Form No. 3357–825 Rev A DH 220 Gazontractor Modelnr. 74592 – 270000001 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Inhoud Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Instructies voor veilige bediening van (rijdende) maaimachines met zittende bestuurder . . . . . . . . Veilige Bediening Toro Zitmaaiers . . . . . . . . . . . . Geluidsdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Geluidsvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Trilling . . . . . . . . . . . . . . . .
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk. • Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine gebruikt, in het bijzonder kinderen en huisdieren.
• Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. • Vervang geluiddempers die gebreken vertonen. • Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken dan grasvelden oversteekt.
Veilige Bediening Toro Zitmaaiers Onderhoud en stalling • Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is. De volgende paragraaf bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten en niet zijn opgenomen in de CEN-norm. • Stal de machine nooit met brandstof in de tank in een gebouw waar dampen open vlammen of vonken kunnen bereiken. • Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93–7276 104–2853 1. Risico van explosie – Draag oogbescherming. 2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden – Afspoelen met water en eerste hulp verlenen. 3. Brandgevaar – Geen vonken of vuur en niet roken 4. Giftig – Houd kinderen op veilige afstand van de accu. 1.
4–2903 1. Waarschuwing, machine kan kantelen – Gebruik de machine niet dwars op hellingen van meer dan 5 graden, heuvelopwaarts op hellingen van meer dan 10 graden of heuvelafwaarts op hellingen van meer dan 15 graden. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 3. De maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 4.
104–3238 1. Startprocedure 2. Gebruikershandleiding lezen. 3. Motoroliepeil controleren. 4. Maaidek opheffen. 5. Tractor in neutraalstand zetten. 6. De parkeerrem vergrendelen. 7. Als de motor koud is, de gashendel op Choke zetten. 8. Start de motor. 9. De parkeerrem vrijzetten. 104–3234 1. 2. 3. 4. Snel Continu snelheidsregeling Langzaam Motor – Afzetten 5. Koplampen 6. Aan 7. Motor – Starten 104–3239 en 104–3240 1. Maaihoogte 2. Verminderen 104–3237 1. Parkeerrem 11 3.
Benzine en Olie Aanbevolen benzine Gebruik loodvrije, normale benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). U mag ook gelode normale benzine gebruiken als er geen gewone loodvrije benzine verkrijgbaar is. Belangrijk Gebruik nooit methanol, benzine die methanol bevat of gasohol die meer dan 10 % ethanol bevat, omdat dit kan leiden tot schade aan het brandstofsysteem. Geen olie bij de benzine mengen. Gevaar 104–3241 1. Vooruit 2. Continu snelheidsregeling 3.
Gebruiksaanwijzing Gebruik van stabilizer/conditioner Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen: • Houdt de benzine vers gedurende een stalling van maximaal 90 dagen. Voor langere stalling wordt aanbevolen alle benzine uit de tank af te tappen. Bedieningsorganen Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Fig.
Parkeerrem vrijzetten Bediening van de aftakas 1. Trap het rempedaal in (Fig. 2). Met de aftakasknop schakelt u de aandrijving naar de maaimessen in of uit. Opmerking: De parkeerremhendel moet nu vrijkomen. 2. Laat het rempedaal nu langzaam opkomen. De maaimessen inschakelen Cruise control 1. Trap het rempedaal in om de tractor te stoppen. 2. Trek de aftakasknop uit om de aftakas in te schakelen (Fig. 4). 1. Geef gas totdat u de gewenste snelheid bereikt. 2.
Waarschuwingslampje van grasvanger Afvoerplaat instellen Met het afvoerplaat verandert u de grootte van de afvoeropening ten behoeve van de werking van de VOL-indicator van de grasvanger. Als de grasvanger vol is en moet worden geledigd, gaat het waarschuwingslampje branden (Fig. 5) en hoort u een zoemer. 1. Verwijder de grasvanger, zie Grasvanger verwijderen, blz. 36.
Motor starten 5. Als de motor koud is, zet u de chokehendel op Choke (Fig. 10). 1. Open de brandstofafsluitklep (Fig. 9). Deze bevindt zich tussen de brandstoftank en de motor. Opmerking: Als u een warme motor start, zet u de chokehendel op Uit. 6. Zet de gashendel op Langzaam (Fig. 11). 2 1 3 Figuur 9 5 1 1. Brandstofafsluitklep 7 6 Opmerking: De klep moet in één lijn met de brandstofslang staan. 4 2. Neem plaats op de bestuurdersstoel. Figuur 11 3.
