Form No. 3424-254 Rev A TITAN® HD 1500 serie zitmaaiers van 122 cm of 132 cm Modelnr.: 74465TE—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 74466TE—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Inleiding Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze maaitractor met draaiende messen is bedoeld voor professioneel gebruik. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden particuliere of commerciële gazons. De machine is niet ontworpen voor het maaien van struikgewas of voor gebruik in de landbouw. Ga naar www.Toro.com om de specificaties van uw type te raadplegen.
Inhoud Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen. Veiligheid .................................................................. 4 Algemene veiligheid ........................................... 4 Hellingsindicator ................................................
Veiligheid Het emissie-luchtinlaatfilter vervangen ............. 42 Onderhoud brandstofsysteem ............................. 43 Brandstoffilter vervangen.................................. 43 Onderhoud van de brandstoftank...................... 43 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 44 Veiligheid van het elektrisch systeem................ 44 Onderhoud van de accu.................................... 44 Onderhoud van de zekeringen.......................... 46 Onderhoud aandrijfsysteem ..
Hellingsindicator g011841 Figuur 4 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decaloemmarkt Merkteken van fabrikant decal106-5517 1. Geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro maaimachine is. 106-5517 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1.
decal112-3858 112-3858 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Verwijder het sleuteltje voordat u de maaihoogte afstelt. 2. Lees de instructies voordat 4. Maaihoogte-instellingen. u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. decal116-8588 116-8588 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Draai de vrijgaveknop los, verschuif de knop en zet deze vast. 3. Duw de machine. decal112-9028 112-9028 1. Waarschuwing – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen; laat alle beschermplaten op hun plaats.
decal117-3848 117-3848 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Maaier kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de machine niet zonder dat de grasgeleider, de afsluiter van de afvoer of het grasopvangsysteem is gemonteerd. 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. decal126-7816 126-7816 1. Maaihoogte decal126-4363 126-4363 1.
decal126-9939 126-9939 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Vullen tot de onderkant van de vulbuis; waarschuwing: de tank niet te vol gieten. decal136-8992 136-8992 1. Brandstof – vol 3. Brandstof – leeg 2. Brandstof – 50% decal131-1097 131-1097 Alleen motoren van Toro 1. Aftapplug decalptosymbols Symbolen aftakasschakelaar 1. Aftakas – uitschakelen 2. Aftakas – inschakelen decaltransportlock Transportvergrendeling decal136-9024 136-9024 1.
decalmotioncntrllh-126-6194 decalmotioncntrlrh-126-6183 Linker rijhendel 1. Snelheid van de machine 2. Snel 3. Langzaam Rechter rijhendel 4. Neutraalstand 5. Achteruit 1. Snelheid van de machine 2. Snel 3. Langzaam 4. Neutraalstand 5. Achteruit decal136-1305 136-1305 1. Snel 2. Continu snelheidsregeling 4. Choke 5. Werkverlichting (optioneel) 3. Langzaam 6.
decal136-1720 136-1720 1. Vergrendeld 2. Ontgrendeld decal132-0871 132-0871 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker.
Algemeen overzicht van de machine Contactschakelaar De contactschakelaar, waarmee u de motor start en afzet, heeft 3 standen: UIT, LOPEN en START . Zie Starten van de motor (bladz. 24). Chokeknop Gebruik de chokeknop om een koude motor te starten. Trek de chokeknop omhoog om deze in te schakelen. Druk de chokeknop omlaag om deze uit te schakelen. Gashendel De gashendel regelt het motortoerental en zorgt voor een continu verstelbare regeling van LANGZAAM tot SNEL (Figuur 6).
Accu-indicatielampje gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. Als u het contactsleuteltje gedurende een paar seconden in de stand AAN zet, wordt de accuspanning weergegeven in het gebied waar normaal de uren worden weergegeven.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Brandstof bijvullen te voorkomen. Brandstofdampen zijn ontvlambaar en explosief. • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere Aanbevolen brandstof ontstekingsbronnen. • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2). voor de brandstof.
De omkantelbeveiliging (rolbeugel) gebruiken WAARSCHUWING Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt: laat de rolbeugel volledig omhoog geklapt en vergrendeld, en doe de veiligheidsgordel om. Controleer of de stoel goed op de machine is bevestigd. WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt.
