Form No. 3352-903 DH 200 Gazontractor Modelnr. 74571 – 250000001 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Contents Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Instructies voor veilige bediening-van (rijdende) maaimachines met zittende bestuurder . . . . . . . . Veilige Bediening Toro Rijdende Maaimachine . . . Geluidsdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Geluidsvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Trilling . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk. • Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine gebruikt, met name kinderen en huisdieren.
• Let op het verkeer bij oversteken en in de buurt van de openbare weg. • Vervang geluiddempers die gebreken vertonen. • Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken dan grasvelden oversteekt.
Veilige Bediening Toro Rijdende Maaimachine Onderhoud en stalling • Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is. De volgende paragraaf bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten en niet zijn opgenomen in de CEN-norm. • Stal de machine nooit met brandstof in de tank in een gebouw waar dampen open vlammen of vonken kunnen bereiken.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7276 1. Gevaar voor ontploffing – Draag oogbescherming. 2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden – Afspoelen met water en eerste hulp verlenen. 104-2853 3. Brandgevaar – Geen vonken of vuur en niet roken 4. Giftig – Houd kinderen op veilige afstand van de accu.
4-3238 1. Startprocedure 2. Gebruikershandleiding lezen. 3. Motoroliepeil controleren. 4. Maaidek opheffen. 5. Tractor in neutraalstand zetten. 6. De parkeerrem vergrendelen. 7. Als de motor koud is, de gashendel op Choke zetten. 8. Start de motor. 9. De parkeerrem vrijzetten. 104-3235 1. De knop uittrekken om de aftakas in te schakelen. 2. Druk de knop in om de aftakas uit te schakelen. 3. Aftakas 104-3239 en 104-3240 1. Maaihoogte 2. Verminderen 104-3237 1. Parkeerrem 10 3.
107-2220 1. Maaien in de achteruit-stand ingeschakeld. 2. Maak de grasvanger leer. 3. Aftakas 104-3241 1. Vooruit 2. Continu snelheidsregeling 3. Neutraalstand 4. Langzaam 5. Snel 6. Achteruit 104-3243 1. Om de tractor te laten rijden, duwt u de hendel in. 2. Trek de hendel uit om de tractor te duwen. 107-8920 1. 2. 3. 4. 106-8552 1. Gras opvangen 2. Recyclen 11 Choke Snel Continu snelheidsregeling Langzaam 5. Motor – Stoppen 6. Aan 7.
Benzine en Olie Gebruik van stabilizer/conditioner Aanbevolen benzine Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen: Gebruik loodvrije, normale benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). U mag ook gelode normale benzine gebruiken als er geen gewone loodvrije benzine verkrijgbaar is. • Houdt de benzine vers gedurende een stalling van maximaal 90 dagen. Voor langere stalling wordt aanbevolen alle benzine uit de tank af te tappen.
Gebruiksaanwijzing Parkeerrem gebruiken Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Parkeerrem in werking stellen Bedieningsorganen 1. Trap het rempedaal in (Fig. 2) en houd dit ingetrapt. Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Fig. 2) voordat u de motor start en de machine gebruikt. 2. Draai de parkeerremhendel (Fig.
Bediening van de aftakas Waarschuwingslampje van grasvanger Met de aftakasknop schakelt u de aandrijving naar de maaimessen in of uit. Als de grasvanger vol is en moet worden geledigd, gaat het waarschuwingslampje branden (Fig. 5) en hoort u een zoemer. De maaimessen inschakelen Belangrijk Om te voorkomen dat de afvoertunnel verstopt raakt, moet u de maaimessen uitschakelen als het waarschuwingslampje brandt en de zoemer klinkt. 1. Trap het rempedaal in om de tractor te stoppen. 2.
Afvoerplaat instellen Motor starten Met het afvoerplaat verandert u de grootte van de afvoeropening ten behoeve van de werking van de VOL-indicator van de grasvanger. 1. Open de brandstofafsluitklep (Fig. 9). Deze bevindt zich tussen de brandstoftank en de motor. 1. Verwijder de grasvanger, zie Grasvanger verwijderen, blz. 33. 2.
