Form No. 3394-356 Rev A Z Master® 7000-serie professionele zitmaaier met 52 TURBO FORCE® maaidek met achteruitworp Modelnr.: 74279TE—Serienr.: 315000001 en hoger g020465 Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze handleiding noemt een aantal mogelijke gevaren en bevat een aantal veiligheidsberichten (Figuur 2) met de volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Veiligheid Aanbevolen onderhoudsschema ..................................31 Procedures voorafgaande aan onderhoud ......................32 De afdekking van het maaidek losmaken ....................32 Het plaatmetaalscherm verwijderen...........................32 Smering ...................................................................33 De machine smeren ................................................33 Draaipunten van de voorste zwenkwielen smeren .......................................................
Voorbereiding • Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige • • • • • schoenen met een gripvaste zool. Loop niet op blote voeten en draag ook geen schoenen met open tenen als u de machine gebruikt. Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat gebruiken grondig en verwijder eventuele voorwerpen die door de machine kunnen worden uitgeworpen. Waarschuwing – Brandstof is zeer ontvlambaar. – Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die speciaal daarvoor bedoeld zijn.
Onderhoud en opslag Maaien op hellingen • Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak • Maai nooit op een helling van meer dan 15 graden. • Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels, steil aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is. • Stal de machine nooit met brandstof in de tank in een gebouw waar dampen open vlammen of vonken kunnen bereiken. • Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een • afgesloten ruimte stalt.
Het geluidsniveau is vastgesteld volgens de procedures in ISO 11094. De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN ISO 5395:2013. Gehele lichaam Trillingsniveau Gemeten trillingsniveau = 0,90 m/s2 Hand-arm Onzekerheidswaarde (K) = 0,45 m/s2 Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 3,1 m/s2 Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 3,1 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN ISO 5395:2013.
107-3961 1. Maaihoogte in millimeters 107-3069 1. Waarschuwing – Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 2. Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt, moet u de rolbeugel in de volledig omhoog geklapte en vergrendelde stand houden en de veiligheidsgordel omdoen. Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is; als de rolbeugel omlaag is geklapt, mag u de veiligheidsgordel niet omdoen. 3.
108-5957 107-3968 1. Uitschakelen 2. Inschakelen 3. Parkeerrem 107-3969 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Ledematen kunnen bekneld raken, maaimachine – Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u werkzaamheden onder de maaimachine gaat verrichten. 108-5981 107-7719 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 110-0806 2.
110-3852 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Ononderbroken toon geeft aan dat de motor oververhit raakt. 114-1826 110-3853 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem. 1. Verwijder het contactsleuteltje. 2. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2.
116-5610 1. Urenteller 2. Aftakasschakelaar 4. Neutraalstand 5. Dodemansknop 3. Parkeerrem 6. Accu 121-7562 1. Druk in om te starten 4. Toerentalregelaar 2. Lees de 5. Snel Gebruikershandleiding voor meer informatie over het voorverwarmen van de motor. 3. Langzaam 117-3848 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine 126-2055 1. Torsie van wielmoeren 129 Nm (4x) 2.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
107-3963 1. Handen of voeten 2. Handen of voeten kunnen kunnen worden worden gesneden/geampugesneden/geamputeerd, teerd, maaimes – Verwijder maaimes – Neem geen het contactsleuteltje en passagiers mee en houd lees de instructies voordat omstanders op een afstand. u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert; blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 3. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine en zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd. 4.
