Form No. 3365-236 Rev A GrandStand® maaier Met een TURBO FORCE® maaidek van 122 cm Modelnr.: 74568TE—Serienr.: 310000001 en hoger g012175 Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Modelnr.: Serienr.: Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002.
Het Veiligheidssysteem ....................................... 20 Het platform bedienen ....................................... 21 Vooruit en achteruitrijden................................... 22 De machine stoppen........................................... 23 Machine met de hand duwen............................... 23 Transport van de machine................................... 24 Machine inladen ................................................. 24 Het gras zijwaarts afvoeren of mulchen ...............
Veiligheid • Elke gebruiker moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt. Onjuist gebruik of onderhoud van deze maaier kan letsel tot gevolg hebben. Houd u aan deze veiligheidsinstructies om het risico op letsel te verminderen. • Wees zorgvuldig en geconcentreerd bij het werken met machines. • Als de machine op een helling begint te glijden, kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd. Toro heeft deze maaier ontworpen voor en getest op veilig gebruik.
grasvangers, op hun plaats zitten en naar behoren werken. • Controleer vóór het gebruik de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • Stop de messen als u oppervlakken oversteekt die niet met gras zijn begroeid en tijdens het transport van de maaimachine van en naar het te maaien gebied.
nodig, vervangen door onderdelen die de fabrikant heeft aanbevolen. • Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen. De garantie kan komen te vervallen als werktuigen worden gebruikt die niet zijn goedgekeurd. • Let goed op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels) voordat u onder een object werkt en zorg ervoor dat u dit niet raakt. • Verminder uw snelheid voordat u een bocht maakt en wees extra voorzichtig.
• Gebruik altijd originele onderdelen zodat de originele normen worden gehandhaafd. • Controleer regelmatig de werking van de rem. Indien nodig moet u deze afstellen en een onderhoudsbeurt geven. Geluidsdruk Deze machine oefent een geluidsdruk van 93 dBA uit op het gehoor van de bestuurder (met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA). De geluidsdruk is vastgesteld volgens de procedures in EN 836. Geluidsniveau Deze machine heeft een geluidsniveau van 105 dBA met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 20 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 20 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7010 110-2067 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen - Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 3.
115-4212 1. Peil hydraulische vloeistof 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Lees de Gebruikershandleiding. 117-3628 1. Instelling drijfriem: 146 mm 119-8663 116–3267 >10∞ 116-3290 >20∞ 119–8663 1. Machine kan kantelen – Niet op of neer maaien op hellingen van meer dan 10 graden; niet in de lengte maaien op hellingen van meer dan 20 graden. Merkteken van fabrikant 1. Geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro-maaimachine is.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
119-7245 1. Parkeerrem vrijstellen 2. Parkeerrem in werking stellen 3. Tractiebediening 4. Snel 5. Continu snelheidsregeling 6. Langzaam 7. Aftakasschakelaar - inschakelen 8. Aftakasschakelaar - uitschakelen 9. Motortoerental 119-7285 1. Lees de Gebruikershandleiding voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Controleer elke 50 bedrijfsuren de bandenspanning van de aandrijfwielen 3. Smeer deze punten om de 50 bedrijfsuren 5. Controleer de hydraulische olie om de 50 bedrijfsuren 4.
Algemeen overzicht van de machine 3 5 4 6 7 8 9 14 13 10 12 11 g012844 Figuur 5 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Figuur 4 1. Zijafvoertunnel 2. Accu 3. 4. 5. 6. Motor Brandstofafsluitklep Brandstoftank Bedieningsorganen 7. Schakelhendels 8. Koker voor de gebruikershandleiding 9. Platform (omlaag geklapt) 10. Hydraulische tank 11. Maaidek 12. Voorste zwenkwiel Parkeerremhendel Choke Urenteller Contactschakelaar Toerenregelaar Brandstofmeter Maaihoogtehendel 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Werktuigen/Accessoires Een breed assortiment van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden ervan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met uw Erkende Toro-dealer of distributeur, of ga naar www.Toro.com voor een lijst met alle goedgekeurde en accessoires. Figuur 6 1. Symbolen veiligheidssysteem 2. Acculampje Specificaties 3.
