Form No. 3367-147 Rev A TimeCutter® ZD420 zitmaaier Modelnr.: 74433—Serienr.: 311000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Deze machine is een zitmaaier met draaiende messen bedoeld voor gebruik door particulieren in huiselijke toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. De machine is niet ontworpen voor het maaien van borstelig gras en andere begroeiing langs de snelweg of voor gebruik in de landbouw. Modelnr.: Serienr.
Veiligheid Machine met de hand duwen............................... 24 De voetsteun instellen ........................................ 24 Tips voor bediening en gebruik........................... 25 Onderhoud ................................................................ 27 Aanbevolen onderhoudsschema ............................. 27 Procedures voorafgaande aan onderhoud................ 28 Toegang tot de machine ...................................... 28 Smering............................................
• Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. • Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. • Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling in vrij schakelen voordat u de motor start. • Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 15 graden. • Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere zorgvuldigheid.
Veilige bediening Toro zitmaaiers – voordat u verstoppingen losmaakt of het uitwerpkanaal ontstopt; – voordat u de maaimachine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren; De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-norm – als u een vreemd voorwerp raakt.
Onzekerheidswaarde (K) = 0,8 m/s2 • Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken, enz. uit het maaigebied, of markeer deze. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. • Let op greppels, kuilen, stenen, gaten en verhogingen in het maaigebied die de werkhoek veranderen, omdat de machine kan omkantelen op oneffen terrein.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 110-6691 1. De machine kan 3. Handen of voeten voorwerpen uitwerpen kunnen worden – Houd omstanders op gesneden/geamputeerd een veilige afstand van de – Blijf uit de buurt van machine. bewegende onderdelen. 2.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 106-8742 1. Explosiegevaar 1. Parkeerrem 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 106-8743 1. Maaihoogte 5. Lees de Gebruikershandleiding. 108-8769 1. Stand Gras opvangen 2. Recycler® stand 108-8759 1. Geleiding van drijfriem 9 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7.
110-6567 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert; zet de rijhendels in de remstand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en maak de bougiekabel los. 3. Ledematen kunnen worden (af)gesneden, maaimes; risico om gegrepen te worden, riem – Veiligheidsschermen niet openen of verwijderen terwijl de motor loopt. 4.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 4 1. Rijhendel 2. Maaihoogtehendel 4. Grasvanger 5. DFS-hendel 3. Bedieningspaneel 6. Bestuurderspositie, stoel 7. Maaidek 10. Bekerhouder 8. Recycle-on-Demand 11. Voetsteun hendel 9. Wiel van achterwielaandrij- 12.
Figuur 5 Grasvanger verwijderd 1. Rijhendel 2. Maaihoogtehendel 3. Dop van brandstoftank 4. Sensoren van opvangsysteem 5. Inspectieluik, achter 7. Maaidek 10. Achterframe 8. Motorkap 11. Aanwezigheidssensor grasvanger 6. Wiel van achterwielaandrijving 9.
Bedieningsorganen vanuit de middelste stand naar buiten beweegt, stelt u de parkeerrem in werking en kunt de machine verlaten (Figuur 6). Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen in Figuur 4, Figuur 5, Figuur 6 en Figuur 7 voordat u de motor start en de machine gebruikt. Parkeerrem De parkeerrem wordt automatisch in werking gesteld als de rijhendels in de remstand staan. Zet de rijhendels altijd in de remstand als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat (Figuur 6).
Gebruiksaanwijzing sleuteltje op Uit draait, wordt de motor afgezet; het verdient echter aanbeveling het sleuteltje altijd uit het contact te verwijderen als u de machine verlaat om te voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start (Figuur 7). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Gas-/Chokehendel Veiligheid staat voorop Met de gas-/chokehendel kunt u zowel de gasklep als de choke bedienen.
GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank nooit als de machine op een aanhanger in een afgesloten ruimte staat. • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis staat.
Belangrijk: Gebruik nooit brandstofadditieven die methanol of ethanol bevatten. GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.
