Form No. 3325-695 Z147 Z–Master met 112 cm Maaimachine Modelnr.
Waarschuwing Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Losse onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aandrijfwielen monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bevestigingsstang van stoel monteren . . . . . . . . . Schakelhendels monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . Accu in gebruik nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Accu monteren . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gleufmoer van wielnaaf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Maaimachine horizontaal stellen . . . . . . . . . . . . Duwarmen afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De gashendel afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderkant van het maaidek reinigen . . . . . . . . . . Riemen controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Maaidekriem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Drijfriem van pomp vervangen . . . . . . . . . . . . . .
• Elke bestuurder moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: Veiligheid Instructies voor veilige bediening van (rijdende) maaimachines met zittende bestuurder – zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met tractorvoertuigen; – als de maaimachine op een helling begint te glijden, kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd.
• Vervang geluiddempers die gebreken vertonen. • Uitkijken voor verkeer bij het oversteken en in de buurt van de openbare weg. • Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken dan grasvelden oversteekt.
Onderhoud en stalling Geluidsdruk • Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is. Deze machine oefent een A-gewogen equivalente continue geluidsdruk uit op het gehoor van de bestuurder. De geluidsdruk bedraagt 87 dB(A), gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 84/538/EEG.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. Onderdeelnr. 99-8937 1. Rechterbrandstoftank open 2. Afsluitklep van brandstoftank Onderdeelnr. 98-3798 1. Lees de bedieningshandleiding voor de juiste procedures. 2. Afstelling hoogte van anti-scalpeerroller. 3. Lees de bedieningshandleiding voor de juiste onderhoudsprocedures.
Onderdeelnr. 99-8941 1. Maaihoogte-instelling Onderdeelnr. 99-8940 1. Lees de bedieningshandleiding voor de juiste onderhoudsprocedures. 2. Smeerpunten smeren volgens het getoonde schema. 3. Bandenspanning controleren. 4. Controleer de hydraulische vloeistof. Onderdeelnr. 99-8942 1.
Onderdeelnr. 99-8945 1. 2. 3. 4. Parkeerrem Uitschakelen Inschakelen Gevaar—Lees de bedieningshandleiding voor de juiste onderhoudsprocedures. 5. Stel de parkeerrem in werking en verwijder het contactsleuteltje voordat u de machine achterlaat. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. Transmissie Motor afzetten Motor laten lopen Motor starten Choke Snel Variabele snelheid Langzaam 14. Gevaar—Lees de gebruikershandleiding. Hellingen van meer dan 15 graden heuvelopwaarts of heuvelafwaarts rijden. 15.
Onderdeelnr. 99-8943 1. Gevaar—Stel de parkeerrem in werking en blokkeer de wielen als u de machine op een helling parkeert. Onderdeelnr. 93–7316 1. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Houd omstanders op een afstand. 2. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat het veiligheidsscherm altijd is aangebracht. Onderdeelnr. 98-4387 1. Voorzichtig—Draag gehoorbescherming. 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van draaiende messen en bewegende onderdelen. Onderdeelnr.
Benzine en olie Waarschuwing Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan benzine dampen kan ernstig letsel en ziekte veroorzaken. Aanbevolen benzine Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de opening van een tank of een blik met conditioner.
Motoroliepeil controleren Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie Motoroliepeil controleren, blz. 36. Montage Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
Bevestigingsstang van stoel monteren 3. Plaats de hendel zodanig dat de bouten zich in het midden van de gleuven op de bevestigingsplaat van de hendel bevinden, en draai deze met de hand vast. 1. Til de bestuurdersstoel omhoog Verwijder de borgmoer (5/16 inch) van de bout waarmee de bevestigingsstang van de bestuurdersstoel vastzit aan het stoel-frame (Fig. 3). 4. Breng de voorste/achterste positie van de hendels in één lijn. Beide hendels moeten in de neutraalstand staan.