Het veiligheidssysteem gebruiken WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Het veiligheidssysteem testen Bestuurdersstoel instellen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit (Figuur 11). Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt.
Instellen van de MyRide™ vering Stel de achterste schokdempers in (Figuur 13). U kunt de MyRide™ vering naar uw voorkeur instellen zodat u prettig en comfortabel kunt rijden. U kunt de 2 achterste schokbrekers verstellen en zo de vering snel en eenvoudig instellen. Stel de vering in zodat die voor u het meest comfortabel is. De achterste schokdempers instellen g227752 De sleuven voor de achterste schokdempers hebben inklikpunten om de instelling aan te geven.
Werktuigen en accessoires gebruiken • Gebruik de machine niet op nat gras. Als de wielen hun grip verliezen, kan de machine gaan glijden. • Controleer of alle aandrijvingen in de neutraalstand zijn, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt voordat u de motor start. Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires. Indien er meer dan één montageset voor accessoires (d.w.z.
• Gebruik de machine enkel als sleepvoertuig als ze – Gebruik een hellingsindicator om de hellingshoek bij benadering te bepalen. voorzien is van een trekhaak. • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet – Gebruik de maaimachine nooit op hellingen van meer dan 15 graden. en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden. – Onderzoek de toestand van het werkgebied op die dag om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling.
Parkeerrem gebruiken Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. De handrem inschakelen Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. g221745 Figuur 16 1. Veilige zone – Gebruik de machine in deze zone op hellingen van minder dan 15 graden of vlakke gebieden. 4. W = breedte van de machine 2. Gevarenzone – Gebruik een loopmaaier en/of een handtrimmer op hellingen van meer dan 15 graden en in de buurt van steile hellingen of water. 5.
De handrem uitschakelen Messchakelaar (aftakas) uitschakelen g009174 Figuur 21 De gashendel bedienen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM (Figuur 22). g192635 Gebruik altijd de stand SNEL wanneer u de aftakas inschakelt. Figuur 19 De messchakelaar (aftakas) bedienen De messchakelaar (aftakas) start en stopt de maaimessen en eventuele bekrachtigde werktuigen.
De choke bedienen Starten van de motor Gebruik de choke om een koude motor te starten. Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. 1. 2. Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen voordat u de contactschakelaar inschakelt (Figuur 23). Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als u de startmotor langer dan 5 seconden in werking stelt, kan deze worden beschadigd.
De rijhendels gebruiken De motor afzetten VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Verwijder altijd het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat. c:\data\documentum\checkout\g004532 Figuur 26 1. Rijhendel – vergrendelde NEUTRAALSTAND 2. Centrale ontgrendelde stand 3. Vooruit 4. Achteruit 5.
Achteruitrijden WAARSCHUWING De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. 1. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 28). • Wees voorzichtig als u een bocht maakt. • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt.
De maaihoogte instellen De pen voor de maaihoogte instellen De transportvergrendeling gebruiken Stel de maaihoogte in van 38 tot 127 mm in stappen van 6 mm door de maaihoogtepen in verschillende openingen te plaatsen. De transportvergrendeling heeft 2 standen en wordt gebruikt in combinatie met het maaidekpedaal. Er is een VERGRENDELDE en een ONTGRENDELDE stand voor de transportstand van het maaidek (Figuur 29). 1. Zet de transportvergrendeling in de VERGRENDELDE stand. 2.
Antiscalpeerrollen afstellen Zijafvoer gebruiken Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in. Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Opmerking: Stel de antiscalpeerrollen zo af dat ze de grond niet raken op normale, vlakke maaiterreinen. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en stel de parkeerrem in werking; zie De handrem inschakelen (bladz. 22).
het maaidek ophopen, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat. worden weggemaaid. In het algemeen kan het best de voorheen gebruikte maaihoogte worden gekozen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen. Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen.
De vrijgavehendels van de aandrijfwielen bevinden zich links en rechts onder het maaidek. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Ga naar de omloophendels achter de stoel, beneden aan de linker- en rechterkant van het frame. 4.
De machine transporteren Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Gebruik altijd een oprijplaat over de volledige breedte. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.