Gebruiksaanwijzing GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
Motoroliepeil controleren Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de benzine toe. Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie Motoroliepeil controleren in Onderhoud. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd stabilizer/ conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.
VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Verwijder altijd het sleuteltje uit het contact en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat, ook al is het slechts voor een paar minuten. G008945 Figuur 9 Parkeerrem in werking stellen De maaimessen uitschakelen Trek de hendel van de parkeerrem naar achteren en in de ingeschakelde stand (Figuur 8).
2. Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen voordat u de contactschakelaar inschakelt (Figuur 12). 3. Druk de choke omlaag om deze weer uit te schakelen nadat de motor is gestart (Figuur 12). ST A RT N RU P ST O G008947 Figuur 13 1 2. Draai het contactsleuteltje op UIT om de motor af te zetten. De toerenregelaar gebruiken Deze machine is voorzien van een toerenregelaar waarmee de maximale rijsnelheid van de machine kan worden ingesteld.
Controleer of de brandstofafsluitklep geopend is voordat u de motor start. 1 Figuur 16 2 7. Draai het contactsleuteltje naar de stand Start (Figuur 13). Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. G008948 Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging de motor 15 seconden laten afkoelen. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden. Figuur 15 1. Aan 2.
Het Veiligheidssysteem Motor afzetten VOORZICHTIG VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd is achtergelaten. Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
Het platform bedienen 1. Start de motor; raadpleeg De motor starten en stoppen in Gebruiksaanwijzing (bladz. 15). 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de rechterrijhendel in de middelste onvergrendelde stand. De messen mogen niet draaien. 4. Beweeg de rijhendels naar voren. De motor moet afslaan. 5. Start de motor en zet de parkeerrem vrij. 6. Zet de rechterrijhendel in de middelste onvergrendelde stand. 7.
1 2 3 4 5 3 4 G012182 Figuur 21 1. Voorste referentiebalk 2. Linkerrijhendel 4. Rechterrijhendel 5. rechterrijhendel in de vergrendelde neutraalstand 3. Rechterreferentiebalk 3. Beweeg de toerenregelaar naar de gewenste snelheid om vooruit te rijden. Figuur 20 1. Platform omhoog 3. De knop uittrekken om het platform vrij te zetten 4. Beweeg de rijhendels langzaam naar voren (Figuur 22). 2.
Als u de machine achterlaat, moet u tevens de parkeerrem in werking stellen; zie Parkeerrem in werking stellen in de gebruiksaanwijzing. Denk erom dat u het sleuteltje uit het contact haalt. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd is achtergelaten.
3. Zet de parkeerrem vrij. 4. Duw de machine naar de gewenste locatie. 5. Stel de parkeerrem in werking. 6. Sluit de omloopventielen, maar draai deze niet te vast. Belangrijk: Start of bedien de machine niet terwijl de omloopkleppen geopend zijn. Dit kan schade aan het systeem veroorzaken. Transport van de machine Figuur 25 1. Bindogen tractie-eenheid Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren.
Belangrijk: Probeer de machine niet te keren als deze op de hellingbaan staat; u kunt de controle verliezen en de kans bestaat dat de machine van de zijkant van de hellingbaan afrijdt. U mag de snelheid niet abrupt verhogen als u de machine de hellingbaan oprijdt en ook niet abrupt verlagen als u de machine de hellingbaan afrijdt. In beide gevallen bestaat de kans dat de machine dan achteroverkantelt.
