Form No. 3328–442 17-44ZX TimeCutter ZX maaimachine met zijafvoer Modelnr. 74401 – Serienr.
Waarschuwing Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheid staat voorop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Parkeerrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Starten en stoppen van de motor . . . . . . . . . . . . . Bediening van de aftakas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het Veiligheidssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheidssysteem testen . . . . . . . .
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Inleiding Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
• Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. • Vervang geluiddempers die gebreken vertonen. • Elke bestuurder moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: • Controleer voor het gebruik de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.
• Gebruik de machine nooit als schermen, schilden of andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd of ontbreken. • Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om brandgevaar te verminderen. • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten. • Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage en mankementen.
Maaien op hellingen Geluidsdruk • Maai nooit op een helling van meer dan 15 graden. Deze machine oefent een A-gewogen equivalente continue geluidsdruk uit op het gehoor van de bestuurder van 87 dBA, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG (Machinerichtlijn) en wijzigingen daarvan. • Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels, steil aflopende oevers of water.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7009 1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-7317 1.
99-8936 1. Snelheid van de machine 2. Snel 3. Langzaam 99-8939 4. Neutraalstand 5. Achteruit 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Maaihoogte 3. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 104-8061 1. Trek de hendel uit om de machine te laten rijden. 2. U mag de machine nooit slepen. 3. Druk de hendel in om de machine te duwen. 104-8086 1. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 2.
104-8009 1. 2. 3. 4. 5. 6. Gashendel Choke Snel Continu snelheidsregeling Langzaam Aan 7. 8. 9. 10. 11. 12. Uit Koplampen Motor – Afzetten Motor – Lopen Motor – Starten Ontsteking 104-8063 1. Maaihoogte 104-8062 1.
104-8064 1. 2. 3. 4. Uitschakelen Inschakelen Parkeerrem Waarschuwing – Lees de instructies alvorens serviceof onderhoudswerkzaamheden uit te voeren; stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact alvorens de machine te verlaten. 5. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 6. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 7. Machine kan kantelen, hellingen van meer dan 15 graden – heuvelopwaarts of heuvelafwaarts rijden. 8.
Benzine en olie Waarschuwing Aanbevolen benzine Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 87). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de opening van een tank of een blik met conditioner.
Gebruiksaanwijzing Bedieningsorganen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Fig. 3 en 4) voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt. Veiligheid staat voorop 4 2 Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen.
Parkeerrem 4. Schakel de aftakas uit (Fig. 6). Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. 2 1 Parkeerrem in werking stellen 1. Zet de schakelhendels (Fig. 4) in de neutraalstand. m–4201 2. Trek de parkeerremhendel naar achteren en omhoog om deze in werking te stellen (Fig. 5). De parkeerremhendel moet vast blijven staan op Ingeschakeld. 1. Aftakas – Aan Belangrijk Stel de parkeerrem niet in werking als de machine in beweging is.
Stoppen Het Veiligheidssysteem 1. Zet de gashendel op Langzaam (Fig. 7). Voorzichtig 2. Schakel de aftakas Uit (Fig. 6). 3. Draai het contactsleuteltje op Uit (Fig. 8). Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. 4. Maak de bougiekabel los van de bougie(s) om te voorkomen dat iemand per ongeluk de machine start, alvorens deze te transporteren of te stallen.
Vooruit en achteruit rijden Hoe verder u de schakelhendels beweegt (in beide richtingen), des te sneller zal de machine in de gewenste richting rijden. Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op Snel om de beste prestaties te verkrijgen. Gebruik de machine altijd met de motor op vol gas. Om te stoppen, zet u beide schakelhendels in de neutraalstand. Achteruit Voorzichtig 1.
De maaihoogte instellen De maaihoogte kan worden ingesteld van 38 tot 114 mm in stappen van 13 mm door de gaffelpen in verschillende openingen te plaatsen. 1. Zet de maaihoogtehendel omhoog in de transport-stand (eveneens de maaihoogte-stand van 114 mm) (Fig. 11). 2. Om de maaihoogte in te stellen, verwijdert u de R-pen en de gaffelpen uit de maaihoogtebeugel (Fig. 11). 1 4 3 3. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die correspondeert met de gewenste maaihoogtestand, en steek daarin de gaffelpen (Fig.
