Form No. 3375-714 Rev A TimeCutter® ZS 4200 en 5000 zitmaaier Modelnr.: 74386—Serienr.: 313000001 en hoger Modelnr.: 74387—Serienr.: 313000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Deze machine is een zitmaaier met draaiende messen bedoeld voor gebruik door particulieren in huiselijke toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. De machine is niet ontworpen voor het maaien van borstelig gras en andere begroeiing langs de snelweg of voor gebruik in de landbouw. 1 Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte product-specifieke conformiteitsverklaring.
Inhoud Maaidek horizontaal stellen......................................43 Maaidek verwijderen ...............................................46 Onderhoud drijfriem van maaidek ............................47 Maaidek monteren..................................................48 Grasgeleider vervangen ...........................................48 Reiniging ..................................................................49 Onderkant van maaimachine wassen .........................49 Stalling ................
Veiligheid ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. Instructies voor veilige bediening van zitmaaiers met draaiende messen Vóór ingebruikname • Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige Deze machine voldoet ten minste aan de Europese normen, van kracht op het moment van productie. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan echter letsel veroorzaken.
• • • • • • • • • • • Zet de gashendel terug terwijl de motor uitloopt. Als de – niet plotseling stoppen of gaan rijden bij het op- en afrijden van hellingen; – houd de snelheid laag op hellingen en in scherpe bochten; – let op bulten en kuilen en andere verborgen gevaren; wees voorzichtig als u lasten sleept. – Gebruik uitsluitend goedgekeurde trekstangbevestigingspunten. – Beperk de belasting tot wat u veilig kunt beheersen. – Maak geen scherpe bochten. Ga zorgvuldig te werk als u achteruitrijdt.
• Gebruik altijd originele Toro-onderdelen zodat de • Het geluidsniveau werd bepaald volgens de procedures in EN 836. originele standaarden worden gehandhaafd. Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen. Geluidsniveau Maaien op hellingen Deze machine heeft een geluidsniveau van 100 dBA met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA. • Maai nooit op een helling van meer dan 15 graden.
Model 74387 Geluidsdruk Deze machine oefent een geluidsdruk van 94 dBA uit op het gehoor van de bestuurder (met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA). Het geluidsniveau werd bepaald volgens de procedures in EN 836. Geluidsniveau Deze machine heeft een geluidsniveau van 105 dBA met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA. Het geluidsniveau werd bepaald volgens de procedures in ISO 11094.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7009 1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
110-6691 119-8815 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 1. Parkeerstand 2. Snel 3. Langzaam 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de machine nooit zonder dat de grasgeleider of het grasopvangsysteem is gemonteerd. 4. Neutraalstand 5. Achteruit 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 112-9840 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 120-5470 1. Maaihoogte 121-2989 1. Omloophendel, hendel in duwstand 2. Omloophendel, hendel in gebruikstand 11 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8.
0-5468 1. Traag 2. Snel 120-2239 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 5. Waarschuwing – Gebruik geen dubbele laadbruggen, gebruik een laadbrug uit één stuk voor het vervoeren van de machine. 2. Waarschuwing – Lees de instructies voordat u serviceof onderhoudswerkzaamheden uitvoert; zet de rijhendels in de (rem)stand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en maak de bougiekabel los. 6.
121-0772 1. Snel 2. Continu snelheidsregeling 4. Choke 5. Aftakas, aftakasschakelaar 3.
121-0773 1. Snel 2. Continu snelheidsregeling 4. Choke 5. Aftakas, aftakasschakelaar 3.
Algemeen overzicht van de machine 4 3 5 9 6 G01491 1 8 2 7 10 1 11 2 12 Figuur 4 Model met maaidekken van 107 cm 1. Grasgeleider 4. Maaihoogtehendel 7. Voetsteun 10. Motor 2. Achteraandrijfwiel 5. Bestuurdersstoel 8. Dop van brandstoftank 11. Motorscherm 3. Rijhendels 6. Smart Speed™ hendel 9. Bedieningspaneel 12. Voorste zwenkwiel 3 4 2 11 10 12 G014910 5 1 9 6 15 14 13 7 8 Figuur 5 Model met maaidekken van 127 cm 1. Voetbedieningshendel 5. Smart Speed™ hendel 2.
