Form No. 3351-698 Z149 Z Master Met 112 cm SFS Machine met zijafvoer Modelnr. 74411TE – Serienr. 250000001 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Bewaar deze Gebruikershandleiding bij uw machine. Als de Gebruikershandleiding beschadigd raakt of onleesbaar wordt, moet deze onmiddellijk worden vervangen. Nieuwe exemplaren kunt u bestellen via de fabrikant van de motor. Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aanbevolen onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van de maaimessen . . . . . . . . . . . . . . Het koelsysteem reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van het luchtfilter . . .
Inleiding Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u het voertuig op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van het voertuig.
Gebruiksaanwijzing – als de maaimachine op een helling begint te glijden, kan dat niet met de schakelhendels worden gecorrigeerd. De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn: • Let goed op, verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt. Kijk achterom en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert.
• Aandrijving naar werktuigen uitschakelen, motor afzetten en bougiekabel(s) losmaken of sleuteltje uit het contact nemen: Veilige Bediening Toro Rijdende Maaimachine – voordat u verstoppingen losmaakt of de afvoertunnel ontstopt; De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-norm.
• Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken, enz. uit het maaigebied, of markeer deze. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. • Let op greppels, kuilen, stenen, gaten en verhogingen in het maaigebied die de werkhoek veranderen, omdat de machine kan omkiepen op oneffen terrein. • Start nooit plotseling heuvelopwaarts op een helling, want dit kan tot gevolg hebben dat de machine achteroverkiept. • Houd er rekening mee dat de wielen hun grip kunnen verliezen tijdens een afdaling.
Hellingsdiagram Langs de daartoe bestemde lijn vouwen Voorbeeld: vergelijk helling met omgevouwen rand. Breng deze rand in lijn met een verticaal oppervlak (boom, gebouw, paal, enz.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7828 1. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de machine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 2.
6-5517 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 99-8939 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Maaihoogte 3. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 107-1866 1.
107-2132 1. Waarschuwing – Stel de parkeerrem in werking en blokkeer de wielen als u de machine op een helling parkeert. 107-3993 1. Kort, dun gras en droge omstandigheden. 2. Maaisel opvangen 107-3069 1. Waarschuwing – Er is geen omkiepbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 2. Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkiept, moet u de rolbeugel in de omhoog geklapte en vergrendelde positie houden en de veiligheidsgordel omdoen.
107-9309 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het opladen van de accu; bevat lood; niet weggooien. 2. Lees de Gebruikershandleiding. 108-1053 1. Maaihoogte-instelling 108-1052 1.
108-1054 1. 2. 3. 4. Parkeerrem Inschakelen Uitschakelen Waarschuwing – lees de Gebruikershandleiding, gebruik geen drugs of alcohol tijdens de bediening van deze machine, alle bestuurders moeten instructie hebben ontvangen voordat zij de machine bedienen, draag gehoorbescherming. 5. Zet de schakelhendels weer in de neutraalstand, stel de parkeerrem in werking en verwijder het contactsleuteltje voordat u de machine verlaat. 6.
108-4051 1. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 2. Tijdsinterval 3. Luchtfilter 4. Peil hydraulische vloeistof 5. Bandenspanning 6. Smeer hier Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie. 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden. 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7.
Benzine en olie Waarschuwing Aanbevolen benzine Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. Gebruik loodvrije, normale benzine voor auto’s (octaangetal minimaal 85 ). U mag ook gelode normale benzine gebruiken als er geen gewone loodvrije benzine verkrijgbaar is. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. • Houd uw gezicht uit de buurt van de vulpijp en de opening van de tank of een blik met conditioner.
2. Maak de R-pennen los en verwijder de twee pennen (Fig. 3). Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. 1 De omkiepbeveiliging gebruiken (ROPS, Rollover Protection System) 2 Waarschuwing Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkiept, moet u de rolbeugel in de omhoog geklapte en vergrendelde positie houden en de veiligheidsgordel omdoen.
2 Veiligheid staat voorop 1 Lees alle veiligheidsinstructies in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. Gevaar Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. 3 Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkiept, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken.
Bedieningsorganen Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Fig. 7) voordat u de motor start en de machine gebruikt. 2 1 9 5 8 1 4 m–7702 7 Figuur 9 3 1. Brandstofklep 6 Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt. m–7701 Figuur 7 1. 2. 3. 4. 5. Contactschakelaar Schakelhendel Parkeerremhendel Gashendel Choke 6. 7. 8. 9.
Parkeerrem vrijzetten Belangrijk Stel de startmotor telkens niet langer dan 10 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging de motor 30 seconden laten afkoelen. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden. Duw de parkeerremhendel naar voren en naar beneden om de parkeerrem vrij te zetten (Fig. 10). Starten en stoppen van de motor 7. Zodra de motor start, zet u de chokehendel op Uit (Fig. 12).
