Form No. 3431-897 Rev A GrandStand® maaier Met een TURBO FORCE® maai-eenheid van 122 cm met achteruitworp Modelnr.: 74542TE—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Raadpleeg de meegeleverde documentatie van de motorfabrikant. Inleiding Deze stand-on grasmaaier met draaiende messen is bedoeld voor professioneel gebruik. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden particuliere of commerciële gazons.
Inhoud Motorolie verversen .......................................... 35 Onderhoud van de bougie ................................ 37 Vonkenvanger controleren................................ 38 Onderhoud brandstofsysteem ............................. 39 Brandstof aftappen uit de brandstoftank............ 39 Brandstoftank verwijderen ................................ 39 Brandstoffilter vervangen.................................. 40 Onderhoud elektrisch systeem ............................
Veiligheid • Hou omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen. Laat enkel mensen die verantwoordelijk en getraind zijn en die bovendien vertrouwd zijn met de instructies en fysiek ertoe in staat zijn de machine bedienen. Deze machine is ontworpen met inachtneming van EN ISO 5395.
decal106-5517 106-5517 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. decal131-3521 131-3521 1. Maaihoogte decal116-8775 116-8775 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Vullen tot de onderkant van de vulbuis; de tank niet te vol gieten. decal131-3524 131-3524 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Vloeistofpeil 2. Transmissievloeistof decal131-3507 131-3507 2. Riemspanner 131-3528 1. Lees de Gebruikershandleiding. 15A 15A 10A 7.5A decal131-3528 131-3528 1.
decal131-3536 131-3536 1. Accu 2. Tijd 4. Parkeerrem 5. Motor – Starten 3. Aftakasschakelaar 6. Schakel de rijhendels in. decal136-0505 136-0505 1. Bandenspanning 5. Luchtfilter van motor 2. Controle/wijziging bedrijfsuren 6. Motorolie 3. Transmissievloeistof 7. Lees de Gebruikershandleiding alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 4. Check decal133-4641 133-4641 1. Waarschuwing – Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. decal139-5557 139-5557 decal133-4665 133-4665 1.
decal131-3525 131-3525 1. Stel de handrem buiten werking. 5. Snel 2. Stel de parkeerrem in werking. 6. Motor – toerental 3. Schakel de aftakas in. 7. Langzaam 4. Schakel de aftakas uit. decal131-3526 131-3526 1. Aftakas – uitgeschakeld 5. Achteruit 2. Snel 6. Tractie-aandrijving 3. Langzaam 7. Schakel de rijhendels in. 4. Neutraalstand decal139-5556 139-5556 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 5. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 2.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningspaneel g031182 Figuur 4 g273599 Figuur 3 1. Voorste zwenkwiel 2. Motor 3. Bedieningspaneel 4. Rijhendels 5. Hydraulische tank 6. Stootkussen voor bestuurder 7. Brandstoftank 8. Platform (omlaag geklapt) 1. Brandstoftankdop 8. Maaihoogtehendel 2. Chokeklep 9. Pen voor de maaihoogte 3. Parkeerremhendel 10. Platformvergrendeling 4. Dop van hydraulische tank 11. Rijhendel rechts 5. Urenteller 6. Contactschakelaar 9. Accu 12. Aftakasschakelaar 13.
Urenteller Contactschakelaar De urenteller registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen (Figuur 5). De contactschakelaar, waarmee u de motor start en afzet, heeft 3 standen: UIT, LOPEN en START . Zie Motor starten (bladz. 16). Rijhendels De rijhendels worden gebruikt om de motor vooruit en achteruit te laten rijden en om bochten naar links of naar rechts te maken (Figuur 4).
Gebruiksaanwijzing Voor gebruik Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk • Algemene veiligheid • Laat kinderen of personen die geen instructie • • • • • • hebben ontvangen de machine nooit gebruiken. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van alle bestuurders en technici.
ethanol). Het gebruik van niet-goedgekeurde benzine kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie. • Geen benzine gebruiken die methanol bevat. • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt. • Meng nooit olie door benzine.