Bedieningsorganen Rijhendels en parkeerstand. Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen in Figuur 4, Figuur 5, en Figuur 6 voordat u de motor start en de machine gebruikt. De rijhendels zijn snelheidsgevoelig en bedienen onafhankelijke wielmotoren. Als u een hendel naar voren of naar achteren beweegt, draait het wiel aan dezelfde kant vooruit of achteruit; de snelheid van de wielen is evenredig aan hoever u de hendel beweegt.
Gebruiksaanwijzing wordt gezet, naar de bestuurder toe, wordt het maaidek opgeheven van de grond en als de hendel omlaag wordt gezet, van de bestuurder af, wordt het maaidek neergelaten. De maaihoogte mag uitsluitend worden ingesteld als de machine stilstaat (Figuur 21). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
te vol wordt gevuld, kan dit leiden tot brandstoflekkage of schade aan de motor of het emissiesysteem. Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer: • de maaimessen zijn uitgeschakeld. • de rijhendels in de parkeerstand staan. 1. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de tankdop. Opmerking: Gebruik het brandstofvenstertje om voor het tanken na te gaan of er zich brandstof in de tank bevindt (Figuur 10).
3. Draai de brandstofdop stevig vast tot u een klik hoort. Gemorste benzine opnemen. Het motoroliepeil controleren Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie Oliepeil controleren in het hoofdstuk Motoronderhoud. Motor starten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de rijhendels in de parkeerstand. 2. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar op UIT te zetten (Figuur 12) Figuur 13 1. Bedieningspaneel 4.
Figuur 15 1. Bedieningspaneel Figuur 14 1. Bedieningspaneel 5. Lopen 2. Contactsleuteltje – LOPEN-stand 3. Contactsleuteltje – START-stand 4. Uit 6. Start 2. Aftakasschakelaar – AAN-stand De maaimessen uitschakelen 7. Chokeknop Zet de aftakasschakelaar omlaag op UIT en schakel de messen uit (Figuur 16). 5. Zodra de motor start, duwt u de chokeknop in (Figuur 14). Als de motor afslaat of hapert, trekt u de chokeknop uit en laat u de motor een paar seconden lopen. Duw vervolgens de chokeknop in.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, zet de rijhendels in de parkeerstand en schakel de aftakas in. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. 2. Neem plaats op de bestuurdersstoel en schakel de aftakas uit. Zet een van de rijhendels in de middelste, onvergrendelde stand. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. Beweeg nu de andere rijhendels. 3. Neem plaats op de bestuurdersstoel, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels in de parkeerstand. Start de motor.
WAARSCHUWING De rijhendels loslaten terwijl de machine beweegt, kan ertoe leiden dat u de controle verliest en de machine u of omstanders verwondt. Schakel de machine altijd uit en beweeg de rijhendels naar de parkeerstand voordat u het Smart Speed™ besturingssysteem instelt. 2. Zet de hendel in de gewenste stand. Vooruit G008953 1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. Figuur 20 2. Om vooruit te rijden, duwt u de rijhendels langzaam naar voren (Figuur 17).
4 3 1 2 3 2 1 g019929 5 Figuur 22 1. Antiscalpeerrol 4. Bovenste gat — met het maaidek op een maaihoogte van 63 mm of lager. 2. Onderste gat - met het maaidek op een maaihoogte van 76 mm of hoger 5. Bout G015319 Figuur 21 1. Maaihoogtehendel 3. Flensmoer 3. 115 mm, transportstand 2. Maaihoogtestanden Antiscalpeerrollen afstellen (voor maaidekken van 127 cm) 1. Trek de hendel omhoog en naar binnen om de gewenste maaihoogte in te stellen. 2.
Bestuurdersstoel instellen Rijhendels afstellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. De hoogte instellen De rijhendels kunnen hoger of lager worden gesteld volgens de wensen van de bestuurder. Model met maaidekken van 107 cm 1. Verwijder de 2 bouten waarmee de rijhendels is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm (Figuur 26). 1.
2. Zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand, schakel de motor uit en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten. GEVAAR Zonder aangebrachte grasgeleider, uitworpafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. 3.