KeyChoice) schakelaar instellen voor Werken in de achteruit-stand. Het Veiligheidssysteem gebruiken Dankzij een interlockschakelaar op de machine wordt de aftakas uitgeschakeld als u achteruitrijdt. Als u de rijsnelheidshendel in de achteruit-stand zet terwijl de messen (aftakas) zijn ingeschakeld (dat wil zeggen als er maaimessen of andere werktuigen in gebruik zijn), zal de motor afslaan. Maai uitsluitend in de achteruit-stand, als dat strikt noodzakelijk is.
Veiligheidssysteem testen 1. Schakel de maaimessen in. 2. Steek het KeyChoice-sleuteltje in de KeyChoice-schakelaar (Fig. 12). Voorzichtig 3. Draai het KeyChoice-sleuteltje om. Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. Een rood lampje op het voorste paneel gaat branden (Fig. 13) om aan te geven dat de interlockschakelaar is uitgezet. 1 • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
De tractor met de hand duwen Vooruit- en achteruitrijden Belangrijk U moet de tractor altijd met de hand duwen. U mag de tractor nooit slepen. Dit kan schade aan de transaxle veroorzaken. Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op Snel om de beste prestaties te verkrijgen. Vooruitrijden: De tractor duwen 1. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten, blz. 14. 1. Parkeer de tractor op een horizontaal oppervlak. 2.
De machine stoppen 1. Laat het tractiepedaal of het pedaal van de achteruit-versnelling opkomen. 2. Schakel de maaimessen (aftakas) uit. Draai het contactsleuteltje op Uit. 3. Als u de machine onbeheerd laat, moet u tevens de parkeerrem in werking stellen; zie Parkeerrem in werking stellen, blz. 13. Opmerking: Verwijder het contactsleuteltje en het KeyChoice-sleuteltje uit de desbetreffende schakelaars. Figuur 16 Voorzichtig 1.
Tips voor bediening en gebruik • Als het gras langer dan normaal is of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen, het gras op deze hoogte maaien en daarna het gras op de lagere, normale hoogte maaien. • Om de beste resultaten te verkrijgen, moet u de motor op het maximale toerental laten draaien. Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg dat de maaimachine niet helemaal door ongemaaid gras omgeven is.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 20 bedrijfsuren Elk gebruik Onderhoudsprocedure • Afstelling van drijfriem van maaimessen controleren. • • • • • • • Oliepeil controleren. Controleer het veiligheidssysteem. Maaikast reinigen. Accuzuur controleren. Bandenspanning controleren. Maaimessen controleren. Remmen controleren. Om de 25 bedrijfsuren • Chassis smeren.
Motorolie controleren 1 2 Controleer het oliepeil dagelijks of na elk gebruik. Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren en daarna om de 50 bedrijfsuren. 3 Opmerking: Ververs de olie vaker als het voertuig in zeer stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt. Type olie: Reinigingsolie (API onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of hoger) m-1868 Figuur 18 Carterinhoud: 1,9 liter 1. Oliepeilstok 2. Metalen deel Viscositeit: Zie onderstaande tabel.
8. Plaats een opvangbak onder de peilstok/vulbuis en draai de aftapplug eruit (Fig. 19). 4. Plaats het nieuwe oliefilter op het filtertussenstuk. Draai het filter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. 5. Draai het oliefilter vervolgens nog een 1/2 tot 3/4 slag (Fig. 20). 6. Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie Oliepeil controleren, blz. 23. Onderhoud van de Rem De rem bevindt zich aan de rechterkant van de achteras, in het achterwiel (Fig. 21).
Rem afstellen Tractor smeren 1. Controleer de rem voordat u deze afstelt; zie Rem controleren, hierboven. 2. De aandrijfhendel moet op de stand In Werking staan (Fig. 14) en de parkeerrem moet in werking zijn gesteld. U dient de tractor om de 25 bedrijfsuren of jaarlijks te smeren met universeel smeervet, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. De tractor moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. 3.
Smeerpunten Figuur 23 Smeerschema Item Naam Hoeveelheid Interval (uren) Smeermiddel 1 Voorwielen – Vet in smeernippels pompen 2 25 Smeervet 2 Stuurkogels 4 50 Olie 3 Stuurinrichting 1 50 Smeervet 4 Stuurasmechanisme 1 25 Smeervet 5 Stuuraslager 1 50 Olie 6 Stuuraslager 1 50 Olie 7 Schakelhendel – Vet in smeernippel pompen 1 50 Smeervet 8 Asnaaf om maaidek op te heffen.