Het veiligheidssysteem gebruiken 6. Zet de gashendel op Langzaam (Fig. 11). 4 2 Voorzichtig 3 Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. 1 7 • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
KeyChoice) schakelaar instellen voor Werken in de achteruit-stand 1. Schakel de maaimessen in. 2. Steek het KeyChoice-sleuteltje in de KeyChoice-schakelaar (Fig. 12). Dankzij een interlockschakelaar op de machine wordt de aftakas uitgeschakeld als u achteruitrijdt. Als u de machine in de achteruit-stand zet terwijl de maaimessen zijn ingeschakeld (dat wil zeggen als er maaimessen of andere werktuigen in gebruik zijn), zal de motor worden uitgeschakeld.
Veiligheidssysteem testen De tractor met de hand duwen Belangrijk U moet de tractor altijd met de hand duwen. U mag de tractor nooit slepen. Dit kan schade aan de transaxle veroorzaken. Voorzichtig Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. De tractor duwen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
Vooruit- en achteruitrijden De machine stoppen Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op Snel om de beste prestaties te verkrijgen. 1. Laat het tractiepedaal of het pedaal van de achteruit-versnelling opkomen. 2. Schakel de maaimessen (aftakas) uit. Vooruitrijden: Draai het contactsleuteltje op Uit. 1. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten, blz. 13. 3.
Grasvanger leegmaken Tips voor bediening en gebruik Als het waarschuwingslampje (Fig. 5) gaat branden en de zoemer klinkt, is de grasvanger vol en moet deze worden leeggemaakt. • Om de beste resultaten te verkrijgen, moet u de motor op het maximale toerental laten draaien. Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg dat de maaimachine niet helemaal door ongemaaid gras omgeven is.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 5 bedrijfsuren • Motorolie verversen. Na de eerste 20 bedrijfsuren • Afstelling van drijfriem van maaimessen controleren. Elk gebruik • • • • • • • Motoroliepeil controleren. Veiligheidssysteem controleren. Maaikast reinigen. Accuzuur controleren. Bandenspanning controleren. Maaimessen controleren.
Motorolie controleren 8. Verwijder de peilstok en veeg het metalen deel schoon (Fig. 18). Controleer het oliepeil dagelijks of na elk gebruik. 9. Peilstok helemaal in de vulbuis draaien (Fig. 18). Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren en daarna om de 50 bedrijfsuren. Opmerking: Ververs de olie vaker als het voertuig in zeer stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt. 10. Peilstok opnieuw eruit draaien en oliepeil op metalen deel controleren.
14. Controleer het oliepeil; zie Oliepeil controleren, blz. 22. 3. Draai de stelmoer van de rem rechtsom totdat u de tractor niet meer kunt voortduwen (Fig. 20). 15. Giet langzaam olie bij totdat het oliepeil de Vol-markering bereikt. Onderhoud van de rem 4. Wanneer de parkeerrem is vrijgezet, moeten de achterwielen vrij draaien als u de tractor duwt. Als dit niet het geval is, moet u de stelmoer van de rem linksom draaien, totdat u de tractor kunt duwen.
Smeerpunten Figuur 22 Smeerschema Item Naam Hoeveelheid Interval (uren) Smeermiddel 1 Voorwielen – Vet in smeernippels pompen 2 25 Smeervet 2 Stuurkogels 4 50 Olie 3 Stuurinrichting 1 50 Smeervet 4 Stuurasmechanisme 1 25 Smeervet 5 Stuuraslager 1 50 Olie 6 Stuuraslager 1 50 Olie 7 Schakelhendel – Vet in smeernippel pompen 1 50 Smeervet 8 Asnaaf om maaidek op te heffen.
Zekering vervangen Accu verwijderen De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze bevinden zich onder de motorkap, bij de brandstoftank (Fig. 23). Als er een zekering is doorgebrand, moet de bedrading op kortsluiting worden gecontroleerd. 4 1 Waarschuwing Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan.