G009660 Belangrijk: Het maaidek moet zijn uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert als de machine in de zijuitworpmodus staat. 1 2 De uitworpafsluiter monteren om te mulchen 3 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2.
Omzetten in zij-uitworp (voor modellen met 127 cm dek) 1 Het maaidek en de maaimessen die worden geleverd met deze machine zijn ontworpen om optimale mulch- en zijuitworpprestaties te leveren. 2 4 Rechterplaat verwijderen om de zijuitworp te gebruiken 3 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2.
Het Smart Speed™ besturingssysteem gebruiken 1 De hendel van het The Smart Speed™ bedieningssysteem bevindt zich onder de bestuurdersstoel en geeft de bestuurder de keuze uit twee snelheidsbereiken, snel en traag. De instelling voor lage snelheid is geschikt voor het manoeuvreren van de machine op kleine oppervlakten of om rond delicate landschapselementen te sturen.
dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte maaien. Stoppen tijdens het maaien Als u de machine tijden het maaien moet stoppen, kan er een kluit maaisel op het gazon achterblijven. Om dit te voorkomen kunt u naar een reeds gemaaid oppervlak gaan met de messen ingeschakeld, of u kunt het maaidek uitschakelen terwijl u vooruitgaat. Onderkant van het maaidek schoonhouden Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van het maaidek.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • Na elk gebruik Veiligheidssysteem controleren. Controleer het motoroliepeil. Luchtinlaatrooster reinigen. Maaimessen controleren. Controleer de grasgeleider op schade. • Reinig de kast van het maaidek.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De stoel omhoog zetten Type vet: nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2. Zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Reinig de smeernippels (Figuur 34 met Figuur 35) een doek.
Onderhoud motor 1. Klop het element voorzichtig tegen een vlak oppervlak om vuil en stof te verwijderen. 2. Controleer het filter op scheuren, een vettig oppervlak of beschadiging van de afdichting. Onderhoud van het luchtfilter Belangrijk: Het papierfilter nooit reinigen met perslucht of vloeistoffen zoals oplosmiddelen, benzine of kerosine. Vervang het papierelement als het is beschadigd of niet grondig kan worden gereinigd.
Om de 100 bedrijfsuren—De motorolie verversen. (vaker in stoffige, vuile omstandigheden) markering, omdat de motor daardoor beschadigd kan raken. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en haal het sleuteltje uit het contact. Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum. 1. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 2.
4. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 40). 1 3 1 2 3 4 2 4 5 5 6 6 3/4 G008796 Figuur 40 G008748 Figuur 41 Motoroliefilter vervangen Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai nog 3/4 slag extra vast. Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren—Oliefilter vervangen. (vaker in stoffige, vuile omstandigheden) 3.
Bougie verwijderen Bougie monteren 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Draai de bougie(s) vast met een torsie van 22 Nm. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. 1 2 3 • Verricht onderhoudswerkzaamheden in verband met het brandstofsysteem als de motor koud is. Doe dit buiten op een open terrein. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
30 25 30 1 25 Figuur 47 1. Pluspool van de accu 3. Rode (+) oplaadkabel 2. Minpool van de accu 4. Zwarte (-) oplaadkabel 2 G014921 Figuur 48 1. Hoofdleiding – 30 A Opmerking: Gebruik de machine nooit wanneer de accu is losgekoppeld; dit kan beschadigingen aan het elektrische systeem tot gevolg hebben. 2. Laadcircuit – 25 A 4. Plaats het bedieningspaneel terug op zijn plaats. Gebruik de schroeven die u eerder hebt verwijderd om het paneel weer te bevestigen. Accu monteren 1.
Onderhoud aandrijfsysteem 1 Bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Bandenspanning controleren. Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten. Controleer de bandenspanning bij het ventiel (Figuur 49). De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Onderhoud van het maaidek Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Figuur 51 Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is.
3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 1 1 G014973 3 2 G014973 3 Figuur 55 2 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 2. Egaal oppervlak Figuur 53 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) 1. Mes, in meetstand 2. Egaal oppervlak 3. Gemeten afstand tussen mes en oppervlak (A) WAARSCHUWING Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. 4.