Accu in gebruik nemen 4. Verwijder de afdekplaten en bevestig een accu-oplader van 3–4 A op de accuklemmen (Fig. 7). Laad de accu gedurende 4 uur op met 4 A of minder (12 V). Accuzuur met een soortelijk gewicht van 1,260 moet u kopen bij een plaatselijke accuhandelaar. 1. Verwijder de accu uit de machine. 4 Belangrijk Zorg ervoor dat u de lange ontluchtingsslang niet beschadigt bij de verwijdering van de accubak.
Accu monteren Hydraulisch systeem 1. Plaats de accu in een bak met de accupolen gericht naar de motor (Fig. 8). Hydraulische vloeistof controleren Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor de eerste keer wordt gestart. 2. Bevestig eerst de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van de accu. Type vloeistof: Mobil 1 15W-50 synthetische motorolie. 3. Bevestig vervolgens de minkabel en de aardingskabel aan de minpool (–) van de accu.
Horizontale stand van het maaidek controleren Waarschuwing Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. Controleer of het maaidek horizontaal staat, voordat u de machine voor de eerste keer in gebruik neemt. Zie Maaimachine horizontaal stellen en Drukveer afstellen in het hoofdstuk Onderhoud, blz. 43.
Bedieningsorganen Parkeerrem vrijzetten Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Fig. 12) voordat u de motor start en de machine gebruikt. 1. Duw de parkeerremhendel naar voren en naar beneden om de parkeerrem vrij te zetten (Fig. 13). De parkeerrem is “UITGESCHAKELD”. 1 8 8 1 2 2 2 m–4121 Figuur 13 1. Parkeerrem—AAN 2. Parkeerrem—UIT 7 3 4 5 10 6 9 Keerschotten monteren of verwijderen m–4200 De keerschotten moeten als volgt worden verwijderd en gemonteerd.
5. Maak het maaidek grondig schoon. U moet alle rommel verwijderen zodat het keerschot goed past op het maaidek. 3 3 6. Repareer alle verbogen of beschadigde delen van het maaidek en vervang ontbrekende onderdelen. 2 Messen monteren of verwijderen 1 1. Verwijder de messen en de anti-scalpeercups van de assen. Bewaar ze voor gebruik met zijafvoer. 5 5 2. Monteer nieuwe recycler-messen zonder anti-scalpeercups. Belangrijk De wiek van de messen (d.w.z.
Uitstoters monteren en verwijderen 4. Draai alle bevestigingselementen goed vast. De uitstoters moeten als volgt worden verwijderd en gemonteerd. De uitstoters worden uitsluitend gebruikt om maaisel fijn te maken. De volgende procedures hebben betrekking op de montage van de uitstoters. Om de uitstoters te verwijderen, moet u de procedures in omgekeerde volgorde uitvoeren. 5. Draai de messen totdat de afstand tussen de messen en de uitstoters minstens 3 mm bedraagt.
Spatplaten monteren en verwijderen 7. Plaats de spatplaten zoals is aangegeven op Figuur 18. Opmerking: De randen van de spatplaten moeten midden tussen de beugels van de voorste roller staan (Fig. 18). De spatplaten moeten als volgt worden verwijderd en gemonteerd. De spatplaten worden uitsluitend gebruikt als de machine in de zijafvoer-modus staat. De volgende procedures hebben betrekking op de montage van de spatplaten.
Starten en stoppen van de motor 1 1 2 Starten 3 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand. 2 2. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in werking stellen, blz. 19. 3. Zet de maaikoppelingshendel (aftakas) op “UIT” (Fig. 19). M-4268 m–2720 Figuur 21 4. Zet de chokehendel op “AAN” voordat u een koude motor start (Fig. 20). 1. Snel 2. Langzaam Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke mischien niet te gebruiken.
Bediening van de aftakas Werking van het veiligheidssysteem Met de aftakas schakelt u de aandrijving naar de elektrische koppeling aan of uit. Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer: • De bestuurder op de stoel zit. Aftakas inschakelen • De parkeerrem is “INGESCHAKELD”. 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de schakelhendels van de tractie in de neutraalstand. • De maaikoppelingshendel (aftakas) op “UIT” staat.