Werking van het veiligheidssysteem 5. Het veiligheidssysteem is bedoeld om het inschakelen van de aftakas alleen mogelijk te maken wanneer u 1 van de volgende doet: Hou de rijhendel in de middelste, onvergrendelde stand, trek de aftakasschakelaar omhoog en laat de schakelaar los. Opmerking: De koppeling en de maaimessen/het werktuig moeten ingeschakeld worden. • Zet één van de rijhendels in de middelste, 6. onvergrendelde stand. Beweeg of zet de rijhendels vrij in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND .
– Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd. • Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder – Schakel de vermogenaftakas uit. de invloed van alcohol of drugs bent. – Stel de parkeerrem in werking. • Vervoer nooit passagiers op de machine en houd – Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. omstanders en huisdieren weg van de machine terwijl deze wordt gebruikt.
greppels, oevers, water of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. Gebruik op die locaties een loopmaaier of handgedragen gereedschap. • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op g009465 hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting. Figuur 8 1.
g009174 Figuur 10 g031593 Figuur 11 g008959 Figuur 13 De gashendel bedienen 1. AAN De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM (Figuur 12). Gebruik altijd de stand SNEL wanneer u de aftakas inschakelt. g008946 Figuur 12 De choke bedienen Gebruik de choke om een koude motor te starten. 1. Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen voordat u de contactschakelaar inschakelt (Figuur 13). 2.
De contactschakelaar bedienen Motor starten Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging 15 seconden wachten. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging 15 seconden wachten. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden.
Het platform bedienen De motor afzetten U kunt de machine gebruiken met het platform omhoog of omlaag. U kunt zelf beslissen welke stand u verkiest. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. WAARSCHUWING Het bestuurdersplatform is zwaar en kan letsel veroorzaken wanneer u het omhoog of omlaag brengt.
Vooruitrijden • het maaien op hellingen • het afrijden van een helling Om het platform omlaag te brengen, drukt u het platform naar voren tegen het kussen zodat de spanning op de vergrendelpen afneemt en trekt u vervolgens aan de knop om het platform omlaag te brengen (Figuur 18). 1. Schakel de parkeerrem uit; zie Parkeerrem gebruiken (bladz. 14). 2. Zet de rijhendels in de middelste, ontgrendelde stand. g030983 Figuur 19 1. Voorste referentiebalk 4. Rechter rijhendel 2. Linker rijhendel 5.
Maaihoogte instellen U kunt de maaihoogte instellen van 38 tot 127 mm, in stappen van 6 mm. Opmerking: Als u een maaihoogte van minder dan 51 mm gebruikt, verslijt de riem van het maaidek sneller. Kies indien mogelijk steeds een maaihoogte van meer dan 51 mm. g273674 Figuur 20 Achteruitrijden 1. Zet de beide rijhendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2. Beweeg de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 21).
Gewichten gebruiken de achterste spanband moet naar beneden en naar de buitenkant van de machine lopen. • Bevestig gewichten om de balans te verbeteren. • • U kunt gewichten toevoegen of verwijderen naar uw voorkeur of om optimale prestaties te bereiken bij verschillende werkomstandigheden. 1 gewicht toevoegen of verwijderen tot u de gewenste hantering en balans vindt. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van werktuigen voor de aanbevolen gewichten.
Machine met de hand duwen De machine transporteren Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Gebruik altijd een oprijplaat over de volledige breedte. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.