Maaihoogte instellen U kunt de maaihoogte instellen van 25 tot 127 mm, in stappen van 6 mm. 1. Zet de maaihoogtehendel in de transportstand (helemaal omhoog). 2. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die overeenkomt met de gewenste maaihoogtestand, en steek daarin de pen (Figuur 27). 3. Laat de maaihoogtehendel zakken tot aan de pen (Figuur 27). Figuur 28 1. Lagerbus 2. Antiscalpeerrol 3. Afstandsstuk 4. Bout 5.
Figuur 29 1. Sluitnok 2. Hendel 3. Draai aan de nok om de sluitdruk te verhogen of te verminderen 4. Sleuf Figuur 30 Stand van afvoerplaat instellen Stand B Gebruik deze stand als u het maaisel opvangt (Figuur 31). De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld als aanbeveling voor gebruik. De instelling is afhankelijk van de soort gras, het vochtgehalte en de hoogte van het gras. Opmerking: Als het motorvermogen afneemt en de rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent u de plaat.
• Maakt hogere rijsnelheid mogelijk in zware omstandigheden. • Deze stand biedt dezelfde voordelen als de Toro SFS maaimachine. Figuur 32 Middelgrote gewichtenset gebruiken • Er kunnen gewichten worden bevestigd om de hantering, de balans en de prestaties van de machine te verbeteren. Er kunnen gewichten worden toegevoegd of verwijderd om optimale prestaties te bereiken bij verschillende maaiomstandigheden of aan te passen aan de voorkeur van de bestuurder.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De motorolie verversen. • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren. • Hydraulisch filter vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • Veiligheidssysteem controleren. Het motoroliepeil controleren. Luchtinlaatrooster reinigen. Controleer de remmen. Controleer de maaimessen.
VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabels los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabels opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kunnen maken met de bougies. Procedures voorafgaande aan onderhoud 4.
6. Breng het kussen omhoog en schuif het op de pennen aan beide zijden van de machine (Figuur 36). 7. Schuif de grote ringen met plastic bussen in de kussenbeugel en bevestig deze met een R-pen (Figuur 36). Figuur 35 1. Verwijder de accu 2. Breng met twee mensen de voorzijde van de maaier omhoog (zorg ervoor dat het platform omhoog is) Maak het stootkussen los om toegang te krijgen tot de achterzijde Figuur 36 1. Plastic lagerbus met grote ring 2.
Smering Smeren met nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden. Smeer de tractierollen met een droog smeermiddel (PTFE). Methode van smeren 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Figuur 37 3. Reinig de smeernippels met een doek. Indien nodig verf van de voorkant van de nippel(s) afkrabben. 4.
Belangrijk: Gebruik uitsluitend een droog PTFE-smeermiddel. Gebruik geen nat olielaagje omdat dit vuil en stof aantrekt. Figuur 41 1. Afdichtinghouder 2. Afstandsmoer 2. Verwijder het zwenkwiel uit de zwenkwielvorken. 3. Verwijder de afdichtinghouders uit de wielnaaf. 4. Verwijder een van de afstandsmoeren uit de as van het zwenkwiel. Controleer of er afdichtkit is aangebracht tussen de afstandsmoeren en de as.
Onderhoud motor torsie van 2-3 Nm. Controleer of de as niet verder uitsteekt dan de beide moeren. 14. Plaats de afdichtinghouders over de wielnaaf en plaats het wiel in de zwenkwielvork. Plaats de bout van het zwenkwiel terug en draai de moer volledig vast. Onderhoud van het luchtfilter Belangrijk: Controleer de afstelling van het lager regelmatig om schade aan de afdichting en het lager te voorkomen. Draai het zwenkwiel rond.
Figuur 43 Motor FS-model getoond 1. Deksel 2. Slangklem Schuimelement van het luchtfilter reinigen Figuur 42 Motor FH-model getoond 1. Motor 2. Deksel 3. Vleugelmoer 3. Papierelement 4. Schuimelement Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren 4. Schuimelement 5. Papierelement 6. Dekselknop 1. Was het schuimfilter in warm water met vloeibare zeep. Als het element schoon is, moet u het grondig uitspoelen. 2. Schuimfilter in een schone doek wikkelen en droogknijpen.