Veiligheidssysteem testen 3. Trek de aftakasschakelaar uit om hem in te schakelen (Fig. 15). Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende Service Dealer. 2 1 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas in en probeer de motor te starten; de motor mag nu niet starten. m–4201 2.
Vooruitrijden De machine stoppen 1. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten, blz. 19. 1. Zet de tractiehendels in de neutraalstand en koppel ze los om ze vast te zetten. 2. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. 2. Schakel de aftakas uit. 3. Om vooruit te rijden, duwt u de schakelhendels langzaam naar voren (Fig. 16). 3. Draai het contactsleuteltje op Uit om de motor af te zetten. 4.
Antiscalpeerrollers afstellen 3. Nadat u de maaihoogte hebt ingesteld, verwijdert u de bout en de moer (Fig. 19). Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollers in. 3 Buitenste roller instellen 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 1 3.
4. Verwijder de maaikast. 5. Zet de maaikast ondersteboven en blokkeer de uiteinden. 3 3 6. Maak de maaikast grondig schoon. Verwijder alle verontreiniging zodat de keerplaat weer goed tegen de maaikast past. 2 7. Repareer alle verbogen of beschadigde delen van de maaikast en vervang ontbrekende onderdelen. 1 Maaimessen verwijderen 5 5 1. Zie Maaimessen verwijderen, blz. 31. 2. Verwijder de maaimessen voordat u de keerplaten en uitstoters verwijdert of monteert.
Uitstoters monteren en verwijderen 4. Draai alle bevestigingselementen goed vast. De uitstoters moeten als volgt worden verwijderd en gemonteerd. De uitstoters worden uitsluitend gebruikt om maaisel fijn te maken. De volgende procedures hebben betrekking op de montage van de uitstoters. Om de platen te verwijderen, moet u de procedures in omgekeerde volgorde uitvoeren. 5. Draai de messen om te verzekeren dat de afstand tussen de messen en de uitstoters minstens 3 mm bedraagt.
Uitblaasplaten monteren en verwijderen 8. Plaats de platen zoals is aangegeven op Figuur 24. Opmerking: Centreer de randen van de platen tussen de beugels van de voorrollers (Fig. 24). De uitblaasplaten worden uitsluitend gebruikt voor de zijafvoer. Volg de volgende stappen voor het installeren van de platen. Om de uitblaasplaten te verwijderen volgt u de stappen in omgekeerde volgorde. 9. Plaats de schroeven en draai ze stevig vast (Fig. 24). 10.
Machine met de hand duwen De zijafvoer gebruiken Belangrijk U moet de machine altijd met de hand duwen. Slepen van de machine kan schade aan het hydraulische systeem veroorzaken. Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Gevaar De machine duwen Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen.
De machines laden De hellingbaan moet zo lang zijn dat de hoek van de hellingbaan met de grond niet groter is dan 15 graden (Fig. 27). Een steilere hoek kan ertoe leiden dat onderdelen van de maaikast blijven haken als de machine van de hellingbaan naar de aanhanger of de vrachtwagen rolt. Steilere hoeken kunnen ook tot gevolg hebben dat de machine achteroverkiept.
Maaitips Maaisnelheid SNEL-stand gashendel Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid. Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op Snel zetten. Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Controleer het peil van de hydraulische vloeistof. • Motorolie verversen. • Hydraulisch filter vervangen. Voor elk gebruik • • • • Motoroliepeil controleren. Veiligheidssysteem controleren. Luchtinlaat van de motor reinigen.1 Maaikast reinigen. Om de 5 bedrijfsuren • Maaimessen controleren.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los van de bougie(s) voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. De messen controleren Onderhoud van de maaimessen 1. Controleer de snijranden (Fig. 28).
Controle op kromme messen Maaimessen verwijderen 1. Draai de messen totdat de uiteinden naar voren en naar achteren wijzen (Fig. 29). Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen (Fig. 30). Noteer deze afstand. Vervang een mes als u een vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans of krom is.
Maaimessen slijpen Het koelsysteem reinigen Verwijder voor elk gebruik gras en rommel van het luchtinlaatrooster. Waarschuwing Controleer en reinig de koelribben en de uitlaatringen om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Als het mes wordt geslepen, kunnen delen van het mes worden weggeslingerd en ernstig letsel veroorzaken. 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Draag goede oogbescherming als u een mes slijpt. 2.
Onderhoud van het luchtfilter 6. Verwijder het veiligheidsfilter uitsluitend als u dit wilt vervangen. Voorfilter: Controleer en/of vervang deze om de 200 bedrijfsuren of vaker in vuile of stoffige omstandigheden. Belangrijk Probeer nooit een veiligheidsfilter te reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is, betekent dit dat het voorfilter is beschadigd. Vervang beide filters. Veiligheidsfilter: Vervang het om de 600 bedrijfsuren. 7.