Zekering vervangen 5 1 2 5 5 De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze bevinden zich onder de motorkap, bij de brandstoftank (Fig. 24). Als er een zekering is doorgebrand, moet de bedrading op kortsluiting worden gecontroleerd. 1 3 4 3 2 4 4 5 1874 Figuur 25 1. Lamphouder 2. Reflector 3. Lippen m-4986 Figuur 24 1. Hoofdleiding / accu 2. Koplampen 3. Interlock, elektrische koppeling en cruise control 4. Sleuven 5. Aansluitpolen 8.
Onderhoud van de accu 3 Controleer het zuurpeil van de accu voor elk gebruik. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Gebruik een tissue om de accu en de accubak schoon te maken. Als de accupolen zijn gecorrodeerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen.
Zuurpeil controleren Accu opladen 1. Klap de zitting naar voren. Hieronder bevindt zich de accu. Waarschuwing 2. Verwijder de vuldoppen. Als het zuurpeil beneden het lagere deel van de slang staat (Fig. 28), moet u de benodigde hoeveelheid gedestilleerd water toevoegen aan het accuzuur; zie Accu bijvullen met water, blz. 29. Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.
Onderhoud van de bougie Bougie controleren Controleer de bougie om de 25 bedrijfsuren. Monteer om de 100 bedrijfsuren een nieuwe Champion RC12YC of een bougie van een equivalent type. Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode 0,76 mm bedraagt voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. 1. Bekijk de binnenkant van de bougie (Fig. 30).
Benzine aftappen uit de brandstoftank 8. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter (Fig. 31) en laat de benzine in een jerrycan of opvangbak lopen. Opmerking: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit een uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen. De brandstoftank moet worden afgetapt, als u de tractor langer dan 30 dagen niet zult gebruiken. 9. Steek de brandstofslang op het filter. 10. Schuif de slangklem dicht tegen het filter om de brandstofslang en het filter vast te zetten.
Onderhoud van het luchtfilter 3. Trek het papier – en het schuimelement naar buiten (Fig. 34). U moet het schuimelement om de 25 bedrijfsuren reinigen en met olie bestrijken. Het papierelement moet u om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks vervangen, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. 2 1. Schakel de maaimessen (aftakas) uit. 1 2.
Schuimelement en papierelement monteren De messen controleren 1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 34. Belangrijk Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. 2. Controleer de snijranden (Fig. 35). Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u de maaimessen verwijderen en slijpen; zie De maaimessen slijpen, blz. 34. 1. Monteer het schuimelement met de mazen aan de bovenkant.
De maaimessen slijpen Maaidek verwijderen 1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van elk mes te slijpen (Fig. 36). Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van beide snijkanten. 1. Parkeer de tractor op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de maaimessen (aftakas) uit. 3. Stel de parkeerrem in werking. 4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 1 5.
7. Controleer de spanning van de riem en stel deze zonodig af. 11. Maak de R-klemmen van de twee achterste pennen los en verwijder de pennen (Fig. 39). 8. Draai de twee zeskantige moeren op de spanpoelie vast. Opmerking: U hebt misschien een tang nodig om de tweede pen eruit te trekken. 9. Monteer het maaidek, zie Maaidek monteren, blz. 35. 12. Maak de R-klem van de voorste pen los en verwijder de pen (Fig. 39). Kabelstang voor maaihoogte-instelling afstellen 13.
De grasvanger een onderhoudsbeurt geven Grasvanger en tunnel reinigen Als de openingen in de grasvanger verstopt raken met vuil of gras of als de VOL-sensor van de grasvanger vuil is, moet de grasvanger worden gereinigd. Grasvanger verwijderen 1. Schakel de maaimessen (aftakas) uit. 1. Pak de grasvanger met beide handen vast en kantel deze naar voren (Fig. 42). 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 4.
Reiniging en Opslag van de tractor C. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen; zie Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 31. 1. Schakel de maaimessen (aftakas) uit. D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. 2. Stel de parkeerrem in werking. E. Bedien de choke of hulpstarter. 3. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. F. Start de motor totdat deze niet meer start. G.
Storingen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor raakt oververhit. De tractor rijdt niet. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. De aftakas uitschakelen. 2. De parkeerrem is niet in werking. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. De accu is leeg. 3. Accu opladen. 4. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 4. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 5.
Probleem De motor verliest vermogen. g De machine trilt abnormaal. Messen draaien niet. De maaihoogte is ongelijk. De cruise control kan niet worden ingeschakeld of valt uit. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het luchtfilter is vuil. 2. Het luchtfilterelement reinigen. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. Het carter bijvullen met olie. 4. De koelribben en luchtkanalen onder het ventilatorhuis van de motor zijn verstopt. 4.