De machine laden WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. • Rij de machine achteruit op de oprijplaat en rij er vooruit af.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 5 bedrijfsuren Na de eerste 75 uren Bij elk gebruik of dagelijks Onderhoudsprocedure • Motorolie verversen en filter vervangen. • Filters en vloeistof van het hydraulische systeem vervangen. • • • • • • • • • • • • Controleer het veiligheidssysteem (interlock). Controleer het luchtfilter op vuile, losse of beschadigde onderdelen. Oliepeil controleren. Luchtinlaatrooster reinigen.
Procedures voorafgaande aan onderhoud bescherming biedt. Controleer regelmatig of ze goed werken. • Controleer de werking van de parkeerrem regelmatig. Indien nodig moet u deze afstellen en een onderhoudsbeurt geven. Veiligheid bij onderhoud • Doe het volgende voordat u de machine gaat repareren: – Schakel de aandrijvingen uit. – Stel de parkeerrem in werking. – Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. – Maak de bougiekabels los. • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
De afdekking van het maaidek losmaken Het plaatmetaalscherm verwijderen Zet de bovenste bout van de afdekking los om de afdekking van het maaidek los te maken en toegang te krijgen tot de bovenkant van het maaidek (Figuur 38). Draai na de onderhoudswerkzaamheden de bout vast om de afdekking opnieuw te monteren. Zet de 2 voorste bouten los en verwijder het plaatmetaalscherm om bij de maaierriemen en de spilassen te komen (Figuur 39).
Smering Onderhoud motor De machine smeren Veiligheid van de motor Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Smeer de assen van de voorste zwenkwielen. (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken.
Het schuimelement van het luchtfilter een onderhoudsbeurt geven Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Het schuimelement van het luchtfilter reinigen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Het schuimelement van het luchtfilter vervangen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). g027800 1. Was het schuimfilter in warm water met vloeibare zeep.
Motorolie verversen Het luchtfilter monteren 1. Monteer het schuimelement op het papierelement. Motorolietype Opmerking: Voorkom beschadiging van de elementen. Type olie:Reinigingsolie (API onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of SL) 2. Lijn de gaten in het filter uit met de openingen van het verdeelstuk. Carterinhoud: 2,4 liter met oliefilter 3. Kantel het filter omlaag in de kamer en druk het tegen het verdeelstuk aan (Figuur 43). Viscositeit: zie onderstaande tabel.
tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 4. g235263 Figuur 45 Motorolie verversen en oliefilter vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 5 bedrijfsuren/Na de eerste maand (houd hierbij de kortste periode aan)—Motorolie verversen en filter vervangen. Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Motorolie verversen en oliefilter vervangen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 1.
5. Vervang het motoroliefilter (Figuur 47). Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai de filter nog ¾ slag extra vast. g027799 g027477 Figuur 47 6. g029570 Figuur 46 40 Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 48).
3. Maak de omgeving van de onderkant van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil en rommel in de motor terechtkomt. 4. Verwijder de bougie (Figuur 49). g027478 Figuur 49 Bougie controleren Belangrijk: Maak de bougie(s) niet schoon. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont. g235264 Figuur 48 7. Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum.
Bougie monteren WAARSCHUWING Hete onderdelen van het uitlaatsysteem kunnen brandstofdampen ontsteken, zelfs nadat u de motor hebt afgezet. Hete deeltjes die tijdens het gebruik van de motor uit de uitlaat komen, kunnen ontvlambaar materiaal ontsteken, waardoor lichamelijk letsel of materiële schade kan ontstaan. Vul geen brandstof bij en laat de motor niet lopen totdat de vonkenvanger is geplaatst. 1.
Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Verricht onderhoudswerkzaamheden in verband met het brandstofsysteem als de motor koud is. Doe dit buiten op een open terrein. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING De accukabels onjuist afkoppelen kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Veiligheid van het elektrisch systeem • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool.
Accu opladen De accu plaatsen 1. Plaats de accu in een bak met de accupolen van de hydraulische tank weg (Figuur 53). Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. 2. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van de accu. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. 3. Bevestig de minkabel (zwart) en aardingsdraad aan de minpool (-) van de accu.
