Form No. 3417-362 Rev A TimeCutter® ZS 3200S of 4200S zitmaaier Modelnr.: 74650—Serienr.: 401000000 en hoger Modelnr.: 74665—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Inleiding Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze machine is een zitmaaier met draaiende messen bedoeld voor gebruik door particulieren in huiselijke toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. De machine is niet ontworpen voor het maaien van lage struiken, het maaien van gras en andere begroeiing langs de snelweg, of voor gebruik in de landbouw.
Inhoud Modelnr.: Veiligheid .................................................................. 4 Algemene veiligheid ........................................... 4 Hellingsindicator ................................................ 5 Veiligheids- en instructiestickers ........................ 6 Algemeen overzicht van de machine ........................11 Bedieningsorganen ...........................................11 Voor gebruik ........................................................
Veiligheid Onderhoud riemen .............................................. 43 Riemen controleren .......................................... 43 Drijfriem van maaidek vervangen...................... 43 Onderhoud van het maaimachine......................... 44 Onderhoud van de maaimessen ....................... 44 Maaidek horizontaal stellen .............................. 47 Maaidek verwijderen......................................... 50 Het maaidek monteren .....................................
Hellingsindicator g011841 Figuur 4 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6.
decal119-8815 119-8815 1. Parkeerstand 2. Snel 3. Langzaam 4. Neutraalstand 5. Achteruit decal120-5469 120-5469 1. Maaihoogte decal121-0771 121-0771 4. TRAAG stand 5. Aftakas, messchakelaar 1. Choke 2. SNEL stand 3.
decal121-2989b 121-2989 1. Omloophendel, hendel in duwstand 2. Omloophendel, hendel in gebruiksstand 131-3948 decal131-3948 131-3948 1. Langzaam 3. Snel 2.
decal132-0869 132-0869 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. De bestuurder dient de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding door te nemen en de gebruiksomstandigheden van de machine te beoordelen, om na te gaan of de machine in de specifieke situatie op het betreffende terrein kan worden gebruikt.
decal132-0872 132-0872 1. De machine kan 3. Handen of voeten kunnen voorwerpen uitwerpen worden gesneden – Blijf uit – Houd omstanders uit de de buurt van bewegende buurt van de machine. onderdelen. 2. De maaier kan voorwerpen 4. Risico om gegrepen te uitwerpen, geopende worden – Blijf uit de buurt uitwerpplaat – Gebruik van bewegende delen en de machine niet met een houd alle beschermende open maaidek; gebruik delen op hun plaats. een grasvanger of een uitwerpplaat. decal138-2456 138-2456 1.
Algemeen overzicht van de machine g020240 Figuur 5 1. Voetsteun 5. Bedieningspaneel 2. Maaihoogtehendel 6. Bestuurdersstoel 3. Rijhendel 7. Wiel van achterwielaandrij- 11. Wasaansluiting ving 4. Smart speed TM hendel 8. Dop van brandstoftank 13. Voorste zwenkwielen 9. Grasgeleider 10. Motor 12. Maaidek Bedieningsorganen Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. g027890 Figuur 6 Bedieningspaneel 1. Gashendel/Choke 2.
Contactschakelaar Parkeerstand De contactschakelaar, waarmee u de motor start en afzet, heeft 3 standen: UIT, LOPEN en START . Zie Motor starten (bladz. 22). Zet de rijhendels vanuit het midden naar buiten in de PARKEERSTAND en verlaat de machine (Figuur 24). Zet de rijhendels altijd in de PARKEERSTAND als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Gas-/Chokehendel Smart Speed™ bedieningssysteem Met de gas-/chokehendel kunt u zowel de gasklep als de choke bedienen.
Maaihoogtehendel Gebruiksaanwijzing Met de maaihoogtehendel kunt u het maaidek opheffen en neerlaten vanuit de bestuurdersstoel. Als u de hendel omhoog zet, naar u toe, wordt het maaidek opgeheven van de grond en als u de hendel omlaag zet, weg van u, wordt het maaidek neergelaten. De maaihoogte mag uitsluitend worden ingesteld als de machine stilstaat (Figuur 28). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
• Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de geschikt. Ethanol en MTBE zijn verschillende stoffen. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet goedgekeurd voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Het gebruik van niet-goedgekeurde benzine kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie.
