Form No. 3356-317 Rev A Z593-D Z Master® met 132 of 152,4 cm TURBO FORCE® maaidek met zijafvoer Modelnr.: 74264TE—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 74265TE—Serienr.: 270000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
This spark ignition system complies with Canadian ICES-002. Figuur 2 Inleiding 1. Veiligheidssymbool Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden en letsel en schade aan de machine kunt voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Veiligheid Smering.............................................................. 31 Maaidek en riemspanpoelies smeren.................... 32 Onderhoud motor.................................................. 33 Onderhoud van het luchtfilter............................. 33 Motoroliepeil controleren. .................................. 34 Onderhoud brandstofsysteem ................................ 37 Onderhoud van het brandstoffilter...................... 37 Onderhoud van de brandstoftank .....................
◊ onjuist gebruik van de rem, ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. • Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. • Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling in vrij schakelen alvorens de motor te starten. • Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 15 graden. • Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is.
– voordat u de maaimachine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren; – als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit alvorens deze weer te gebruiken; als de maaimachine abnormaal trilt (direct controleren). • Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit als u de machine transporteert of niet gebruikt.
• Let op greppels, kuilen, stenen, gaten en verhogingen in het maaigebied die de werkhoek veranderen, omdat de machine kan omkiepen op oneffen terrein. • Start nooit plotseling heuvelopwaarts op een helling, want dit kan tot gevolg hebben dat de machine achteroverkiept. • Houd er rekening mee dat de wielen hun grip kunnen verliezen tijdens een afdaling. Als het gewicht wordt verplaatst naar de voorwielen, kunnen de aandrijfwielen gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen.
Hellingdiagram 7
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 98-1977 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 58-6520 1. Smeervet 98-4387 1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 93-7010 1. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – 2.
107-2131 1. Peil hydraulische vloeistof 2. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 104-2449 107-1866 1.
7-3968 1. Uitschakelen 2. Inschakelen 3. Parkeerrem 107-3969 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Ledematen kunnen bekneld raken, maaimachine – Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u werkzaamheden onder de maaimachine gaat verrichten. 107-3961 1. Maaihoogte in millimeters 107-7719 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 2.
0-3842 108-5957 108-5981 110-3851 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 110-2067 110-3852 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 110-2068 1. Lees de Gebruikershandleiding. 11 2. Ononderbroken toon geeft aan dat de motor oververhit raakt.
110-3853 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem. 2. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 112-8319 Merkteken van fabrikant 110-0305 1. Geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro-maaimachine is. Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 112-2389 1. Indrukken om in te schakelen. 2.
107-3963 3. De machine kan 1. Handen of voeten 2. Handen of voeten voorwerpen uitwerpen kunnen worden kunnen worden – Houd omstanders op gesneden/geamputeerd, gesneden/geamputeerd, een veilige afstand van de maaimes – Neem geen maaimes – Verwijder het machine en zorg ervoor passagiers mee en houd contactsleuteltje en lees de dat de grasgeleider is omstanders op een afstand. instructies alvorens servicegemonteerd. of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren; blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 4.
110-0820 1. Snel 2. Langzaam 5. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 6. Gevaar voor vergiftiging en risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden – Houd kinderen op veilige afstand van de accu. 7. Gevaar voor ontploffing – Geen vonken of vuur en niet roken. 8. Om de tractieaandrijving te ontgrendelen, draait u de omloopklep 1 hele slag linksom met behulp van een 5/8 inch of 16 mm sleutel. 3. Neutraalstand 4. Achteruit Algemeen overzicht van de machine Figuur 4 1. Urenteller 2.
Temperatuurlampje Gebruiksaanwijzing Het temperatuurlampje gaat branden als de motor oververhit raakt (Figuur 4). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Akoestisch waarschuwingssignaal Deze machine is voorzien van een akoestisch signaal om de gebruiker te waarschuwen dat deze de motor moet afzetten, omdat er anders schade kan ontstaan aan de motor. Zie Onderhoud van het koelsysteem in Onderhoud koelsysteem , bladz. 43.
