Form No. 3371-729 Rev B TimeCutter® ZS 4200S zitmaaier Modelnr.: 74389—Serienr.: 312000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Deze machine is een zitmaaier met draaiende messen bedoeld voor gebruik door particulieren in huiselijke toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. De machine is niet ontworpen voor het maaien van borstelig gras of andere begroeiing langs de snelweg of voor gebruik in de landbouw. Modelnr.: Serienr.
Veiligheid Grasgeleider ....................................................... 23 Omzetten in zij-uitworp (voor modellen met 107 cm dek).................................................... 23 Tips voor bediening en gebruik........................... 25 Onderhoud ................................................................ 26 Aanbevolen onderhoudsschema ............................. 26 Procedures voorafgaande aan onderhoud................ 27 De stoel omhoog zetten......................................
• Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. • Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. • Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling in vrij schakelen voordat u de motor start. • Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 15 graden. • Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere zorgvuldigheid.
Veilige bediening Toro zitmaaiers – voordat u verstoppingen losmaakt of het uitwerpkanaal ontstopt; – voordat u de maaimachine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren; De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-norm – als u een vreemd voorwerp raakt.
Model 74389 • Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken, enz. uit het maaigebied, of markeer deze. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. Geluidsdruk • Let op greppels, kuilen, stenen, gaten en verhogingen in het maaigebied die de werkhoek veranderen, omdat de machine kan omkantelen op oneffen terrein. Deze machine heeft een geluidsdruk van 88 dBA met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA. De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7009 1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd. 106-8717 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 1.
112-9840 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Maaihoogte 114-1606 120-5469 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Zorg ervoor dat alle beschermplaten op hun plaats zitten. 1. Maaihoogte 119-8814 1. Parkeerstand 2. Snel 3. Langzaam 4. Neutraalstand 5. Achteruit 121-2989 1. Omloophendel, hendel in duwstand 119-8815 1. Parkeerstand 2. Snel 3. Langzaam 4. Neutraalstand 5.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
120-2239 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 5. Waarschuwing – Gebruik geen dubbele laadbruggen, gebruik een laadbrug uit één stuk voor het vervoeren van de machine. 2. Waarschuwing – Lees de instructies voordat u serviceof onderhoudswerkzaamheden uitvoert; zet de rijhendels in de (rem)stand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en maak de bougiekabel los. 6.
1-0771 1. Choke 4. Langzaam 2. Snel 3. Continu snelheidsregeling 5.
Algemeen overzicht van de machine 3 4 5 9 6 G014526 8 2 7 1 10 2 11 Figuur 4 1. Grasgeleider 4. Maaihoogtehendel 7. Voetsteun 10. Motor 11. Voorste zwenkwiel 2. Achteraandrijfwiel 5. Bestuurdersstoel 8. Dop van brandstoftank 3. Rijhendels 6. Smart Speed™ hendel 9. Bedieningspaneel Bedieningsorganen Contactschakelaar Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen in Figuur 4, en Figuur 5 voordat u de motor start en de machine gebruikt.
voren of naar achteren beweegt, draait het wiel aan dezelfde kant vooruit of achteruit; de snelheid van de wielen is evenredig aan hoever u de hendel beweegt. Zet de rijhendels vanuit het midden naar buiten in de parkeerstand en verlaat de machine (Figuur 16). Zet de rijhendels altijd in de parkeerstand als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid staat voorop Veiligheid van de bestuurder Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen. Figuur 8 1.
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer: GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
Brandstoftank vullen 1 4 Zet de motor af en zet de rijhendels in de parkeerstand. De maximale capaciteit van de tank is 11 liter (2,9 gallons). 2 G014895 Belangrijk: Giet de brandstoftank niet te vol. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten. Als de tank te vol wordt gevuld, kan dit leiden tot brandstoflekkage of schade aan de motor of het emissiesysteem. 3 Figuur 10 1. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de tankdop.
3. Zet de gashendel op Choke voordat u een koude motor start (Figuur 12). Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. Figuur 13 1. Bedieningspaneel 4. Snel 5. Continu snelheidsregeling 3. Choke 6. Langzaam 4. Uit 2. Contactsleuteltje – START-stand 3. Contactsleuteltje – LOPEN-stand 5. Lopen 6. Start 5. Zodra de motor start, zet u de gashendel op Snel (Figuur 13). Als de motor afslaat of hapert, moet u de gashendel weer enkele seconden op Choke zetten.
3. Neem plaats op de bestuurdersstoel, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels in de parkeerstand. Start de motor. Als de motor loopt, schakelt u de aftakas in en komt u iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet nu stoppen. 4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels in de parkeerstand. Start de motor. Als de motor loopt, moet u de rijhendels in de middelste, onvergrendelde stand zetten en de aftakas inschakelen.
