Form No. 3356-147 Rev A Z334 Z Master met 86 cm 7-gauge zijlossend maaidek of Z340 Z Master met een 102 cm 7-gauge zijlossend maaidek Modelnr.: 74408TE—Serienr. 270000001 og højere Modelnr.: 74409TE—Serienr. 270000001 og højere Registreer uw product op www.Toro.
Waarschuwing met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. CALIFORNIË Proposition 65 De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Belangrijk: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger.
Inhoud Onderhoud motor..................................... 29 Onderhoud van het luchtfilter ............ 29 Motoroliepeil controleren. ................. 30 Onderhoud van de bougies ................ 32 Onderhoud brandstofsysteem ................... 33 Brandstof aftappen uit de brandstoftank.................... 33 Brandstoffilter vervangen .................. 34 Onderhoud elektrisch systeem ................... 34 Onderhoud van de accu ..................... 34 Onderhoud van de zekeringen ...........
Veiligheid • Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. • Elke bestuurder moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken.
machine dan uit de buurt van de plek waar is gemorst, en voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen. – Zorg ervoor dat de afsluitdoppen van brandstoftanks en -blikken weer goed vastzitten. • Vervang geluiddempers die gebreken vertonen. • Controleer vóór het gebruik de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging.
– voordat u de maaihoogte instelt, tenzij die vanaf de bestuurderspositie kan worden ingesteld. • Zet de gashendel terug terwijl de motor uitloopt. Als de machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk voltooid is. • Onderhoud en stalling • Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is. • Stal de machine nooit met brandstof in de tank in een gebouw waar dampen open vlammen of vonken kunnen bereiken.
Geluidsdruk voor modellen Z340 veranderen, omdat de machine kan omkiepen op oneffen terrein. • Start nooit plotseling heuvelopwaarts op een helling, want dit kan tot gevolg hebben dat de machine achteroverkiept. Deze machine oefent een geluidsdruk van 90 dBA uit op het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens EN 11094 en EN 836 procedures. • Houd er rekening mee dat de wielen hun grip kunnen verliezen tijdens een afdaling.
Hellingdiagram 8
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7010 1. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen— 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 99-8936 1. 2. 3.
112-3858 112-3854 1. Trek de omloophendels voor het slepen naar achteren en vervolgens naar buiten om ze vast te zetten. 2. 1. Lees de Gebruikershandleiding. Duw de machine. 2. Lees de instructies alvorens 4. service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 3. Haal het sleuteltje uit het contact voordat u de maaihoogte afstelt. Maaihoogte-instellingen Merkteken van fabrikant 112-3855 1. Maaihoogte—mm 2. Vergrendelde stand 3. 1.
2-3851 1. Lees de Gebruikershandleiding alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 2. Tijdsinterval 4. Hier smeren 7. Bandenspanning 5. 8. Geleiding van drijfriem—pompaandrijving 3. Motorolie 6. Controleer of er onderhoudswerkzaamheden nodig zijn en voer deze uit. Peil hydraulische vloeistof 9. Geleiding van drijfriem—maaidekken met twee messen 11 10.
112-3860 1. Parkeerrem—Buiten werking 6. Gas—SNEL 11. Aftakas 16. 2. Parkeerrem—In werking Continu snelheidsregeling 12. Motor—Afzetten 17. Gas—LANGZAAM 13. Motor—Lopen Choke—dicht 14. Motor—Starten Choke—open 15. Waarschuwing—Lees de instructies alvorens serviceof onderhoudswerkzaamheden uit te voeren; zet de rijhendels in de remstand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en maak de bougiekabel los. 7. 8. 3.
Algemeen overzicht van de machine Urenteller gebruiken De urenteller (Figuur 5) registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen. Figuur 3 1. Zijafvoertunnel 5. 2. Keuzepen voor maaihoogte 6. 3. Bedieningsorganen 7. 4. Rijhendel 8. Figuur 5 Brandstoftankdop (beide kanten) Parkeerremhendel Maaidek Voorste zwenkwiel 1.
Gebruiksaanwijzing ... Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Bewaar benzine in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen. Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt opmaken. Brandstof bijvullen • Gebruik de machine uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt. Gebruik normale loodvrije benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85).
3. Vul beide brandstoftank bij met loodvrije, normale benzine tot maximaal 6 tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. De ruimte in de tank geeft de benzine de kans om uit te zetten. De brandstoftanks nooit helemaal vullen. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. 4. Plaats de tankdoppen terug en zet ze goed vast.
