Form No. 3376-550 Rev A Z Master® professionele 7000-serie zitmaaiers Met 132 cm of 152 cm Turbo Force® maaidek met zijafvoer Modelnr.: 74264TE—Serienr.: 313000001 en hoger Modelnr.: 74265TE—Serienr.: 313000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze handleiding noemt een aantal mogelijke gevaren en bevat een aantal veiligheidsberichten (Figuur 2) met de volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Inhoud De sporing afstellen ................................................46 Bandenspanning controleren ...................................46 Sleufmoer van wielnaaf controleren ..........................47 Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen ...............47 Onderhoud van de tandwielkast ...............................48 Elektrische koppeling afstellen .................................48 Onderhoud koelsysteem .............................................50 Onderhoud van het koelsysteem..........
Veiligheid Voorbereiding • Draag tijdens het gebruik van de machine altijd een lange Deze machine voldoet ten minste aan de Europese normen, van kracht op het moment van productie. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan echter letsel veroorzaken.
– Onderhoud en opslag - houd de snelheid laag op hellingen en in scherpe bochten; • Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak – - let op bulten en kuilen en andere verborgen gevaren; aan, zodat de machine steeds veilig kan worden gebruikt. • Ga zorgvuldig te werk als u lasten sleept of zware • Stal de machine nooit met brandstof in de tank in een werktuigen gebruikt. gebouw waar dampen open vlammen of vonken kunnen bereiken.
Maaien op hellingen Het geluidsniveau is vastgesteld volgens de procedures in ISO 11094. • Maai nooit op een helling van meer dan 15 graden. • Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels, steil • • • • • • • • • • • Trillingsniveau aflopende oevers of water. Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken. Maai nooit op een helling als het gras nat is.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 98-1977 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 58-6520 1. Smeervet 98-4387 1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 93-7010 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2.
107-2131 1. Peil hydraulische vloeistof 2. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 104-2449 107-1866 1. Gevaar voor kantelen, schuiven of verlies van controle, steile randen - maak geen scherpe bochten als u snel rijdt, maar vertraag en draai geleidelijk. Gebruik de machine niet in de buurt van steile randen, hellingen van meer dan 15 graden of water; blijf op een veilige afstand van steile randen. 2. Waarschuwing - draag geen veiligheidsgordel als de kantelbeugel omlaag geklapt is.
7-3968 1. Uitschakelen 2. Inschakelen 3. Parkeerrem 107-3969 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 107-3961 2. Ledematen kunnen bekneld raken, maaimachine – Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u werkzaamheden onder de maaimachine gaat verrichten. 1. Maaihoogte in millimeters 107-7719 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 2.
108-5957 110-2068 1. Lees de Gebruikershandleiding. 110-3842 108-5981 109-7949 110-0806 110-3851 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
110-3852 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Ononderbroken toon geeft aan dat de motor oververhit raakt. 117-0912 1. Indrukken om in te schakelen. 2. Motor – Voorgloeien 4. Snel 3. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Langzaam 5. Continu snelheidsregeling 110-3853 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem. 2.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
107-3964 1. Waarschuwing – Gebruik geen drugs of alcohol. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u instructie in het gebruik krijgt. 3. Waarschuwing – Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 110-0820 1. Snel 5. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Langzaam 6.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 5 g019888 Figuur 4 1. Hefpedaal maaihoogtedek 6. Rolbeugel 2. Transportvergrendeling 7. Veiligheidsgordel 3. Parkeerremhendel 8. Brandstoftankdop 4. Bedieningsorganen 9. Maaidek 5. Rijhendel 1. Urenteller 6. Indicatielampje van gloeibougies 2. Contactschakelaar 7. Temperatuurlampje 3. Brandstofafsluitklep 8. Gashendel 4. Akoestisch waarschuwingssignaal 9. Aftakasschakelaar 5. Schakelaar van gloeibougies 10.