Schakelhendels afstellen Machine met de hand duwen De schakelhendels kunnen hoger of lager worden gesteld overeenkomstig de wensen van de bestuurder. Belangrijk U moet de machine altijd met de hand duwen. Slepen van de machine kan schade veroorzaken. 1. Verwijder de 2 schroeven en de klemringen waarmee de schakelhendel is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm (Fig. 14). De tractor duwen 1. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 1 2.
Zijafvoer 3. Licht de plaat op en schuif deze uit de vergrendeling met de linkerplaat. Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. 4. Met het oog op een veilig gebruik moet u bouten, ringen en borgmoeren die u eerder hebt verwijderd, monteren in de open gaten van het maaidek, als u bevestigingselementen hebt verwijderd.
Maaitips Maaisnelheid SNEL-stand gashendel Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid. Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op Snel zetten. Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; u moet de maaihoogte dus niet te laag zetten en ervoor zorgen dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na het eerste gebruik • Motorolie verversen. Na elk gebruik • • • • Motoroliepeil controleren. Veiligheidssysteem controleren. Luchtinlaatrooster reinigen. Maaikast reinigen. Om de 5 bedrijfsuren • Maaimessen controleren. Om de 25 bedrijfsuren • • • • • • Om de 50 bedrijfsuren • Papieren luchtfilter onderhoudsbeurt geven.
Motoroliepeil controleren Olie verversen/aftappen Ververs de motorolie na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren. 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme olie kan beter afgetapt worden. Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SC, SD, SE, SF, SG of SH) Carterinhoud: met filter, 1,5 liter 2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen.
Het koelsysteem reinigen Onderhoud van het luchtfilter Verwijder voor elk gebruik gras en rommel van het luchtinlaatrooster. Schuimelement: Om de 25 bedrijfsuren reinigen en met olie bestrijken. Reinig de koelribben en de uitlaatringen om de 300 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Papierelement: Om de 100 bedrijfsuren reinigen. Om de 200 bedrijfsuren of jaarlijks vervangen, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 1.
Schuimelement en papierelement reinigen Schuimelement en papierelement installeren 1. Schuimelement A. Schuimfilter in warm water met vloeibare zeep wassen. Grondig in schoon water uitspoelen. Belangrijk Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. B. Schuimelement in een schone doek wikkelen en droogknijpen (niet uitwringen). Laat het element aan de lucht drogen. 1.
Bougie controleren Controleer het zuurpeil om de 25 bedrijfsuren. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Veeg de accubehuizing schoon met een tissue. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen. 1. Bekijk het midden van de bougie(s) (Fig. 24). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren.
6 4 1. Klap de zitting naar voren. Hieronder bevindt zich de accu. 5 2. Kijk aan de zijkant van de accu. Het zuurpeil moet tot aan de Bovenste streep komen (Fig. 26). Het zuurpeil mag niet beneden de Onderste streep komen (Fig. 26). 7 2 1 2 3 1 3 m-5004 m–5143 Figuur 26 Figuur 25 1. 2. 3. 4. Accu Stofkapje van accupool Pluskabel van de accu Minkabel van de accu 1. Vuldoppen 2. Bovenste streep 5. Bevestigingsband van accu 6. Bout en ring 7. Moer 3. Onderste streep 3.
Accu opladen Onderhoud van de zekeringen Belangrijk Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1.260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu bij temperaturen beneden 0°C te voorkomen. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. 1. Accu uit het chassis verwijderen, zie Accu verwijderen, blz. 26.
Brandstoffilter vervangen Benzine aftappen uit de brandstoftank Vervang het brandstoffilter om de 200 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Gevaar Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren. In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. 1.
Smeren Smeer de machine volgens het tijdschema op de instructiesticker CONTROLE EN ONDERHOUD (Fig. 30) onder de bestuurdersstoel. Het maaidek moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Smeren met Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden. Methode van smeren 1. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Reinig de smeernippels met een doek. Indien nodig verf van de voorkant van de nippels afkrabben.
Onderhoud van de maaimessen Controle op kromme messen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. 1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels(s) los van de bougie(s). 2.
De maaimessen verwijderen De maaimessen slijpen Een mes moet worden vervangen als u vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans of krom is. Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro-messen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen. 1.