Brandstoftank vullen 1. Zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. 2. Omgeving van beide brandstoftankdoppen reinigen en doppen afnemen. Beide brandstoftanks vullen tot 6–13 mm vanaf de onderkant van de hals van de vulbuis. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten. De brandstoftanks nooit helemaal vullen.
Er is geen omkiepbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat. • Let goed op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels) voordat u onder een object rijdt, en zorg ervoor dat u dit niet raakt.
4. Om de rolbeugel omhoog te klappen, moet u de R-pennen losmaken en de twee pennen verwijderen (Figuur 7). 5. Klap de rolbeugel omhoog, plaats de twee pennen en zet deze vast met de R-pennen (Figuur 7). Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. Belangrijk: Doe altijd de veiligheidsgordel om als de rolbeugel omhoog is geklapt.
Parkeerrem in werking stellen 1. Zet de schakelhendels (Figuur 15) in de vergrendelde neutraalstand. 2. Trek de parkeerrem naar achteren en omhoog om deze in werking te stellen (Figuur 10). De parkeerremhendel moet vast blijven staan op Ingeschakeld. De kans bestaat dat de parkeerrem de machine niet in stilstaande toestand houdt als deze op een helling is geparkeerd; hierdoor kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen ontstaan. Figuur 8 1.
Starten en stoppen van de motor Opmerking: Meerdere startpogingen kunnen nodig zijn als u de motor voor de eerste keer start nadat er helemaal geen brandstof in het brandstofsysteem heeft gezeten. Starten in normale weersomstandigheden 1. Klap de omkiepbeveiliging omhoog en zet hem vast; neem vervolgens plaats op de bestuurdersstoel en doe de veiligheidsgordel om. 2. Zet de schakelhendels in de neutraalstand. 3. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in werking stellen. 4.
Bedienen van de maaikoppeling (aftakas) 4. Laat de schakelaar na 10–15 seconden los. Het lampje zal dan doven. 5. Draai het contactsleuteltje op Start en het indicatielampje van de gloeibougies gaat weer branden. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. Met de aftakasschakelaar kunt u de maaimessen en aangedreven werktuigen in- en uitschakelen. Belangrijk: Start de motor telkens niet langer dan 30 seconden om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt.
Het Veiligheidssysteem Start nu de motor. Als de motor loopt, moet u de parkeerrem vrijzetten en de aftakas inschakelen. Kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet nu stoppen. Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. 4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand.
Om te draaien, beweegt u de schakelhendel naar de neutraalstand, in de richting waarin u wilt draaien (Figuur 15). Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Hoe verder u de schakelhendels beweegt (in beide richtingen), des te sneller zal de machine in de gewenste richting rijden.
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 3. Nadat u de maaihoogte hebt ingesteld, moet u de flensmoer, de lagerbus, het afstandsstuk en de bout verwijderen om de rollen in te stellen (Figuur 17, Figuur 18 en Figuur 19). Opmerking: De twee middelste rollen hebben geen afstandsstuk (Figuur 18). 4. Kies een opening en let er hierbij op dat de antiscalpeerrol is geplaatst bij de dichtstbijzijnde, door u gewenste corresponderende maaihoogte. Figuur 19 1. Antiscalpeerrol 2. Afstandsstuk 3.
Figuur 20 3. Draai aan de nok om de sluitdruk te verhogen of te verminderen 4. Sleuf 1. Sluitnok 2. Hendel Figuur 22 Positie van afvoerplaat instellen Positie C Dit is de volledig open positie. Deze positie wordt aanbevolen voor de volgende gevallen. De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld als aanbeveling voor gebruik. De instelling is afhankelijk van de soort gras, het vochtgehalte en de hoogte van het gras. • Maaiomstandigheden met hoog, dicht gras. • Vochtige omstandigheden.
Bestuurdersstoel instellen De bestuurdersstoel verstellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. 1. Om de bestuurdersstoel in te stellen, moet u de instelhendel zijwaarts bewegen. Hiermee ontgrendelt u de stoel (Figuur 24). 2. Verschuif de stoel in de gewenste positie en laat de hendel los om de stoel te vergrendelen in zijn positie.
neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Verwijder het sleuteltje. Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. 2. Draai de omloopkleppen één slag naar links om de machine te duwen.