Motoroliepeil controleren 5. Peilstok eruit draaien en metalen deel met een doek schoonvegen (Fig. 36). Onderhoudsinterval/Specificatie 6. Schuif de peilstok helemaal in de vulbuis, zonder deze hierin vast te draaien (Fig. 36). Motorolie verversen: 7. Peilstok eruit trekken en oliepeil op metalen deel controleren. Als het oliepeil te laag is, moet u langzaam net genoeg olie in de vulbuis gieten totdat het peil de VOL-markering bereikt.
Motoroliefilter vervangen Onderhoud van de bougie Vervang het oliefilter om de 200 bedrijfsuren of wanneer u de olie ververst. Controleer de bougie(s) om de 100 bedrijfsuren. Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode- en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie(s) en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Monteer een nieuwe bougie indien dit nodig is.
Bougie controleren Brandstoffilter vervangen Reinig of vervang de bougie en stel de afstand in om de 100 bedrijfsuren. Vervang het brandstoffilter om de 200 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 1. Bekijk het midden van de bougie(s) (Fig. 40). Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren. Opmerking: Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren.
Benzine aftappen uit de brandstoftank Smeren Smeer de machine volgens het tijdschema op de instructiesticker CONTROLE EN ONDERHOUD (Fig. 42). De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Gevaar In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer de motor koud is.
Draaipunten van de voorste zwenkwielen smeren Punten waar dunvloeibare olie of sproeismering moeten worden gebruikt. De draaipunten van de voorste zwenkwielen moeten een keer per jaar worden gesmeerd. Smeer de machine op de volgende punten met sproeismering of dunvloeibare olie. Smeer deze punten om de 160 bedrijfsuren. 1. Verwijder de stofkap en stel de draaipunten van de zwenkwielen bij.
Onderhoud van het hydraulische systeem 6. Controleer het peil als de vloeistof warm is. De vloeistof moet tussen Koud en Warm staan. 7. Indien nodig moet u de hydraulische tank bijvullen met vloeistof. Hydraulische vloeistof controleren Opmerking: Het vloeistofpeil moet aan de bovenkant van de Warm markering op de keerplaat staan als de vloeistof warm is (Fig. 45). Controleer het peil van de hydraulische vloeistof: • Voordat de motor voor de eerste keer wordt gestart. • Na de eerste 8 bedrijfsuren 8.
Hydraulisch systeem ontluchten 3. Plaats een opvangbak onder het filter. Verwijder het oude filter en veeg de pakking van het filtertussenstuk schoon (Fig. 46). Het tractiesysteem ontlucht zichzelf, maar het kan noodzakelijk zijn het systeem te ontluchten als de vloeistof wordt ververst of nadat er werkzaamheden zijn verricht aan het systeem. 1. Krik de achterkant van de machine omhoog totdat de wielen vrij van de grond komen en plaats de machine op kriksteunen. 1 2.
Afvalverwijdering Motorolie, hydraulische vloeistof en motorkoelvloeistof verontreinigen het milieu. Verwijder deze stoffen overeenkomstig de plaatselijke voorschriften. 8 1 Neutraalstand van hendel afstellen 4 3 9 Als de schakelhendels niet in één lijn staan of gemakkelijk in de gleuf van het bedieningspaneel glijden, moeten zij worden afgesteld. De hendel, de veer en de stang moeten afzonderlijk worden afgesteld. 2 Opmerking: De schakelhendels moeten op de juiste wijze worden gemonteerd.
Neutraalstand linkse hydraulische pomp afstellen Neutraalstand hydraulische pomp afstellen 1. Start de motor, draai de gashendel half open en zet de parkeerrem vrij. Zie Starten en stoppen van de motor, blz. 19. Opmerking: Stel eerst de neutraalstand van de hendel af. Deze moet correct zijn voordat u de volgende afstelling kunt uitvoeren. Opmerking: De schakelhendel moet in de neutraalstand staan als er afstellingswerkzaamheden worden uitgevoerd. Gevaar 2.
Neutraalstand rechtse hydraulische pomp afstellen De sporing afstellen De linkse handpomp heeft een knop waarmee de sporing kan worden afgesteld. 1. Draai de borgmoeren op de kogelverbinding op de bedieningsstang van de pomp los (Fig. 49). Belangrijk U moet eerst de neutraalstand van de hendel en de neutraalstand van de hydraulische pomp afstellen alvorens de sporing af te stellen. Zie Neutraalstand van hendel afstellen, blz. 41 en Neutraalstand hydraulische pomp afstellen, blz. 42. 2.
Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen Gleufmoer van wielnaaf controleren U moet dit lager om de 500 bedrijfsuren of bij stalling controleren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Controleer de gleufmoer om de 500 bedrijfsuren. De gleufmoer moet worden aangedraaid met een torsie van 170 Nm. 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de vergendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 1.
