Form No. 3364-111 Rev A DH 200 Gazontractor Modelnr.: 74573—Serienr.: 310000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte product-specifieke conformiteitsverklaring. Modelnr.: Serienr.: Inleiding Deze handleiding noemt een aantal mogelijke gevaren en bevat een aantal veiligheidsberichten (Figuur 2) met de volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Inhoud Onderhoud van de accu...................................... 28 Onderhoud aandrijfsysteem.................................... 30 Bandenspanning controleren .............................. 30 Onderhouden remmen ........................................... 31 Onderhoud van de rem....................................... 31 Grasvangeronderhoud............................................ 32 De grasvanger verwijderen.................................. 32 Grasvanger leegmaken....................................
Veiligheid ◊ te snel rijden, ◊ onjuist gebruik van de rem, ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. Instructies voor veilige bediening van (rijdende) maaimachines met zittende bestuurder Lees deze handleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine in gebruik neemt.
• Gebruik de maaimachine niet op de volgende hellingen: – dwars op een helling van meer dan 5°; – heuvelopwaarts op een helling van meer dan 10°; – hellingafwaarts op een helling van meer dan 15°. • Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere zorgvuldigheid.
• Let op dat bij machines met meer maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait. • Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt achterlaat, moet u het maaiwerktuig neerlaten, tenzij u een betrouwbare mechanische vergrendeling gebruikt. Veilige bediening Toro zitmaaiers De volgende paragraaf bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten en niet zijn opgenomen in de CEN-norm. Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 10 graden bij het maaien van hellingen en 15 graden bij het maaien heuvel op of af. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. Merkteken van fabrikant 1. Geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro-maaimachine is. 93-7276 1. Risico van explosie – Draag oogbescherming. 2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden – Afspoelen met water en eerste hulp verlenen. 3.
104-3243 1. Druk de hendel in om de machine te duwen. 2. Trek de hendel uit om de machine te laten rijden. 104-3238 1. Startprocedure 2. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Controleer het motoroliepeil. 4. Maaidek opheffen. 5. Tractor in neutraalstand zetten. 6. De parkeerrem vergrendelen. 7. Als de motor koud is, de gashendel op Choke zetten. 8. Start de motor. 9. De parkeerrem vrijzetten. 106-8552 2. Recyclen 1. Gras opvangen 104-3239 en 104-3240 1. Maaihoogte 2. Verminderen 3. Verhogen 107-2220 1.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Zorg dat u vertrouwd bent met de bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt (Figuur 4). 107-8920 1. 2. 3. 4. Choke Snel Continu snelheidsregeling Langzaam 5. Motor – Afzetten 6. Aan 7. Motor – Starten 116-1716 1. 2. 3. 4. 5. Brandstof Leeg Half Vol Accu 6. 7. 8. 9. 10. Figuur 4 Urenteller Aftakas Parkeerrem Neutraalstand Dodemansknop 1. Ontsteking 2. Gas/Chokehendel 3. Rempedaal 4. Parkeerremhendel 5. Aftakasknop 6.
Gebruiksaanwijzing GEVAAR In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste benzine opnemen. • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank tot maximaal 6 tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze ruimte in de tank geeft benzine de kans om uit te zetten.
Belangrijk: Gebruik nooit brandstofadditieven die methanol of ethanol bevatten. Opmerking: De parkeerremhendel moet nu vrijkomen. Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de benzine toe. 2. Laat het rempedaal nu langzaam opkomen. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd stabilizer/ conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.
1. Druk op de knop op de grashoogtehendel en houd de knop ingedrukt (Figuur 8). Figuur 8 1. Maaihoogtehendel Figuur 6 3. Uitgeschakeld 1. Maaimesknop (PTO) 2. Ingeschakeld 2. Zet de maaihoogtehendel in de gewenste stand. 3. Laat de knop los. Opmerking: Als u de laagste maaihoogte-instelling wilt gebruiken, moet u de voorste maatwielen naar de bovenste openingen in de wielbeugels verplaatsen; zie Maatwielen van de maaimachine afstellen (bladz. 14).
3. Draai de moeren vast. 4. Monteer de grasvanger, zie Grasvanger monteren. Maatwielen van de maaimachine afstellen Met behulp van de maatwielen van de maaimachine kunt u de machine over ongelijk terrein laten rijden. Let bij het plaatsen van de maatwielen op de gewenste maaihoogte-instelling: • Als u de maaihoogte-instelling 1 of 2 wilt gebruiken, moet u de maatwielen naar de bovenste opening in de wielbeugels verplaatsen; zie Figuur 10.