Parkeerrem in werking stellen 1. Zet de rijhendels (Figuur 14) in de vergrendelde neutraalstand. 2. Trek de parkeerrem naar achteren en omhoog om deze in werking te stellen (Figuur 9). De parkeerremhendel moet vast blijven staan op Ingeschakeld. De kans bestaat dat de parkeerrem de machine niet in stilstaande toestand houdt als deze op een helling is geparkeerd; hierdoor kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen ontstaan.
Starten en stoppen van de motor Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 10 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging de motor 30 seconden laten afkoelen. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden. Motor starten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de rijhendels in de neutraalstand. 2. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in werking stellen. 3. Schakel de aftakas uit (Figuur 10). Figuur 12 1. 2. Figuur 10 1.
Het Veiligheidssysteem Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. Verwijder altijd het sleuteltje uit het contact en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat, ook al is het slechts voor een paar minuten.
3. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand. Start nu de motor. Als de motor loopt, moet u de parkeerrem vrijzetten en de aftakas inschakelen. Kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet nu stoppen. 4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand. Start nu de motor.
Om te draaien, vermindert u de druk op de rijhendel in de richting waarin u wilt draaien (Figuur 14). Om te stoppen, zet u beide rijhendels in de neutraalstand. De machine stoppen Om de machine te stoppen, moet u de rijhendels in de middelste stand zetten en vergrendelen door ze uit te trekken, de aftakas uitschakelen, en het contactsleuteltje op UIT draaien om de motor af te zetten.
Antiscalpeerrollen afstellen 1. Verwijder de bevestigingsbeugel van de stoel (Figuur 19). 2. Til de stoel op en draai de stelbouten los (Figuur 18). 3. Verschuif de zitting in de gewenste positie en draai de bouten weer vast. Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Opmerking: Zorg ervoor dat de omloophendels in de UIT-stand zijn gezet voordat u de machine gaat duwen. Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. 4. Zet de parkeerrem vrij om de machine te duwen.
U mag de snelheid niet abrupt verhogen als u de machine de hellingbaan oprijdt en ook niet abrupt verlagen als u de machine de hellingbaan afrijdt. In beide gevallen bestaat de kans dat de machine dan achteroverkiept. Deelname aan het wegverkeer zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding "Langzaam rijdend voertuig", is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken.
wordt afgeraden, tenzij het gras dun is, of in de late herfst, wanneer het gras langzamer groeit. Maairichting Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt. Maai met de juiste regelmaat Normaal gesproken moet u om de vier dagen maaien. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit.
Onderkant van het maaidek schoonhouden Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek verzamelt, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat. Onderhoud van het maaimes Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 8 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • • • • Controleren of bevestigingen vastzitten en draai deze aan. De motorolie verversen. Wielmoeren aandraaien. Hydraulische vloeistof controleren. Na de eerste 250 bedrijfsuren • Hydraulische lters vervangen en hydraulische vloeistof verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • Het veiligheidssysteem controleren. Motoroliepeil controleren. Luchtinlaatrooster reinigen.
Smering Smeer de overbrengingsmechanismen zoals wordt getoond in Figuur 24 en Figuur 25. Smering Smeer de machine volgens het tijdschema op de instructiesticker Controle en Onderhoud (Figuur 22). De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type vet: Universeel smeervet. Methode van smeren 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
3. Hef de voorkant van de machine op en plaats deze op kriksteunen. 4. Verwijder de moer en de bout, waarmee het zwenkwiel is bevestigd aan de zwenkwielvork (Figuur 26). 5. Verwijder de afdichtinghouder uit de wielnaaf (Figuur 26). Figuur 24 Figuur 26 1. Zwenkwielvork 2. Bout 3. Afdichtinghouder 4. 5. Zwenkwiel Moer 6. Verwijderéén van de afstandsmoeren (met sleutelvlakken) van de as (Figuur 28). Opmerking: Op de afstandsmoeren is schroefdraadkit aangebracht. 7.
Belangrijk: Controleer geregeld de afstelling van de lagers om schade aan de afdichtingen en de lagers te voorkomen. Draai het zwenkwiel rond. Het wiel mag niet meer dan 2 omwentelingen vrij doordraaien of zijwaartse speling in de zwenkwielvork hebben. Als het wiel blijft doordraaien, moet u de torsie van de afstandsmoer afstellen totdat het wiel lichte weerstand.ondervindt. afstandsmoeren op de as en draai deze 3 mm voorbij de as (Figuur 27). Figuur 27 1. Moer 3 mm voorbij de as Figuur 28 1. 2. 12.