Schuimelement en papierelement installeren Belangrijk: Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. 1. Schuif het schuimelement voorzichtig op het papierelement (Figuur 42). 2. Monteer het luchtfilter op de luchtfilterbasis of de slang en zet dit vast (Figuur 42). 3. Monteer het luchtfilterdeksel en zet dit vast met de dekselknop (Figuur 42). Figuur 44 Motoroliepeil controleren.
3. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 4. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat (Figuur 46). 1 2 3 4 6 7 8 9 5 10 G008792 Figuur 45 Figuur 46 Motorolie verversen Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum. 5.
1 2 3 4 5 6 1 2 3 4 G008796 Figuur 47 5 6 Motoroliefilter vervangen Opmerking: Vervang het oliefilter van de motor vaker als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. 1. Tap de motorolie af; zie Motorolie verversen. 3/4 2. Plaats een doek onder het oliefilter om eventueel gemorste olie op te nemen. G012845 Figuur 48 Belangrijk: Gemorste olie kan onder de motor en in de koppeling lopen.
Bougie verwijderen 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Figuur 51 Figuur 49 Bougie controleren Belangrijk: Bougies nooit schoonmaken.
Onderhoud brandstofsysteem Brandstof aftappen uit de brandstoftank Opmerking: De enige aanbevolen manier om brandstof af te tappen uit de tank is het gebruik van een sifonpomp. Een sifonpomp is verkrijgbaar bij de bouwmarkt. Figuur 52 GEVAAR 1. Brandstoftankdop In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Onderhoud elektrisch systeem Onderhoud van de accu Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Veeg de accubehuizing schoon met een tissue. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen. Spanning: 12 V Figuur 53 1. Slangklem 2. Brandstofslang 3.
WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd eerst de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
Opmerking: Gebruik de machine nooit wanneer de accu is losgekoppeld; dit kan beschadigingen aan het elektrische systeem tot gevolg hebben. Figuur 55 1. Pluspool van de accu 2. Minpool van de accu 3. Rode (+) oplaadkabel 4. Zwarte (–) oplaadkabel Onderhoud van de zekeringen Figuur 56 De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Er is geen onderhoud nodig. Als er een zekering is doorgebrand, moet u het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. 1.
Onderhoud aandrijfsysteem 7. Stel net zo lang af totdat de sporing correct is. 8. Controleer of de machine niet kruipt in de neutraalstand met de parkeerrem in werking. Belangrijk: Draai de verbindingen niet te ver, omdat de machine hierdoor kan gaan kruipen in de neutraalstand. De sporing afstellen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Bandenspanning controleren 1. Duw beide rijhendels even ver naar voren.
Belangrijk: De veerringen moeten op de juiste wijze worden gemonteerd zoals wordt getoond in Figuur 59. 5. Plaats de stofkap (Figuur 59). Figuur 60 1. Borgmoer 2. Bout 3. Lagerbus 2. Verwijder een bus en trek vervolgens de spanbus en het tollager uit de wielnaaf (Figuur 60). 3. Verwijder de andere bus uit de wielnaaf en verwijder eventueel vet en vuil uit de wielnaaf (Figuur 60). 4. Inspecteer het rollager, de bussen, spanbussen en de binnenzijde van de wielnaaf op slijtage.
Onderhoud koelsysteem 2. Als aanpassing vereist is, stel dan af op 0,381 mm voor elk van de drie aanpassingssleuven. Draai de borgmoeren aan totdat de voelermaat licht is vastgeklemd maar gemakkelijk binnen de spleet kan bewegen (Figuur 61). Luchtinlaatrooster reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 3. Herhaal deze procedure bij de overige gleuven.
Onderhouden remmen Onderhoud van de rem Voor elk gebruik moet u de remmen controleren op een horizontaal oppervlak en een helling. Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. Als de parkeerrem niet goed werkt, moet u deze afstellen. De parkeerrem controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2.