Opmerking: De motor zal niet starten als de maaimessen zijn ingeschakeld. 5. Als de motor koud is, zet u de gashendel op Choke (Figuur 13). draaien voordat u het contactsleuteltje op Uit draait. Hierdoor kan de motor afkoelen voordat u de motor afzet. In een noodgeval kunt u de motor afzetten door het contactsleuteltje op Uit te draaien.
als er maaimessen of andere werktuigen in gebruik zijn), zal de motor afslaan. Maai uitsluitend in de achteruitstand, als dat strikt noodzakelijk is. 1. Schakel de maaimessen in. Als u de maaimessen moet gebruiken terwijl u achteruitrijdt, moet u de interlockschakelaar uitzetten met behulp van de KeyChoice-schakelaar die zich naast de beugel van de bestuurdersstoel bevindt (Figuur 14). 3. Draai het KeyChoice-sleuteltje om. 2. Steek het KeyChoice-sleuteltje in de schakelaar (Figuur 14).
3. Stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en start de motor. Als de motor loopt, zet u de parkeerrem vrij en komt u iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet afslaan. 4. Schakel de aftakas uit, zet het tractiepedaal in de neutraalstand en start de motor. Als de motor loopt, schakelt u de aftakas in en zet u het tractiepedaal in de achteruit stand. De motor moet afslaan. 5. Schakel de aftakas uit en zet het tractiepedaal in de neutraalstand.
Opmerking: Verwijder het contactsleuteltje en het KeyChoice-sleuteltje uit de desbetreffende schakelaars. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Verwijder altijd het contactsleuteltje en het KeyChoice sleuteltje en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd laat, ook al is het slechts voor een paar minuten.
Tips voor bediening en gebruik • Om de beste resultaten te verkrijgen, moet u de motor op het maximale toerental laten draaien. Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg dat de maaimachine niet helemaal door ongemaaid gras omgeven is. U moet altijd één kant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen. • Laat het gras iets langer dan normaal, om te voorkomen dat oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid.
aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer om de 30 dagen of de messen goed scherp zijn en verwijder bramen met een vijl.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker – en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 5 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • Veiligheidssysteem controleren. Controleer het motoroliepeil. Accuzuur controleren. De rem controleren. Maaimessen controleren. Maaikast reinigen. Om de 25 bedrijfsuren • Invetten en smeren van de machine.
5. Reinig de smeernippels met een doek. Indien nodig verf van de voorkant van de nippels afkrabben. 6. Zet een smeerpistool op elke smeernippel en pomp hier vet in. 7. Veeg overtollig vet weg.
de machine onder stoffige of vuile condities.) 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de maaimessen (aftakas) uit. 3. Stel de parkeerrem in werking. 4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 5. Verwijder het contactsleuteltje. Schuim- en papierelement verwijderen 1. Maak de omgeving van het luchtfilter schoon om te voorkomen dat vuil in de motor komt en schade veroorzaakt. 2.
Schuimelement en papierelement installeren 7. Maak de omgeving van de peilstok (Figuur 24) schoon, zodat er geen vuil in de vulopening kan komen, wat in motorschade kan resulteren. Belangrijk: Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. 1. Plaats het schuimelement en het papierelement op de ventilatorbehuizing. Opmerking: De rubberen afdichting moet vlak tegen de bodem van het luchtfilter aan liggen. 2.
9. Verwijder de pluggen zodat de olie in de opvangbakken kan lopen (Figuur 24). 10. Als de olie er geheel is uitgelopen moet de aftapplug weer worden geplaatst en goed vastgedraaid. Opmerking: Recycleer de gebruikte motorolie op de juiste wijze. 11. Reinig de omgeving van de peilstok en schroef de dop los (Figuur 24). 12. Giet ca. 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie langzaam in de vulbuis (Figuur 24). Figuur 25 13. Controleer het oliepeil; zie stappen 9 en 10 in Motoroliepeil controleren in. 1.
Onderhoud brandstofsysteem 2. Draai de bougie vast met een torsie van 20,4 Nm. 3. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Figuur 25). 4. Sluit de motorkap. Brandstof aftappen uit de brandstoftank Maak de brandstoftank leeg als u de machine langer dan 30 dagen niet gebruikt. GEVAAR In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Figuur 27 1. Slangklem 2. Brandstofslang 3. Brandstoffilter Figuur 28 8. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter (Figuur 27). 1. Brandstofafsluitklep 9. Open de brandstofafsluitklep en laat de benzine in een goedgekeurd benzinevat of een opvangbak lopen. 7. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar toe en schuif ze weg van het oude brandstoffilter (Figuur 28). Opmerking: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit een uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen. 8.