Schuim- en papierelement verwijderen Schuimelement van het luchtlter reinigen 1. Was het schuimfilter in warm water met vloeibare zeep. Als het element schoon is, moet u het grondig uitspoelen. 2. Schuimfilter in een schone doek wikkelen en droogknijpen. 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
Viscositeit: Zie onderstaande tabel u langzaam net genoeg olie in de vulbuis gieten totdat het peil de VOL-markering bereikt. Belangrijk: Giet niet te veel olie in het carter; als de motor daarna gaat lopen, ontstaat schade aan de motor. Olie verversen 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme olie kan beter worden afgetapt. 2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 3. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
10. Controleer het oliepeil; zie Motoroliepeil controleren. 5. Vul het carter met het juiste type verse olie; zie Motorolie controleren. 11. Giet langzaam olie bij totdat het oliepeil de VOL-markering bereikt. 6. Laat de motor ongeveer drie minuten draaien, zet de motor af en controleer op olielekken rond het oliefilter. Motorolielter vervangen 7. Controleer nogmaals het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Vervang het oliefilter om de 200 bedrijfsuren of wanneer u de olie ververst.
Onderhoud brandstofsysteem 4. Maak de omgeving van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken. 5. Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen. Brandstof aftappen uit de brandstoftank Bougies controleren 1. Bekijk de binnenkant van de bougies (Figuur 36). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.
Opmerking: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit een uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen. Brandstoflter vervangen Vervang het brandstoffilter om de 200 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren. Figuur 37 1. Brandstoflter 2. Slangklem 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Accu verwijderen Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
Accu opladen Zekering • Hoofdleiding F1–20 A, steekzekering • Laadcircuit F2–20 A, steekzekering 1. Verwijder de bevestigingsbeugel van de stoel. 2. Til de stoel op om toegang te krijgen tot de zekeringen op de linkerkant van de machine (Figuur 40). 3. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering omhoog. 4. Monteer een nieuwe zekering (Figuur 40). Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.
Onderhoud koelsysteem Luchtinlaatrooster reinigen Verwijder vóór elk gebruik aangekoekt gras, vuil of andere rommel van de cilinder en de koelribben van de cilinderkop, het luchtinlaatrooster op het uiteinde van het vliegwiel, de carburateur, de regelhendels en de verbindingen. Dit zal mede zorgen voor een adequate koeling en een correct motortoerental en zal de kans verkleinen dat de motor oververhit raakt en technische schade oploopt.
u contact opnemen met een erkende Service Dealer voor onderhoud. Onderhoud riemen Riemen controleren Controleer alle riemen om de 100 bedrijfsuren. Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. Figuur 43 1. Beschermkap 2. Luchtinlaatrooster 3. 4.
Figuur 44 86 cm maaidek 1. Vaste spanpoelie 2. Linker aspoelie 3. 4. Drijfriem van maaidek Arm van veerbelaste spanpoelie Figuur 46 86,4 maaidek getoond 1. 2. Linker drijfriemkap Rechter drijfriemkap 3. 4. Ring Bout Aandrijfriem van pomp vervangen Controleer de aandrijfriem van de pomp om de 50 bedrijfsuren op slijtage. 1. Verwijder de bevestigingsbeugel van de stoel. 2. Til de stoel op en ga naar de aandrijfriem van de pomp. Figuur 45 3.
Figuur 48 Figuur 47 1. Poelies van de transportpomp 2. Aandrijfriem van pomp 3. Motorpoelie 4. Veerbelaste spanpoelie 9. Verwijder de bevestigingsbeugel van de stoel. Onderhoud bedieningsysteem Neutraalstand van rijhendel afstellen 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
de richting waarin de machine draait, worden afgesteld. 2. Draai de bout vóór de rijhendel los. 3. Verschuif de aanslag totdat de machine recht rijdt (Figuur 50). 4. Draai de bout vóór de rijhendel vast (Figuur 50). • voordat de motor voor de eerste keer wordt gestart. • Na de eerste 8 bedrijfsuren. • Om de 50 bedrijfsuren. Opmerking: De hydraulische vloeistof kunt u op twee manieren controleren. Als de vloeistof warm is en als de vloeistof koud is.
3. Ga naar de twee filters, een filter onder elke transmissie, en verwijder de filterkappen. 4. Maak de omgeving van de filters zorgvuldig schoon. Het is belangrijk dat er geen rommel of verontreinigingen n het hydraulische systeem terechtkomen (Figuur 52). 5. Schroef de filters los en laat de vloeistof uit het aandrijfsysteem lopen (Figuur 52). Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.