6. Draai de contramoer los (Figuur 64). 1 7. Draai de gaffel. Draai de gaffel naar boven om de rem strakker af te stellen. Draai de gaffel naar onderen om de rem minder strak af te stellen (Figuur 64). 2 8. Bevestig de gaffel aan de onderste remhendel met de borgpen en de gaffelpen (Figuur 64). 9. Draai de contramoer vast (Figuur 64). 4 10. Controleer opnieuw de werking van de rem; zie Rem controleren. 3 1 4 2 3 5 6 5 6 g012842 Figuur 64 1. Contramoer 2. Gaffel 3. Gaffelpen g012808 4.
Onderhoud riemen Drijfriem van maaidek vervangen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer de drijfriem van het maaidek. Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert.
Figuur 67 1. Hydraulische pompen 2. Spanpoelie 3. Koppelingspoelie 4. Bevestiging van koppeling 5. Aandrijfriem van pomp 6. Verwijder de aandrijfriem van de pomp (Figuur 67). 7. Plaats een nieuwe riem rond de koppeling en de twee poelies van de pomp. Figuur 66 8. Monteer de veer aan het maaidek (Figuur 67). 1. 14,6 cm van haak tot haak 4. Ratel 2. Veer 5. Vierkante opening voor ratel 3. Veerbelaste spanpoelie 6. Moer 9. Breng de machine omlaag naar de inbedrijfpositie.
Onderhoud bedieningsysteem De rijhendelstanden afstellen De rechterrijhendel afstellen Als de rijhendels niet op één horizontale lijn staan, moet u de rechterrijhendel afstellen. Opmerking: Stel eerst de horizontale uitlijning af en pas daarna de uitlijning voor/achter. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rechterrijhendel in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Figuur 69 2.
Figuur 71 1. Linkerrijhendel 3. Vergrendelde neutraalstand 4. Stel de uitlijning voor/achter van de rijhendels af 2. Rechterrijhendel 2. Draai de rechterkabelafstelling zo, dat de rechterrijhendel in het midden van de sleuf voor de neutraalstand in het bedieningspaneel staat. Figuur 70 1. Schakelaar 3. Rechterrijhendel in de ontgrendelde neutraalstand 3. Draai de linkerkabelafstelling zo, dat de linkerrijhendel gelijk is uitgelijnd met de rechterrijhendel.
Onderhoud hydraulisch systeem 6. Voeg vloeistof toe aan het reservoir tot het peil de markering voor koude vloeistof op de keerplaat bereikt. Onderhoud van het hydraulische systeem 7. Laat de machine 15 minuten op laag stationair lopen om lucht uit het systeem te verwijderen en de vloeistof warm te laten worden. Zie De motor starten en stoppen. 8. Controleer nogmaals het peil als de vloeistof warm is.
11. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer op olielekkages. Als een of beide wielen niet willen draaien, zie Hydraulische systeem ontluchten. WAARSCHUWING Warme hydraulische vloeistof kan ernstige brandwonden veroorzaken. Laat de hydraulische vloeistof afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het hydraulische systeem. 12. Controleer het vloeistofpeil en vul indien nodig vloeistof bij. Niet te vol vullen.
Belangrijk: Gebruik de voorgeschreven vloeistof of een gelijkwaardig product. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken. 9. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer op olielekkages. Als een of beide wielen niet willen draaien, zie Hydraulische systeem ontluchten. 10. Controleer nogmaals het vloeistofpeil en vul indien nodig vloeistof bij. Niet te vol vullen.
Onderhoud van het maaidek WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Hydraulische vloeistof die per ongeluk in de huid is geïnjecteerd, moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts die bekend is met dit type verwondingen. Anders kan gangreen ontstaan. Onderhoud van de maaimessen Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de maaimessen scherp houden.