1 Waarschuwing Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de tractor en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. 2 3 1262 • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. Figuur 25 1. Vuldoppen 2. Onderste deel van de slang 3. Platen 8.
Accu opladen 1 Waarschuwing Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. 2 m–6419 Figuur 26 1. Bougie Belangrijk Zorg ervoor dat de accu altijd volledig is opgeladen (soortelijk gewicht 1.260),vooral bij temperaturen beneden 0°C, om beschadiging van de accu te voorkomen. 2. Bougiekabel 7.
Benzine aftappen uit de brandstoftank 8. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter (Fig. 28). 9. Open de brandstofafsluitklep en laat de benzine in een goedgekeurd benzinevat of een opvangbak lopen. De brandstoftank moet worden afgetapt, als u de tractor langer dan 30 dagen niet zult gebruiken. Opmerking: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit een uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen. 10. Steek de brandstofslang op het filter. Gevaar 11.
Onderhoud van het luchtfilter 4. Schuif het papierelement en het schuimelement voorzichtig van het ventilatorhuis (Fig. 31). U moet het schuimelement om de 25 bedrijfsuren reinigen en met olie bestrijken. Het papierelement moet u om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks vervangen, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 1 2 Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. 6 1.
Schuimelement en papierelement monteren De messen controleren 1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 31. Belangrijk Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. 2. Controleer de snijranden (Fig. 32). Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u de maaimessen verwijderen en slijpen; zie De maaimessen slijpen, blz. 31. 1. Plaats het schuimelement en het papierelement op het ventilatorhuis.
De maaimessen slijpen De maaimessen monteren 1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van elk mes te slijpen (Fig. 33). Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van beide snijkanten. 1. Monteer de messen, de ringen en de mesbouten (Fig. 32). Belangrijk De gebogen randen van de messen moet naar de bovenkant van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. 2.
Drijfriem van maaimes afstellen 8. Trek de arm van de spanpoelie in en verwijder de V-riem van de poelie (Fig. 36). U moet de drijfriem van de maaimessen afstellen na de eerste 20 bedrijfsuren en vervolgens om de 50 bedrijfsuren. 3 1 2 1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 31. 4 8 Opmerking: U moet het maaidek verwijderen om de drijfriem goed te kunnen afstellen. 5 2. Verwijder de poelie van de V-riem en de arm van de spanpoelie (Fig. 36). 9 3. Verwijder de drijfriemkap. 4.
Kabelstang voor maaihoogte-instelling afstellen De grasvanger een onderhoudsbeurt geven Controleer de schuinstand van het maaidek om de 100 bedrijfsuren, jaarlijks of telkens wanneer u het maaidek monteert. Alvorens de schuinstand van het maaidek te controleren, moet u ervoor zorgen dat de voor- en achterbanden de aanbevolen spanning hebben; zie Bandenspanning controleren, blz. 23. Als de voorkant van het maaidek niet 4 tot 11 mm lager staat dan de achterkant, moet u de schuinstand afstellen.
8. Zet de grasvanger in de opvangmodus en reinig de binnenkant helemaal tot aan het maaidek. C. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen; zie Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 28. 9. Monteer de grasvanger, zie Grasvanger monteren, blz. 33. D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. Opmerking: Laat de grasvanger grondig drogen voordat u deze weer monteert. E. Bedien de choke of hulpstarter. F. Start de motor totdat deze niet meer start.
Storingen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor raakt oververhit. De tractor rijdt niet. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. De aftakas uitschakelen. 2. De parkeerrem is niet in werking. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. De accu is leeg. 3. Accu opladen. 4. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 4. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 5.
Probleem De motor verliest vermogen. g De machine trilt abnormaal. Messen draaien niet. De maaihoogte is ongelijk. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het luchtfilter is vuil. 2. Het luchtfilterelement reinigen. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. Het carter bijvullen met olie. 4. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 4. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 5.