Form No. 3359-111 Rev A Z419 Z Master®, met 122 cm Turbo Force® maaidek met zijafvoer Modelnr.: 74421TE—Serienr.: 280000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002. Figuur 2 Inleiding 1. Veiligheidssymbool Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Er worden in deze handleiding nog 2 woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Veiligheid Maaidek en riemspanpoelies smeren.................... 29 Onderhoud motor.................................................. 30 Onderhoud van het luchtfilter............................. 30 Motoroliepeil controleren. .................................. 31 Onderhoud van de bougies ................................. 33 Onderhoud brandstofsysteem ................................ 34 Brandstoffilter vervangen ................................... 34 Onderhoud van de brandstoftank .......................
◊ onjuist gebruik van de rem, ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. • Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. • Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling in vrij schakelen alvorens de motor te starten. • Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 15 graden. • Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is.
– voordat u de maaimachine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren; – als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit alvorens deze weer te gebruiken; als de maaimachine abnormaal trilt (direct controleren) • Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit als u de machine transporteert of niet gebruikt.
• Let op greppels, kuilen, stenen, gaten en verhogingen in het maaigebied die de werkhoek veranderen, omdat de machine kan omkiepen op oneffen terrein. • Start nooit plotseling heuvelopwaarts op een helling, want dit kan tot gevolg hebben dat de machine achteroverkiept. • Houd er rekening mee dat de wielen hun grip kunnen verliezen tijdens een afdaling. Als het gewicht wordt verplaatst naar de voorwielen, kunnen de aandrijfwielen gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen.
Hellingdiagram 7
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 58-6520 1. Smeervet 99-8936 1. Snelheid van de machine 2. Snel 3. Langzaam 4. Neutraalstand 5. Achteruit 93-7010 1. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 3.
9-8944 1. Risico van explosie – Draag oogbescherming. 2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden – Afspoelen met water en eerste hulp verlenen. 3. Brandgevaar – Geen vonken of vuur en niet roken 4. Gevaar voor vergiftiging – Houd kinderen uit de buurt van de accu. 107-1686 106-5517 1. Lees de Gebruikershandleiding alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 2. Tijdsinterval 3. Luchtfilter 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 5. Bandenspanning 6.
7-2131 1. Peil hydraulische vloeistof 2. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 108-1052 107-2132 1. Maaihoogte-instelling 1. Waarschuwing – Stel de parkeerrem in werking en blokkeer de wielen als u de machine op een helling parkeert. 108-1053 1. Maaihoogte 107-3069 1. Waarschuwing – Er is geen omkiepbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 2.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 110-2068 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 112-9028 5. Lees de Gebruikershandleiding. 1. Waarschuwing—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen; laat alle schermen op hun plaats. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7.
107-9309 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het opladen van de accu; bevat lood; niet weggooien. 2. Lees de Gebruikershandleiding. 110-0439 1. Choke 2. Motor – Afzetten 3. Motor – Lopen 4. Motor – Starten 5. Snel 6. Continu snelheidsregeling 12 7. Langzaam 8.
Algemeen overzicht van de machine Urenteller gebruiken De urenteller (Figuur 5) registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen. Figuur 5 1. Urenteller Gashendel De gashendel heeft twee standen: Snel en Langzaam. Figuur 3 1. Rolbeugel 2. Brandstoftankdop (beide kanten) 3. Veiligheidsgordel 4. Rijhendel 5. Maaihoogtehendel Choke 6. Zijafvoer 7.
Gebruiksaanwijzing Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Brandstof bijvullen Gebruik normale loodvrije benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is.
• Houdt de benzine vers gedurende een stalling van maximaal 90 dagen. Als u de machine langer wilt stallen, moet u de benzine aftappen uit de brandstoftank. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.
De omkiepbeveiliging (rolbeugel) gebruiken (ROPS, Rollover Protection System) Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkiept: houd de rolbeugel in de omhoog geklapte en vergrendelde positie en doe de veiligheidsgordel om. Controleer of het achterste deel van de stoel is vastgezet met de stoelvergrendeling. Figuur 7 1. Volledig omlaag geklapt 2. Omlaag geklapt met gemonteerde grasvanger Belangrijk: Controleer of het achterste deel van de stoel is vastgezet met de stoelvergrendeling.
Veiligheid staat voorop Lees alle veiligheidsinstructies in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkiept, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken. Figuur 9 1.