1. Zet de rijhendels in neutraal en naar buiten in de parkeerstand; schakel de mesbedieningsschakelaar uit. WAARSCHUWING De rijhendels loslaten terwijl de machine beweegt, kan ertoe leiden dat u de controle verliest en de machine u of omstanders verwondt. Schakel de machine altijd uit en beweeg de rijhendels naar de parkeerstand voordat u het Smart Speed™ besturingssysteem instelt. 2. Zet de hendel in de gewenste stand. Vooruit 1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. 2.
Achteruit 3 1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. 1 2 2. Om achteruit te rijden, kijkt u achteruit en naar beneden terwijl u de rijhendels langzaam achteruit trekt (Figuur 19). G015319 Figuur 20 1. Maaihoogtehendel 3. 115 mm, transportstand 2. Maaihoogtestanden 1. Trek de hendel omhoog en naar binnen om de gewenste maaihoogte in te stellen. G008953 Figuur 19 2. Als de gewenste maaihoogte is bereikt, laat u de hendel langzaam zakken tot de stand wordt geborgd.
2. Zet de rijhendels in de volgende groep openingen. Zet de hendel vast met de 2 bouten (Figuur 23). 4 1 2 3 4 3 2 g019929 1 5 Figuur 21 1. Antiscalpeerrol 4. Bovenste gat — met het maaidek op een maaihoogte van 63 mm of lager. 2. Onderste gat - met het maaidek op een maaihoogte van 76 mm of hoger G014970 Figuur 23 5. Bout 3. Flensmoer 1. Schacht van bedieningsarm 3. Bovenste opening, met sleuf 2. Rijhendel 4. Bout 3. Stel vervolgens ook de andere rijhendels af.
4. Zet de omloophendels naar voren door het spiegat en dan naar beneden om ze vast te zetten zoals wordt getoond in Figuur 24. Doe dit voor de beide hendels. GEVAAR Zonder aangebrachte grasgeleider, uitworpafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. 5.
G009660 afvoert als de machine in de zijuitworpmodus staat. 1 De uitworpafsluiter monteren om te mulchen 2 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2. Zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3.
Tips voor bediening en gebruik Maai met de juiste regelmaat Normaal gesproken moet u om de vier dagen maaien. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaistand. Maai twee dagen later op een lagere maaistand.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Bij elk gebruik of dagelijks Onderhoudsprocedure • • • • • • • Veiligheidssysteem controleren. Controleer het luchtfilter op vuile, losse of beschadigde onderdelen. Het motoroliepeil controleren. De luchtinlaat en de motorkoeling controleren, indien nodig repareren. Maaimessen controleren. Controleer de grasgeleider op schade. Maaikast reinigen.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De lagers smeren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Alle smeerpunten smeren. De stoel omhoog zetten Type vet: nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis Zorg ervoor dat de rijhendels in de parkeerstand staan. Kantel de stoel naar voren. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. Om bij de volgende onderdelen te kunnen komen, hoeft u enkel de stoel omhoog te zetten. 2.
Onderhoud motor 4. Zet telkens een smeerpistool op een nippel (Figuur 28 en Figuur 29). Spuit vet in de nippels totdat er nieuw vet bij de lagers naar buiten komt. Onderhoud van het luchtfilter 5. Overtollig vet wegvegen. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer het luchtfilter op vuile, losse of beschadigde onderdelen. Het luchtfilter van deze motor is voorzien van een vervangbaar papierelement met hoge dichtheid. Controleer het luchtfilter dagelijks of voordat u de motor start.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Controleer of de motor is afgezet, horizontaal staat en is afgekoeld zodat de de olie tijd heeft om weg te lopen naar de opvangbak. 3. Om te voorkomen dat er vuil, maaisel, enz. in de motor terechtkomt, moet u de omgeving van de vuldop/peilstok reinigen voordat u deze verwijdert. 4. Verwijder de olievulbuis/peilstok; veeg de olie eraf.
Olie verversen en filter vervangen 6. Plaats een opvangbak onder de machine direct onder de aftapslang zoals wordt getoond in Figuur 34. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Motorolie verversen en filter vervangen. Gebruik olie met onderhoudsclassificatie SG, SH, SJ of hoger zoals gespecificeerd in de tabel met “Viscositeitsklassen”. U moet de olie verversen en het filter vervangen als de motor nog warm is. De olie is dan vloeibaarder en zal verontreinigingen beter meevoeren.
dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken. het filter vervolgens nog eens een 2/3 tot 1/ slag (Figuur 35). Opmerking: Door de diepe uitsparing rond de bougie is doorblazen met perslucht gewoonlijk de meest effectieve manier om de holte te reinigen. De bougie is heel goed bereikbaar als het ventilatorhuis wordt verwijderd voor reinigingswerkzaamheden. 3. Verwijder de bougie en de metalen afdichtring. 3 2 1 1 G005177 Figuur 35 1. Oliefilter 2. Pakking 3. Tussenstuk 14. Giet ca.
