Form No. 3357-843 Rev A TimeCutter® ZX440 en ZX525 Zitmaaiers Modelnr.: 74406—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 74407—Serienr.: 270000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Voor models waarvan het aantal PK is aangegeven, is de bruto PK door de motorfabrikant gemeten in laboratoriumomstandigheden gemeten overeenkomstig SAE J1940. Omdat bij de configuratie rekening is gehouden met de veiligheids-, emissie- en gebruiksvoorschriften, zal de motor van dit type gazonmaaiers in de praktijk veel minder PK hebben.
Veiligheid Aanbevolen onderhoudsschema ............................. 23 Smering.................................................................. 23 Methode van smeren .......................................... 23 Smeerpunten...................................................... 24 Onderhoud motor.................................................. 24 Motoroliepeil controleren................................... 24 Onderhoud van het luchtfilter............................. 26 Het koelsysteem reinigen ........
◊ ◊ ◊ ◊ onvoldoende grip van de wielen, te snel rijden, onjuist gebruik van de rem, het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. • Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
– voordat u verstoppingen losmaakt of de afvoertunnel ontstopt; – voordat u de maaimachine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren; – als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit alvorens deze weer te gebruiken; – als de maaimachine abnormaal trilt (direct controleren). • Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit als u de machine transporteert of niet gebruikt.
• Let op greppels, kuilen, stenen, gaten en verhogingen in het maaigebied die de werkhoek veranderen, omdat de machine kan omkiepen op oneffen terrein. • Start nooit plotseling heuvelopwaarts op een helling, want dit kan tot gevolg hebben dat de machine achteroverkiept. • Houd er rekening mee dat de wielen hun grip kunnen verliezen tijdens een afdaling. Als het gewicht wordt verplaatst naar de voorwielen, kunnen de aandrijfwielen gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen.
Hellingdiagram 7
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 114-1606 1. Risico om gegrepen te worden, riem — Zorg ervoor dat alle beschermplaten op hun plaats zitten. 93-7009 1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd. 2.
104-8009 1. 2. 3. 4. 5. 6. 99-3943 1. Motor 7. Koplampen Gashendel CHOKE 8. Motor – Afzetten Continu snelheidsregeling 9. Motor – Lopen Landzaam 10. Motor – Starten Aan 11. Ontsteking Uit 104-8061 1. Trek de hendel uit om de machine te laten rijden. 2. U mag de machine nooit slepen. 3. Druk de hendel in om de machine te duwen. 99-8936 1. Snelheid van de machine 2. Snel 3. Landzaam 4. Neutraalstand 5. Achteruit 104-8062 1. Maaihoogte 112-9840 1. Gebruikershandleiding lezen. 3.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 104-8063 1. Maaihoogte 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Raadpleeg de Gebruikershandleiding. Merkteken van fabrikant 107-2474 1. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 2. Controleer de bandenspanning om de 25 bedrijfsuren. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 3 1. Stoel 2. Schakelbord 3. Schakelhendels 4. Maaihoogtehendel 5. Parkeerrem 6. Maaidek 7. Antiscalpeerwiel 8. Voorste zwenkwiel 9. Voetsteun 10. Afvoertunnel 11. Brandstoftank 12. Wiel van achterwielaandrijving Bedieningsorganen Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen Figuur 4 voordat Figuur 5 u de motor start en de machine gebruikt. Figuur 5 Figuur 4 1. Contactschakelaar 2. Gashendel/Choke 1. Rijhendel 2. Parkeerremhendel 3.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid staat voorop Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen. Figuur 6 Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. 1. Veilige zone – hier kunt de 3.
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is.
Belangrijk: Stel de parkeerrem niet in werking als de machine in beweging is. Hierdoor kan het aandrijfsysteem schade oplopen. • Houdt de benzine vers gedurende stalling van 30 dagen of minder. Als u de machine langer wilt stallen, moet u de benzine aftappen uit de brandstoftank. • Houdt de motor tijdens het gebruik schoon. • Voorkomt harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden Belangrijk: Gebruik nooit brandstofadditieven die methanol of ethanol bevatten.
Bediening van de maaimessen 5. Draai het contactsleuteltje op START om de startmotor in werking te stellen. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. Met de aftakasschakelaar, aangeduid met het aftakassymbool, schakelt u de aandrijving naar de maaimessen aan of uit. Deze schakelaar regelt het vermogen van werktuigen die worden aangedreven door de motor, zoals het maaidek en de maaibladen. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 10 seconden in werking.
• de parkeerrem in werking is gesteld. • de maaimessen zijn uitgeschakeld. De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. • de schakelhendels in de neutraalstand staan. Het veiligheidssysteem zorgt ook ervoor dat de motor wordt gestopt wanneer de tractiehendels worden bewogen als de parkeerrem in werking is gesteld, of als u de bestuurdersstoel verlaat terwijl de messen zijn ingeschakeld.
