Form No. 3354-903 Rev A TimeCutter® Z530 zitmaaiers Modelnr.: 74425—Serienr. 260000001 og højere Registreer uw product op www.Toro.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002. wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Inleiding Figuur 2 Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden en letsel en schade aan de machine kunt voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. 1.
Aanbevolen onderhoudsschema ............... 20 Procedures voorafgaande aan onderhoud ................................ 21 Motorkap verwijderen en monteren .......................... 21 Smering..................................................... 21 De lagers smeren ............................... 21 Onderhoud motor..................................... 22 Onderhoud van het luchtfilter ............ 22 Motorolie verversen/oliepeil controleren........................ 23 Onderhoud van de bougie..................
Veiligheid – als de machine op een helling begint te glijden, kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd. De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn: Instructies voor veilige bediening van zitmaaiers ◊ onvoldoende grip van de wielen; Deze machine voldoet minstens aan de Europese normen, van kracht op het moment van produktie. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan echter letsel veroorzaken.
bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • Gebruik de machine nooit als schermen, schilden of andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd of ontbreken. • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. Laat de motor niet met een te hoog toerental lopen omdat dit de kans op ongevallen kan vergroten.
• Stal de machine nooit met brandstof in de tank in een gebouw waar dampen open vlammen of vonken kunnen bereiken. • Gebruik altijd originele Toro onderdelen zodat de originele standaarden worden gehandhaafd. • Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen. • Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.
Geluidsniveau bij Model 74425 overeenkomstig de aanwijzingen van de fabrikant. • Wees uiterst voorzichtig met grasvangers of andere werktuigen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken, waardoor de kans ontstaat dat u de macht over de machine verliest. Deze machine heeft een geluidsniveau van 100d BA, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.
106-2224 1. 2. 3. 4. 5. 6. 110-1868 Gashendel 7. Choke 8. SNEL 9. Continu snelheidsregeling 10. LANGZAAM 11. Aftakas, sommige modellen hebben een aftakasschakelaar Koplampen Motor—Afzetten Motor—Lopen Motor—Starten Ontsteking 1. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Houd omstanders op een veilige afstand van de machine; gebruik de machine nooit zonder dat het grasopvangsysteem is gemonteerd. 3.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 106-8742 1. 1. Parkeerrem 2. 3. 4. 5. 106-8743 1. Maaihoogte Risico van explosie 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. Geen vonken of vuur en 7. Draag oogbescherming; niet roken. explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken Risico van bijtende 8. Accuzuur kan blindheid vloeistof/chemische of ernstige brandwonden brandwonden veroorzaken. Draag oogbescherming. 9.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 3 1. Stoel 2. Rijhendels 4. 5. Maaihoogtehendel Maaidek 3. Bedieningspaneel 6. Voetsteun 7. Voorste zwenkwiel 10. 8. Wiel van achterwielaandrijving 9.
Bedieningsorganen Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen Figuur 5 voordat Figuur 4 u de motor start en de machine gebruikt. Figuur 4 1. Rijhendel 2. Maaihoogtehendel 3. Dop van brandstoftank Figuur 5 1. Contactschakelaar 2. Gashendel/Choke 3. Aftakasschakelaar Parkeerrem De parkeerrem wordt automatisch in werking gesteld als de rijhendels in de remstand staan. Zet de rijhendels altijd in de remstand als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid staat voorop Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen. Figuur 6 1. Veilige zone – hier kunt de TimeCutter gebruiken 2. Gebruik een loopmaaier en/of een handtrimmer in de buurt van steile hellingen en water. 3.
... Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. • Rook nooit wanneer u met benzine bezig bent, en houd de brandstof weg van open vuur of vonken. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. • Bewaar benzine in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen. Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt opmaken. • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de opening van een tank of een blik met conditioner.
Motoroliepeil controleren Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie Oliepeil controleren in Onderhoud motor, blz. 22. Figuur 8 Motor starten en afzetten 1. Motor 2. CHOKE 3. 4. SNEL LANGZAAM Motor starten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de rijhendels in de remstand. 2. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar op UIT te zetten (Figuur 7). Figuur 9 1. UIT 2. LOPEN 3. 4.
aangedreven door de motor, zoals het maaidek en de maaibladen. Het veiligheidssysteem zorgt ook ervoor dat de motor wordt gestopt wanneer de rijhendels niet in de remstand staan en u de bestuurdersstoel verlaat terwijl de messen zijn ingeschakeld. De maaimessen inschakelen 1. Zet de rijhendels vrij om de machine in de neutraalstand te zetten. 2. Zet de gashendel op SNEL. 3. Trek de aftakasschakelaar uit om de maaimessen in te schakelen (Figuur 10).