Akoestisch waarschuwingssignaal Deze machine is voorzien van een akoestisch signaal om de gebruiker te waarschuwen dat deze de motor moet afzetten, omdat er anders schade kan ontstaan aan de motor. Zie Onderhoud van het koelsysteem (bladz. 50). Brandstofafsluitklep De brandstofafsluitklep bevindt zich achter de bestuurdersstoel. Figuur 6 1. Symbolen veiligheidssysteem Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt. 3. Acculampje 2.
Gebruiksaanwijzing GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank op een horizontaal oppervlak en in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank nooit als de machine op een aanhanger in een afgesloten ruimte staat. • Vul de brandstoftank niet helemaal.
• Het dieselmengsel moet beantwoorden aan ASTM D975 de rechterbrandstoftank te gebruiken, moet u de brandstofafsluitklep naar rechts draaien (Figuur 7). of EN 590. • Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt. biodiesel. • Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage in koud water.
WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat. • Let goed op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels) voordat u onder een object rijdt en zorg ervoor dat u dit niet raakt.
GEVAAR VOORZICHTIG Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken. Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.
Parkeerrem gebruiken Starten en stoppen van de motor Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Starten in normale weersomstandigheden Parkeerrem in werking stellen 1. Zet de rijhendels (Figuur 18) in de vergrendelde neutraalstand. 1. Klap de omkantelbeveiliging omhoog en zet hem vast; neem vervolgens plaats op de bestuurdersstoel en doe de veiligheidsgordel om. 2. Trek de parkeerrem naar achteren en omhoog om deze in werking te stellen (Figuur 12).
Belangrijk: Start de motor telkens niet langer dan 30 seconden om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt. 10. Als de motor niet direct start, zet u de gashendel in de stand Snel en draait u het contactsleuteltje naar de Startstand. 4. Laat de schakelaar na 10–15 seconden los. Het lampje zal dan doven. 5. Draai het contactsleuteltje op Start en het indicatielampje van de gloeibougies gaat weer branden. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat.
Bedienen van de maaikoppeling (aftakas) Werking van het veiligheidssysteem Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer: Met de aftakasschakelaar kunt u de maaimessen en aangedreven werktuigen in- en uitschakelen. • De parkeerrem in werking is gesteld. • De aftakas is uitgeschakeld. • De rijhendels in de vergrendelde neutraalstand staan.. Aftakas inschakelen 1. Een koude motor moet u 5 tot 10 minuten warm laten worden voordat u de aftakas inschakelt.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand. Start de motor. Als de motor loopt, centreert u een van beide rijhendels en beweegt u deze (vooruit of achteruit). De motor moet nu stoppen. Herhaal deze procedure bij de andere rijhendel. 5. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem vrij, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand.
Antiscalpeerrollen afstellen VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij met de machine proberen te rijden of te werken als deze onbeheerd staat. Als u de maaihoogte wijzigt, verdient het de aanbeveling de hoogte van de antiscalpeerrollen in te stellen. 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
Figuur 23 Figuur 21 1. Antiscalpeerrol 3. Flensmoer 2. Lagerbus 4. Bout 3. Draai aan de nok om de sluitdruk te verhogen of te verminderen. 4. Sleuf 1. Sluitnok 2. Hendel Stand van afvoerplaat instellen De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld als aanbeveling voor gebruik. De instelling is afhankelijk van de soort gras, het vochtgehalte en de hoogte van het gras. Opmerking: Als het motorvermogen afneemt en de rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent u de plaat. Stand A Figuur 22 1.
Stand C Dit is de volledig open stand. Deze stand wordt aanbevolen voor de volgende gevallen. • Maaiomstandigheden met hoog, dicht gras. • Vochtige omstandigheden. • Vermindert het energieverbruik van de motor. • Maakt hogere rijsnelheid mogelijk in zware omstandigheden. • Deze stand biedt dezelfde voordelen als de Toro SFS maaimachine. Figuur 25 Figuur 26 Hefmechanisme bedienen De hendel van het hefmechanisme wordt gebruikt met de maaihoogtehendel voor het maaidek.
Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. Om de bestuurdersstoel in te stellen, moet u de instelhendel zijwaarts bewegen. Hiermee ontgrendelt u de stoel (Figuur 28). Figuur 27 1. Hendel van hefmechanisme g019754 Figuur 28 De stoelophanging verstellen De stoel kan worden versteld zodat u prettig en comfortabel kunt rijden.
Bestuurdersstoel ontgrendelen 1. Beweeg de stoel zo ver mogelijk naar achteren. Dit is het makkelijkst als de stoel omhoog wordt gebracht. 2. Duw de stoelvergrendeling naar achteren om de stoel te ontgrendelen. 3. Zet de stoel omhoog. Hierdoor kunt u bij het deel van de machine onder de stoel komen (Figuur 30). g019768 1 Figuur 29 1. Knop voor stoelophanging Figuur 30 1. Stoelvergrendeling 3. Stoel 2. Brandstoftankdop Machine met de hand duwen Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen.
Machine in bedrijf stellen Oververhittingssensor Draai de omloopkleppen een slag naar rechts om de machine in bedrijf te stellen (Figuur 31). Deze machine is voorzien van een oververhittingssensor. Als de motor oververhit raakt, wordt het maaidek uitgeschakeld. Als de motor oververhit raakt, wordt het maaidek uitgeschakeld, er klinkt een waarschuwingssignaal en er gaat een lampje branden. Opmerking: Draai de omloopkleppen niet te vast.
Een hellingbaan die zich over de volle breedte uitstrekt, geeft de onderdelen van het frame een oppervlak dat steun biedt als de machine achterover dreigt te kantelen. Als het niet mogelijk is een brede hellingbaan te gebruiken, moet u voldoende afzonderlijke oprijplaten gebruiken om een complete hellingbaan afdoende te kunnen vervangen. De hellingbaan moet zo lang zijn dat de hoek van de hellingbaan met de grond niet groter is dan 15 graden (Figuur 32).
WAARSCHUWING De kans bestaat dat de parkeerrem de machine niet houdt als deze op de Z Stand staat; hierdoor kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen ontstaan. Plaats de machine alleen op de Z Stand met de wielen vastgezet of geblokkeerd. 10. Voer onderhoudswerkzaamheden uit. Figuur 33 1. Z Stand 4. Pen van beugel 2. Vergrendeling 5. Onderkant van sleuf De machine van de Z Stand afrijden 1. Verwijder de blokjes. 3. Beugel 2. Zet de vergrendeling omhoog in de ontgrendelde stand (Figuur 35). 3.
Stoppen tijdens het maaien door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen. Als u de machine tijden het maaien moet stoppen, kan er een kluit maaisel op het gazon achterblijven. Om dit te voorkomen, moet u de messen inschakelen en de maaimachine rijden naar een gedeelte van het gazon dat al is gemaaid.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Peil van de motorkoelvloeistof controleren. • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren. Na de eerste 25 bedrijfsuren • Hydraulisch filter vervangen. Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen. • Motoroliefilter vervangen. Na de eerste 100 bedrijfsuren • Sleufmoer van wielnaaf controleren. • Olie in tandwielkast verversen.
VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
Maaidek en riemspanpoelies smeren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Smeer het maaidek en de assen. Om de 25 bedrijfsuren—Smeer de arm van de riemspanpoelie. Om de 25 bedrijfsuren—Smeer de arm van de riemspanpoelie van de pomp. Om de 25 bedrijfsuren—Smeer de arm van de spanpoelie van de aandrijfriem van de aftakas. Smeren met nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden. Belangrijk: Controleer elke week of de assen van het maaidek overvloedig zijn gesmeerd. Figuur 38 1.
Onderhoud motor 8. Als beide afstandsmoeren van de as zijn verwijderd (of afgebroken), breng dan afdichtkit aan op 1 van de afstandsmoeren en draai deze op de as met de afgeplatte kanten aan de buitenzijde. Draai de afstandmoer niet volledig tot het einde van de as. Laat een afstand van ongeveer 3 mm vrij tussen het buitenste oppervlak van de afstandsmoer en het einde van de as binnen de moer.