Achteruit 4. Zet de gaffelpen vast met de R-pen (Figuur 13). 1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels naar achteren (Figuur 12). Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige druk uitoefenen op beide rijhendels (Figuur 12). Om te draaien, vermindert u de druk op de rijhendel in de richting waarin u wilt draaien (Figuur 12). Om te stoppen, zet u beide rijhendels in de neutraalstand. Figuur 13 1. Maaihoogtehendel 2.
3. Plaats de boutmoer en de ring (Figuur 14). 4. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af. Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. 1. Til de stoel op en draai de instelknoppen los (Figuur 15). Figuur 16 1. Rijhendel 2. Schroef 2. Schuif de stoel in de gewenste positie en draai de knoppen weer vast. 3. Klemring 4.
Gebruik van de machine Opmerking: U hoeft alleen maar de rechterplaat te verwijderen om de zijafvoer te gebruiken. Zet beide omloophendels omhoog en trek ze helemaal uit. Duw de hendels omlaag (Figuur 17). 1. Maak het maaidek grondig schoon. Opmerking: De machine zal pas rijden als de omloophendels zijn uitgetrokken. 2. Verwijder de knoppen en de klemringen van de rechterplaat (Figuur 18).
De Recycler® plaat op een 52 inch maaidek verwijderen Verwijder de rechterplaat om de machine van de mulchingmodus in de zijafvoermodus te zetten. 1. Maak het maaidek grondig schoon. 2. Verwijder de rijtuigbouten en de borgmoeren waarmee de frontplaat is bevestigd aan het maaidek (Figuur 19). Verwijder de frontplaat om bij de rechter Recycler® plaat te kunnen komen. Figuur 20 1. Recyclerplaat, links 2. Bout, 5/16 x 5/8 inch 3.
3. Verwijder de bouten en moeren in de gaten in het maaidek die zijn bestemd om de plaat vast te zetten aan het maaidek (Figuur 20). 4. Monteer de plaat door deze in de zijafvoeropening te schuiven (Figuur 20). 5. Zet de plaats vast met de moeren en bouten (Figuur 20) die u hebt verwijderd in Stap 3. 6. Plaats de frontplaat terug en bevestig deze aan het maaidek (Figuur 19) met de bevestigingen die u eerder hebt verwijderd.
het maaidek verzamelt, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat. Onderhoud van het maaimes Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • Het veiligheidssysteem controleren. • Controleer het motoroliepeil (dit moet vaker gebeuren in stoffige, vuile omstandigheden). • Luchtinlaatrooster reinigen. • Maaimessen controleren. • De maaikast reinigen.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. Onderhoud motor 3. Reinig de smeernippels met een doek. Indien nodig verf van de voorkant van de nippels afkrabben. Ververs de motorolie na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren. 4. Zet een smeerpistool op de nippel. Spuit vet in de nippels totdat er nieuw vet bij de lagers naar buiten komt.
Figuur 24 1. Oliepeilstok 2. Vulbuis 3. Metalen deel peilstok Figuur 25 5. Draai de peilstok helemaal in de vulbuis. Trek de peilstok uit en controleer het oliepeil op het metalen deel. Als het oliepeil te laag is, moet u langzaam net genoeg olie in de vulbuis gieten totdat het peil precies de VOL-markering op de peilstok bereikt. 1. Aftapplug 10. Reinig de omgeving van de peilstok en schroef de dop los (Figuur 25). 11. Giet ca.
A. Was het schuimfilter in warm water met vloeibare zeep. Als het element schoon is, moet u het grondig uitspoelen. B. Droog het element door het in een schone doek wikkelen en uit te knijpen (niet uitwringen). Laat het element aan de lucht drogen. C. Drenk het element in verse motorolie. (Figuur 28). Knijp in het filter om overtollige olie te verwijderen. contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens 3/4 slag (Figuur 26). 5.
1. Schuif het schuimelement voorzichtig op het papierelement (Figuur 27). Type: Champion RC12YC (of equivalent type) Elektrodenafstand: 0,76 mm 2. Monteer het luchtfilter op de luchtfilterbasis en plaats de vleugelmoer (Figuur 27). Bougie(s) verwijderen 3. Monteer het luchtfilterdeksel en vergrendel dit (Figuur 27). 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Onderhoud brandstofsysteem Brandstof aftappen uit de brandstoftank Figuur 32 1. Centrale elektrode met isolator 2. Massa-elektrode 3. Elektrodenafstand (niet op schaal weergegeven) In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer de motor koud is. Doe dit buiten op een open terrein. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Onderhoud elektrisch systeem Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren. 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Onderhoud van de accu 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 4. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar toe en schuif ze weg van het filter (Figuur 33).