Achteruit 1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 11). Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige druk uitoefenen op beide rijhendels (Figuur 11). • Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
Rijhendels afstellen De rijhendels kunnen hoger of lager worden gesteld overeenkomstig de wensen van de bestuurder. 1. Verwijder de 2 bouten waarmee de rijhendel is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm (Figuur 14). 2. Zet de rijhendel in de volgende groep gaten. Zet de hendel vast met de 2 bouten (Figuur 14). Figuur 12 1. Maaihoogtehendel 2. Maaihoogtestanden Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven.
Zijuitworp 4. Zet de twee omloophendels naar voren en dan naar achteren om ze vast te zetten zoals wordt getoond in Figuur 15. 5. Beweeg de rijhendels naar binnen om de parkeerrem in werking te stellen. Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. U kunt de machine nu met de hand duwen.
maaien, kunt u het best in twee keer maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen. Om dit te voorkomen, moet u de messen inschakelen en de maaimachine rijden naar een gedeelte van het gazon dat al is gemaaid. 1/3 van de lengte van het gras afmaaien Onderkant van het maaidek schoonhouden Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer 1/3 van de lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt afgeraden, tenzij het gras dun is, of in de late herfst, wanneer het gras langzamer groeit.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • Veiligheidssysteem controleren. Het luchtlter controleren Motoroliepeil controleren. Maaimessen controleren. Maaikast reinigen. Om de 25 bedrijfsuren • Alle smeerpunten smeren.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De lagers smeren Smeer de draaipunten van de voorste zwenkwielen en de wielen (Figuur 19). Motorkap verwijderen en monteren 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 1. Om de motorkap te verwijderen, moet u de knoppen losdraaien en daarna de motorkap naar achteren en omhoog trekken (Figuur 17). 2.
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtlter Reinig het luchtfilter om de 50 bedrijfsuren of om de 3 maanden, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Vervang het luchtfilter om de 300 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Opmerking: Geef het luchtfilter vaker een onderhoudsbeurt als u de machine gebruikt in stoffige vuile omstandigheden. Figuur 21 Schuim- en papierelement verwijderen 1. Knoppen van luchtlterdeksel 2. Luchtlterdeksel 3. Schuimelement 1.
1. Leg het rooster op het papierelement en plaats beide in het onderstuk van het luchtfilter (Figuur 21). Opmerking: De rubberen afdichting moet vlak tegen de bodem van het luchtfilter aan liggen. 2. Plaats het schuimelement op het rooster (Figuur 21). Het rooster moet tussen het schuimelement en het filterelement zitten om te voorkomen dat er olie op het papierelement komt. 3. Plaats het luchtfilterdeksel op het filter. Zet het deksel vast met de knoppen (Figuur 21). Figuur 23 1. Schone motorolie 2.
2. Maak de omgeving van de peilstok (Figuur 26) schoon, zodat er geen vuil in de vulopening kan komen, wat in motorschade kan resulteren. Figuur 27 Figuur 26 1. Oliepeilstok 2. Vulbuis 3. Uiteinde van peilstok 4. 5. 1. Olieaftapplug 2. Olieaftapbuis VOL Bijvullen 6. Draai aan de aftapplug om de olie in de bak te laten lopen (Figuur 27). 7. Als alle olie is weggelopen, draait u de aftapplug dicht. 8. Verwijder de aftapslang (Figuur 27). 3.
3. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Figuur 28). 2. Trek de kabel van de bougie (Figuur 29). Maak de omgeving van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken. Figuur 28 1. Sleutel voor olielter 2. Olielter 3. 4. Pakking Tussenstuk Figuur 29 4. Monteer het nieuwe filter met de hand op de filterbasis. Draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk.
2. Monteer de bougie met de hand om te voorkomen dat deze scheef wordt ingedraaid. Draai een nieuwe bougie een 1/2 slag aan met een bougiesleutel. Als u een eerder verwijderde bougie terugplaatst, hoeft u deze maar 1/8 tot 1/4 slag aan te draaien. 3. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Figuur 29). Onderhoud brandstofsysteem Figuur 31 1. Slangklem 2. Brandstofslang Benzine aftappen uit de brandstoftank 3. Filter 5. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter (Figuur 31). 6.
6. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen terug tot dicht bij het filter (Figuur 31). 4. Maak de minkabel (zwart) los van de accupool (Figuur 32). 7. Open de brandstofafsluitklep. Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Onderhoud elektrisch systeem Onderhoud van de accu Controleer het accuzuurpeil om de 25 bedrijfsuren.
Zuurpeil van de accu controleren Belangrijk: Vul de accu nooit bij met gedistilleerd water terwijl de accu nog in de machine zit. Er zou dan accuzuur op andere onderdelen kunnen komen, wat tot corrosie kan leiden. Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. 2. Maak de bovenkant van de accu schoon met een tissue. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden.