Vooruit en achteruit rijden Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op “SNEL” om de beste prestaties te verkrijgen. Gebruik de machine altijd met de motor op vol gas. 2 3 1 4 Voorzichtig m–2715 Figuur 24 De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. 1. Schakelhendel—Neutraal stand vergrendeld 2.
Instrumenten Instellen van de maaihoogte Urenteller De maaihoogte kan worden ingesteld van 38 tot 114 mm in stappen van 6 mm door de gaffelpen in verschillende openingen te plaatsen. De urenteller registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen. 1. Zet de maaihoogtehendel omhoog in de transport-stand (eveneens de maaihoogtestand van 114 mm) (Fig. 27). 2.
Anti-scalpeerrollers afstellen Middelste rollers Als u de maaihoogte wijzigt, verdient het aanbeveling de hoogte van de anti-scalpeerrollers in te stellen. 1. Aftakas uitschakelen en contactsleuteltje op “UIT” draaien. Zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 1. Aftakas uitschakelen en contactsleuteltje op “UIT” draaien om de motor af te zetten. Zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
Bestuurdersstoel instellen Gebruik van de machine U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. Draai de omloopkleppen in als u de machine gaat gebruiken (Fig. 31). Opmerking: De machine zal niet rijden als de omloopkleppen niet zijn ingedraaid. 1. Om de bestuurdersstoel in te stellen, moet u de instelhendel zijwaarts bewegen. Hiermee ontgrendelt u de stoel (Fig. 30).
Transport van de machines Hierdoor wordt de hoek die de oprijplank maakt, zo klein mogelijk. De aanhanger of de vrachtwagen moet zo horizontaal mogelijk staan. Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies.
Maaitips Maaisnelheid Snel-stand gashendel Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid. Voor het beste maairesultaat en een maximale luchtcirculatie zet u de gashendel op “SNEL”. Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat de maaimachine niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van de maaimachine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na het eerste gebruik • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof. • Motorolie verversen • Hydraulisch filter vervangen Voor elk gebruik • • • • Oliepeil controleren Veiligheidssysteem controleren Koelsystemen reinigen Maaikast reinigen Om de 5 bedrijfsuren • Maaimessen controleren • Lagers van mesas smeren Om de 25 bedrijfsuren • • • • • • • • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat hij niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. Onderhoud van maaimessen De messen controleren Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen.
Voorkant Waarschuwing Contact met een scherp mes kan ernstig letsel veroorzaken. Draag handschoenen of wikkel een lap om de scherpe kanten van het mes. Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikke handschoen. Verwijder de mesbout, de platte ring, de tweedelige borgring en het mes van de as (Fig. 35). m–1078 Figuur 33 1 2 3 4 AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN HORIZONTAAL OPPERVLAK METEN 5 m-4318 m–2539 Figuur 34 Figuur 35 1. Wiek van het mes 2. Mes 3. Platte ring 3.
2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Fig. 37). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de wiek (Fig. 35). Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. 3 5 4 1 2 1 2 m–1855 6 Figuur 37 1. Mes m-4289 2. Mesbalans Figuur 38 1. Luchtfilterdeksel 2. Schuimelement 3. Papierelement Maaimessen monteren 4. Vleugelmoer 5. Bodem van het luchtfilter 6.
Het koelsysteem reinigen 2. Papierelement A. Klop het element voorzichtig tegen een vlak oppervlak om vuil en stof te verwijderen (Fig. 40). Verwijder voor elk gebruik gras en rommel van het luchtinlaatrooster. B. Controleer het papierelement op scheuren, een vettig oppervlak of beschadiging van de rubberen afdichting. Reinig de koelribben en de uitlaatringen om de 300 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
Motorolie controleren Olie verversen: • Na de eerste 8 bedrijfsuren. 2 • Om de 100 bedrijfsuren. 1 Opmerking: De motorolie moet vaker worden ververst als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. 3 Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SG of SH) m-4291 Figuur 42 Carterinhoud: met filter, 1,8 liter 1. Oliepeilstok 2. Vulbuis Viscositeit: zie onderstaande tabel 3.
