Form No. 3350–180 17-44ZX TimeCutter ZX Rijdende Maaimachine Modelnr. 74401 – Serienr. 240000001 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002. Antiscalpeerrollers afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bestuurdersstoel instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Schakelhendels afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Machine met de hand duwen . . . . . . . . . . . . . . . . . Zijafvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rechterplaat verwijderen om de zijfafvoer te gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Inleiding Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
• Vervang geluiddempers die gebreken vertonen. • Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen. • Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren.
• Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. Laat de motor niet met een te hoog toerental lopen omdat dit de kans op ongevallen kan vergroten. • Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om brandgevaar te verminderen. • Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage en mankementen.
Werken op hellingen Geluidsdruk • Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 12,5 graden. Deze machine oefent een A-gewogen equivalente continue geluidsdruk uit op het gehoor van de bestuurder van 87 dBA, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG (Machinerichtlijn) en wijzigingen daarvan. • Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels, steil aflopende oevers of water.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de gebruiker en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7009 1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-7317 1.
99-8936 1. Snelheid van de machine 2. Snel 3. Langzaam 99-8939 4. Neutraalstand 5. Achteruit 3. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Maaihoogte. 104-8061 1. Trek de hendel uit om de machine te laten rijden. 2. U mag de machine nooit slepen. 3. Druk de hendel in om de machine te duwen. 104-8009 1. 2. 3. 4. 5. 6. 99-3943 1.
107-2474 1. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 2. Controleer de bandenspanning om de 25 bedrijfsuren. 3. Smeer de machine om de 25 bedrijfsuren. 4. Motor 104-8063 1. Maaihoogte 104-8062 1.
107-2482 1. 2. 3. 4. Inschakelen Uitschakelen Parkeerrem Waarschuwing – Stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact alvorens de machine te verlaten en lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 8. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine en verwijder rommel voordat u gaat maaien. 9. Ledematen kunnen bekneld raken/afgesneden worden – Neem geen passagiers mee. 5.
Benzine en olie Waarschuwing Aanbevolen benzine Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 87). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de opening van een tank of een blik met conditioner.
Bedieningsorganen Gebruiksaanwijzing Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Fig. 3 en 4) voordat u de motor start en in gebruik neemt. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. 4 Veiligheid staat voorop 2 Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen.
6. Draai het contactsleuteltje op Start (Fig. 8) om de startmotor in werking te stellen. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. Belangrijk Stel de parkeerrem niet in werking als de machine in beweging is. Hierdoor kan schade aan het aandrijfsysteem ontstaan. Belangrijk Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging de motor 15 seconden laten afkoelen. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden.
Bediening van de aftakas Veiligheidssysteem testen Met de aftakas schakelt u de aandrijving naar de elektrische koppeling aan of uit. Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende Service Dealer. Aftakas inschakelen 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking en schakel de aftakas in.
3. Om vooruit te rijden, duwt u de schakelhendels langzaam naar voren (Fig. 10). Belangrijk Stel de parkeerrem niet in werking als de machine in beweging is. Hierdoor kan schade aan het aandrijfsysteem ontstaan. Opmerking: De motor slaat af, als u de schakelhendels van de tractie beweegt terwijl de parkeerrem is werking is gesteld. Voorzichtig Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat.
Antiscalpeerrollers afstellen Als u de maaihoogte wijzigt, verdient het de aanbeveling de hoogte van de antiscalpeerrollers in te stellen. 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 1 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 3.
Machine met de hand duwen Zijafvoer Belangrijk U moet de machine altijd met de hand duwen. Slepen kan schade aan de machine veroorzaken. Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Gevaar De machine duwen 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
Rechterplaat verwijderen om de zijfafvoer te gebruiken Rechterplaat monteren voor mulching Monteer de rechterplaat om de machine van de zijafvoer-modus in de mulching-modus te zetten. Waarschuwing 1. Maak het maaidek grondig schoon. Het maaidek kan rommel uitwerpen uit niet-afgedichte openingen, waardoor u en anderen letsel kunnen oplopen. 2. Verwijder de bouten, ringen en borgmoeren in de gaten die zijn bestemd om de rechter plaat te monteren.
Maai met de juiste regelmaat Stoppen tijdens het maaien Normaal gesproken moet u om de vier dagen maaien. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai twee dagen later op een lagere maaihoogte.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na het eerste gebruik • Motorolie verversen. Elk gebruik • • • • Motoroliepeil controleren. Veiligheidssysteem controleren. Luchtinlaatrooster reinigen. Maaikast reinigen. Om de 5 bedrijfsuren • Maaimessen controleren. Om de 25 bedrijfsuren • • • • • • Om de 50 bedrijfsuren • Papieren luchtfilter onderhoudsbeurt geven.
Motoroliepeil controleren 2 Ververs de motorolie na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren. Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SC, SD, SE, SF, SG of SH) Carterinhoud: met filter, 1,5 liter 3 1 Viscositeit: Zie onderstaande tabel. GEBRUIK UITSLUITEND OLIE MET DEZE SAE-VISCOSITEIT m-4291 m-4288 Figuur 17 1. Oliepeilstok 2. Vulbuis 3. Uiteinde van peilstok Olie verversen en aftappen 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen.
3. Verwijder de luchtinlaatroosters, de cilinderdeksels en het ventilatorhuis. 9. Verwijder de aftapslang. Opmerking: Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum. 4. Verwijder rommel en gras van de onderdelen. 5. Monteer de luchtinlaatroosters, de cilinderdeksels en het ventilatorhuis. 1 2 1 2 3 m–6528 Figuur 18 1. Aftapplug 4 2. Aftapslang m–4295 10. Reinig de omgeving van de peilstok en schroef de dop los (Fig. 17). Figuur 19 1. Luchtinlaatrooster 2. Ventilatorhuis 11. Giet ca.