Machine inladen Ga zeer voorzichtig te werk als u een maaimachine op een aanhanger of een vrachtwagen laadt. Wij adviseren u gebruik te maken van een hellingbaan die de volle breedte van de machine beslaat en zo breed is dat deze uitsteekt voorbij de achterwielen in plaats van afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de maaimachine (Figuur 28). Het lagere achterdeel van het frame steekt tussen de achterwielen naar achteren uit en moet voorkomen dat de machine achterover kiept.
Tips voor bediening en gebruik Gras niet te kort afmaaien Als de maaibreedte van het maaidek groter is dan die van het maaidek dat u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid. Snel-stand gashendel Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op Snel zetten.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren. Na de eerste 25 bedrijfsuren • Hydraulische filter vervangen en hydraulische vloeistof verversen. Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen. • Motoroliefilter vervangen. Na de eerste 100 bedrijfsuren • Olie in tandwielkast verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • Het motoroliepeil controleren.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. Smering 3. Pomp smeervet in de verloopnippel totdat er vet bij het bovenste lager naar buiten komt. Smering 4.
• Actuator van de stoelschakelaar • Draaipunt van de remhendel • Lagerbussen van de remstang • Bronzen lagerbussen van de schakelhendels Maaidek en riemspanpoelies smeren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren Om de 25 bedrijfsuren Om de 25 bedrijfsuren Om de 25 bedrijfsuren Het maaidek moet wekelijks of om de 25 bedrijfsuren worden gesmeerd. Smeren met Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden.
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Luchtfilter: Controleer en/of vervang deze om de 250 bedrijfsuren of vaker in vuile of stoffige omstandigheden. Opmerking: U moet de filters vaker controleren als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. Het luchtfilter verwijderen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Figuur 34 Motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. Figuur 33 1. Luchtfilterhuis 2. Luchtfilter 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3. Luchtfilterdeksel 4. Vergrendelingen 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
Figuur 36 1. Achterkant van machine 2. Aftapplug Figuur 35 3. Linker achterkant van de machine 1. Oliepeilstok Motorolie bijvullen 2. Metalen deel 1. Kantel de stoel naar voren, draai de bouten los en verwijder het frontpaneel van de motor (Figuur 37). Motorolie verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme olie kan beter worden afgetapt. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 3.
Figuur 40 1. Zorg ervoor dat er een vrije ruimte overblijft in de vulopening. 5. Plaats de peilstok terug en monteer het frontpaneel van de motor. Figuur 38 1. Motor 2. Olievuldop 6. Start de motor en laat deze vijf minuten stationair lopen. 3. Gebruik een slang en een trechter om motorolie bij te vullen (Figuur 39). 7. Zet de motor af. 8. Wacht 3 minuten en controleer het oliepeil. 4. Langzaam bijvullen met olie.
Onderhoud brandstofsysteem de pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter nog een halve tot driekwart slag. 4. Vul olie bij, zie Motorolie bijvullen. Onderhoud van het brandstoffilter Vervang het brandstoffilter om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Dit moet echter vaker gebeuren als de machine in buitensporig stoffige of vuile omstandigheden wordt gebruikt.
Onderhoud elektrisch systeem Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Onderhoud van de accu Waarschuwing • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Accu opladen 8. Schuif de hydraulische tank weg van de accu. 9. Verwijder de accu. Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0°C. 1. Zorg ervoor dat de vuldoppen op de accu zijn geplaatst.
Onderhoud aandrijfsysteem • Ontsteking, F1-30 A, steekzekering • Ventilator van radiator, F2-40 A, steekzekering 1. Maak de motorkap open om toegang te krijgen tot de zekeringhouder (Figuur 46). De sporing afstellen 2. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering omhoog. Onder de stoel zit een knop waarmee de sporing van de machine kan worden afgesteld. 3. Monteer een nieuwe zekering (Figuur 46).