Figuur 40 Figuur 41 1. Luchtfilterbehuizing 3. Luchtfilterdeksel 1. Luchtfilterbehuizing 3. Luchtfilterdeksel 2. Luchtfilter 4. Vergrendelingen 2. Luchtfilter 4. Vergrendelingen Luchtfilter monteren 1. Als u een nieuwe filter monteert, moet u dit controleren op transportschade. Een beschadigd filter mag niet worden gebruikt. 2. Schuif het filter voorzichtig in de filterbehuizing (Figuur 41).
Motoroliepeil controleren. Type olie: Hoogwaardige reinigingsolie met onderhoudsclassificatie CD of hoger van het API voor dieselmotoren. Gebruik geen speciale additieven voor de aanbevolen typen olie. Carterinhoud: 3,7 liter Viscositeit: Zie onderstaande tabel: Figuur 43 Figuur 42 1. Oliepeilstok 3. Linker achterkant van de machine 2. Metalen deel Motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Motorolie verversen Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is.
2. Verwijder de vuldop en de peilstok (Figuur 46). Figuur 46 1. Motor Figuur 44 1. Achterkant van machine 2. Aftapplug 2. Olievuldop 3. Gebruik een slang en een trechter om motorolie bij te vullen (Figuur 47). 4. Langzaam bijvullen met olie. Controleer voortdurend het peil met de peilstok, totdat het peil het bovenste gaatje op de peilstok bereikt. Zie Motoroliepeil controleren. (bladz. 39) voor het juiste type olie en de gepaste viscositeit bij verschillende temperatuursomstandigheden.
Figuur 48 1. Zorg ervoor dat er een vrije ruimte overblijft in de vulopening. 5. Plaats de peilstok en het frontpaneel van de motor. 6. Start de motor en laat deze vijf minuten stationair lopen. 7. Zet de motor af. 8. Wacht 3 minuten en controleer het oliepeil. Figuur 49 9. Vul indien nodig olie bij, totdat het oliepeil het bovenste gaatje op de peilstok bereikt. 1. Oliefilter 2. Rechterkant van machine 10. Plaats de peilstok en de vuldop en monteer het frontpaneel van de motor. 11.
Brandstoffilter vervangen Onderhoud brandstofsysteem Na verwijdering mag u nooit een vuil brandstoffilter opnieuw aan de brandstofslang monteren. 1. Laat de motor afkoelen. Onderhoud van het brandstoffilter 2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Waterafscheider aftappen 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
Onderhoud van de brandstoftank Onderhoud elektrisch systeem Probeer de brandstoftank niet zelf af te tappen omdat de onderdelen van de brandstofleiding met speciaal gereedschap moeten worden gemonteerd. Laat een erkende servicedealer de brandstoftank aftappen en onderdelen van het brandstofsysteem een onderhoudsbeurt geven. Onderhoud van de accu WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd eerst de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Accu opladen Onderhoud van de zekeringen De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. 1. Maak de motorkap open om toegang te krijgen tot de zekeringhouder (Figuur 56).
Onderhoud aandrijfsysteem De sporing afstellen Onder de stoel zit een knop waarmee de sporing van de machine kan worden afgesteld. Belangrijk: U moet eerst de neutraalstand van de hendel en de neutraalstand van de hydraulische pomp afstellen voordat u de sporing afstelt. Zie Neutraalstand van rijhendel afstellen (bladz. 55) en Neutraalstand hydraulische pomp afstellen (bladz. 58). 1. Duw beide rijhendels even ver naar voren. 2. Ga na of de machine naar een kant trekt.
Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de stofkap van het zwenkwiel en draai de borgmoer aan (Figuur 59).
Onderhoud van de tandwielkast Elektrische koppeling afstellen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren De koppeling is afstelbaar zodat er goed geschakeld en geremd kan worden. Oliepeil in tandwielkast controleren. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Gebruik SAE 75W–90 synthetische tandwielolie. 2.