Zuurpeil controleren Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan. Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.
4. Giet langzaam gedistilleerd water in elke cel van de accu totdat het zuurpeil de Bovenste streep (Figuur 35) op de accubehuizing bereikt. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. Belangrijk: De accu niet te vol vullen; uitgelopen accuzuur (zwavelzuur) kan ernstige corrosie en beschadiging van het chassis veroorzaken. 5.
Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoud van het maaidek Bandenspanning controleren Onderhoud van de maaimessen Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten. Controleer de spanning bij het ventiel om de 50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden (Figuur 38). De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd.
bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Maaimessen verwijderen en Maaimessen monteren. Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. Figuur 39 1. Snijrand 2. Gebogen deel 3. Slijtage/groefvorming • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. • Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de snijranden of het oppervlak van het mes. Controle op kromme messen 1.
(Figuur 45). Als beide afstanden groter zijn dan 4,75 mm, moeten deze worden bijgesteld; zie stappen 5 en 6. Figuur 43 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 44). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet u materiaal afslijpen van de dikkere kant totdat het mes in balans is. Figuur 45 Figuur 44 1. Mes 1. Maaimessen evenwijdig 2. Buitenste snijranden 2. Mesbalans 3.
1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 4. Controleer of al vier banden de voorgeschreven spanning hebben. Indien nodig moet u de banden oppompen totdat ze de correcte spanning hebben; zie Bandenspanning controleren. 5.
14. Controleer nogmaals of de maaimessen horizontaal staan; zie Maaimachine horizontaal stellen. 8. Schuif het maaidek naar achteren om de drijfriem van het maaidek te verwijderen van de motorpoelie. 15. Controleer de hoogte van de antiscalpeerrollen; zie Antiscalpeerrollen afstellen. 9. Schuif het maaidek weg van onder de machine. Opmerking: Bewaar alle onderdelen voor latere montage. Maaidek verwijderen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Riemen controleren 2.
5. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 6. Bevestig de achterste draaipenstang aan de machine met de gaffelpen en de R-pen (Figuur 51) aan beide kanten van het maaidek. 7. Schuif de stelbeugels op de bevestigingspennen en zet ze vast met de ringen en de R-ringen (Figuur 51). 8. Bevestig de voorste draaipenstangen aan de machine met de gaffelpennen en de R-pennen (Figuur 50). Figuur 52 Bovenaanzicht 1. 2. 3. 4. Buitenmoer Spanpoelie Arm van spanpoelie Veeroogbout 9.
Reiniging 4. Bevestig de grasgeleider aan de beugel van het maaidek met behulp van de bouten. De bouten moeten door de grasgeleider, de veren en de beugels gaan. Onderkant van maaimachine wassen Opmerking: Het kan hierbij handig zijn druk uit te oefenen bij het uiteinde van de bout met een 9/16 inch steeksleutel om de bouten op een lijn te brengen met de tweede rij gaten op de beugel van het maaidek en de grasgeleider.
Stalling Opmerking: Als de maaimachine na één wasbeurt niet schoon is, moet u deze 30 minuten laten inweken. Herhaal daarna deze procedure. Reiniging en stalling 9. Laat de motor opnieuw één à drie minuten lopen om het overtollig water te verwijderen. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor.
D. Bedien de choke of hulpstarter. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start. Bedien de hulpstarter, indien aanwezig, diverse malen om er zeker van te zijn dat er geen brandstof meer in de hulpstarter aanwezig is. E. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften. Belangrijk: Benzine waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 30 dagen bewaren. 11.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. 5.
Probleem De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De tractieriemen zijn versleten, los of stuk. 1. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 2. De tractieriemen zitten niet op de poelies. 2. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 1. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien. 2. De motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los. 3. De motorpoelie is beschadigd. 2. Desbetreffende poelie vastzetten.
Schema's Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 44
Opmerkingen: 45
Opmerkingen: 46
Toro Warranty Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt Aanwijzingen voor aanvraag van garantieservice The Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven de oorspronkelijke koper* krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle Toro producten die worden gebruikt voor normale huiselijke doeleinden*, te zullen repareren als deze materiaalgebreken en fabricagefouten vertonen.
International Distributor List—Consumer Products Distributor: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd Cyril Johnston & Co Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Gorund and Garden Hydroturf Int. Co Hydroturf Egypt LLC Ibea S.p.A. Irriamc Jean Heybroek b.v. Lely (U.K. ) Limited Maquiver S.A. Maruyama Mfg. Co. Inc. Metra Kft Mounteld a.s. Munditol S.A.