Het veiligheidssysteem gebruiken WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Rijhendels afstellen middelste, onvergrendelde stand zetten en de messchakelaar inschakelen. Kom dan iets overeind uit de bestuurdersstoel; de motor moet stoppen. De hoogte instellen U kunt de rijhendels hoger of lager afstellen, voor meer comfort (Figuur 10). Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit (Figuur 9).
Zijuitworp gebruiken maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert als de machine in de zijuitworpmodus staat. Machines met een maaidek van 81 cm De uitworpafsluiter monteren om te mulchen Het maaidek en de maaimessen die worden geleverd met de machine zijn ontworpen om optimale mulchen zijuitworpprestaties te leveren. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
g230248 Figuur 14 g230251 1. Afvoerafsluiter Figuur 12 1. Grendelhouder 2. Vergrendeling 3. Beugel op het maaidek 2. Metalen lipje 3. Afvoerafsluiter 4. 4. Maak de haakvormige grendel bovenaan de afvoerafsluiter los van de draaistang (Figuur 16). 5. Buig het metalen lipje van de afvoerafsluiter uit de sleuf in de beugel die is gelast aan het maaidek (Figuur 13).
Tijdens gebruik Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor • • • g230253 Figuur 16 1. Grasgeleider 3. Draaistang 2. Vergrendeling 4. Afvoerafsluiter • • 6. Bevestig de afvoerafsluiter aan het maaidek door de buigbare vergrendeling op de afvoerafsluiter te bevestigen aan de houder op het maaidek (Figuur 12).
• Laat de motor nooit lopen in een ruimte waar – Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt. uitlaatgassen zich kunnen verzamelen. • Als u de machine verlaat, laat deze dan niet – Gebruik een hellingsindicator om de hellingshoek bij benadering te bepalen. draaien.
De messchakelaar (aftakas) bedienen De messchakelaar (aftakas) start en stopt de maaimessen en eventuele bekrachtigde werktuigen. Messchakelaar (aftakas) inschakelen g229111 Figuur 18 1. Veilige zone – Gebruik de machine in deze zone op hellingen van minder dan 15 graden of vlakke gebieden. 4. W = breedte van de machine 2. Gevarenzone – Gebruik een loopmaaier en/of een handtrimmer op hellingen van meer dan 15 graden en in de buurt van steile hellingen of water. 5.
Motor starten Messchakelaar (aftakas) uitschakelen Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als u de startmotor langer dan 5 seconden in werking stelt, kan deze worden beschadigd. Als de motor niet wil starten, moet u 10 seconden wachten voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt. Opmerking: Het kan nodig zijn om de hendel tegen de aanslag op CHOKE te houden als u probeert de motor te starten (Figuur 23).
Met de machine rijden De motor afzetten 1. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar op UIT te zetten (Figuur 23). 2. Schakel de parkeerrem in; zie Parkeerstand (bladz. 12). 3. Zet de gashendel op 4. Draai het sleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje. De aandrijfwielen draaien onafhankelijk en worden aangedreven door hydraulische motoren op elke as.
Achteruitrijden 1. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 26). 2. Schakel de aftakas uit. 3. Zet de hendel in de gewenste stand. Wat volgt, is uitsluitend bedoeld als gebruiksaanbeveling. De instelling is afhankelijk van de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van het gras.
De maaihoogte instellen GEVAAR Als de grasgeleider, afsluiter van de afvoer of de grasvanger niet op de juiste plaats zijn gemonteerd, kunnen u of anderen in aanraking komen met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Opmerking: De transportstand is de hoogste maaihoogtestand of maaihoogte (115 mm), zoals geïllustreerd in Figuur 28.