Parkeerrem in werking stellen 3. Schakel de aftakas uit (Figuur 12). 1. Zet de rijhendels (Figuur 17) in de vergrendelde neutraalstand. 2. Trek de parkeerrem naar achteren en omhoog om deze in werking te stellen (Figuur 11). De parkeerremhendel moet vast blijven staan op Ingeschakeld. De kans bestaat dat de parkeerrem de machine niet in stilstaande toestand houdt als deze op een helling is geparkeerd; hierdoor kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen ontstaan. Figuur 12 1.
benzine uit de machine kan lekken. Stel de parkeerrem in werking voordat u de machine transporteert. Verwijder het sleuteltje omdat de kans bestaat dat de brandstofpomp in werking blijft waardoor de accu kan ontladen. Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Figuur 14 1. Gas – SNEL 2.
Aftakas uitschakelen starten; de motor mag nu niet gaan draaien. Beweeg nu de andere rijhendel. Om de aftakas uit te schakelen, zet u de aftakasschakelaar op UIT (Figuur 16). 3. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand. Start nu de motor. Als de motor loopt, moet u de parkeerrem vrijzetten en de aftakas inschakelen. Kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet nu stoppen.
Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige druk uitoefenen op beide rijhendels (Figuur 17). Om te stoppen, zet u beide rijhendels in de neutraalstand. Om te draaien, beweegt u de rijhendel naar de neutraalstand, in de richting waarin u wilt draaien (Figuur 17). De machine stoppen Hoe verder u de rijhendels beweegt (in beide richtingen), des te sneller zal de machine in de gewenste richting rijden.
Figuur 18 1. Maaihoogtehendel 2. Gaffelpen Figuur 19 Antiscalpeerrollen afstellen 1. Antiscalpeerrol 2. Afstandsstuk 3. Lagerbus Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in. 4. Bout 5. Flensmoer 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Om de sluitnok te verstellen, draait u de hendel omhoog om deze los te maken (Figuur 21). 4. Plaats de plaat en de sluitnok op zodanige wijze in de sleuf dat de machine de gewenste afvoer heeft. 5. Draai de hendel terug om de plaat en de sluitnok vast te zetten (Figuur 21). 6. Als de nok de plaat niet op zijn plaats houdt of deze te vast zit, moet u hendel losmaken en aan de sluitnok draaien. Draai aan de sluitnok totdat u de gewenste sluitdruk hebt verkregen.
Figuur 26 1. Stoelvergrendeling 2. Brandstoftankdop 3. Stoel Figuur 24 Machine met de hand duwen Bestuurdersstoel instellen Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen. Slepen van de machine kan schade aan het hydraulische systeem veroorzaken. U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit.
Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen. De machine transporteren: • Vergrendel de rem en blokkeer de wielen. • Zet de machine goed vast op de aanhanger of de vrachtwagen met behulp van riemen, kettingen, kabels of touwen. • Bevestig een aanhanger aan het sleepvoertuig met veiligheidskettingen. Figuur 27 1. Zijkant bedieningspaneel 2. Omloopklep 3.
Belangrijk: Probeer de machine niet te keren als deze op de hellingbaan staat; u kunt de controle verliezen en de kans bestaat dat de machine van de zijkant van de hellingbaan afrijdt. U mag de snelheid niet abrupt verhogen als u de machine de hellingbaan oprijdt en ook niet abrupt verlagen als u de machine de hellingbaan afrijdt. In beide gevallen bestaat de kans dat de machine dan achteroverkiept.
Maairichting Onderhoud van het maaimes Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt. Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De motorolie verversen. • Hydraulische vloeistof controleren. Na de eerste 25 bedrijfsuren • Vervang het hydraulische filter. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • Het veiligheidssysteem controleren. Motoroliepeil controleren. Verwijder gras en rommel van het luchtinlaatrooster van de motor. De maaimessen controleren. Maaidek reinigen. Om de 25 bedrijfsuren Smeer het maaidek en de assen.
Smering Smering Smeer de machine volgens het tijdschema op de instructiesticker Controle en Onderhoud (Figuur 29). De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type vet: Universeel smeervet. Methode van smeren 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Onderhoud motor 3. Verwijder de drijfriemkappen. 4. Smeer de drie aslagers onder de poelies totdat er vet bij de onderste afdichtingen naar buiten komt (Figuur 30). Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Schuimelement van luchtfilter reinigen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 5. Pomp vet in de arm van de spanpoelie op het maaidek (Figuur 30). 6. Pomp vet in de smeernippels op de duwarmen (Figuur 30).
