Form No. 3329–265 Z14–38 en Z16–42 TimeCutter Z maaimachine met zijafvoer Modelnr. 74402 – Serienr. 230000001 en hoger Modelnr. 74403 – Serienr.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES–002. Blz. Afvoerafsluiter plaatsen en verwijderen (voor beide modellen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Mulch platen verwijderen en monteren (uitsluitend model 74402) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Maaitips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Aanbevolen onderhoudsschema . .
Veiligheid 1 Instructies voor veilige bediening van (rijdende) maaimachines met zittende bestuurder Deze machine voldoet minstens aan de Europese normen, van kracht op het moment van productie. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan echter letsel veroorzaken.
• te snel rijden; • Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien. • onjuist gebruik van de rem; • Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling in neutraalstand zetten alvorens de motor te starten. • het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk; • Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 15 graden. • zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen; • Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is.
• De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif. Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte draaien. – als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit alvorens deze weer te gebruiken; • Houd handen, voeten, haar en loszittende kledingstukken uit de buurt van de afvoeropening, de onderkant van de maaimachine en bewegende onderdelen als de motor draait.
• Houd er rekening mee dat de wielen hun grip kunnen verliezen tijdens een afdaling. Als het gewicht wordt verplaatst naar de voorwielen, kunnen de aandrijfwielen gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen. Trillingsniveau bij Model 74403 Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van 4,66 m/s2 op de handen en armen, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG. • Nooit starten of stoppen op een helling.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-6677 1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
6-8717 104-4163 1. Risico van explosie. 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden. 1. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamhed en uit te voeren. 2. Controleer de bandenspanning om de 25 bedrijfsuren. 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 3. Smeer der machine om de 25 bedrijfsuren. 4. Motor 106-7043 1.
104-5091 1. Bevat lood; niet weggooien. 2. Recyclen. 3. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken. 4. Geen vonken of vuur en niet roken. 5. Zwavelzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 6. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 7. Maximale vulstreep 11 8. Minimale vulstreep 9.
Benzine en olie Aanbevolen benzine Waarschuwing Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 87). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. Belangrijk Gebruik nooit methanol, benzine die methanol bevat of gasohol die meer dan 10 % ethanol bevat, omdat dit kan leiden tot schade aan het brandstofsysteem.
Oliepeil van de motor controleren 2 1 Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie Motoroliepeil controleren, blz. 23. Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. 3 Veiligheid staat voorop Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening.
1 3 3 4. Draai het contactsleuteltje op Start om de startmotor in werking te stellen. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. 1 Belangrijk Stel de startmotor telkens niet langer dan 10 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging de motor 60 seconden laten afkoelen. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden. 5. Zodra de motor start, zet u de gashendel op Snel (Fig. 6).
Bediening van de aftakas Veiligheidssysteem testen Met de aftakas schakelt u de aandrijving naar de elektrische koppeling aan of uit. Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende Service Dealer. Aftakas inschakelen 1. Zet de schakelhendels van de tractie vrij om de machine in de neutraalstand te zetten. 1.
2 Voorzichtig 4 Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. U moet altijd het contactsleuteltje verwijderen en de schakelhendels in de remstand zetten wanneer u de machine onbeheerd laat, ook al is het slechts voor een paar minuten. 5 3 1 m–6466 Figuur 9 1. Schakelhendel 2. Centrale onvergrendelde stand 3. Vooruit 4. Achteruit 5.
De wielen van de maaimachine afstellen Schakelhendels afstellen De schakelhendels kunnen hoger of lager worden gesteld overeenkomstig de wensen van de bestuurder. Met behulp van de voorwielen van de maaimachine kunt u de machine over ongelijk terrein laten rijden. De hoogte van de voorwielen kan worden aangepast aan de ingestelde maaihoogte. 1. Verwijder de 2 bouten waarmee de schakelhendel is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm (Fig. 13). 2. Zet de schakelhendel in de volgende groep gaten.
Motorkap verwijderen en monteren 1. Om de motorkap te verwijderen, moet u de knoppen losdraaien en daarna de motorkap naar achteren en omhoog trekken (Fig. 16). 2 1 1 m–6418 Figuur 14 1. Gebruiksstand 2. Duwstand 2 m–6480 Gebruik van de machine Figuur 16 Trek de twee omloophendels naar binnen en vervolgens naar achteren (Fig. 14). 1. Motorkap Opmerking: De machine zal pas rijden als de omloophendels naar binnen en vervolgens naar buiten zijn geduwd. 2.
