkoopt in Californië, of producten maakt die kunnen worden verkocht of geïmporteerd in Californië.