Motor afzetten 1. Zet vervolgens de gashendel weer op Snel (Figuur 11). 2. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar op Uit te zetten (Figuur 10). 3. Draai het contactsleuteltje op UIT (Figuur 12). 4. Maak voordat u de machine vervoert of opslaat de bougiekabel los van de bougie(s) om te voorkomen dat iemand per ongeluk de machine start. Figuur 10 1. Aftakasschakelaar – Aan 5. Sluit de brandstofafsluitklep onder de voorzijde van de brandstoftank voordat u de machine vervoert of opslaat. 2.
2. Zet de gashendel op Snel. 3. Trek de aftakasschakelaar uit om de maaimessen in te schakelen (Figuur 14). Figuur 13 1. Centrale onvergrendelde stand 2. Vooruit Figuur 14 3. Achteruit 1. Aftakasschakelaar – Aan 4. Remstand Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige druk uitoefenen op beide rijhendels (Figuur 13). 2. Aftakasschakelaar – Uit De maaimessen uitschakelen Zet de aftakasschakelaar op UIT om de maaimessen uit te schakelen (Figuur 14).
Werking van het veiligheidssysteem Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer: • de maaimessen zijn uitgeschakeld. • De schakelhendels in de remstand staan. Het veiligheidssysteem zorgt ook ervoor dat de motor wordt gestopt wanneer de rijhendels niet in de remstand staan en u de bestuurdersstoel verlaat terwijl de messen zijn ingeschakeld.
A. Zet de hendel rechtop om de klep van het maaidek te openen zodat het maaisel kan worden opgevangen. • Maai regelmatig. • Zet de machine op een hogere maaistand als u hoog gras gaat maaien. B. Zet de hendel omlaag in de Recycler® stand om de klep van het maaidek te sluiten en het maaisel fijn te maken. • Maai geen nat of vochtig gras. • Rij met een lagere snelheid als u hoog gras maait. 4. Zet de gashendel op Snel en de rijhendels in de bedrijfsstand.
Grasvanger Afvoertunnel verwijderen De grasvanger wordt bevestigd aan de motorkap door de pen aan de kant van de hendel te plaatsen in doorboorde beugel op de rechterkant van de motorkap. Om de grasvanger te verwijderen, moet u deze opheffen en eerst de pen in de open inkeping uit de kap verwijderen. Vervolgens schuift u de pen aan de kant van de hendel uit de beugel totdat de grasvanger loskomt van de machine.
6. Richt u nu weer op de machine. Controleer het inwendige motorcompartiment en verwijder maaisel of vuil dat tijdens de verwijdering van de tunnel is losgeraakt. WAARSCHUWING Als vuil dat zich ophoopt in het motorcompartiment, niet wordt verwijderd, bestaat de kans dat dit door een hete motor gaat branden. Brand in het motorcompartiment kan brandwonden bij u of anderen en materiele schade veroorzaken.
Gebruik in de Recycler® modus E. Schuif de tunnel op het tussenstuk van het maaidek totdat de tunnel vastzit op het frame van de machine. Om het gras goed te maaien en het maaisel fijn te maken in de maaikast is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat de maaikast niet helemaal door ongemaaid gras omgeven is. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen naar het maaidek.
De machine duwen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2. Beweeg de schakelhendels naar buiten om de parkeerrem in werking te stellen, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Trek de twee omloophendels naar binnen en duw ze in totdat de ring op de stang door de sleuf schuift (Figuur 23). Figuur 21 4.