Controle op kromme messen de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro-messen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Figuur 80 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 81). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 79). Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. Figuur 82 1. Vleugel van het mes 2. Mes 3. Veerschijf 4. Mesbout 5. Conus op boutkop Figuur 81 1. Mes 2.
oppervlak en de snijrand van het maaimes (Figuur 83). Figuur 83 1. Meet vanaf een horizontaal oppervlak 2. Meet bij de punten B en C. Figuur 84 4. Het verschil tussen de meting van punt B en punt C mag niet meer dan 6 mm bedragen. Als dit niet het geval is, ga dan verder met de procedures in Horizontale maaidekhoogte aanpassen. 1. U-plaat 2. Moeren en bouten Horizontale maaidekhoogte aanpassen Schuinstand van het maaidek controleren.
5. Controleer de schuinstand van het maaidek. 6. Als de afstand niet correct is, moet u de moeren aan de voor- en achterzijde van beide kanten aanpassen totdat de schuinstand correct is (Figuur 87). Figuur 85 1. Meet bij de punten A en B. 2. Meet vanaf een horizontaal oppervlak Schuinstand van het maaidek aanpassen. U kunt de schuinstand van het maaidek aanpassen door de maaihoogtestangen aan de voorzijde af te stellen. 1. Plaats 3 stukken hout van 5x10 cm onder het maaidek zoals afgebeeld in Figuur 86.
1. Verwijder de borgmoer, bout, veer en afstandsstuk waarmee de bevestigingen van de grasgeleider vastzitten op de draaibeugels (Figuur 90). Verwijder een beschadigde of versleten grasgeleider. Figuur 88 1. Meet vanaf een horizontaal oppervlak 2. Meet het mes bij punt A 4. De lengte moet 7,6 cm bedragen. 5. Als dit niet het geval is, moet u naar de maaihoogtestang aan de rechterzijde van de machine gaan (Figuur 89). 6. Stel de stelbout af totdat de lengte 7,6 cm bedraagt (Figuur 89). Figuur 90 1.
Reiniging Stalling Onderkant van het maaidek reinigen Reinigen en opslaan 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 2. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor. Verwijder vuil en kaf van buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.
Opmerking: Benzine waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 90 dagen bewaren. 9. Verwijder de bougie(s) en controleer de toestand ervan; zie Onderhoud van de bougie in Onderhoud. Nadat de bougie(s) uit de cilinder is (zijn) verwijderd, giet u twee eetlepels motorolie in het bougiegat. Gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden. Monteer de bougie(s). De bougiekabel niet op de bougie(s) drukken. 10.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Motor start niet, start moeilijk of blijft niet lopen. Motor levert te weinig vermogen. Motor raakt oververhit. Machine rijdt niet. Abnormale trillingen. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Brandstoftank leeg. 1. Vul de tank met brandstof. 2. De choke is niet ingeschakeld. 3. De bougiekabel zit los of is niet aangesloten. 4. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 5. Luchtfilter vuil. 6. Vuil in brandstoffilter. 7.
Probleem Onregelmatige maaihoogte. Messen draaien niet. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 4. Onjuiste schuinstand van het maaidek. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 6. De bandenspanning is niet correct. 7. Mesas verbogen. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 3. 4. 5. 6. 7. Stel het maaidek horizontaal in. Pas de schuinstand aan. Reinig de onderkant van het maaidek.
Schema's Hydraulisch schema (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 68
Opmerkingen: 69
Opmerkingen: 70
Lijst met internationale dealers Dealer: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int. Co Dubai Hydroturf Egypt LLC Ibea S.P.A. Irriamc Irrigation Products Int'l Pvt Ltd. Jean Heybroek BV. Lely (U.K.) Limited Maquiver S.A.
De Toro totaalgarantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle Toro-producten te zullen repareren als deze materiaalgebreken of fabricagefouten vertonen. 2. Breng het product met uw aankoopbewijs (kwitantie) naar de servicedealer. 3.