Form No. 3354-634 Rev A TimeCutter® ZX440 en ZX525 Zitmaaiers Modelnr.: 74406—Serienr. 260000001 og højere Modelnr.: 74407—Serienr. 260000001 og højere Registreer uw product op www.Toro.
Voor modellen waarvan het aantal pk is aangegeven, is de bruto pk door de motorfabrikant gemeten in laboratoriumomstandigheden gemeten overeenkomstig SAE J1940. Omdat bij de configuratie rekening is gehouden met de veiligheids-, emissie- en gebruiksvoorschriften, zal de motor van dit type gazonmaaiers in de praktijk veel minder PK hebben.
Inhoud Onderhoud van de accu ..................... 30 Onderhoud van de zekeringen ........... 32 Onderhoud aandrijfsysteem....................... 33 Bandenspanning controleren ............. 33 Onderhoud van het maaidek ...................... 33 Onderhoud van de maaimessen....................... 33 Maaimachine horizontaal stellen................................ 35 Schuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen............................. 36 Maaidek verwijderen..........................
Veiligheid – als de machine op een helling begint te glijden, kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd. De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn: ◊ onvoldoende grip van de wielen; ◊ te snel rijden; ◊ onjuist gebruik van de rem; ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk; ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen; ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten.
bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • Gebruik de machine nooit als schermen, schilden of andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd of ontbreken. • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. Laat de motor niet met een te hoog toerental lopen omdat dit de kans op ongevallen kan vergroten.
• Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u de machine niet opslaan in een afgesloten ruimte waar brandstofdampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen. • Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte stalt. • Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om brandgevaar te verminderen. • Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage en mankementen.
overeenkomstig de aanwijzingen van de fabrikant. • Wees uiterst voorzichtig met grasvangers of andere werktuigen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken, waardoor de kans ontstaat dat u macht over de machine verliest. Geluidsdruk Deze machine oefent een geluidsdruk van 90 dBA uit op het gehoor van de gebruiker, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in EN11094 en EN836.
Hellingdiagram 8
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7009 1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-7317 1. 2.
4-8061 1. Trek de hendel uit om de machine te laten rijden. 2. U mag de machine nooit slepen. 3. Druk de hendel in om de machine te duwen. 99-8936 1. Snelheid van de machine 2. Snel 3. Langzaam 4. 5. Neutraalstand Achteruit 104-8062 1. Maaihoogte 99-8939 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. 2. Maaihoogte Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies alvorens serviceof onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 104-8063 1. Maaihoogte 104-8009 1. 2. 3. 4. 5. 6. Gashendel 7.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. 107-2474 1. Lees de instructies alvorens 3. service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 4. 2. Controleer de bandenspanning om de 25 bedrijfsuren. Smeer de machine om de 25 bedrijfsuren. 2. Motor 3. 4. 5. Risico van explosie 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. Geen vonken of vuur en 7. Draag oogbescherming; niet roken. explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken Risico van bijtende 8.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 3 1. Stoel 2. Bedieningspaneel 3. Schakelhendels 4. 5. 6. Maaihoogtehendel Parkeerrem Maaidek 7. Antiscalpeerwiel 8. Voorste zwenkwiel 9. Voetsteun 10. 11. 12. Afvoertunnel Brandstoftank Wiel van achterwielaandrijving Bedieningsorganen Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen Figuur 4 voordat Figuur 5 u de motor start en de machine gebruikt. Figuur 5 Figuur 4 1. Contactschakelaar 2. Gashendel/Choke 3. 4. 1. Schakelhendel 2.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid staat voorop Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen. Figuur 6 1. Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. 2.
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is.
Gebruik van stabilizer/conditioner Parkeerrem in werking stellen Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen: 1. Zet de schakelhendels (Figuur 5) in de vergrendelde neutraalstand. • Houdt de benzine vers gedurende stalling van 30 dagen of minder. Als u de machine langer wilt stallen, moet u de benzine aftappen uit de brandstoftank. 2. Trek de parkeerremhendel naar achteren en omhoog om de parkeerrem in werking te stellen (Figuur 7).
Figuur 10 1. Uit 2. Lopen Figuur 8 1. Aftakasschakelaar – Aan 2. 3. 4. Starten Ontsteking Motor afzetten Aftakasschakelaar – Uit 1. Zet de gashendel weer op Langzaam (Figuur 9). 4. Zet de gashendel op Choke voordat u een koude motor start. 2. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar op Uit te zetten (Figuur 8). Opmerking: Als de motor warm of heet is, mag u de choke niet te gebruiken. Zodra de motor start, zet u de gashendel op Snel. 3. Draai het contactsleuteltje op Uit (Figuur 10). 4.
Veiligheidssysteem testen Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende Service Dealer. 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking en schakel de aftakas in. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. Figuur 11 1. Aftakasschakelaar – Aan 2. Aftakasschakelaar – Uit 2.