Accu verwijderen Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Zekering vervangen De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze bevinden zich onder de motorkap, bij de brandstoftank (Figuur 29).
WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. 8. Verwijder het rubberen kapje van de pluskabel (rood). Figuur 31 1. Dop van vulbuis 2.
Accu opladen Onderhoud aandrijfsysteem WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.
Onderhouden remmen 3. Draai de rem-instelmoer rechtsom tot u de machine niet meer kunt duwen (Figuur 33). Onderhoud van de rem 4. Ontkoppel de parkeerrem en controleer of de wielen vrij draaien als u de machine duwt. Als ze dat niet doen, moet u de remafstelmoer net zover linksom draaien dat u de machine kunt duwen. De rem bevindt zich aan de rechterkant van de achteras, in het achterwiel (Figuur 33). 5. Controleer opnieuw de werking van de rem; zie Rem controleren. Figuur 33 1.
Grasvangeronderhoud 8. Zet de grasvanger in de opvangmodus en reinig de binnenkant helemaal tot aan het maaidek. De grasvanger verwijderen 9. Monteer de grasvanger, zie Grasvanger monteren. Opmerking: Laat de grasvanger grondig drogen voordat u deze weer monteert. 1. Pak de grasvanger met beide handen vast en kantel deze naar voren (Figuur 34). Figuur 34 2. Schuif de hele grasvanger voorzichtig naar achteren van de steunbeugels af. Grasvanger leegmaken 1. Til de grasvanger met beide handen omhoog. 2.
Onderhoud van het maaidek gevormde sleuf in dit deel constateert, moet u een mes direct vervangen. 4. Als de veiligheidspennen zijn gebroken, moet u deze direct vervangen (Figuur 35). Onderhoud van de maaimessen Belangrijk: Als de veiligheidspennen zijn gebroken, kan de maaidekriem worden beschadigd. Controleer de riem, zie Drijfriem van maaimes afstellen. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Figuur 37 1. Mes 2. Mesbalans Maaimessen monteren 1. Monteer de messen, de ringen en de mesbouten (Figuur 35). Belangrijk: De gebogen randen van de messen moet naar de bovenkant van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. 2. Zet de messen in een hoek van 90 graden ten opzichte van elkaar (Figuur 38). Figuur 39 1. Spanpoelie en arm van spanpoelie 2. V riem 3. Inschakelveer 4. Klemmen van achterste pennen 5. Achterste pennen 7. Voorste pen 8. Motorpoelie 9. V riem 10.
Kabelstang voor maaihoogteinstelling afstellen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Controleer nogmaals de schuinstand van het maaidek. (controleer dit ook telkens wanneer u de maaier installeert.) Voordat u de schuinstand van het maaidek controleert, moet u ervoor zorgen dat de voor – en achterbanden de aanbevolen spanning hebben; zie Bandenspanning controleren.
Stalling D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. 1. Schakel de maaimessen (aftakas) uit. E. Bedien de choke of hulpstarter. 2. Stel de parkeerrem in werking. F. Start de motor totdat deze niet meer start. 3. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. G. Voer de gebruikte olie af volgens de plaatselijk geldende voorschriften. 4. Verwijder het contactsleuteltje. H. Sluit de brandstofafsluitklep. 5.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor raakt oververhit. De machine drijft niet aan. Mogelijke oorzaak 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. De aftakas uitschakelen. 2. De parkeerrem is niet in werking. 3. De accu is leeg. 4. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 5. Een van de zekeringen is doorgebrand. 6. Een van de relais of schakelaars is defect. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Accu opladen. 4.
Probleem De machine trilt abnormaal. Messen draaien niet. De maaihoogte is ongelijk. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Maaimessen zijn verbogen of niet in balans. 1. Nieuwe messen monteren. 2. De bevestigingsschroeven van een maaimes zitten los. 3. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 4. Een motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los. 5. De motorpoelie is beschadigd. 2. De bevestigingsschroeven van het maaimes vastdraaien. 3. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien. 4.
Lijst met internationale dealers Dealer: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int. Co Dubai Hydroturf Egypt LLC Ibea S.P.A. Irriamc Irrigation Products Int'l Pvt Ltd. Jean Heybroek BV. Lely (U.K.) Limited Maquiver S.A.
Toro Garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle onderstaande Toro producten te zullen repareren als deze materiaalgebreken en fabricagefouten vertonen, mits het product uitsluitend voor huiselijke doeleinden* is aangewend.