110-0820 1. Snel 5. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Langzaam 6. Gevaar voor vergiftiging en risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden – Houd kinderen op veilige afstand van de accu. 7. Gevaar voor ontploffing – Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Neutraalstand 4. Achteruit 8. Om de tractieaandrijving te ontgrendelen, draait u de omloopklep 1 hele slag linksom met behulp van een sleutel van 16 mm. 127–0335 1. Machine kan kantelen op hellingen – Neem geen plotse, 2.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 4 g020466 6. Brandstoftankdop (beide kanten) 2. Maaihoogtehendel 7. Parkeerremhendel 3. Rijhendel 8. Maaidek 4. Veiligheidsgordel 9. Zwenkwiel 6. Indicatielampje van gloeibougies 2. Contactschakelaar 7. Temperatuurlampje 3. Brandstofafsluitklep 8. Gashendel 4. Akoestisch waarschuwingssignaal 9. Aftakasschakelaar 5. Schakelaar van gloeibougies Figuur 3 1. Z Stand© 1.
Akoestisch waarschuwingssignaal Deze machine is voorzien van een akoestisch signaal om de gebruiker te waarschuwen dat deze de motor moet afzetten, omdat er anders schade kan ontstaan aan de motor. Zie Onderhoud van het koelsysteem in Onderhoud koelsysteem (bladz. 48). Brandstofafsluitklep De brandstofafsluitklep bevindt zich achter de bestuurdersstoel. Figuur 5 1. Symbolen veiligheidssysteem 3. Acculampje Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt. 2.
Gebruiksaanwijzing GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank op een horizontaal oppervlak en in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank nooit als de machine op een aanhanger in een afgesloten ruimte staat. • Vul de brandstoftank niet helemaal.
• Het dieselmengsel moet beantwoorden aan ASTM D975 brandstoftank te gebruiken, moet u de brandstofafsluitklep naar rechts draaien (Figuur 6). of EN 590. • Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt. biodiesel. • Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage in koud water.
WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat. • Let goed op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels) voordat u onder een object door rijdt en zorg ervoor dat u dit niet raakt.
GEVAAR VOORZICHTIG Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken. Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.
Figuur 11 1. Parkeerrem – In werking 3. Aanslag van rem 2. Parkeerrem – Buiten werking Figuur 12 Starten en stoppen van de motor Starten in normale weersomstandigheden 1. Urenteller 5. Temperatuurlampje 2. Contactschakelaar 3. Schakelaar van gloeibougies 6. Gashendel 7. Aftakasschakelaar 4. Indicatielampje van gloeibougies 1. Klap de omkantelbeveiliging omhoog en zet hem vast; neem vervolgens plaats op de bestuurdersstoel en doe de veiligheidsgordel om. 9.
Opmerking: Gebruik geen brandstof die nog over is van de zomer. Gebruik uitsluitend verse winterdieselbrandstof. Motor afzetten 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking (Figuur 15). 2. Zet de gashendel halverwege tussen Langzaam en Snel (Figuur 14). 3. Laat de motor 60 seconden stationair draaien. 4. Draai het contactsleuteltje op Uit (Figuur 13).
stand staat. Als het veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt, wordt er een driehoekje verlicht in het betreffende hokje. 4. Trek de aftakasschakelaar uit om de aftakas in te schakelen (Figuur 15). Figuur 16 1. De driehoekjes worden verlicht als het veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt Figuur 15 1. Aftakas – AAN 2.
Vooruit en achteruitrijden Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op Snel om de beste prestaties te verkrijgen. Laat de motor tijdens het maaien altijd vol gas draaien. VOORZICHTIG De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. • Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
De machine stoppen Antiscalpeerrollen afstellen Om de machine te stoppen, moet u de schakelhendels in de neutraalstand zetten in de vergrendelde stand, de aftakas uitschakelen, en het contactsleuteltje op UIT draaien om de motor af te zetten. Als u de maaihoogte wijzigt, verdient het de aanbeveling de hoogte van de antiscalpeerrollen in te stellen. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
De stoelophanging verstellen De stoel kan worden versteld zodat u prettig en comfortabel kunt rijden. Zet de stoel in een stand die voor u het meest comfortabel is. Om de stoel te verstellen, draait u de knop in een van beide richtingen om de meest comfortabele positie te verkrijgen (Figuur 22). Figuur 20 1. Antiscalpeerrol 4. Flensmoer 2. Afstandsstuk 3. Lagerbus 5. Bout g019768 1 Figuur 22 1. Knop voor stoelophanging Bestuurdersstoel ontgrendelen Bestuurdersstoel instellen 1.