Antiscalpeerrollen afstellen Tips voor bediening en gebruik Voor machines met een maaidek van 107 cm Gebruik van de snel-stand van de gashendel Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in. Opmerking: Stel de antiscalpeerrollen zo af dat ze de grond niet raken op normale, vlakke maaiterreinen. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en stel de parkeerrem in werking; zie Met de machine rijden (bladz. 23). 2.
Een lagere maaisnelheid gebruiken Na gebruik Om de maairesultaten te verbeteren, moet u in bepaalde omstandigheden bij een lagere rijsnelheid maaien. Veiligheid na het werk Algemene veiligheid • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheden, Gras niet te kort afmaaien de geluiddempers en het motorcompartiment om brand te voorkomen. Veeg gemorste olie en brandstof op. Wanneer u op oneffenheden maait, moet u de maaihoogte hoger zettem om een golvend gazon te voorkomen.
De machine transporteren Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Gebruik altijd een oprijplaat over de volledige breedte. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.
De machine laden WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. • Rij de machine achteruit op de oprijplaat en rij er vooruit af.
g027708 Figuur 33 De machine van de aanhanger rijden 1. Laat de oprijplaat zakken; zorg dat de hellingshoek van de oprijplaat ten opzichte van de grond niet groter is dan 15 graden (Figuur 31). 2. Rij de machine vooruit de oprijplaat af (Figuur 32).
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 5 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • Na elk gebruik Controleer het veiligheidssysteem (interlock). Schuimelement van luchtfilter reinigen en controleren. Oliepeil controleren. Controleer de maaimessen. Controleer de grasgeleider op schade.
Procedures voorafgaande aan onderhoud • Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen.
De stoel omhoog zetten Smering Zorg ervoor dat de parkeerrem ingeschakeld is. Til de stoel naar voren. De lagers smeren U kunt bij de volgende onderdelen komen door de stoel omhoog te zetten: Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Smeer alle smeerpunten. • Plaatje met serienummer Type vet: nr. 2 vet op lithiumbasis • Instructiesticker voor controle en onderhoud 1.
5. Spuit vet in de nippels totdat er vet bij de lagers naar buiten komt. 6. Veeg overtollig vet weg. Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken.
Schuimelement en papierelement installeren Belangrijk: Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. 1. Monteer het schuimfilter op het papieren filterelement (Figuur 38). 2. Monteer het schuimfilter en het papieren filterelement op de luchtfilterbehuizing. 3. Monteer het luchtfilterdeksel en draai de twee knoppen vast (Figuur 37). g020243 Figuur 38 1. Schuimelement 6. Motorolie verversen 2.
tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Opmerking: Zorg dat de motor uitgeschakeld is zodat de olie tijd heeft gekregen om weg te lopen naar de opvangbak. 3. Om te voorkomen dat er vuil, maaisel, enz. in de motor terechtkomt, moet u de omgeving van de vuldop/peilstok reinigen voordat u deze verwijdert (Figuur 40). 1. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 2.
Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai de filter nog 3/4 slag extra vast. g027484 Figuur 43 7. g027477 Figuur 42 6. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 43). 37 Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum.
Onderhoud van de bougie Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Bougie controleren. Om de 100 bedrijfsuren—Bougie vervangen. Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode- en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. Monteer een nieuwe bougie indien dit nodig is.
Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. g027506 • Verricht onderhoudswerkzaamheden in verband met het brandstofsysteem als de motor koud is. Doe dit buiten op een open terrein. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING De accukabels onjuist afkoppelen kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
2. Onderhoud van de zekeringen Laad de accu gedurende minstens een uur op bij 6 tot 10 A. Opmerking: De accu niet te ver opladen. 3. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 49).
Elektrische rem vrij zetten Onderhoud aandrijfsysteem U kunt de elektrische rem manueel vrij zetten door de verbindingsarmen naar voren te draaien. Zodra de elektrische rem van stroom wordt voorzien, wordt hij teruggesteld. Bandenspanning controleren 1. Draai het sleuteltje op UIT of koppel de accu af. 2. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 33). 3.