Bougie monteren Onderhoud brandstofsysteem 1. Monteer de bougie. Controleer of de elektrodenafstand correct is. 2. Draai de bougie vast met een torsie van 41 Nm. GEVAAR 3. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Figuur 36). In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Onderhoud elektrisch systeem Accu opladen 1 Accu verwijderen 2 WAARSCHUWING 3 5 G017302 Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. 4 Figuur 38 1. Brandstofleiding vanaf tank 2.
3 6 2 5 Accu monteren 1 1. Plaats de accu in de bak (Figuur 39). 2. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van de accu met de bevestigingen die u eerder hebt verwijderd. 7 3. Bevestig de minkabel aan de minpool (-) van de accu met de bevestigingen die u eerder hebt verwijderd. 4. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de pluspool (rood) van de accu. 4 5. Zet de accu vast met de bevestigingsband (Figuur 39). 6. Zet de stoel omlaag.
Onderhoud aandrijfsysteem 1 Bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Bandenspanning controleren. Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten. Controleer de bandenspanning bij het ventiel (Figuur 42). De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Onderhoud van het maaidek Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Figuur 44 Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is.
3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 1 1 G014973 3 2 G014973 Figuur 48 3 2 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 2. Egaal oppervlak Figuur 46 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) 1. Mes, in meetstand 2. Egaal oppervlak 3. Gemeten afstand tussen mes en oppervlak (A) WAARSCHUWING Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes.
2. Monteer de mesversteviger, de klemring (holle kant naar het mes toe) en de mesbout (Figuur 49). 3. Draai de mesbout vast met een torsie van 47–88 Nm. Maaidek horizontaal stellen Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u de maaier installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet. Figuur 49 1. Vleugel van het mes 4. Mesbout 2. Mes 5.
1 2 G009682 3 3 1 3 2 4 4 4 2 Figuur 52 G015324 1. Maaimessen evenwijdig 3. Buitenste snijranden 2. Vleugel van het mes 4. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. Figuur 54 5. Meet de afstand tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Figuur 52). Als beide afstanden groter zijn dan 5 mm, moeten deze worden bijgesteld; ga verder met de rest van deze procedure. 6.
Schuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer u dit monteert. Als de voorkant van het maaidek meer dan 7,9 mm lager staat dan de achterkant, stelt u de schuinstand als volgt in: 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 3 2.
Onderhoud drijfriem van maaidek Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—De riemen op slijtage/scheurtjes controleren. Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. 3 1 2 Aandrijfriem van maaidek vervangen Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren.
Grasgeleider vervangen 2 Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer de grasgeleider op schade. 5 1 3 WAARSCHUWING 4 Als een uitwerpopening niet is afgesloten, kan het maaidek voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. 3 Gebruik de machine nooit zonder dat de grasgeleider, de uitworpafsluiter of het grasopvangsysteem is gemonteerd.
Reiniging de stang door de tweede beugel van de grasgeleider (Figuur 61). 7. Steek de stang aan de voorkant van de grasgeleider in de korte afstandhouder op het maaidek. Bevestig het achterste uiteinde van de stang in het maaidek met een moer (3/8 inch) (Figuur 61). Onderkant van maaimachine wassen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Maaikast reinigen. Belangrijk: De grasgeleider moet onder veerspanning omlaag worden gehouden.
Stalling 7. Draai de kraan dicht en maak de snelkoppeling los van de wasaansluiting. Reiniging en stalling Opmerking: Als de maaimachine na één wasbeurt niet schoon is, moet u deze 30 minuten laten inweken. Herhaal daarna deze procedure. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor.
Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. Choke de motor. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze volgens de plaatselijk geldende voorschriften. Belangrijk: Benzine waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 90 dagen bewaren. 11. Verwijder de bougie(s) en controleer de toestand ervan; zie Bougies vervangen in het hoofdstuk Motoronderhoud.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. 5.
Probleem De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De omloopkleppen zijn open. 1. Sluit de sleepkleppen. 2. De tractieriemen zijn versleten, los of stuk. 3. De tractieriemen zitten niet op de poelies. 4. De transmissie is uitgevallen. 2. Neem contact op met een erkende servicedealer. 3. Neem contact op met een erkende servicedealer. 4. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 1.
Schema's G014644 Installatieschema (Rev.
Opmerkingen: 49
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro-dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
Internationale lijst van distributeurs Dealer: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.
Toro Garantie Gedekte voorwaarden en producten Plichten van de eigenaar The Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming Toro Warranty Company, geven aan de oorspronkelijke aankoper* krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle onderstaande Toro-producten te repareren als deze materiaalgebreken of fabricagefouten vertonen.