Opmerking: Draai de moeren niet te strak aan. Hierdoor kan de afsluiter vervormen en in aanraking met de messen komen. Gevaar Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met draaiende maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. 1 2 6 6 • Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon.
1. Maak het maaidek grondig schoon. 2. Verwijder de bouten en borgmoer van de frontplaat en verwijder dit (Fig. 19). Bewaar de bouten en de borgmoer. 2 2. Verwijder de borgmoeren bouten uit de montageopeningen in de frontplaat (Fig. 19). 2 3. Monteer de middenplaat op het maaidek met de 2 bouten en borgmoeren die u hebt verwijderd in stap 2 (Fig. 19). 6 4. Plaats de frontplaat in de sleuf in de zijafvoerafsluiter (Fig. 19). 5. Monteer de frontplaat op het maaidek met drie bouten en een borgmoer (Fig.
minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai twee dagen later op een lagere maaihoogte. Maaisnelheid Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid. Gras niet te kort afmaaien Als de maaibreedte van het maaidek groter is dan die van het maaidek dat u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na elk gebruik • Motoroliepeil controleren. • Veiligheidssysteem controleren. • Maaikast reinigen. Na de eerste 5 bedrijfsuren • Motorolie verversen. Om de 5 bedrijfsuren • Maaimessen controleren. Om de 25 bedrijfsuren • • • • • • Om de 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen.
Motoroliepeil controleren 2 1 Controleer het oliepeil om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren en daarna om de 50 bedrijfsuren. Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of hoger) 1868 Carterinhoud: Figuur 21 • 1400cc/1,4 liter als het filter niet wordt vervangen; • 1700cc/1,7 liter als het filter wordt vervangen (modellen 74330 en 74350) 1. Oliepeilstok 2. Metalen deel 4. Peilstok helemaal in de vulbuis draaien.
Onderhoud van het luchtfilter 9. Vervang het oliefilter indien dit nodig is (Fig. 23). 10. Reinig de omgeving van de peilstok en schroef de dop los (Fig. 20). Schuimelement: Om de 25 bedrijfsuren of jaarlijks reinigen, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 11. Giet ca. 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie langzaam in de vulbuis (Fig. 20). Zie Motoroliepeil controleren, blz. 23.
Schuim- en papierelement installeren 4. Schuif het papierelement en het schuimelement voorzichtig van het ventilatorhuis (Fig. 25). Belangrijk Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. 1 1. Plaats het schuim- en het papierelement op het ventilatorhuis. 2 6 Opmerking: De rubberen afdichting moet vlak tegen de bodem van het luchtfilter aan liggen. 2.
Bougie controleren Gevaar 1. Bekijk de binnenkant van de bougie (Fig. 27). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. Belangrijk Bougie nooit schoonmaken.
Controle op kromme messen Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikke handschoen. Verwijder de mesbout, de klemring, de mesversteviger en het mes van de spilas (Fig. 30). 1. Draai de messen totdat de uiteinden naar voren en naar achteren wijzen (Fig. 29). Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand, positie A, van de messen (Fig. 29). Noteer deze afstand. m–6427 A 2 A 1 5 3 4 m–6430 Figuur 30 1. Wiek van het mes 2. Mes 3. Klemring 4. Mesbout 5.
Maaimessen monteren Smeerpunten 1. Monteer het mes op de as (Fig. 30). Pomp vet in de smeernippels volgens het tijdschema op de instructiesticker Controle en onderhoud (Fig. 33) onder de bestuurdersstoel. Belangrijk Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. 2. Monteer de mesversteviger, de klemring (holle kant naar het mes toe) en de mesbout (Fig. 30). Draai de mesbout vast met een torsie van 47–88 Nm.
Onderhoud van de accu 5. Schuif het rubberen kapje van de pluskabel (rood) terug over de kabel. Maak de pluskabel (rood) los van de accupool (Fig. 35). Controleer het zuurpeil om de 25 bedrijfsuren. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Veeg de accubehuizing schoon met een tissue. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen. 6.
Zuurpeil controleren 4. Giet langzaam gedistilleerd water in elke cel van de accu totdat het zuurpeil de Bovenste streep (Fig. 36) op de accubehuizing bereikt. Gevaar Belangrijk De accu niet te vol vullen; uitgelopen accuzuur (zwavelzuur) kan ernstige corrosie en beschadiging van het chassis veroorzaken. Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. 5. Wacht na het bijvullen van de accucellen vijf tot tien minuten.