Maai met de juiste regelmaat Normaal gesproken moet u om de vier dagen maaien. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaistand. Maai twee dagen later op een lagere maaistand. Figuur 24 1. Voetsteun 2. Stang 3.
het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes. Veilige sleepmethoden Sleep uitsluitend met een machine die is voorzien van een trekhaak. Bevestig materiaal dat wordt gesleept, uitsluitend aan het sleeppunt.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 5 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • Controleer het veiligheidssysteem. Het motoroliepeil controleren. Maaimessen controleren. De sensoren van het opvangsysteem schoon vegen. Maaikast reinigen. Om de 25 bedrijfsuren • Alle smeerpunten smeren.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Toegang tot de machine Om bij sommige inwendige onderdelen te kunnen komen, hoeft u enkel de stoel omhoog te zetten. Ga als volgt te werk om toegang tot inwendige onderdelen te krijgen als dit nodig is om de in deze handleiding beschreven onderhoudswerkzaamheden te verrichten. G005900 Figuur 26 Motorkap verwijderen Motorleiding verwijderen Verwijder de motorkap om toegang te krijgen tot het motorcompartiment.
Smering De lagers smeren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Alle smeerpunten smeren. Type vet: nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2. Zet de schakelhendels in de remstand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Reinig de smeernippels (Figuur 30 met Figuur 31) een doek.
Onderhoud motor • 1400 cc/1,4 L als het filter niet wordt vervangen • 1700 cc/1,7 L als het filter wordt vervangen (uitsluitend model 74433) Het filterelement vervangen Viscositeit: zie onderstaande tabel. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2.
Figuur 35 2. Metalen deel 1. Oliepeilstok 4. Draai de peilstok helemaal in de vulbuis. Trek de peilstok uit en controleer het oliepeil op het uiteinde. Als het oliepeil te laag is, moet u langzaam net genoeg olie in de vulbuis gieten totdat het peil precies de VOL-markering op de peilstok bereikt. Figuur 36 Belangrijk: Giet niet te veel olie in het carter; hierdoor kan de motor worden beschadigd. 1. Olieaftapslang, aan het motordeksel geklemd Olie verversen 2. Dop olieaftapslang 7.
Figuur 37 1. Oliefilter 2. Pakking 3. Tussenstuk Figuur 38 4. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk. Draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 tot 3/4 slag (Figuur 37). 4. Verwijder de bougie en de metalen afdichtring. 5. Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie Olie verversen en aftappen. Bougie controleren Onderhoud van de bougie 1.
Onderhoud brandstofsysteem 3. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Figuur 38). 4. Sluit het inspectieluik en zet de bevestigingen vast zodat het goed dicht zit. Belangrijk: Controleer altijd of het luik is teruggeplaatst en vastgezet met de bevestigingen voordat u de machine in gebruik neemt. Als u de machine gebruikt met een geopend inspectieluik, bestaat de kans dat maaisel en andere rommel in het motorcompartiment terechtkomt, waardoor de machine schade kan oplopen.
4. Verwijder de motorkap. 5. Trek het filter uit de brandstofslangen. 5. Maak de slangklem op het brandstoffilter los en schuif deze over de brandstofslang weg van het brandstoffilter (Figuur 41). 6. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen terug tot dicht bij het filter (Figuur 41). 7. Open de brandstofafsluitklep. Figuur 41 1. Slangklem 2. Brandstofslang 3. Filter 6. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter (Figuur 41). 7. Open de brandstofafsluitklep.
Onderhoud elektrisch systeem 5. Maak de minkabel (zwart) los van de accupool. Schuif het rubberen kapje van de pluskabel (rood) terug over de kabel. Maak de pluskabel (rood) los van de accupool (Figuur 42). Onderhoud van de accu 6. Verwijder de bevestigingsband van de accu (Figuur 42) en til de accu uit de accubak. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Veeg de accubehuizing schoon met een tissue.
1. Accu uit het chassis verwijderen, zie Accu verwijderen. 2. Controleer het zuurpeil; zie Zuurpeil controleren. 3. Zorg ervoor dat de vuldoppen op de accu zijn geplaatst. Laad de accu één uur op bij 25–30 A of 6 uur bij 4–6 A. De accu niet te ver opladen. 4. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 44). Figuur 43 1. Vuldoppen 2. Bovenste streep 3. Onderste streep 3.