Onderhoud van de zekeringen Onderhoud aandrijfsysteem De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Het behoeft geen onderhoud. Als er echter een zekering doorbrandt; controleer dan het onderdeel en het circuit op een storing of kortsluiting. Veiligheidsgordel controleren De zekeringen bevinden zich op de rechter bedieningseenheid naast de stoel (Figuur 56). 1. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering eruit om deze te verwijderen. 2.
De sporing afstellen g036746 Figuur 57 1. Rolbeugel omhoog 4. Draai de rolbeugelknop 90 graden. 2. Knop van de rolbeugel vergrendeld 5. Rolbeugelknop ontgrendeld 3. Trek de rolbeugelknop uit en draai deze 90 graden. 6. Rolbeugel ingeklapt 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit. 2. Rijd naar een open, vlak gebied en zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . 3. Zet de gashendel halverwege tussen LANGZAAM en SNEL. 4. Zet beide rijhendels vooruit tot aan de aanslag in de T-sleuf.
De bandenspanning controleren Onderhoud koelsysteem Het motorscherm reinigen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan) Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Bij elk gebruik of dagelijks De juiste bandenspanning in de voor- en achterbanden is 0,9 bar. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten. De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Onderhouden remmen Parkeerrem afstellen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren Opmerking: Voer deze procedure uit wanneer u een onderdeel van de rem verwijdert of vervangt. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. 4.
9. Onderhoud riemen Draai de as van de remkoppeling tot het uiteinde op één lijn ligt met de opening in de hendel. • Kort de koppeling in door rechtsom te Riemen controleren draaien. • Verleng de koppeling door linksom te Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren draaien. 10. Breng de as van de remkoppeling aan in de opening in de parkeerrem en bevestig met de gaffelpen. Herhaal stap 5 en stel af indien nodig. 11.
10. Bevestig de nieuwe riem rond de poelies van het maaidek en de koppelingspoelie onder de motor (Figuur 64). 11. Monteer de spanpoelieveer (Figuur 64). Opmerking: Steek de uiteinden van de veer in de ankergroeven. 12. Plaats de drijfriemkappen en de bijbehorende bouten (Figuur 66). g027730 Figuur 66 g036861 13. Monteer het plaatmetaalscherm, zie Het plaatmetaalscherm verwijderen (bladz. 35). 14.
Onderhoud bedieningsysteem De stand van de bedieningshendel afstellen Als de uiteinden van de hendels elkaar raken, raadpleeg dan Rijhendelmechanisme afstellen (bladz. 53). g036860 De hoogte instellen Figuur 67 U kunt de rijhendels hoger of lager afstellen, voor meer comfort. 1. Aanslag van koppeling 6. Haal de spanpoelieveer van de stang (Figuur 68). 7. Verwijder de oude riem van de aandrijfpoelies van de hydraulische pomp en de motorpoelie. 8.
Hoek van rijhendels verstellen WAARSCHUWING 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. 4. 5. De motor moet lopen en de aandrijfwielen draaien opdat u deze afstelling kunt uitvoeren.
12. Onderhoud hydraulisch systeem Zet de rijhendels in de ACHTERUITSTAND en oefen lichte druk uit op de hendel zodat de veren de hendels terugduwen in de neutraalstand. Opmerking: De wielen moeten ophouden met draaien of langzaam kruipen in de achteruitstand. Veiligheid van het hydraulische systeem Opmerking: Mogelijk moet u de kap van het rijhendelmechanisme verwijderen om de toegang te vergemakkelijken. • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid.
tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Laat de motor afkoelen. 4. Zoek het filter en de beschermingen op elk transaxle-aandrijfsysteem (Figuur 73). 5. Verwijder de 3 schroeven waarmee de filterbeschermingen zijn bevestigd (Figuur 73). g037051 Figuur 72 1. Motor 2.
3. Herhaal voor het andere filter. 4. Monteer de filterbeschermingen terug op de plaats waar u deze eerder hebt verwijderd. 5. Gebruik de drie schroeven om de filterbeschermingen te monteren. 6. Controleer of de ontluchtingspluggen zijn verwijderd voordat u vloeistof gaat bijvullen. 7. Giet langzaam de gespecificeerde vloeistof in de expansietank totdat er vloeistof uit 1 van de openingen voor de ontluchtingspluggen komt. 8. Monteer de ontluchtingsplug. 9.