Benzine aftappen uit de brandstoftank 7. Steek de brandstofslang op het filter. Schuif de slangklem dicht op het filter om de brandstofslang vast te zetten (Fig. 38). Gevaar Brandstoffilter vervangen Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Maaidek horizontaal stellen De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan. Controleer de horizontale stand van het maaidek telkens wanneer u het maaidek monteert of wanneer het maairesultaat onregelmatig is. 1 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 4 2. Zet de schakelhendels in de remstand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
3. Controleer of al vier banden de voorgeschreven spanning hebben. Indien nodig moet u de banden oppompen totdat ze de correcte spanning hebben; zie Bandenspanning controleren, blz. 31. m–6427 3 2 1 4. Controleer of de maaimessen horizontaal staan en stel deze bij als u de instelling niet hebt gecontroleerd; zie Maaidek horizontaal stellen, blz. 32. 1 5. Meet de lengte van de stang die uitsteekt uit het stelblok aan de zijkanten van het chassis (Fig. 43). 3 2 6.
Riemen controleren 8. Draai de riemgeleider op de arm van de spanpoelie zodanig dat de afstand tussen de riemgeleider en de binnenzijde van de drijfriem van het maaidek 0,8–3 mm bedraagt (Fig. 46). Controleer alle riemen om de 100 bedrijfsuren. Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. 9. Monteer de drijfriemkappen op de buitenste assen.
Maaidek verwijderen Opmerking: Voordat u het maaidek verwijdert, moet u onthouden in welke gaten de stelbeugels zijn geplaatst (Fig. 48). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 3 1 2. Zet de schakelhendels in de remstand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten. 2 2 m–6432 Figuur 48 3. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 1.
Zekeringen De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. 2 Zekering: Hoofdleiding F1 – 30 A, steekzekering-type Laadcircuit F2 – 25 A, steekzekering-type 1 1. Til de stoel omhoog om toegang te krijgen tot de zekeringhouder (Fig. 49). m–6495 2. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering omhoog (Fig. 49). Figuur 50 1.
Grasgeleider vervangen 7. Steek de stang aan de voorkant van de grasgeleider in de korte afstandhouder op het maaidek. Bevestig het achterste uiteinde van de stang in het maaidek met een moer (3/8 inch) (Fig. 51). Waarschuwing Belangrijk De grasgeleider moet onder veerspanning omlaag worden gehouden. Til de grasgeleider omhoog om te controleren of deze volledig omlaag klapt. Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan de maaimachine voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen.
BK BN PTO CLUTCH BK Y W GY BN ORANGE GREEN GN GREY BLUE BU GY BROWN BN OR BLACK Y W VIO T R PK SW2 (PTO) 4 1 Y GN W SHOWN WITH PARK BRAKE DISENGAGED SW5 (BRAKE) SHOWN WITH PARK BRAKE DISENGAGED SW3 (BRAKE) PK YELLOW WHITE VIOLET TAN RED PINK SHOWN IN OFF POSITION 7 GND 5 2 4 3 38 1 WIRE COLOR CODES I OR OR X K1 (KILL RELAY) W Y SW4 (SEAT) SHOWN WITH OPERATOR IN SEAT PK Y BU BU S SW1 (IGNITION) VIO R SOLENOID A F1 B BK Y F2 GND 10A F3 25A I
Reiniging en stalling C. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. D. Bedien de choke of hulpstarter. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start. Bedien de hulpstarter, indien aanwezig, diverse malen om er zeker van te zijn dat er geen brandstof meer in de hulpstarter aanwezig is. 2.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De motor raakt oververhit. De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk j of slaat l t af. f Mogelijke oorzaken Remedie 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 4. Het luchtfilter is vuil. 4.
Probleem De motor verliest vermogen. g De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het luchtfilter is vuil. 2. Het luchtfilterelement reinigen. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. Het carter bijvullen met olie. 4. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 4. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 5.
Probleem Onregelmatige g g maaihoogte. g Messen draaien niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen. 2. Nieuw(e) maaimes(sen) monteren. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 3. Het maaidek horizontaal en in de correcte schuinstand stellen. 4. Een anti-scalpeerwiel is niet correct afgesteld. 4. Hoogte van anti-scalpeerwiel afstellen. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 5. Onderkant van het maaidek schoonmaken.