Schuimelement en papierelement installeren Belangrijk: Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. 1. Schuif het schuimelement voorzichtig op het papierelement (Figuur 31). 2. Monteer het luchtfilter op de luchtfilterbasis en zet dit vast met de 2 vleugelmoeren (Figuur 31). 3. Monteer het luchtfilterdeksel en zet dit vast met de dekselknop (Figuur 31). Motoroliepeil controleren.
Figuur 33 2. Vulbuis 1. Oliepeilstok 5. Verwijder de peilstok en veeg het uiteinde schoon (Figuur 33). 6. Peilstok helemaal in de vulbuis schuiven, niet vastdraaien in de buis (Figuur 33). Figuur 34 7. Trek de peilstok uit en controleer het oliepeil op het metalen deel. Als het oliepeil te laag is, moet u langzaam net genoeg olie in de vulbuis gieten totdat het peil de VOL-markering bereikt. 1. Olieaftapplug 2. Olieaftapslang 9. Giet ca.
4. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk, draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog een extra 3/4 slag vast (Figuur 35). 4. Maak de omgeving van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken. 5. Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen. 5. Vul het carter met het juiste type verse olie; zie Motorolie controleren.
Onderhoud van de brandstoftank Onderhoud brandstofsysteem Brandstoffilter vervangen In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren. 1.
Onderhoud elektrisch systeem Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan. Onderhoud van de accu Waarschuwing • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
6. Maak beide vleugelmoeren (1/4 inch) los waarmee de accuklembeugel is bevestigd (Figuur 39). 7. Verwijder de accu. Accu monteren 1. Plaats de accu in een bak met de accupolen naar de motor gericht (Figuur 39). 2. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van de accu. 3. Bevestig vervolgens de minkabel en de aardingskabel aan de minpool (-) van de accu. 4. Zet de kabels vast met 2 bouten (1/4 x 3/4 inch), 2 ringen (1/4 inch) en 2 borgmoeren (1/4 inch) (Figuur 39). Figuur 40 1.
Onderhoud aandrijfsysteem De sporing afstellen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Onder de stoel zit een knop waarmee de sporing van de machine kan worden afgesteld. Belangrijk: U moet eerst de neutraalstand van de hendel en de neutraalstand van de hydraulische pomp afstellen alvorens de sporing af te stellen. Zie Neutraalstand van hendel afstellen in Onderhoud bedieningsysteem , bladz.
Bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan) Controleer de spanning bij het ventiel om de 50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden (Figuur 43). De juiste bandenspanning voor de achterbanden is 90 kPa (13 psi). Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten. De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd. Figuur 44 1. Gleufmoer 2.
Onderhoud koelsysteem Belangrijk: De veerringen moeten op de juiste wijze worden gemonteerd zoals wordt getoond in Figuur 45. Luchtinlaatrooster reinigen 5. Plaats de stofkap (Figuur 45). Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder vóór elk gebruik aangekoekt gras, vuil of andere rommel van de cilinder en de koelribben van de cilinderkop, het luchtinlaatrooster op het uiteinde van het vliegwiel, de carburateur, de regelhendels en de verbindingen.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen Parkeerrem afstellen Riemen controleren Controleer of de parkeer Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren 1. Stel de remhendel buiten werking (hendel omlaag). Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. 2. Meet de lengte van de veer; de lengte tussen de ringen moet 74 mm bedragen (Figuur 47).
6. Trek de veerbelaste spanpoelie opzij en richt de riem. 7. Haal de druk van de veerbelaste spanpoelie (Figuur 50). 8. Monteer de drijfriem van het maaidek. Figuur 49 1. Dopsleutel met kort verlengstuk of onderbrekerstang 2. Vierkant gat Figuur 50 8. Om de riemspanning te vergroten, draait u de dopsleutel of onderbrekerstang linksom zodat de arm van de vaste spanpoelie beweegt tot u verhoogde weerstand voelt en de veerbelaste spanpoelie niet meer beweegt. 1. Riem 2. Elektrische kabels van koppeling 3.
Onderhoud bedieningsysteem Neutraalstand van rijhendel afstellen Als de rijhendels niet in één lijn staan of gemakkelijk in de gleuf van het bedieningspaneel glijden, moeten zij worden afgesteld. De hendel, de veer en de stang moeten afzonderlijk worden afgesteld. Opmerking: De rijhendels moeten op de juiste wijze worden gemonteerd. Zie Rijhendels monteren bij Montage-instructies. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Onderhoud hydraulisch systeem Onderhoud van het hydraulische systeem Hydraulische vloeistof controleren Figuur 54 Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren 1. Dop 2. Keerplaat Om de 25 bedrijfsuren 3. Peil koude vloeistof–VOL 4. Peil warme vloeistof–VOL Type vloeistof: Mobil 1 15W-50 synthetische motorolie of gelijkwaardige synthetische olie. Inhoud van het hydraulische systeem: 2,0 l Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.