A. Zet de omloophendels in de stand om de machine te duwen. Zet de omloopkleppen open en laat de motor lopen; beweeg de rijhendels langzaam 5 of 6 keer naar voren en naar achteren. Onderhoud van het maaidek B. Zet de omloophendels in de stand om de machine te bedienen. C. Zet de omloopklep dicht en laat de motor lopen; beweeg de rijhendel 5 of 6 keer langzaam naar voren en naar achteren. Onderhoud van de maaimessen D. 3.
g006530 Figuur 76 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur g014973 Figuur 78 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond Controle op kromme messen 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) Opmerking: De machine moet op een egaal 4. oppervlak staan voor de volgende procedure. 1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie. 2.
g014973 Figuur 80 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 2. Vlakke ondergrond 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) A. g017443 Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz. 59) en Maaimessen monteren (bladz. 60). Figuur 81 Opmerking: Als een krom mes is vervangen door een nieuw mes en de afstand nog altijd groter is dan 3 mm, dan is het mogelijk dat de mesas verbogen is.
tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Controleer de bandenspanning van de aandrijfbanden. Zie De bandenspanning controleren (bladz. 48). 4. Zet het maaidek in de vergrendelde transportstand. 5. Draai de messen voorzichtig heen en weer. 6. Meet de afstand tussen de mespunt en het vlakke oppervlak (Figuur 84). Als de afstanden meer dan 5 mm verschillen, stel dan de schuinstand af; ga door met deze procedure. g000553 Figuur 83 1. Mes 3. 2.
12. 13. 14. 15. Draai het maaimes voorzichtig in dwarsrichting horizontaal (Figuur 84). Draai de borgmoeren (Figuur 87) in de 4 hoeken los en controleer of het maaidek stevig op alle 4 blokjes rust. Trek de maaidekhangers strak en zorg dat het maaidekpedaal naar achteren is gedrukt tegen de aanslag. Draai de 4 borgmoeren vast. g229304 Figuur 85 1. Messen in lengterichting 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 2. Uiteinde van mes 8.
6. Verwijder de bouten en moeren van de voorkant van de plaat onder de voetsteun. 7. Verwijder en bewaar de bouten en moeren aan beide zijden van de machine (Figuur 88). g015594 Figuur 89 g036866 Figuur 88 1. Verwijder deze moeren en bouten. 2. Verwijder deze moeren en bouten. 8. 1. Bout 2. Afstandsstuk 5. Gemonteerde veer 6. Grasgeleider 3. Borgmoer 7. J-vormig haakuiteinde van veer 4. Veer Schuif het maaidek naar rechts uit de machine. Grasgeleider vervangen 3.
Reiniging Stalling De onderkant van het maaidek reinigen Veiligheid tijdens opslag • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voordat u ze stalt. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. 2. 3. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
Opmerking: Laat de machine lopen met de machine af om deze te beschermen en schoon te houden. aftakas ingeschakeld en de motor op hoog stationair gedurende 2 tot 5 minuten na het wassen. 12. Controleer de staat van de maaimessen; raadpleeg Onderhoud van de maaimessen (bladz. 57). 13. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet deze worden voorbereid op stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling: A.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. De startmotor slaat niet aan. 5. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 4.
Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De maaimachine trekt naar links of naar rechts (met beide hendels volledig vooruit) 1. De sporing moet afgesteld worden 1. Stel de sporing af 2. De banden van de aandrijfwielen hebben niet de juiste spanning. 2. Breng de aandrijfbanden op de juiste spanning. De machine rijdt niet. 1. De omloopkleppen zijn niet goed gesloten. 1. Sluit de omloopkleppen. 2. De pompriem is versleten, los of stuk. 3. De aandrijfriem van de pomp is van de poelie af. 4.
Probleem De koppeling grijpt niet aan. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Een zekering is doorgebrand. 1. Vervang de zekering. Controleer de weerstand van de spoelen, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang indien nodig. 2. Lage spanning bij de koppeling. 2. Controleer de weerstand van de spoelen, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang onderdelen indien nodig. 3. Vervang de koppeling. 4.
Schema's g018479 Elektrisch schema – motoren van Toro (Rev.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.