Oliefilter vervangen 3. Verwijder de bougie(s). Vervang het oliefilter om de 200 bedrijfsuren of om de olieverversingsbeurt. Opmerking: Vervang het oliefilter vaker als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. 1 1. Tap de motorolie af; zie Olie verversen/aftappen, blz. 36. 2 2. Verwijder het oude filter (Fig. 44). 3. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Fig. 44). M-4294 Figuur 45 1. Bougiekabel gemonteerd 2.
Onderhoud van het brandstoffilter Onderhoud van de brandstoftank Vervang het brandstoffilter om de 200 bedrijfsuren of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Aftappen van benzine uit de brandstoftank Gevaar Brandstoffilter vervangen In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan u of anderen verbranden en materiële schade veroorzaken.
Smeren Draaipunten voorste zwenkwielen smeren Smeer de machine volgens het tijdschema op de instructiesticker CONTROLE EN ONDERHOUD (Fig. 49). De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. De draaipunten van de voorste zwenkwielen moeten één keer per jaar worden gesmeerd. 1. Verwijder de zeskantige plug en de dop. Draai een smeerverloopnippel in de opening Smeren met Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden. 2.
Punten waar dunvloeibare olie of sproeismering moeten worden gebruikt 1 Smeer de machine op de volgende punten met sproeismering of dunvloeibare olie. Smeer deze punten om de 160 bedrijfsuren. 2 • Bedieningsorgaan van de stoelschakelaar. 3 • Draaipunt van de remhendel. • Lagerbussen van de remstang. • Bronzen lagerbussen van de schakelhendels. M-4280 Figuur 51 Onderhoud van het hydraulische systeem 1. Dop 2. Keerschot 3.
Hydraulisch filter vervangen Hydraulisch filter vervangen 1 • Na de eerste 8 bedrijfsuren. 3 • Om de 200 bedrijfsuren. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2 Belangrijk Gebruik ter vervanging geen filter voor motorolie omdat dit ernstige schade aan het hydraulische systeem kan veroorzaken. m–1256 2.
Hydraulische leidingen controleren Om de 100 bedrijfsuren moet u de hydraulische leidingen en slangen controleren op lekkages, losgeraakte aansluitingen, kinken, loszittende steunen, slijtage, beschadigingen als gevolg van weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. 1 m–1872 Opmerking: Houd de omgeving van het hydraulische systeem vrij van aangekoekt gras en rommel. Figuur 54 1.
Gleufmoer van wielnaaf Maaimachine horizontaal stellen Om de 500 bedrijfsuren controleren. 1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels(s) los van de bougie(s). De gleufmoer moet worden vastgedraaid met een torsie van 169,5 Nm. 1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels(s) los van de bougie(s). 2.
7. Draai de voorste en de achterste borgmoer aan beide zijden van de voorste wartel los. Draai ze los totdat de voorste kettingen los zijn en het maaidek wordt ondersteund door de blokken. Doe hetzelfde aan de andere kant (Fig. 58). 10. Stel de voorste wartel af met behulp van de achterste borgmoer totdat de voorste ketting strak staat en de voorkant van het maaidek nog het blok raakt. Draai de voorste borgmoer vast. Doe hetzelfde aan de andere kant. 7 9 11.
Duwarmen afstellen Onderkant van het maaidek reinigen 1. Om de duwarmen af te stellen, draait u de conramoer los en draait u de kogelverbinding telkens één slag linksom (Fig. 59). Verwijder elke dag aangekoekt gras van de onderkant van het maaidek. 2. Stel beide zijden in gelijke mate af. De nominale lengte van elke duwarm moet 389 mm zijn (Fig. 59). 1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak.
Maaidekriem vervangen 5. Verwijder de veerbelaste spanpoelie (Fig. 61). 6. Laat de nieuwe riem door de arm van de spanpoelie lopen (Fig. 61). Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u een van deze zaken constateert. 7. Plaats de spanpoelie terug en laat de riem over de andere poelies lopen (Fig. 62). 1.
Drijfriem van pomp vervangen Veiligheidsscherm vervangen U moet de drijfriem van de pomp om de 50 bedrijfsuren controleren op slijtage. Waarschuwing 1. Verwijder eerste de maaidekriem. Zie Maaidekriem vervangen, blz. 46. Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan de maaimachine voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Daarnaast kan men ook in contact komen met het mes. 2.