Schuim- en papierelement verwijderen 2 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 1 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. Figuur 21 1. Schuimelement 3. Maak de omgeving van het luchtfilter schoon om te voorkomen dat vuil in de motor komt en schade veroorzaakt.
Bougie Bougie controleren Controleer de bougie(s) om de 100 bedrijfsuren. Controleer of de elektrodenafstand correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie(s) en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Monteer een nieuwe bougie indien dit nodig is. 1. Bekijk het midden van de bougie(s) (Fig. 24). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren.
Onderhoud van de accu Waarschuwing Waarschuwing Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
Zuurpeil controleren 4. Giet langzaam gedistilleerd water in elke cel van de accu totdat het zuurpeil de Bovenste streep (Fig. 26) op de accubehuizing bereikt. Gevaar Belangrijk De accu niet te vol vullen; uitgelopen accuzuur (zwavelzuur) kan ernstige corrosie en beschadiging van het chassis veroorzaken. Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. 5. Wacht na het bijvullen van de accucellen vijf tot tien minuten.
Onderhoud van de zekeringen 6. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen terug tot dicht bij het filter (Fig. 29). De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. 7. Open de brandstofafsluitklep.
6. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter (Fig. 29). Maaidek smeren 7. Open de brandstofafsluitklep. Laat de benzine in een benzineblik of opvangbak lopen. Het maaidek moet regelmatig worden gesmeerd; zie het Aanbevolen Onderhoudsschema, blz. 23. Smeren met Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden. Opmerking: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit een uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen. 1.
Onderhoud van de maaimessen Controle op kromme messen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn.
Maaimessen verwijderen 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Fig. 38). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de wiek (Fig. 36). Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. Een mes moet worden vervangen als u vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans of krom is.
Schuinstand van de maaimachine (lengterichting) instellen 6. Draai het maaimes (de maaimessen) voorzichtig evenwijdig (Fig. 39). Meet de afstand tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Fig. 39). Als beide afstanden meer dan 4,75 mm mm bedragen, is afstelling nodig; zie stappen 7 en 8. Voorkant Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer u dit monteert. Als de voorkant van het maaidek meer dan 7,9 mm lager staat dan de achterkant, stelt u de schuinstand als volgt in: 2 2 1.
11. Nadat u de gaffels van beide draaipenstangen in gelijke mate hebt afgesteld, zet u de gaffels vast met de R-pennen. Controleer nogmaals de schuinstand van de maaimachine. Draai aan de gaffels, totdat de rand van het voorste maaimes 1,6–7,9 mm lager staat dan de rand van het achterste mes (Fig. 42). 7. Zet de machine op een maaihoogte van 76 mm en draai de messen voorzichtig rond, zodat zij in lengterichting wijzen (Fig. 42). 8. Meet de afstanden tussen de rand van het voorste mes (Fig.
Maaidek verwijderen 7. Laat de nieuwe riem door de hulp-pitmanarm van de spanpoelie en rond de spanpoelie lopen (Fig. 44). 1 4 5 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 3 2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 7 4. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand.
Maaidek monteren 1 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 3 2 4. Schuif het maaidek onder de tractor. 5. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 6.
Grasgeleider vervangen 2. Plaats de veren in de beugels op het maaidek met de haakeinden over de opstaande achterkant (Fig. 49). 3. Houd de grasgeleider recht voor de gaten in de beugels en de rechte uiteinden van de veer onder het scharnier en boven de grasgeleider (Fig. 49). Waarschuwing Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan de maaimachine voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. 4.
BK BN PTO CLUTCH GREY ORANGE GY OR (NEUTRAL) W SW4 (NEUTRAL) SW5 GY SW2 (PTO) Y W VIO T R PK SHOWN WITH PARK BRAKE DISENGAGED SW3 (BRAKE) Y SHOWN WITH LEVER IN NEUTRAL POSITION PK YELLOW WHITE VIOLET TAN RED PINK SHOWN IN OFF POSITION SHOWN WITH LEVER IN NEUTRAL POSITION VIO VIO Y GREEN GN BN BROWN BLUE BN BU BLACK 4 7 BK 1 I BK BK Y SW6 (SEAT) SHOWN WITH OPERATOR IN SEAT PK Y GN GN OR OR X W W R VIO R GND F3 10A A B F1 K1 SOLENOID 30A (KILL R
Reiniging en stalling C. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. D. Bedien de choke of hulpstarter. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start. Bedien de hulpstarter, indien aanwezig, diverse malen om er zeker van te zijn dat er geen brandstof meer in de hulpstarter aanwezig is. 2.
Storingen, oorzaak en remedie Probleem De motor raakt oververhit. De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk j of slaat l t af. f Mogelijke oorzaken Remedie 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 4. Het luchtfilter is vuil. 4.
Probleem De motor verliest vermogen. g De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het luchtfilter is vuil. 2. Het luchtfilterelement reinigen. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. Het carter bijvullen met olie. 4. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 4. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 5.
Probleem Onregelmatige g g maaihoogte. g Messen draaien niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 2. Nieuw(e) maaimes(sen) monteren. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 3. Het maaidek horizontaal en in de correcte schuinstand stellen. 4. Een antiscalpeerwiel is niet correct afgesteld. 4. Hoogte van antiscalpeerwiel afstellen. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 5. Onderkant van het maaidek schoonmaken. 6.