3. Breng de oprijplaat naar beneden (Figuur 25). 4. Breng het platform omhoog. Belangrijk: Laat het platform altijd omhoog wanneer u de machine van of op een aanhanger rijdt. 5. Rij de machine achteruit op de oprijplaat (Figuur 26). g031405 Figuur 26 1. Rij de machine achteruit op de oprijplaat. g229507 Figuur 25 1. Oprijplaat over volledige breedte in opslagstand. 3. H = Afstand van de laadbak van de vrachtwagen of aanhanger tot de grond. 2. De hellingbaan is minstens 4.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Als u het contactsleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het contactsleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Onderhoudsinterval Bij elk gebruik of dagelijks Om de 50 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • Controleer het veiligheidssysteem. • Oliepeil controleren. • Maak het luchtinlaatrooster schoon (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Reinig de koelventilatoren en schermen van de transmissie. • De parkeerrem testen. • Controleer de maaimessen. • Reinig het maaidek. • Controleer de vonkenvanger (indien aanwezig). • De bandenspanning controleren.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Het motorscherm en het schermaanhangsel openmaken 1. Het kussen losmaken om toegang te krijgen tot de achterzijde Verwijder de bout en de borstmoer waarmee het motorscherm is bevestigd aan het schermaanhangsel (Figuur 29). Het stootkussen kan worden losgemaakt om toegang te krijgen tot de achterzijde van de machine en onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren. 1. Breng het platform omlaag. 2.
3. Het motorscherm en het schermaanhangsel sluiten Verwijder de 2 bouten (5/16" x 1") en de riemkap (Figuur 31). 1. Monteer het schermaanhangsel zoals getoond in Figuur 32. Draai de moeren vast met een torsie van 20 tot 25 N·m. 2. Monteer de riemkap zoals getoond in Figuur 31. Draai de bouten vast met een torsie van 20 tot 26 N·m. 3. Kantel het motorscherm naar achteren zoals afgebeeld in Figuur 33. g279540 Figuur 31 2. Riemkap 1. Bout – 5/16" x 1" (2) 4.
De linker drijfriemkap verwijderen 1. Verwijder de 2 flenskopschroeven waarmee de kap van de riemspanner is bevestigd aan de linker drijfriemkap en verwijder de kap van de riemspanner (Figuur 34). g270474 Figuur 36 1. Slotbout 3. Linker drijfriemkap 2. Linker CE-kap 4. Flensborgmoer 4. Verwijder de 3 bouten waarmee de linker drijfriemkap is bevestigd aan het maaidek en verwijder de kap (Figuur 37). g270487 Figuur 34 1. Flenskopschroef (¼" x ⅝") 3. Linker drijfriemkap 2. Kap van riemspanner 2.
De rechter drijfriemkap verwijderen 1. Verwijder de 2 slotbouten en de 2 borgmoeren waarmee de rechter CE-kap is bevestigd aan de rechter drijfriemkap (Figuur 38). g270475 Figuur 38 1. Flensborgmoer 3. Rechter CE-kap 2. Rechter drijfriemkap 4. Slotbout g270489 2. Figuur 39 Verwijder de 2 bouten en de flenskopschroef waarmee de rechter drijfriemkap is bevestigd aan het maaidek en verwijder de kap (Figuur 39). 28 1. Rechter drijfriemkap 3. Maaidek 2. Bout 4.
De rechter drijfriemkap monteren 1. 2. Monteer de rechter drijfriemkap aan het maaidek (Figuur 40) met de 2 bouten die u hebt verwijderd in De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 27). Monteer de rechter CE-kap aan de rechter drijfriemkap (Figuur 41) met de 2 slotbouten en 2 borgmoeren die u hebt verwijderd in De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 27). g270475 Figuur 41 g270504 Figuur 40 1. Rechter drijfriemkap 3. Maaidek 2. Bout 4. Flenskopschroef 29 1. Flensborgmoer 3.
De linker drijfriemkap monteren 1. Monteer de linker drijfriemkap aan het maaidek (Figuur 42) met de 3 bouten die u hebt verwijderd in De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 27). g270474 Figuur 43 1. Slotbout 3. Linker drijfriemkap 2. Linker CE-kap 4. Flensborgmoer 3. Bevestig de flenzen van de drijfriemkap met de flenskopschroef (Figuur 44) die u hebt verwijderd in De linker drijfriemkap verwijderen (bladz. 27). g270503 Figuur 42 1. Bouten 2. Linker drijfriemkap g270486 Figuur 44 2.