Maaidek horizontaal stellen in drie standen Belangrijk Er zijn slechts 3 meetstanden nodig om het maaidek horizontaal te stellen. AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN HORIZONTAAL OPPERVLAK METEN m–2539 Figuur 55 De machine instellen 1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. 3. Noteer deze afstand. Deze hoogte moet 79 to 83 mm bedragen 2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 4. Zet het linker maaimes in de schuinstand (Fig. 54). 3.
Schuinstand van het maaidek instellen 8 1 1. Zet het rechter maaimes in de schuinstand (Fig. 57). 8 4 Vóór A 6 7 5 2 B 3 m–1078 m–7704 Figuur 57 Vóór Figuur 59 1. 260 mm tussen de grote ringen 2. Voorste moer 3. Contramoer van veer 4. Voorste wartel 2. Meet het rechter mes bij punt A (Fig. 57). Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes (Fig. 58). 5. 6. 7. 8. Contramoer van wartel Drukmoer Voorste steunarm Grote ring 8.
Duwarmen afstellen Gevaar Indien nodig kunt u de duwarmen afstellen om de spanning van de drijfriem van het maaidek te verhogen of te verminderen. Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. 1. Om de duwarmen af te stellen, draait u de contramoer los en draait u de kogelverbinding telkens één slag linksom (Fig. 60). • Plaats de machine altijd op kriksteunen. • Gebruik nooit een hydraulische krik. 2.
Aandrijfriem van pomp vervangen 5. Verwijder de riem. Opmerking: Begin bij de buitenste poelie en draai de riem af (Fig. 62). Controleer de aandrijfriem van de pomp om de 50 bedrijfsuren op slijtage. Opmerking: Laat de veer op de veeroogbout zitten. 1. Verwijder de drijfriem van het maaidek eerst, zie Drijfriem van maaidek vervangen op blz. 47. Voorzichtig 2. Verwijder de bout uit de aanslag van de koppeling en maak de elektrische draden van de koppeling los (Fig. 63).
Parkeerrem afstellen Onderhoud van de zekeringen Controleer of de parkeerrem goed is afgesteld. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. 1. Stel de remhendel buiten werking (hendel omlaag). 2. Meet de lengte van de veer; de lengte tussen de ringen moet 74 mm zijn (Fig. 64).
Accu verwijderen Onderhoud van de accu Waarschuwing Waarschuwing CALIFORNIË Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
Accu opladen Grasgeleider vervangen Waarschuwing Waarschuwing Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan het maaidek voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.
Afvalverwijdering Motorolie, hydraulische vloeistof en motorkoelvloeistof en de accu verontreinigen het milieu. Verwijder deze stoffen overeenkomstig de plaatselijke voorschriften.
PTO CLUTCH GND BK BK BN VIO (NEUTRAL) SW5 W SW4 (NEUTRAL) SHOWN WITH PARK BRAKE DISENGAGED SW3 (BRAKE) VIO Y SHOWN WITH LEVER IN NEUTRAL POSITION SHOWN WITH LEVER IN NEUTRAL POSITION Y SHOWN IN OFF POSITION GY BN SW2 (PTO) X I S OR BK P1–B T Y K2 (START RELAY) P2–C SW6 (SEAT SW) SHOWN WITH OPERATOR IN SEAT TERMINAL VIEW FROM BACK OF SWITCH B A KEY SW Y P1–A DELAY MODULE 100–6186 P1–C PK OFF ON START OR GY BN GN F1 30A Y R R B BK K1 (KILL RELAY) BU HOUR METER P
Reiniging en stalling 11. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet deze worden voorbereid op stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op UIT. Maak de bougiekabel los van de bougie. Verwijder het sleuteltje. A. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op.
Storingen, oorzaak en remedie Probleem Startmotor draait niet. Motor start niet, start moeilijk ilijk off blijft niet i t lopen. lo en. Motor levert te weinig g vermogen. Motor raakt oververhit. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. Aftakas uitschakelen. 2. Parkeerrem niet in werking gesteld. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Bestuurder zit niet op de stoel. 3. Plaats nemen op de bestuurdersstoel. 4. Accu is leeg. 4. Accu opladen. 5.
Probleem Mogelijke oorzaken Machine rijdt niet. 1. Tractieriem versleten, los of gebroken. 1. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 2. Tractiedrijfriem van poelie af. 2. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 3. Peil van hydraulische vloeistof te laag. 3. Reservoir bijvullen met hydraulische vloeistof. 1. Bevestigingsbouten van motor zitten los. 1. Bevestigingsbouten van motor aandraaien. 2. Losse motorpoelie, spanpoelie of mespoelie. 2. Desbetreffende poelie vastzetten. 3.