Onderhoud aandrijfsysteem • Hoofdleiding F1 – 30 A, steekzekering • Laadcircuit F2 – 25 A, steekzekering 1. Zet de stoel omhoog om toegang te krijgen tot de zekeringhouder (Figuur 45). Bandenspanning controleren 2. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering omhoog (Figuur 45). Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Bandenspanning controleren. Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten.
Onderhoud van het maaidek Onderhoud van de maaimessen Figuur 47 Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. 1. Snijrand 2. Gebogen deel 3. Slijtage/groefvorming Controle op kromme messen Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn.
WAARSCHUWING Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. Figuur 50 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen • Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de snijranden of het oppervlak van het mes. 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 51). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik.
zie Bandenspanning controleren in het hoofdstuk Onderhoud. 4. Zet de maaihoogtehendel in stand D (76 mm). 5. Draai het maaimes (de maaimessen) voorzichtig evenwijdig (Figuur 52). Meet de afstand tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Figuur 52). Als beide afstanden groter zijn dan 5 mm, moeten deze worden bijgesteld; ga verder met de rest van deze procedure. Figuur 53 1. R-pen en ring 2. Stelbeugel 3. Opening aan voorkant 4. Opening aan achterkant 8.
het maaidek lager te zetten, draait u de stelmoeren losser. 13. Nadat u de stelmoeren gelijk hebt afgesteld, controleert u nogmaals de schuinstand. Stel de oogbouten net zolang bij totdat het uiteinde van het voorste mes 1,6–7,9 mm lager staat dan het uiteinde van het achterste mes (Figuur 56). Opmerking: Na de afstelling mogen beide steunstangen geen speling hebben (Figuur 57). Draai aan de stangen om de speling weg te werken (Figuur 56). Figuur 54 1. Stelbeugel 2. Stelblok 3. Stelstang 4.
Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. Aandrijfriem van maaidek vervangen Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2.
Reiniging 6. Leg de nieuwe riem rond de motorpoelie en de poelies van het maaidek (Figuur 59). Monteer een nieuwe riem onder de riemgeleider en rond de achterste poelie. Sensoren van het opvangsysteem reinigen 7. Trek de spanpoelie in de richting die wordt aangegeven in Figuur 59, en laat de riem over de arm van de spanpoelie en de aspoelies lopen (Figuur 59). Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—De sensoren van het opvangsysteem schoon vegen. 8.
Stalling Reiniging en stalling 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels naar buiten in de parkeerstand, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor. Vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en het ventilatorbehuizing verwijderen. Belangrijk: U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger.
Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. Choke de motor. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze volgens de plaatselijk geldende voorschriften. Belangrijk: Benzine waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 30 dagen bewaren. 11. Verwijder de bougie(s) en controleer de toestand ervan; zie Bougies vervangen in het hoofdstuk Motoronderhoud.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. 5.
Probleem De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De tractieriemen zijn versleten, los of stuk. 1. Neem contact op met een erkende servicedealer. 2. De tractieriemen zitten niet op de poelies. 2. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 1. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien. 2. De motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los. 3. De motorpoelie is beschadigd. 2. Desbetreffende poelie vastzetten.
Probleem Messen draaien niet. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De tractieriem is versleten, los of stuk. 1. Een nieuwe drijfriem monteren. 2. De drijfriem zit niet op de poelie. 2. Drijfriem monteren en assen en riemgeleiders op juiste stand controleren. 3. Een nieuwe drijfriem monteren. 3. De drijfriem van het maaidek is versleten, los of stuk. 4. De grasvanger is niet goed gemonteerd. 48 4.
Schema's Installatieschema (Rev.
Opmerkingen: 50
Lijst met internationale dealers Dealer: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int. Co Dubai Hydroturf Egypt LLC Ibea S.P.A. Irriamc Irrigation Products Int'l Pvt Ltd. Jean Heybroek BV. Lely (U.K.) Limited Maquiver S.A.
De Toro totaalgarantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle Toro-producten te zullen repareren als deze materiaalgebreken of fabricagefouten vertonen. 2. Breng het product met uw aankoopbewijs (kwitantie) naar de servicedealer. 3.