Smering De machine smeren Smeer met nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis. g270487 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Reinig de smeernippels met een doek. Figuur 45 1. Flenskopschroef (¼" x ⅝") Opmerking: Indien nodig verf van de voorkant 3. Linker drijfriemkap van de nippel(s) afkrabben. 2.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder het zwenkwiel uit de zwenkwielvorken. 4. Verwijder de afdichtinghouders uit de wielnaaf (Figuur 47). g273838 Figuur 46 1. Smeernippel g006115 Figuur 47 4. Monteer de linker drijfriemkap; zie De linker drijfriemkap monteren (bladz. 30). 1. Afdichtinghouder 5.
12. Plaats het tweede lager en een nieuwe afdichting in het wiel. 13. Breng afdichtkit aan op de tweede afstandsmoer en draai deze op de as met de afgeplatte kanten aan de buitenzijde. 14. Rijhendels smeren met vet Onderhoudsinterval: Jaarlijks Smeer de kogelverbinding van de dodemanshendel en de lagers van de beide rijhendels. Draai de moer aan met een torsie van 8-9 N·m, draai de moer los en draai deze opnieuw vast met een torsie van 2-3 N·m.
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. Onderhoud van het luchtfilter g026970 Figuur 49 1. Klemmen van luchtfilter 2. Luchtfilterdeksel Om de 250 bedrijfsuren—Vervang het voorfilter (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
2. Als u het binnenste filter vervangt, schuif het dan voorzichtig in de filterbehuizing (Figuur 49). Motorolie verversen 3. Schuif het voorfilter op het veiligheidsfilter (Figuur 49). Motorolietype Olie: detergent-olie (API service SJ of hoger) Opmerking: Zorg ervoor dat het voorfilter volledig op zijn plaats zit door op de buitenrand te duwen tijdens de montage. Motoroliecapaciteit:2,1 liter met filter; 1,8 liter zonder filter Belangrijk: Druk niet op het zachte midden van het filter.
Motorolie verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum. g273859 1. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 3.
g273859 g194610 Figuur 53 6. Start de motor en rijd naar een vlak gebied. 7. Controleer het oliepeil opnieuw. Het motoroliefilter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Opmerking: Vervang het oliefilter van de motor vaker als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. 1. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Motorolie verversen (bladz. 36). 2. Vervang het motoroliefilter (Figuur 54).
Bougie monteren Elektrodenafstand: 0,75 mm Bougie verwijderen 1. 2. 3. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Verwijder de bougie zoals wordt getoond in Figuur 55.
Onderhoud brandstofsysteem Brandstof aftappen uit de brandstoftank U kunt de brandstoftank aftappen door de tank te verwijderen en de brandstof uit de vulbuis te gieten; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 39). U kunt de brandstoftank ook aftappen met een hevel. Ga dan te werk zoals beschreven in de onderstaande procedure. g273861 Figuur 58 1. Brandstoftankdop GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief.
Brandstoffilter vervangen Onderhoud elektrisch systeem Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Veiligheid van het elektrisch systeem Na verwijdering mag u een vuil filter niet opnieuw aan de brandstofslang monteren. Opmerking: Neem eventueel gemorste brandstof • Maak de accukabel los of verwijder de bougiekabel op. 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
Accu opladen WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265) om te voorkomen dat de accu beschadigd wordt bij temperaturen onder 0 °C. g030988 Figuur 61 1. Verwijder de accu van het chassis; raadpleeg Verwijderen van de accu (bladz. 40). 2. Zuurpeil controleren. 3.
De accu plaatsen Onderhoud van de zekeringen Plaats de accu zoals wordt getoond in Figuur 63. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Er is geen onderhoud nodig. Als er een zekering is doorgebrand, moet u het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. 1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
Onderhoud aandrijfsysteem De sporing afstellen Als u de beide rijhendels even ver naar voren duwt en de machine trekt naar 1 kant, dan moet u de sporing als volgt afstellen. 1. 2. 3. g031531 Figuur 65 Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 1. Draai naar links om de stang langer te maken. 2.
Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de stofkap van het zwenkwiel en draai de borgmoer aan (Figuur 67).
Onderhoud van zwenkwielen en lagers De zwenkwielen draaien op een rollager ondersteund door een spanbus. Als het lager steeds goed gesmeerd blijft, is de slijtage minimaal. Als u nalaat het lager goed te smeren, zal deze snel gaan slijten. Als een zwenkwiel gaat wiebelen is er meestal een lager versleten. 1. Verwijder de moer en de bout waarmee het zwenkwiel is bevestigd aan de zwenkwielvork (Figuur 68). g001297 Figuur 67 1. Schotelveren 3. Stofkap 2. Borgmoer g009453 Figuur 68 1. Borgmoer 4.
9. 10. Draai de borgmoer vast tot de spanbus tegen de binnenzijde van de zwenkwielvork rust (Figuur 68). Smeer de nippel op het zwenkwiel. Opvulstuk van de koppeling verwijderen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren g010868 Als de koppelingsrem is versleten tot het punt waarop de koppeling niet meer consistent aangrijpt, kunt u het opvulstuk verwijderen om de levensduur van de koppeling te verlengen (Figuur 69). Figuur 70 4.
• Als de opening kleiner is dan 0,254 mm, plaats dan het opvulstuk terug en raadpleeg het hoofdstuk Problemen, oorzaak en remedie (bladz. 62). • Als de opening groot genoeg is, ga dan verder met de veiligheidscontrole in stap F. g010871 Figuur 72 1. Opvulstuk C. Blaas met perslucht al het vuil onder de remstang en rond de afstandsstukken van de rem weg. D. Haal elke bout (M6 x 1) aan met een torsie van 12,8 tot 14,2 N·m. E.
F. Onderhoud koelsysteem Voer de volgende veiligheidscontrole uit: i. Start de motor vanaf de bestuurderspositie. ii. Controleer of de messen niet ingeschakeld worden als de aftakasschakelaar in de stand UIT staat en de koppeling is uitgeschakeld.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen De parkeerrem testen De riemen controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer de drijfriem(en) van het maaidek. Voor elk gebruik moet u de parkeerrem controleren op een horizontaal oppervlak en een helling. Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken, slijtage, tekenen van oververhitting en andere schade.
5. g270501 Figuur 77 2. Kap van spanpoelie 1. Spanpoelie 7. Verwijder de riem van de machine. De riem monteren 1. Monteer de riem in het maaidek (Figuur 78). g270502 Figuur 78 2. Leid de riem zoals wordt getoond in Figuur 79. g270500 Figuur 79 3. Monteer de rechter drijfriemkap, zie De rechter drijfriemkap monteren (bladz. 29). 4. Monteer de linker drijfriemkap; zie De linker drijfriemkap monteren (bladz. 30).
De transmissieriem vervangen VOORZICHTIG De veer is onder spanning gemonteerd en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—De transmissieriem vervangen. 1. Verwijder de brandstoftank; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 39). 2. Verwijder de dop van het hydraulische reservoir. 3. Zoek de aftappluggen onderaan de transmissie en plaats een opvangbak onder de plug (Figuur 80). Zet een veiligheidsbril op en wees voorzichtig als u de veer verwijdert.
Onderhoud bedieningsysteem Rijhendels afstellen Als de rijhendels niet op één horizontale lijn staan, moet u de rijhendels afstellen. 1. 2. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. g031538 Figuur 83 Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Duw de rijhendels omlaag uit de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND (Figuur 82). 4.
Onderhoud hydraulisch systeem Veiligheid van het hydraulische systeem • Waarschuw onmiddellijk een arts als er • • • • hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts. Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de brandstoftank; zie Brandstoftank verwijderen (bladz. 39). 4. Verwijder de dop van het hydraulische reservoir. 5. Zoek de aftapplug onderaan de transmissies en plaats een opvangbak onder de pluggen (Figuur 85). g031544 Figuur 86 Linker transmissie getoond 1. Ontluchtingsplug 12. Voeg langzaam vloeistof toe aan de hydraulische tank tot ze uit 1 van de ontluchtingspluggen begint te stromen.