Machine met de hand duwen Als de motor oververhit raakt, wordt het maaidek uitgeschakeld, er klinkt een waarschuwingssignaal en er gaat een lampje branden. Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen. Slepen van de machine kan schade aan het hydraulische systeem veroorzaken. Als het maaidek automatisch wordt uitgeschakeld vanwege oververhitting, kan de bestuurder de machine nog wel naar een veilig gebied rijden en op een vrachtwagen of aanhanger laden. De machine duwen 1.
WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. g028043 • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. Figuur 25 1. Rij achteruit op oprijplaten 2. Rij vooruit van oprijplaten • Controleer of de rolbeugel omhoog staat en gebruik de veiligheidsgordel terwijl de machine wordt geladen of uitgeladen.
Gebruik van de Z Stand® 1 De Z Stand wordt gebruikt om de voorkant van de machine omhoog te zetten zodat u het maaidek kunt reinigen en de maaimessen kunt verwijderen. WAARSCHUWING De machine kan op iemand neervallen en ernstig lichamelijk of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u de machine op de Z Stand® hebt geplaatst. • Gebruik de Z Stand uitsluitend om het maaidek te reinigen en messen te verwijderen. 2 • Plaats de machine nooit lange tijd op de Z Stand.
Z Stand in de richting van de machine in de onderkant van de sleuf (Figuur 27 en Figuur 28). Figuur 28 Figuur 29 1. Z Stand (in sleuf geplaatst) 3. Vergrendeling, op draailip rustend 2. Spleet in voetpad of gazon 1. Z Stand 3. Vergrendelde stand 2. Vergrendeling 4. Ontgrendelde stand 3. Start de motor en laat deze op halfgas lopen. Zet de parkeerrem vrij. 4. Plaats het voetstuk op de grond en laat de vergrendeling op de draailip rusten (Figuur 28). 4. Rij langzaam achterwaarts van de Z Stand af.
Tips voor bediening en gebruik hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid. De snel-stand van de gashendel gebruiken Lang gras maaien Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Maai het gras daarna op de lagere, normale hoogte. Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op SNEL zetten.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Peil van de motorkoelvloeistof controleren. • Hydraulische vloeistof controleren. Na de eerste 25 bedrijfsuren • Hydraulisch filter vervangen. Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen. • Motoroliefilter vervangen. Na de eerste 100 bedrijfsuren • • • • Controleer de torsie van de wielmoeren. Sleufmoer van wielnaaf controleren. Wielmoeren controleren.
Onderhoudsinterval Om de 500 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • • • • • • Controleer de torsie van de wielmoeren. Sleufmoer van wielnaaf controleren. Wielmoeren controleren. Stel het lager van het draaipunt van het zwenkwiel af Elektrische koppeling afstellen. Vervang het hydraulische filter en ververs de vloeistof als u Toro® HYPR-OIL™ 500 hydraulische vloeistof gebruikt.
Smering Smeer de machine volgens het tijdschema op de instructiesticker Controle en Onderhoud (Figuur 32). De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type vet: Universeel smeervet. De machine smeren 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 11. Het plaatmetaalscherm monteren. Zie Het plaatmetaalscherm verwijderen (bladz. 32). 12. Draai de bout vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 32). 3. Draai de onderste bout los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek.
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Opmerking: U moet de filters vaker controleren als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. Het luchtfilter verwijderen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Motoroliepeil controleren. Type olie: Hoogwaardige reinigingsolie met onderhoudsclassificatie CD of hoger van het API voor dieselmotoren. Gebruik geen speciale additieven voor de aanbevolen typen olie. Carterinhoud: 3,7 liter Viscositeit: Zie onderstaande tabel: Figuur 37 Figuur 36 1. Luchtfilterbehuizing 3. Luchtfilterdeksel 2. Luchtfilter 4. Vergrendelingen Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. 1.