Onderhoud van het maaidek transaxle zonder abnormale geluiden werkt en bij een normaal toerental soepel naar voren en naar achteren kan bewegen, zit er geen lucht meer in de transaxle. Maaidek horizontaal stellen Belangrijk: U mag de hydraulische vloeistof pas verversen (met uitzondering van de hoeveelheid die kan wegstromen als u een filter vervangt) als de vloeistof is verontreinigd of buitengewoon heet is geweest.
Opmerking: Als de afstelling correct is, zal de rand van het voorste mes bij een 86 cm maaidek 6 mm en bij een 102 cm maaidek 4 mm lager zijn dan de rand van het achterste mes. Zie Controleren op kromme messen voor de wijze waarop de hoogte van de rand van het mes wordt gemeten. Figuur 53 1. Zorg ervoor dat het uiteinde van de bout op gelijke hoogte met de moer is. 2. Achterste draaibeugel 3. Moer 4.
Figuur 54 Linkerkant getoond 1. Draaibeugel 2. Bout gemonteerd in het midden van de gleuf 3. Achterste draaibeugel 4. Voorste draaibeugel Opmerking: De hoogte van het maaidek kan worden afgesteld. Maak de maaihoogtebeugel los en verstel deze naar voren of naar achteren om de juiste maaihoogte te verkrijgen. Zet de beugel daarna vast. 14. Het rechtermes aan de voorkant (Figuur 56 of Figuur 57) moet even hoog staan als het linkermes aan de voorkant.
Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is.
kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro-messen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen. Contact met een scherp mes kan ernstig letsel veroorzaken. Draag handschoenen of wikkel een lap om de scherpe kanten van het mes. 1. Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikke handschoen. 2. Verwijder de mesbout, de veerschijf en het mes van de spilas (Figuur 60). Figuur 57 102 cm maaidek 1.
Grasgeleider vervangen Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan het maaidek voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. Figuur 59 1. Mes 2. Mesbalans Maaimessen monteren • Gebruik de maaimachine nooit zonder afdekplaat, mulchplaat of een grasafvoer en een grasvanger. 1. Monteer het mes op de as (Figuur 60).
Afvalverwijdering Motorolie, hydraulische vloeistof en motorkoelvloeistof verontreinigen het milieu. Verwijder deze stoffen overeenkomstig de plaatselijke voorschriften. Figuur 61 1. 2. 3. 4. Bout Grasgeleider Veer Afstandsstuk 5. 6. 7. Borgmoer Veer, gemonteerd Maaidek Reiniging Onderkant van het maaidek reinigen Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Stalling op stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling: A. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. 2.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Startmotor draait niet. Mogelijke oorzaak 1. De aftakas is ingeschakeld. 2. Parkeerrem niet in werking gesteld. 3. Bestuurder zit niet op de stoel. 4. Accu is leeg. 5. Elektrische aansluitingen gecorrodeerd of los. 6. Zekering doorgebrand. 7. Relais of schakelaar defect. Motor start niet, start moeilijk of blijft niet lopen. 1. Een brandstoftank is leeg. 2. Luchtlter vuil. 3. Vuil in brandstoflter. 4. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem.
Probleem Motor raakt oververhit. Mogelijke oorzaak 1. Motor overbelast. 2. Oliepeil in carter te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen boven de motor zijn verstopt. Machine rijdt niet. 1. De omloopklep is niet goed gesloten. 2. De aandrijfriem van de pomp is versleten, los of stuk. 3. De aandrijfriem van de pomp zit niet op een poelie. 4. De veer van de spanpoelie is kapot of ontbreekt. 5. Het peil van de hydraulische vloeistof staat te laag of de hydraulische vloeistof is te heet. 6.
Probleem Abnormale trillingen. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 2. Een bevestigingsbout van een maaimes zit los. 3. Bevestigingsbouten van motor zitten los. 1. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 1. Maaimes(sen) bot. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 3. Maai dek horizontaal stellen en in de correcte schuinstand stellen. 4.
Probleem Messen draaien niet. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Drijfriem versleten, los of 1. Spanning van de gebroken. drijfriem controleren. 2. Drijfriem van maaimes is 2. Drijfriem monteren en van poelie af. assen en riemgeleiders op juiste stand controleren. 3. Drijfriem van maaidek 3. Een nieuwe drijfriem versleten, los of monteren. gebroken. 4. Drijfriem van maaidek is 4. Poelie van maaidek van poelie af.
Schema's Elektrisch schema (Rev.