Vooruit Om te draaien, vermindert u de druk op de schakelhendel in de richting waarin u wilt draaien (Figuur 12). 1. Zet de parkeerrem vrij. 2. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. Om te stoppen, zet u beide schakelhendels in de neutraalstand. 3. Om vooruit te rijden, duwt u de schakelhendels langzaam naar voren (Figuur 12). De machine stoppen Opmerking: De motor slaat af als u de schakelhendels van de tractie beweegt terwijl de parkeerrem is werking is gesteld.
B. Kies een opening en let er hierbij op dat het maatwiel is geplaatst bij de dichtstbijzijnde, door u gewenste corresponderende maaihoogte (Figuur 14). 3. Plaats de boutmoer en de ring (Figuur 14). 4. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af. Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. Figuur 13 1. Maaihoogtehendel 2. Gaffelpen 3. R-pen 1.
Gebruik van de machine Zet beide omloophendels omhoog en trek ze helemaal uit. Duw de hendels omlaag (Figuur 17). Opmerking: De machine zal pas rijden als de omloophendels zijn uitgetrokken. Zijafvoer gebruiken Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Figuur 16 1. Schakelhendel 2. Schroef 3. 4.
Opmerking: U hoeft alleen maar de rechterplaat te verwijderen om de zijafvoer te gebruiken. 3. Monteer de plaat in de vergrendeling met de linkerplaat. 4. Monteer de rechterplaat op het maaidek met de knoppen en de klemringen (Figuur 18) die u hebt verwijderd in Stap2. 1. Maak het maaidek grondig schoon. 2. Verwijder de knoppen en de klemringen van de rechterplaat (Figuur 18).
Opmerking: U hoeft alleen maar de rechterplaat te verwijderen om de zijafvoer te gebruiken. 5. Monteer de bouten (5/16 x 5/8 inch) en borgmoeren (5/16 inch) die u hebt verwijderd in Stap 3in de open gaten van het maaidek met het oog op een veilig gebruik (Figuur 20). 1. Maak het maaidek grondig schoon. 2. Verwijder de rijtuigbouten en de borgmoeren waarmee de frontplaat is bevestigd aan het maaidek (Figuur 19). Verwijder de frontplaat om de rechter Recycler® plaat te kunnen monteren. 3. 4. 5. 6.
Stoppen tijdens het maaien worden weggemaaid. In het algemeen kan het best de voorheen gebruikte maaihoogte worden gekozen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen. Als u de machine tijdens het maaien moet stoppen, kan er een kluit maaisel op het gazon achterblijven. Om dit te voorkomen, moet u de messen inschakelen en de maaimachine rijden naar een gedeelte van het gazon dat al is gemaaid.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • Het veiligheidssysteem controleren. • Controleer het motoroliepeil (dit moet vaker gebeuren in stofge, vuile omstandigheden). • Luchtinlaatrooster reinigen. • Maaimessen controleren. • De maaikast reinigen.
Smering Smeer de machine volgens het tijdschema op de instructiesticker Controle En Onderhoud (Figuur 21) onder de bestuurdersstoel. De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Smeren met Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden. Methode van smeren Figuur 22 Bovenaanzicht 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 6. Plaats een opvangbak onder de aftapslang. Gebruik een platte-kopschroevendraaier of een 10 mm sleutel om de klep te openen (Figuur 25). 3. Maak de omgeving van de peilstok (Figuur 24) schoon, zodat er geen vuil in de vulopening kan komen, wat in motorschade kan resulteren. 7. Draai het uiteinde van de klep rechtsom om de klep te openen (Figuur 25). 4.
3. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter. komt en schade veroorzaakt. Maak de twee vergrendelingen aan de zijkant los en verwijder het luchtfilterdeksel (Figuur 27). 4. Schuif het schuimelement voorzichtig van het papierelement af (Figuur 27). 5. Draai de vleugelmoer los en verwijder het papierfilter (Figuur 27). Figuur 26 1. Olielter 2. Tussenstuk 4. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk.
Het koelsysteem reinigen Verwijder voor elk gebruik gras en rommel van het luchtinlaatrooster. Reinig de koelribben en de uitlaatringen om de 300 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Figuur 28 1. Schuimelement 2. Olie 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Papierelement A. Klop het element voorzichtig tegen een vlak oppervlak om vuil en stof te verwijderen (Figuur 29). 2.
en afstellen van de elektrodenafstand. Monteer nieuwe bougie(s) indien dit nodig is. Type: Champion RC12YC (of equivalent type) Elektrodenafstand: 0,76 mm Bougie(s) verwijderen 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 3. Trek de kabel(s) van de bougie(s) (Figuur 31).
2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 4. Open de brandstofafsluitklep onder de voorzijde van de brandstoftank. 5. Maak de slangklem op het brandstoffilter los en schuif deze over de brandstofslang weg van het brandstoffilter (Figuur 33). 6.
Accu monteren 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 1. Plaats de accu in de bak met de accupolen weg van het bedieningspaneel (Figuur 34). 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 2. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van de accu. 3. Bevestig de minkabel aan de minpool (-) van de accu. 3.