Onderhoud riemen van de maaidekhaak om de spanning op de spanpoelie te verwijderen en rol de riem van de poelies (Figuur 54 en Figuur 55). Riemen controleren WAARSCHUWING Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Alle riemen op slijtage en scheurtjes controleren. De veer is onder spanning gemonteerd en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Vervang de riem als deze versleten is.
Onderhoud van het maaimachine Onderhoud van de maaimessen Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de maaimessen scherp houden. Om het slijpen en vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra messen in voorraad te hebben. Veiligheid van de messen Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
g006530 Figuur 56 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur g014973 Figuur 58 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond Controle op kromme messen 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) Opmerking: De machine moet op een egaal 4. oppervlak staan voor de volgende procedure. 1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie. 2.
g000551 Figuur 61 81 cm maaidekken g014973 Figuur 60 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 1. Vleugel van het mes 4. Mesbout 2. Vlakke ondergrond 2. Mes 5. Mesversteviger 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) 3. Klemring A. Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz. 46) en De maaimessen slijpen (bladz. 46).
Maaidek horizontaal stellen Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u de maaier installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet. g000552 Figuur 63 Voordat u het maaidek horizontaal afstelt moet u eerst controleren of er verbogen maaimessen zijn; verwijder en vervang eventueel verbogen maaimessen; lees Controle op kromme messen (bladz. 45) voordat u dit doet. 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen. 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 64).
g009682 Figuur 66 Maai-eenheden met 2 messen 1. Maaimessen evenwijdig 3. Buitenste snijranden 2. Vleugel van het mes 4. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 5. g027588 Figuur 67 1. Ophangbeugel 3. Achterste borgmoer 2. Borgmoer aan de zijkant Meet tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Figuur 65 en Figuur 66). 9. Opmerking: Als het verschil tussen de afstanden groter is dan 5 mm is bijstelling noodzakelijk; ga verder met de rest van deze procedure.
g014631 Figuur 68 Maai-eenheden met 1 mes g014634 Figuur 70 1. Mes in lengterichting 1. Stelstang 2. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 2. Stelblok g009658 1. Messen in lengterichting 2. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 5. Meet de afstand tussen de rand van het voorste mes en het horizontale oppervlak, en de afstand tussen de rand van het achterste mes en het horizontale oppervlak (Figuur 68 en Figuur 69).
Maaidek verwijderen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 4. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 33). 5.
Grasgeleider vervangen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer de grasgeleider op schade. WAARSCHUWING Als de uitworpopening niet afgedekt is, kan de machine voorwerpen uitwerpen naar u of naar omstanders; dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. Gebruik de machine nooit zonder dat de grasgeleider, de uitworpafsluiter of het grasopvangsysteem is gemonteerd. 1.
Reiniging De onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Na elk gebruik—Maaikast reinigen. Belangrijk: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, onder de stoel en rond de motor, de hydraulische pompen en de motors. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
Stalling 12. Veiligheid tijdens opslag Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet deze worden voorbereid op stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling: A. • Laat de motor afkoelen voordat u de machine opslaat. • U mag de machine of brandstof niet opslaan in de nabijheid van een open vuur of binnenshuis brandstof aftappen. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank.
Opslag van de accu 1. Laad de accu volledig op. 2. Laat de accu 24 uur ongemoeid en controleer dan de spanning van de accu. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,6 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen. 3. Koppel de kabels los van de accu. 4. Controleer regelmatig de spanning en zorg dat die altijd minstens 12,4 V is. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,4 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen. Tips voor het bewaren van de accu • Bewaar de accu rechtop in een koele, droge omgeving.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De brandstoftank is ingedeukt of de machine raakt regelmatig zonder brandstof. 1. Het papierelement van het luchtfilter is verstopt. 1. Reinig het papierelement. De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2.
Probleem De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De omloopkleppen zijn open. 1. Sluit de sleepkleppen. 2. De tractieriemen zijn versleten, los of stuk. 3. De tractieriemen zitten niet op de poelies. 4. De transmissie is uitgevallen. 2. Neem contact op met een erkende servicedealer. 3. Neem contact op met een erkende servicedealer. 4. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 1.
Schema's g028022 Installatieschema (Rev.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.