3. Breng de achterzijde van de machine omhoog op assteunen tot de aandrijfwielen van de grond komen. 4. Start de motor en zet de gashendel op stationair. Onderhoud van het maaidek Onderhoud van de maaimessen Opmerking: Als het wiel niet draait, kunt u het systeem ontluchten door de band voorzichtig naar voren te draaien. 5. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en giet indien nodig vloeistof bij om het correcte peil te handhaven. 6. Herhaal dit bij het andere wiel.
4. Opmerking: Als dit verschil meer dan 3 mm Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit deel constateert, moet u direct een nieuw mes monteren (Figuur 87). bedraagt, moet u het mes vervangen. WAARSCHUWING Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. • Vijl de snijranden of het oppervlak van het mes niet en maak er geen scherpe inkepingen in. g006530 Figuur 87 1. Snijrand 3.
Opmerking: Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Opmerking: Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. g000552 Figuur 90 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen. 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 91). g004536 Figuur 92 Opmerking: Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. 1. Vleugel van het mes 3. Klemring Opmerking: Als het mes niet in balans is, 2. Mes 4.
4. Meet bij de punten B en C. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes (Figuur 93). 2. Draai aan de bovenste bout van de gaffels om de hoogte van het maaidek af te stellen (Figuur 94). Opmerking: Draai de bouten rechtsom om het maaidek hoger in te stellen; draai de bout linksom om het te verlagen. 3. Draai de contramoeren en de zijbouten vast. 4. Controleer de zijdelingse hoogte; zie Horizontale maaidekhoogte controleren (bladz. 57).
g273883 g000975 Figuur 96 1. Bovenste bout 4. Zijmoer 2. Contramoer 5. Stel deze gaffels af om de voorkant van het maaidek af te stellen. 6. Stel deze gaffels af om de achterkant van het maaidek af te stellen. 1. Meet vanaf een horizontaal oppervlak 2. Meet het mes bij punt A 5. Als de meting niet correct is, ga dan naar de 2 voorste gaffels van de machine (Figuur 96). 6. Draai aan de bovenste bout van de gaffels om de hoogte van het maaidek af te stellen (Figuur 96).
De hefveer van het maaidek Reiniging afstellen Onderkant van het maaidek Opmerking: Afstellen van de drukveer verandert in hoeverre het maaidek zweeft en hoeveel moeite reinigen het kost om het maaidek omhoog te brengen met de maaihoogtehendel. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks • Als de drukveer verder wordt ingedrukt, moet u Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek. minder kracht uitoefenen op de hendel en zal het maaidek meer zweven.
Stalling C. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen; zie Brandstof aftappen uit de brandstoftank (bladz. 39), of laat de motor lopen totdat deze afslaat. D. Start de motor en laat hem lopen totdat hij afslaat. Herhaal de procedure met de choke ingeschakeld (indien van toepassing) totdat de motor niet meer start. E. Voer brandstof op de juiste manier af; recyclen volgens de lokale voorschriften.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De motor start niet, start moeilijk of slaat af. De motor verliest vermogen. De motor raakt oververhit. De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De brandstoftank is leeg of de brandstofafsluitklep gesloten. 1. Vul de brandstoftank met brandstof en open de klep 2. De chokehendel is niet ingeschakeld. 3. Een bougiekabel zit los of is niet aangesloten. 4.
Probleem De maaihoogte is ongelijk. Messen draaien niet. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) is/zijn bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 4. De schuinstand van het maaidek is verkeerd. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 6. De bandenspanning is niet correct. 7. Mesas verbogen. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 3. Stel het maaidek horizontaal in. 4. Pas de schuinstand aan. 5. Reinig de onderkant van het maaidek. 6.
Schema's g269997 Elektrisch schema DWG 131-1199 (Rev.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.