Maaimachine horizontaal stellen 5. Verwijder de R-pen en de ring uit de stelbeugel (Fig. 40). Om een maaimes (maaimessen) horizontaal te stellen, moet u de stelbeugel(s) in een ander gat plaatsen en de ring en de R-pen monteren. (Fig. 40). Met een gat aan de voorkant zet u het mes lager en met een gat aan de achterkant zet u het mes hoger. Indien nodig moet u beide kanten afstellen. De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan.
Schuinstand van de maaimachine (lengterichting) instellen 2 Voorkant 1078 Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer u dit monteert. Als de voorkant van het maaidek meer dan 7,9 mm lager staat dan de achterkant, stelt u de schuinstand als volgt in: 1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. Maak de bougiekabels(s) los van de bougie(s). 3 1 2.
11. Controleer nogmaals of de maaimessen horizontaal staan; Zie Maaimachine horizontaal stellen, blz. 33. 1 4 5 3 12. Controleer de hoogte van de anti-scalpeerrollers; zie Anti-scalpeerrollers afstellen, blz. 18. 7 De riemen controleren 6 Controleer alle riemen om de 100 bedrijfsuren. Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. 2 m–4197 Figuur 44 Bovenaanzicht 1. 2. 3. 4.
Maaidek verwijderen 3 4 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Maak de bougiekabels(s) los van de bougie(s). 2 2. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 3. Verwijder de R-pen en de gaffelpen uit de gaffels van de voorste draaipenstangen (Fig. 46). 1 2 m–5177 Figuur 47 1. R-pen en gaffelpen 2. Achterste draaipenstang 1 6.
Onderkant van het maaidek wassen 3. Zet het maaidek op de laagste maaihoogte. 4. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. Schakel de aftakas in en laat de machine één tot drie minuten lopen. Telkens nadat u de maaimachine heeft gebruikt, moet u de onderkant van de machine wassen om te voorkomen dat er zich gras verzamelt. Hierdoor wordt gras beter fijn gemaakt en het maaisel beter verstrooid. 5. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
Grasgeleider vervangen 3. Houd de grasgeleider recht voor de gaten in de beugels en de rechte uiteinden van de veren onder het scharnier en boven de grasgeleider (Fig. 49). Waarschuwing 4. Bevestig de grasgeleider aan de beugel van het maaidek met behulp van de bouten. De bouten moeten door de grasgeleider, de veren en de beugels gaan. Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan de maaimachine voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen.
BK BN PTO CLUTCH BLUE GREEN GREY ORANGE BU GN GY OR (NEUTRAL) W SW4 (NEUTRAL) SW5 GY SW2 (PTO) Y W VIO T R PK SHOWN WITH PARK BRAKE DISENGAGED SW3 (BRAKE) Y SHOWN WITH LEVER IN NEUTRAL POSITION PK YELLOW WHITE VIOLET TAN RED PINK SHOWN IN OFF POSITION SHOWN WITH LEVER IN NEUTRAL POSITION VIO VIO Y BROWN BN BN BLACK 4 7 BK 1 I BK BK Y SW6 (SEAT) SHOWN WITH OPERATOR IN SEAT PK Y GN GN OR OR X W W R VIO R GND F3 10A A B F1 K1 SOLENOID 30A (KILL REL
Reiniging en stalling D. Bedien de choke of hulpstarter. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start. Bedien de hulpstarter, indien aanwezig, diverse malen om er zeker van te zijn dat er geen brandstof meer in de hulpstarter aanwezig is. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor.
Storingen, oorzaak en remedie Probleem De motor raakt oververhit. De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk j of slaat l t af. f Mogelijke oorzaken Remedie 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 4. Het luchtfilter is vuil. 4.
Probleem De motor verliest vermogen. g De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het luchtfilter is vuil. 2. Het luchtfilterelement reinigen. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. Het carter bijvullen met olie. 4. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 4. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 5.
Probleem Onregelmatige g g maaihoogte. g Messen draaien niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 2. Nieuw(e) maaimes(sen) monteren. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 3. Het maaidek horizontaal en in de correcte schuinstand stellen 4. Een anti-scalpeerwiel is niet correct afgesteld. 4. Hoogte van anti-scalpeerwiel afstellen. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 5. Onderkant van het maaidek schoonmaken. 6.