Motorolie verversen Belangrijk: Het carter nooit overvullen met olie. Hierdoor kan de motor worden beschadigd. Laat de motor nooit lopen als de olie lager staat dan de onderste markering, omdat de motor daardoor kan worden beschadigd. Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme olie kan beter worden afgetapt. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 3.
Motorolie bijvullen 4. Langzaam bijvullen met olie. Controleer voortdurend het peil met de peilstok, totdat het peil het bovenste gaatje op de peilstok bereikt. Zie Motoroliepeil controleren. (bladz. 36) voor het juiste type olie en de gepaste viscositeit bij verschillende temperatuursomstandigheden. Belangrijk: De bevestigingen van de motorkap aan de voorzijde zijn zo ontworpen dat deze op de kap blijven zitten nadat de bevestiging is losgemaakt.
10. Plaats de peilstok en de vuldop terug en monteer het frontpaneel van de motor. 11. Controleer op lekkages. Belangrijk: Het carter nooit overvullen met olie. Hierdoor kan de motor worden beschadigd. Motoroliefilter vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Figuur 45 Om de 200 bedrijfsuren 1. Oliefilter 2. Pakking 1. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Motorolie verversen (bladz. 37).
Brandstoffilter vervangen Onderhoud brandstofsysteem Na verwijdering mag u nooit een vuil brandstoffilter opnieuw aan de brandstofslang monteren. 1. Laat de motor afkoelen. Onderhoud van de brandstoffilter/waterafscheider 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Onderhoudsinterval: Om de 40 bedrijfsuren—Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. 3.
Onderhoud van de brandstoftank Onderhoud elektrisch systeem Probeer de brandstoftank niet zelf af te tappen. Laat een erkende servicedealer de brandstoftank aftappen en onderdelen van het brandstofsysteem een onderhoudsbeurt geven. Onderhoud van de accu WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd eerst de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. 1.
Accu opladen Onderhoud van de zekeringen De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. 1. Maak de motorkap open om toegang te krijgen tot de zekeringhouder (Figuur 51).
Onderhoud aandrijfsysteem De sporing afstellen Onder de stoel zit een knop waarmee de sporing van de machine kan worden afgesteld. Belangrijk: U moet eerst de neutraalstand van de hendel en de neutraalstand van de hydraulische pomp afstellen voordat u de sporing afstelt. Zie Neutraalstand van rijhendel afstellen (bladz. 54) en Neutraalstand hydraulische pomp afstellen (bladz. 57). 1. Duw beide rijhendels even ver naar voren. 2. Ga na of de machine naar een kant trekt.
Figuur 54 1. Sleufmoer Figuur 53 2. Maximaal twee schroefdraden zichtbaar De wielmoeren controleren 3. Opening in as met schroefdraad 4. Ring (indien nodig) 5. Controleer de afstand van de onderkant van de sleuf in de moer tot de binnenrand van de opening. Er mogen maximaal twee schroefdraden zichtbaar zijn (Figuur 54). Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een torsie van 122 tot 129 Nm. 6.
Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 4. Verwijder de plug aan de zij- of achterkant van de tandwielkast (Figuur 56). 5. De oliepeil moet tot aan de opening in de tandwielkast staan. 6.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Ontgrendel de stoel en kantel deze naar voren. 4. Maak de knoppen van het voorpaneel los en verwijder het paneel. 5. Trek aan de veerbelaste spanpoelie voor de aandrijfriem van de aftakas en verwijder de riem van de poelie van de koppeling (Figuur 57). Figuur 58 1. Koppeling 4. Middelste bout van koppeling 2.