15. Monteer de rubberen band van de koppeling op het frame van de maaier met de twee bouten en moeren die u eerder hebt verwijderd (Figuur 62). 16. Trek aan de veerbelaste spanpoelie voor de aandrijfriem van de aftakas en monteer deze op de poelie van de koppeling (Figuur 61). 17. Sluit de stekker voor de elektrische aansluiting van de koppeling aan (Figuur 62). 18. Monteer het frontpaneel van de motor. 19. Zet de stoel omlaag. Figuur 62 1. Koppeling 4. Middelste bout van koppeling 2.
Onderhoud koelsysteem 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. Onderhoud van het koelsysteem 2. Ontgrendel de stoel en kantel deze omhoog. 3. Als de motor is afgekoeld, controleert u het peil van de overloopfles. De vloeistof moet tot aan de verdikking op de buitenkant van de overloopfles staan (Figuur 64). GEVAAR 4.
Oliekoeler en radiateurscherm reinigen Onderhouden remmen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Parkeerrem afstellen Voor elk gebruik moet u het radiateurscherm en de oliekoeler controleren en reinigen. Verwijder met perslucht aangekoekt gras of ander vuil van de oliekoeler en het radiateurscherm (Figuur 65). Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1. Stel de parkeerrem in werking. 2. Meet de lengte van de veer. De lengte tussen de ringen moet 64 mm zijn (Figuur 66).
Onderhoud riemen 4 3 Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren 1 2 Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. Aandrijfriem van maaidek vervangen g012495 Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. Figuur 67 1. Aandrijfriemkap 3.
Aandrijfriem van aftakas vervangen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Aandrijfriem van aftakas controleren. Belangrijk: De bevestigingen van de motorkap aan de voorzijde zijn zo ontworpen dat deze op de kap blijven zitten nadat de bevestiging is losgemaakt. Draai alle bevestigingen een paar slagen losser zodat de kap loszit maar nog wel bevestigd is en draai de bevestigingen daarna pas helemaal los totdat de kap eraf komt. Hiermee voorkomt u dat u per ongeluk de bouten van de borgringen losdraait. 1.
Riem van wisselstroomdynamo vervangen en spannen Aandrijfriem van pomp vervangen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Aandrijfriem van pomp controleren. Riem van wisselstroomdynamo vervangen Opmerking: Verwijder eerst de aandrijfriem van de aftakas als de aandrijfriem van de pomp moet worden vervangen. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Wisselstroomdynamo controleren. 1. Kantel de stoel naar voren, draai de bouten los en verwijder het frontpaneel van de motor.
Onderhoud bedieningsysteem Neutraalstand van rijhendel afstellen Als de schakelhendels niet in één lijn staan of gemakkelijk in de sleuf van het bedieningspaneel glijden, moeten zij worden afgesteld. De hendel, de veer en de stang moeten afzonderlijk worden afgesteld. 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Onderhoud hydraulisch systeem juiste richting totdat de hendel in de vergrendelde neutraalstand is gecentreerd (Figuur 74). Opmerking: Als u achterwaartse druk blijft uitoefenen op de hendel, zal de pen op het einde van de sleuf blijven en zal de stelbout de hendel in de juiste stand kunnen brengen. 10. Draai de moer en de contramoer vast (Figuur 74). Onderhoud van het hydraulische systeem 11. Herhaal deze procedure aan de andere kant van de machine.
Gebruik een zomerfilter bij temperaturen boven 0 °C Gebruik een winterfilter bij temperaturen beneden 0 °C Opmerking: Bij de jaarlijkse interval moet de hydraulische olie worden ververst als het hydraulische filter wordt vervangen. 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Figuur 75 1.
12. Indien nodig moet u de hydraulische tank bijvullen met vloeistof. Niet te vol vullen. WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Hydraulische vloeistof die per ongeluk in de huid is geïnjecteerd, moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts die bekend is met dit type verwondingen. Anders kan gangreen ontstaan.