Figuur 48 Gleufmoer van wielnaaf controleren Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren Om de 500 bedrijfsuren controleren. De gleufmoer moet worden aangedraaid met een torsie van 170 Nm. 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 3. Verwijder de borgpen. 4.
6. Als er meer dan twee schroefdraden zichtbaar zijn, verwijdert u de moer en plaatst u een ring tussen de naaf en de moer. 7. Draai de gleufmoer aan met een torsie van 170 Nm (Figuur 49). 8. Draai de moer aan totdat de volgende serie gleuven recht tegenover de opening in de as staan (Figuur 49). 9. Plaats de pen terug.
Onderhoud koelsysteem Onderhoud van het koelsysteem Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking met een hete radiator of omliggende delen komt, kunt u ernstige brandwonden oplopen. • Verwijder de radiatordop nooit als de motor heet is. Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen of wacht totdat de radiatordop zover is afgekoeld dat u deze kunt aanraken zonder uw hand te branden. • Raak nooit de radiator en omliggende delen aan als deze heet zijn. Figuur 51 1.
Controleer de slangen van het koelsysteem om de 100 bedrijfsuren. Type vloeistof: mengsel dat half uit antivries/Dex-Cool® met verlengde levensduur en half uit water bestaat Inhoud van koelsysteem: 4,6 l Opmerking: U mag de radiatordop niet verwijderen. Anders kan er lucht in het koelsysteem komen. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 2. Ontgrendel de stoel en kantel deze omhoog. 3.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen Parkeerrem afstellen Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren Controleer alle riemen om de 100 bedrijfsuren. 1. Stel de parkeerrem in werking, hendel omhoog. Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. 2. Meet de lengte van de veer. De lengte tussen de ringen moet 64 mm zijn (Figuur 54). 3.
1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 3. Kantel de stoel naar voren, draai de bouten los en verwijder het frontpaneel van de motor (Figuur 57). Figuur 55 3. Bout 4. Steek gleuf in de lip 1. Drijfriemkap 2. Sluiting Figuur 57 1. Knop 2. Frontpaneel van motor 4.
Figuur 59 1. Aandrijfriem van pomp 2. Koppeling Figuur 58 1. Drijfriem van aftakas 2. Koppeling 3. Veer 4. Veerbelaste spanpoelie 5. Tandwielkast 6. Aanslagbeugel van koppeling 3. Veerbelaste spanpoelie 4. Veer Riem van wisselstroomdynamo vervangen en spannen Controleer de riem van de wisselstroomdynamo om de 50 bedrijfsuren op slijtage.
10. Monteer de ventilator en de ventilatorplaat op de machine met de 2 bouten die u eerder hebt verwijderd (Figuur 61). 11. Monteer de oliekoeler met de 4 bouten die u eerder hebt verwijderd (Figuur 61). 12. Monteer het scherm van de oliekoeler en de beugels van de motor aan het achterframe met de 4 bouten die u eerder hebt verwijderd (Figuur 60). 13. Monteer de beugels van de motor aan de zijkant van de machine (Figuur 60). 14.
Onderhoud bedieningsysteem Neutraalstand van schakelhendel afstellen Als de schakelhendels niet in één lijn staan of gemakkelijk in de gleuf van het bedieningspaneel glijden, moeten zij worden afgesteld. De hendel, de veer en de stang moeten afzonderlijk worden afgesteld. Opmerking: De schakelhendels moeten op de juiste wijze worden gemonteerd. Zie Schakelhendels monteren bij montage-instructies. 1.
Figuur 63 1. Neutraalstand, vergrendeld 2. Schakelhendel 3. Neutraalstand Figuur 64 8. Als de schakelhendel moet worden afgesteld, draait u de moer en de contramoer tegen de gaffel (Figuur 64). 9. Oefen een lichte achterwaartse druk uit op de schakelhendel, draai de kop van de stelbout in de juiste richting totdat de hendel in de vergrendelde neutraalstand is gecentreerd (Figuur 64). 1. 2. 3. 4.