3. Draai de mesbout vast met een torsie van 47–88 Nm. Maaidek horizontaal stellen Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u de maaier installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet. Het maaidek moet op gebogen messen worden gecontroleerd voorafgaand aan het horizontaal brengen; eventuele gebogen messen moeten worden verwijderd en vervangen. Zie de procedure Controleren op gebogen messen voordat u verdergaat. Figuur 56 1. Vleugel van het mes 4. Mesbout 2. Mes 5.
G005278 G015323 2 3 5 1 3 1 2 4 4 Figuur 60 Maaidekken met 3 messen 1. Maaimessen evenwijdig 2. Vleugel van het mes 4 3 2 Figuur 61 3. Buitenste snijranden 1. Ophangbeugel 4. Borgmoer aan de zijkant. 4. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot ht platte oppervlak hier. 2. Gleufstand 5. Zijstelbout 3. Geborgde stand 9. Draai de achterste borgmoer op de ophangbeugel los (Figuur 62). 5. Meet tussen de buitenste snijranden en het platte oppervlak (Figuur 59 en Figuur 60).
2 1 G009658 1 2 2 Figuur 64 Maaidekken met 2 messen G015325 Figuur 63 1. 6,35 mm 1. Messen in lengterichting 2. 3,175 mm 2. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot ht platte oppervlak hier. 11. Houd het maaidek op de ingestelde stand en draai de borgmoer aan de zijkant op de ophangbeugel vast om het maaidek in de nieuwe stand vast te zetten (Figuur 62). Draai de achterste borgmoer op de ophangbeugel los. 3 2 12.
3 3 1 1 2 2 G014634 Figuur 66 1. Stelstang 3. Borgmoer 2. Stelblok G014635 Figuur 67 7. Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten, draait u de stelmoer vaster. Om de voorkant van het maaidek lager te zetten, draait u de stelmoer losser. 1. Voorste steunstang 3. Beugel van maaidek 2. Borgmoer 8. Na de afstelling moet u de schuimstand van het maaidek nogmaals controleren.
Onderhoud drijfriem van maaidek 2 5 Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—De riemen op slijtage/scheurtjes controleren. 1 3 4 Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. 3 Aandrijfriem van maaidek vervangen Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren.
6. Gebruik een veerverwijderaar (Toro onderdeelnummer 92-5771) en plaats de spanpoelieveer terug op de maaidekhaak om spanning op de spanpoelie en riem te zetten (Figuur 69 en Figuur 70). 3 4 5 6 Maaidek monteren 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2 2. Zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.
Reiniging Opmerking: Als de maaimachine na één wasbeurt niet schoon is, moet u deze 30 minuten laten inweken. Herhaal daarna deze procedure. Onderkant van maaimachine wassen 8. Laat de motor opnieuw één à drie minuten lopen om het overtollig water te verwijderen. WAARSCHUWING Onderhoudsinterval: Na elk gebruik—Reinig de kast van het maaidek. Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan voorwerpen uitwerpen of contact met het maaimes veroorzaken, waardoor u en anderen letsel kunnen oplopen.
Stalling Belangrijk: Benzine waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 30 dagen bewaren. Reiniging en stalling 11. Verwijder de bougie(s) en controleer de toestand ervan; zie Bougies vervangen in het hoofdstuk Motoronderhoud. Nadat de bougie(s) uit de cilinder is (zijn) verwijderd, giet u twee eetlepels motorolie in de bougie-opening. Gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden. Monteer de bougie(s).
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. 5.
Probleem Onregelmatige maaihoogte. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 4. Een antiscalpeerwiel is niet correct afgesteld. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 6. De bandenspanning is niet correct. 7. Mesas verbogen. Messen draaien niet. Remedie 3. Maaidek horizontaal stellen en in de correcte schuinstand stellen. 4. Hoogte van antiscalpeerwiel afstellen. 5.
Schema's G014644 Installatieschema (Rev.
Opmerkingen: 54
Lijst met internationale dealers Dealer: Land: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int.
Toro Garantie en De Toro GTS-startgarantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen de oorspronkelijke koper1 gezamenlijk de garantie dat ze het hieronder vermelde Toro-product zullen repareren als het materiaalgebreken of fabricagefouten vertoont of als de Toro GTS (Guaranteed to Start) motor niet start bij de eerste of de tweede poging, op voorwaarde dat het routineonderhoud dat