Jaarlijks—Hydraulische filter vervangen en hydraulische vloeistof verversen. 10. Controleer nogmaals het peil als de vloeistof warm is. De vloeistof moet tussen koud en heet staan. 11. Indien nodig moet u de hydraulische tank bijvullen met vloeistof. Niet te vol vullen. Gebruik een zomerfilter bij temperaturen boven 0 °C Gebruik een winterfilter bij temperaturen beneden 0 °C 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. Laat de motor lopen zodat u de rijhendels kunt afstellen. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Opmerking: Houd de omgeving van het hydraulische systeem vrij van aangekoekt gras en rommel. Houd kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de draaiende onderdelen, de geluiddemper en andere hete oppervlakken.
Figuur 57 1. Sporingsknop 2. Pompstang 3. Stelbout Figuur 58 Neutraalstand rechter hydraulische pomp afstellen 1. Dubbele moeren 2. Pompstang 3. Borgmoer 4. Kogelverbinding 1. Draai de borgmoeren op de kogelverbinding op de bedieningsstang van de pomp los (Figuur 58). 2. Start de motor, draai de gashendel half open en zet de parkeerrem vrij. Zie Starten en stoppen van de motor in Gebruiksaanwijzing , bladz. 14.
Onderhoud van het maaidek Maaidek horizontaal stellen in drie standen Belangrijk: Er zijn slechts 3 meetstanden nodig om het maaidek horizontaal te stellen. De machine gebruiksklaar maken Figuur 59 1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3.
2. Controleer de afstand tussen de twee grote ringen; deze moet 28,2 cm bedragen bij een 132 cm maaidek en 26,7 cm bij een 152 cm maaidek (Figuur 62). 2. Meet het rechtermes bij punt A. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes (Figuur 61). 3. U kunt deze afstand instellen door de contramoer van de veer los te draaien en vervolgens te draaien aan de moer op de voorkant van elke veer (Figuur 62).
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten. 3. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen (Figuur 64). Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand, positie A, van de messen (Figuur 64). Noteer deze afstand. Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de gebruiker of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro-messen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen. Figuur 66 1. Mes 2. Mesbalans Contact met een scherp mes kan ernstig letsel veroorzaken. Maaimessen monteren Draag handschoenen of wikkel een lap om de scherpe kanten van het mes.
Reiniging 2. Plaats een afstandsstuk en de veer op de grasgeleider. Plaats het Leind van de veer achter de rand van het maaidek. Onderkant van het maaidek reinigen Opmerking: Zorg ervoor dat het L-vormige eind van de veer is gemonteerd achter de rand van het maaidek voordat u de bout plaatst zoals wordt aangegeven in Figuur 68. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek. 3. Monteer de bout en de moer.
Stalling stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor en het hydraulische systeem.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Startmotor draait niet. Motor start niet, start moeilijk of blijft niet lopen. Motor levert te weinig vermogen. Motor raakt oververhit. Machine rijdt niet. Abnormale trillingen. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. Aftakas uitschakelen. 2. 3. 4. 5. Parkeerrem niet in werking gesteld. Bestuurder zit niet op de stoel. Accu is leeg. Elektrische aansluitingen gecorrodeerd of los. 6. Zekering doorgebrand. 7. Relais of schakelaar defect. 2.
Probleem Onregelmatige maaihoogte. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 4. De onderkant van het maaidek is vuil. 5. De bandenspanning is niet correct. 6. Mesas verbogen. Messen draaien niet. Remedie 3. Maai dek horizontaal stellen en in de correcte schuinstand stellen. 4. Onderkant van het maaidek schoonmaken. 5. Banden op juiste spanning brengen. 6.
Schema's Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 56
Opmerkingen: 57
Opmerkingen: 58
Toro Warranty Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt Aanwijzingen voor aanvraag van garantieservice The Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven de oorspronkelijke koper* krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle Toro producten die worden gebruikt voor normale huiselijke doeleinden*, te zullen repareren als deze materiaalgebreken en fabricagefouten vertonen.
International Distributor List—Consumer Products Distributor: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd Cyril Johnston & Co Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Gorund and Garden Hydroturf Int. Co Hydroturf Egypt LLC Ibea S.p.A. Irriamc Jean Heybroek b.v. Lely (U.K. ) Limited Maquiver S.A. Maruyama Mfg. Co. Inc. Metra Kft Mounteld a.s. Munditol S.A.