Schakelhendels afstellen 4. Als de schakelhendel moet worden afgesteld, draait u de moer tegen de gaffel (Fig. 66). Neutraalstand van hendel afstellen 5. Oefen een lichte achterwaarste druk uit op de schakelhendel, draai de kop van de stelbout in de juiste richting totdat de hendel in de vergrendelde neutraalstand is gecentreerd (als u achterwaartse druk blijft uitoefenen op de hendel, zal de pen op het einde van de gleuf blijven en zal de stelbout de hendel in de juiste positie kunnen brengen) (Fig.
Neutraalstand hydraulische pomp afstellen 5. Start de motor, draai de gashendel half open en zet de parkeerrem vrij, zie Starten en Stoppen van de motor, blz. 23. Opmerking: Stel eerst de neutraalstand van de hendel af. Deze moet correct zijn voordat de volgende afstelling kan plaatsvinden. 6. U stelt de lengte van de pompstang af door de dubbele moeren op de stang in de juiste richting te draaien, totdat de het wiel stil staat of iets achteruit kruipt (Fig. 66). 7.
Parkeerrem afstellen Onderhoud van de zekeringen Controleer of de parkeerrem goed is afgesteld. Onderhoudsinterval/specificatie 1. Stel de remhendel buiten werking (hendel omlaag). De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. 2. Meet de lengte van de veer. De lengte tussen de ringen moet 70 mm zijn (Fig. 67). 3.
Zuurpeil controleren Accu opladen 1. Open de deksels om in de cellen te kijken. Het zuurpeil moet tot aan de onderste deel van de slang komen (Fig. 69). Het accuzuur mag niet onder de platen komen (Fig. 69). Belangrijk Zorg dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu bij temperaturen beneden 0°C te voorkomen. 2.
Elektrisch schema 52
Reiniging en stalling E. Bedien de choke of hulpstarter. Start de motor totdat hij niet meer start. Bedien de hulpstarter, indien aanwezig, diverse malen om er zeker van te zijn dat er zich geen brandstof meer in de hulpstarter bevindt. 1. Aftakas uitschakelen, parkeerrem in werking stellen en contactsleuteltje op “UIT” draaien om de motor af te zetten. Contactsleuteltje verwijderen. F. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften. 2.
Storingen, oorzaak en remedie Probleem Startmotor draait niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Aftakas is INGESCHAKELD. 1. Aftakas UITSCHAKELEN. 2. Parkeerrem niet in werking gesteld. 2. Stel parkeerrem in werking. 3. Bestuurder zit niet op de stoel. 3. Neem plaats op de bestuurdersstoel. 4. Accu is leeg. 4. Accu opladen. Motor start niet, start moeilijk of blijft niet lopen. Motor levert te weinig g vermogen. g 5. Elektrische aansluitingen gecorrodeerd of los. 5.
Probleem Motor raakt oververhit. Abnormale trillingen. Machine rijdt niet. Abnormale trillingen. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Motor overbelast. 1. Verminder de rijsnelheid. 2. Oliepeil in carter te laag. 2. Carter bijvullen met motorolie. 3. Koelribben en luchtkanalen onder ventilatorhuis verstopt. 3. Koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 1. Bevestigingsbouten van motor zitten los. 1. Bevestigingsbouten van motor aandraaien. 2. Losse motorpoelie, spanpoelie of mespoelie. 2.
Probleem Onregelmatige g g maaihoogte. g Messen draaien niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Mes(sen) niet scherp. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen. 2. Nieuw(e) maaimes(sen) monteren. 3. Maaimachine staat niet horizontaal. 3. Maaimachine horizontaal stellen (dwarsrichting) en schuinstand (lengterichting) afstellen. 4. Maatwiel niet correct afgesteld. 4. Hoogte van maatwiel afstellen. 5. Onderkant van maaimachine is vuil. 5. Onderkant van maaimachine schoonmaken. 6.