2. Koppel de elektrische connector los van de veiligheidsschakelaar van de stoel. Monteer tijdelijk een verbindingsdraad op de polen van de stekker van de kabelboom. 3. Ontgrendel de stoel en kantel deze naar voren. 4. Ontgrendel de stoel en kantel deze naar voren. Neutraalstand rechter hydraulische pomp afstellen 1. Start de motor, draai de gashendel half open en zet de parkeerrem vrij. Zie Starten en stoppen van de motor (bladz. 21).
Neutraalstand linker hydraulische pomp afstellen WAARSCHUWING De beveiliging van het elektrische systeem zal niet goed werken als de verbindingsdraad is gemonteerd. 1. Draai de borgmoeren op de kogelverbinding op de bedieningsstang van de pomp los (Figuur 79). 2. Start de motor, draai de gashendel half open en zet de parkeerrem vrij. Zie Starten en stoppen van de motor (bladz. 21).
Onderhoud van het maaidek 2. Meet het rechtermes bij punt B. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes (Figuur 80). 3. Noteer deze afstand. Deze afstand moet 80 tot 83 mm bedragen. Maaidek horizontaal stellen in drie standen 4. Zet het linker maaimes horizontaal (Figuur 80). 5. Meet het linker mes bij punt C (Figuur 80). Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes. De machine instellen 1.
Schuinstand van het maaidek instellen 3. U kunt deze afstand instellen door de contramoer van de veer los te draaien en vervolgens te draaien aan de moer op de voorkant van elke veer (Figuur 83). Als u de moer rechtsom draait, wordt de veer korter; als u de moer linksom draait wordt de veer langer. 1. Zet het rechter maaimes in de schuinstand (Figuur 82). 2. Meet het rechter mes bij punt A. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes (Figuur 82). 4.
GEVAAR Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de gebruiker of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen. • Vervang een versleten of beschadigd mes. Vóór controle en onderhoud van de maaimessen Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Draai het contactsleuteltje op Uit.
1. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke handschoen. 2. Verwijder de mesbout, de klemring en het mes van de spilas (Figuur 88). De maaimessen slijpen WAARSCHUWING Bij het slepen van messen kunnen delen van het mes worden weggeslingerd en ernstig letsel veroorzaken. Draag goede oogbescherming als u een mes slijpt. 1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 86). Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand.
Reiniging Onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek. 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. Figuur 89 1. Bout 2. Afstandsstuk 5. Gemonteerde veer 6. Grasgeleider 3.
Stalling Reiniging en stalling 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op Uit. Verwijder het sleuteltje. Zet de motor af, wacht totdat deze is afgekoeld en laat de benzine uit de tank lopen; zie Onderhoud brandstofsysteem (bladz. 42). D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. E. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze volgens de plaatselijk geldende voorschriften. 2.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. De motor verliest vermogen. De motor raakt oververhit. De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. De aftakas uitschakelen. 2. De parkeerrem is niet in werking. 3. De bestuurder zit niet op de bestuurdersstoel. 4. De accu is leeg. 5. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 6.
Probleem De maaihoogte is ongelijk. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 4. De onderkant van het maaidek is vuil. 5. De bandenspanning is niet correct. 6. Mesas verbogen. Messen draaien niet. Remedie 3. Stel de maaimachine horizontaal en in de correcte schuinstand. 4. Onderkant van het maaidek schoonmaken. 5. Banden op juiste spanning brengen. 6.
Schema's g012068 Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 70
Lijst met internationale dealers Dealer: Land: Telefoonnummer: 90 216 344 86 74 852 2155 2163 82 32 551 2076 787 788 8383 506 239 1138 94 11 2746100 44 2890 813 121 52 55 539 95444 502 442 3277 81 726 325 861 30 10 935 0054 Dealer: Land: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd.
De Toro totaalgarantie Landscape Contractor Equipment (LCE) Beperkte garantie (zie garantieperiodes onder) Gedekte voorwaarden en producten Deze garantie zijn inclusief de kosten voor onderdelen en arbeid, maar exclusief transportkosten.