• Laadcircuit F2 – 25 A, steekzekering • Optionele koplampenset – 10 A, steekzekering 1. Til de stoel omhoog om toegang te krijgen tot de zekeringhouder (Figuur 35). 2. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering omhoog (Figuur 35). Figuur 34 1. Pluspool van de accu 2. Minpool van de accu 3. 4. Rode (+) oplaadkabel Zwarte (–) oplaadkabel 5. Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels aan; zie Accu monteren.
remstand. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels(s) los van de bougie(s). De maaimessen controleren 1. Controleer de snijranden (Figuur 37). Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u de maaimessen verwijderen en slijpen; zie Maaimessen slijpen. Figuur 36 1. Ventiel 2. Controleer de messen, met name het gebogen deel (Figuur 37). Als u beschadigingen, slijtage of groefvorming in dit deel constateert (punt 3 in Figuur 37), moet u het mes direct vervangen.
De maaimessen slijpen dezelfde plaats als in bovengenoemde stap 1. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 1 en stap 2, mag niet meer zijn dan 3 mm. Als dit verschil meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen. Zie Maaimessen verwijderen en Maaimessen monteren. 1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 40). Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand.
maaidek monteert of wanneer het maairesultaat onregelmatig is. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2. Zet de rijhendels in de remstand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten. Figuur 43 3. Controleer of al vier banden de voorgeschreven spanning hebben.
(Figuur 44) en draait u de stang totdat deze een lengte van 19 mm heeft. 7. Plaats het uiteinde van de stang in het gat in de bevestigingsbeugel van het maaidek en zet deze vast met behulp van de ring en de pen. op de voorkant van het maaidek draaien (Figuur 46). 12. Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten, draait u de stelmoeren vaster. Om de voorkant van het maaidek lager te zetten, draait u de stelmoeren losser. 13.
Onderhoud drijfriem van maaidek 4. Verwijder de R-pen en de gaffelpen uit de achterste draaipenstang aan beide kanten van het maaidek (Figuur 47). Riemen controleren Controleer alle riemen om de 100 bedrijfsuren. Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen.
Grasgeleider vervangen 5. Trek de spanpoelie in de richting die wordt aangegeven in Figuur 49, en verwijder de riem van de poelies. Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan het maaidek voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. De veer is onder spanning gemonteerd en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Wees voorzichtig als u de veer verwijdert.
Figuur 51 1. Wasaansluiting 2. Snelkoppeling Figuur 50 1. 2. 3. 4. Grasgeleider Beugel van grasgeleider Veer Stang 5. 6. 7. Moer, 3/20,32 cm Rubberen O-ring Korte afstandhouder 3. Slang 4. Zet het maaidek in de laagste maaistand. 5. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. Schakel de aftakas in en laat de machine één tot drie minuten lopen. Reiniging 6. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
Stalling stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. Reiniging en stalling Zet de motor af, laat deze afkoelen en tap de brandstoftank af; zie Brandstoftank aftappen in Onderhoud brandstofsysteem, blz. 26. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De motor raakt oververhit. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De motor is te zwaar belast. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtlter is vuil. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 5. Vuil, water of oude brandstof in brandstofsysteem. De startmotor slaat niet aan. 1. De aftakas is ingeschakeld. 2.
Probleem De motor start niet, start moeilijk of slaat af. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De brandstoftank is leeg. 2. Brandstofklep dichtgedraaid 3. De choke staat niet op AAN. 4. Het luchtlter is vuil. 1. De brandstoftank vullen. 2. Brandstofklep openen. 5. De bougiekabel(s) zit(ten) los of is (zijn) niet aangesloten. 6. De bougie(s) is (zijn) aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 7. Er zit vuil in het brandstoflter. 8. Vuil, water of oude brandstof in brandstofsysteem.
Probleem De motor verliest vermogen. Mogelijke oorzaak 1. De motor is te zwaar belast. 2. Het luchtlter is vuil. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 4. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 5. De bougie(s) is (zijn) aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 6. De ventilatieopening in de dop van de brandstoftank is verstopt. 7. Er zit vuil in het brandstoflter. 8. Vuil, water of oude benzine in het brandstofsysteem. 9.
Probleem Mogelijke oorzaak De machine trilt abnormaal. 1. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 2. De motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los. 3. De motorpoelie is beschadigd. 4. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 5. Een bevestigingsbout van een maaimes zit los. 6. Mesas verbogen. Onregelmatige maaihoogte. 1. Maaimes(sen) bot. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 4. Een antiscalpeerwiel is niet correct afgesteld.
Schema's Installatieschema (Rev.