Accu opladen Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1.260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0°C. 1. Accu uit het chassis verwijderen, zie Accu verwijderen. 2. Controleer het zuurpeil; zie Zuurpeil controleren, 3. Zorg ervoor dat de vuldoppen op de accu zijn geplaatst. Laad de accu één uur op bij 25-30 A of 6 uur bij 4-6 A. De accu niet te ver opladen. 4.
• Hoofdleiding F1 – 30 A, steekzekering • Laadcircuit F2 – 25 A, steekzekering • Optionele koplampenset – 10 A, steekzekering 1. Til de stoel omhoog om toegang te krijgen tot de zekeringhouder (Figuur 37). 2. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering omhoog (Figuur 37). Figuur 38 1. Ventiel Onderhoud van het maaidek Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen.
Voor controle en onderhoud van de maaimessen Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Zet de motor af verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels(s) los van de bougie(s). De maaimessen controleren Figuur 40 1. Controleer de snijranden (Figuur 39). Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u de maaimessen verwijderen en slijpen; zie Maaimessen slijpen. 2. Controleer de messen, met name het gebogen deel (Figuur 39).
en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro-messen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen. Figuur 44 1. Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikke handschoen. Verwijder de mesbout, de klemring, mesversteviger (uitsluitend 52 inch maaidek) en het mes van de spilas (Figuur 42). Mes 2. Mesbalans Maaimessen monteren 1.
1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 4. Controleer of alle vier banden de voorgeschreven spanning hebben. Indien nodig moet u de banden oppompen totdat ze de correcte spanning hebben; zie Bandenspanning controleren.
het voorste mes 1,6-7,9 mm lager staat dan het uiteinde van het achterste mes (Figuur 48). 13. Als de schuinstand correct is, draait u de contramoeren vast (Figuur 47 en Figuur 49). 14. Controleer nogmaals of de maaimessen horizontaal staan; zie Maaimachine horizontaal stellen. 15. Controleer de hoogte van de antiscalpeerrollen; zie Antiscalpeerrollen afstellen. Maaidek verwijderen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Figuur 48 1. Mes in lengterichting 3. 2.
De veer is onder spanning gemonteerd en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Laat de veer op de veeroogbout zitten. 5. Laat de nieuwe riem door de hulp-pitmanarm van de spanpoelie en rond de spanpoelie lopen (Figuur 52). Figuur 51 1. R-pen en gaffelpen 2. Achterste draaipenstang 3. 4. R-pen en ring Stelbeugel 8. Schuif het maaidek naar achteren om de drijfriem van het maaidek te verwijderen van de motorpoelie. 9. Schuif het maaidek weg van onder de machine.
Maaidek monteren 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. Figuur 54 1. 2. 3. 4. Schuif het maaidek onder de machine. 5. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 6.
Opmerking: Als de maaimachine na één wasbeurt niet schoon is, moet u deze 30 minuten laten inweken. Herhaal daarna deze procedure. wordt gras beter fijn gemaakt en het maaisel beter verstrooid. 1. Parkeer de machine op een stevig, horizontaal oppervlak. 9. Laat de motor opnieuw één à drie minuten lopen om het overtollig water te verwijderen. 2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3.
Stalling A. Laat de motor vijf minuten lopen om de brandstof met de toegevoegde stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. Reiniging en stalling 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. B. Zet de motor af, laat deze afkoelen en tap de brandstoftank af; zie Brandstoftank aftappen, Onderhoud brandstofsysteem, blz. 29. 2. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor.
het contact en bewaar deze op een plaats die u makkelijk kunt onthouden. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De motor raakt oververhit. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De motor is te zwaar belast. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtlter is vuil. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 5. Vuil, water of oude brandstof in brandstofsysteem. De startmotor slaat niet aan. 1. De aftakas is ingeschakeld. 2.
Probleem De motor start niet, start moeilijk of slaat af. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De brandstoftank is leeg. 2. Brandstofklep dichtgedraaid. 3. De choke staat niet op Aan. 4. Het luchtlter is vuil. 1. De brandstoftank vullen. 2. De brandstofklep opendraaien. 3. De chokehendel op Aan zetten. 4. Het luchtlterelement reinigen of vervangen. 5. De bougiekabel(s) op de bougie monteren. 6. Nieuwe bougie(s) met een correct afgestelde elektrodenafstand monteren. 7. Brandstoflter vervangen. 8.
Probleem De motor verliest vermogen. Mogelijke oorzaak 1. De motor is te zwaar belast. 2. Het luchtlter is vuil. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 4. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 5. De bougie(s) is (zijn) aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 6. De ventilatieopening in de dop van de brandstoftank is verstopt. 7. Er zit vuil in het brandstoflter. 8. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 9.
Probleem Mogelijke oorzaak De machine trilt abnormaal. 1. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 2. De motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los. 3. De motorpoelie is beschadigd. 4. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 5. Een bevestigingsbout van een maaimes zit los. 6. Mesas verbogen. Onregelmatige maaihoogte. 1. Maaimes(sen) bot. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 4. Een antiscalpeerwiel is niet correct afgesteld.
Schema's Elektrisch schema (Rev.