Onderhoud koelsysteem 15. Houd de krukas op de achterkant van de machine, monteer de middelste bout en zet deze vast met een torsie van 68 Nm (Figuur 58). Onderhoud van het koelsysteem 16. Monteer de rubberen band van de koppeling op het frame van de maaier met de 2 bouten en moeren die u eerder hebt verwijderd (Figuur 58). GEVAAR 17. Trek aan de veerbelaste spanpoelie voor de aandrijfriem van de aftakas en monteer deze op de poelie van de koppeling (Figuur 57).
3. Als de motor is afgekoeld, controleert u het peil van de overloopfles. De vloeistof moet tot aan de verdikking op de buitenkant van de overloopfles staan (Figuur 60). 4. Als het peil van de koelvloeistof te laag is, moet u de overloopfles bijvullen met een mengsel dat half uit antivries/Dex-Cool® en half uit water bestaat (Figuur 60). 5. Vul de fles met dit mengsel tot aan de streep op de fles (Figuur 60). Figuur 61 1. Oliekoeler 2. Linkerachterband 3.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen Parkeerrem afstellen Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Alle riemen op slijtage en scheurtjes controleren. Om de 200 bedrijfsuren Riemen controleren. Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. 1.
14. Plaats de drijfriemkappen met de lippen in de sleuven. Monteer de schroeven en maak de sluitingen vast (Figuur 65). Figuur 63 1. Arm van de vaste spanpoelie 4. Drijfriem van maaidek 2. Vierkante opening 5. Riemgeleider 3. Vaste spanpoelie 6. Veerbelaste spanpoelie 9. Plaats een dopsleutel met een kort verlengstuk of een onderbrekerstang in de vierkante opening in de arm van de vaste spanpoelie (Figuur 64). g012506 Figuur 65 10. Zet het maaidek op een maaihoogte van 76 mm. 11.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Kantel de stoel naar voren, draai de bouten los en verwijder het frontpaneel van de motor (Figuur 66). 1 2 Figuur 67 1 G012347 1. Tandwielkast 4. Koppeling 2. Veer 5. Rubberen aanslag van koppeling 3. Veerbelaste spanpoelie 6. Aandrijfriem van aftakas Figuur 66 1. Bout 2. Frontpaneel van motor Aandrijfriem van pomp vervangen 4.
Figuur 68 1. Koppeling 3. Veer 2. Aandrijfriem van pomp 4. Veerbelaste spanpoelie Riem van wisselstroomdynamo vervangen en spannen Figuur 69 Riem van wisselstroomdynamo vervangen 1. Wisselstroomdynamo 4. Bovenste bout 2. Riem van wisselstroomdynamo 5. Onderste bout 3. Speling van 7 tot 9 mm met een kracht van 10 kg Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Wisselstroomdynamo controleren.
Onderhoud bedieningsysteem 9. Oefen een lichte achterwaartse druk uit op de rijhendel, draai de kop van de stelbout in de juiste richting totdat de hendel in de vergrendelde neutraalstand is gecentreerd (Figuur 71). Opmerking: Als u achterwaartse druk blijft uitoefenen op de hendel, zal de pen op het einde van de sleuf blijven en zal de stelbout de hendel in de juiste stand kunnen brengen.
Onderhoud hydraulisch systeem Het hydraulische systeem een onderhoudsbeurt geven Type hydraulische vloeistof: Toro® HYPR-OIL™ 500 hydraulische vloeistof of Mobil® 1 15W-50 Inhoud van het hydraulische systeem: 3,9 liter Figuur 72 Belangrijk: Gebruik de voorgeschreven vloeistof. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken. 1. Peil warme vloeistof – VOL Het peil van de hydraulische vloeistof controleren 2.
Om de 500 bedrijfsuren—Vervang het hydraulische filter en ververs de vloeistof als u Toro® HYPR-OIL™ 500 hydraulische vloeistof gebruikt. 7. Smeer een dun laagje hydraulische vloeistof op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Figuur 75). 8. Monteer het nieuwe hydraulische filter op het filtertussenstuk. Niet te vast aandraaien. 9. Vul de hydraulische tank met hydraulische vloeistof totdat de vloeistof over het filter stroomt.
4. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en giet indien nodig vloeistof bij om het correcte peil te handhaven. GEVAAR Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. 5. Herhaal dit bij het andere wiel. • Plaats de machine altijd op een kriksteun. Hydraulische slangen controleren • Gebruik nooit een hydraulische krik.
5. Zet de gashendel op Snel. Het wiel moet stil blijven staan of iets achteruit kruipen. Indien nodig opnieuw afstellen. 6. Draai de borgmoeren op de kogelverbindingen vast (Figuur 77). Figuur 76 1. Sporingsknop 2. Hydraulische tank 4. Draai in deze richting als de machine naar links trekt. 5. Draai in deze richting als de machine naar rechts trekt. Figuur 77 3. Hydraulische pompen Neutraalstand linker hydraulische pomp afstellen 1. Dubbele moeren 4. Borgmoer 2. Pompstang 5. Kogelverbinding 3.
Onderhoud van het maaidek Maaidek horizontaal stellen in 3 standen Belangrijk: Er zijn slechts 3 meetstanden nodig om het maaidek horizontaal te stellen. De machine instellen 1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Figuur 78 3.
6. Het maaimes moet 6 tot 10 mm lager staan bij punt A dan bij puntB (Figuur 80). Indien dit niet het geval is, gaat u als volgt te werk. Opmerking: Beide voorste wartels moeten in dezelfde mate worden afgesteld ten behoeve van een gelijkmatige kettingspanning. 7. Draai de contramoeren op de voorkant van de rechteren linkerwartel ongeveer 13 mm los (Figuur 79). 8.
Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is.
4. Draai de tegenovergestelde uiteinden van de messen naar voren. balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. 5. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen op dezelfde plaats als in bovengenoemde stap 3. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 3 en stap 4 mag niet meer zijn dan 3 mm. Als dit verschil meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Maaimessen verwijderen (bladz.
Reiniging Onderkant van het maaidek reinigen Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng het maaidek omhoog in de transportstand. Figuur 86 1. Vleugel van het mes 3. Klemring 2. Mes 4.
Stalling Reiniging en stalling 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor en het hydraulische systeem. Vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing verwijderen. B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. C.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. De motor verliest vermogen. De motor raakt oververhit. De machine drijft niet aan. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. De aftakas uitschakelen. 2. De parkeerrem is niet in werking. 3. De bestuurder zit niet op de bestuurdersstoel. 4. De accu is leeg. 5. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 6. Een zekering is doorgebrand. 7.
Probleem De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 1. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 2. De bevestigingsbout van het maaimes zit los. 3. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 4. De motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los. 5. De motorpoelie is beschadigd. 2. De bevestigingsbout van het maaimes vastdraaien. 3. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien. 4. Desbetreffende poelie vastzetten. 6. Mesas verbogen. 7.
Schema's g012068 Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 68
Opmerkingen: 69
Opmerkingen: 70
Lijst met internationale dealers Dealer: Land: Dealer: Land: Hongarije Hongkong Korea Telefoonnummer: 36 27 539 640 852 2155 2163 82 32 551 2076 Agrolanc Kft Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Maquiver S.A. Maruyama Mfg. Co. Inc. Mountfield a.s. Colombia Japan Tsjechië Casco Sales Company Puerto Rico 787 788 8383 Mountfield a.s. Slowakije Ceres S.A. Costa Rica 506 239 1138 Munditol S.A. Argentinië CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Cyril Johnston & Co.
De Toro totaalgarantie Aanwijzingen om van de garantiedienst gebruik te maken Gedekte voorwaarden en producten The Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven aan de oorspronkelijke aankoper krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle onderstaande Toro-producten te repareren als deze materiaalgebreken of fabricagefouten vertonen.