Onderhoud hydraulisch systeem Opmerking: Het vloeistofpeil moet aan de bovenkant van de Warm-markering op de keerplaat staan als de vloeistof warm is (Figuur 65). 8. Plaats de dop op de vulbuis. Onderhoud van het hydraulische systeem Het peil van de hydraulische vloeistof controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 25 bedrijfsuren Type vloeistof: Mobil 1 15W-50 synthetische motorolie of gelijkwaardige synthetische olie. Figuur 65 1. Dop 2.
Jaarlijks U reinigt het hydraulische filter en ververst de hydraulische vloeistof als volgt: • Na de eerste 25 bedrijfsuren. • Na de eerste 25 bedrijfsuren jaarlijks. Gebruik een zomerfilter bij temperaturen boven 0°C Gebruik een winterfilter bij temperaturen beneden 0°C 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Figuur 67 1. Rechter hydraulische leiding 2. Hydraulische filter 2.
Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Hydraulische vloeistof die per ongeluk in de huid is geïnjecteerd, moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts die bekend is met dit type verwondingen. Anders kan gangreen ontstaan. Figuur 68 1. Hydraulische filter 2. Pakking • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. 3.
Laat de motor lopen zodat u de schakelhendels kunt afstellen. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Houd kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de draaiende onderdelen, de geluiddemper en andere hete oppervlakken. 1. Krik het frame omhoog en plaats de machine op blokken zodat de wielen vrij kunnen ronddraaien. 2. Koppel de elektrische connector los van de veiligheidsschakelaar van de stoel.
9. Monteer de bevestigingsstang van de stoel en laat de stoel neer. 5. Zet de gashendel op Snel. Het wiel moet stil blijven staan of iets achteruit kruipen. Indien nodig opnieuw afstellen. 10. Haal de kriksteunen weg. 6. Draai de borgmoeren op de kogelverbindingen vast (Figuur 70). Figuur 70 1. Dubbele moeren 2. Pompstang 3. Stelbout 4. Borgmoer 5. Kogelverbinding 6. Pompen De beveiliging van het elektrische systeem zal niet goed werken als de verbindingsdraad is gemonteerd.
Onderhoud van het maaidek Maaidek horizontaal stellen in drie standen De machine instellen 1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Figuur 71 1. Meet hier de afstand van het mes tot het harde oppervlak 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 2.
Schuinstand van het maaidek instellen 2. Controleer de afstand tussen de twee grote ringen; deze moet 28, 2 cm bedragen bij een 52 inch maaidek en 26,7 cm bij een 60 inch maaidek (Figuur 74). 1. Zet het rechter maaimes in de schuinstand (Figuur 73). 2. Meet het rechter mes bij punt A. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes (Figuur 73). 3.
Controle op kromme messen 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de gebruiker of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. Figuur 77 • Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de snijranden of het oppervlak van het mes. 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 78). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik.
Grasgeleider vervangen Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan het maaidek voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. • Gebruik de maaimachine nooit zonder afdekplaat, mulchplaat of een grasafvoer en een grasvanger. • Controleer of de grasgeleider omlaag staat. Figuur 80 1. Bout 2. Afstandsstuk 3. Borgmoer 1.
Reiniging Stalling Onderkant van het maaidek reinigen Reiniging en stalling 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor en het hydraulische systeem. Vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en het ventilatorhuis verwijderen.
stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt. B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. C. Zet de motor af, laat deze afkoelen en tap de brandstoftank af; zie Brandstoftank aftappen in Onderhoud brandstofsysteem , bladz. 37. D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. E.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. De motor verliest vermogen. De motor raakt oververhit. De machine drijft niet aan. Abnormale trillingen. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. De aftakas uitschakelen. 2. De parkeerrem is niet in werking. 3. De bestuurder zit niet op de bestuurdersstoel. 4. De accu is leeg. 5. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 6.
Probleem Onregelmatige maaihoogte. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 4. De onderkant van het maaidek is vuil. 5. De bandenspanning is niet correct. 6. Mesas verbogen. Messen draaien niet. Remedie 3. Stel de maaimachine horizontaal en in de correcte schuinstand. 4. Onderkant van het maaidek schoonmaken. 5. Banden op juiste spanning brengen. 6.
Schema's Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 66
Opmerkingen: 67