Form No. 3398-970 Rev A TimeCutter® SW 3200 zitmaaier Modelnr.: 74670—Serienr.: 316000001 en hoger g027913 Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. 1 Bruto paardenkracht De bruto en netto pk van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1940 van de Society of Automotive Engineers (SAE). Omdat bij de configuratie rekening is gehouden met de veiligheids- en gebruiksvoorschriften, zal de motor van dit type maaiers in de praktijk veel minder koppel hebben.
Inhoud Grasgeleider vervangen ...........................................44 Reiniging ..................................................................45 Onder de voorkant van de machine reinigen ...............45 Onderkant van maaimachine wassen .........................45 Stalling ........................................................................46 De machine reinigen en stallen .................................46 Problemen, oorzaak en remedie ......................................47 Schema's ....
Veiligheid Voor ingebruikname • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395:2013. Onjuist gebruik of onderhoud van deze maaier kan letsel tot gevolg hebben. Houd u aan deze veiligheidsinstructies om het risico op letsel te verminderen. • Toro heeft deze maaier ontworpen voor en getest op veilig gebruik. Als u zich echter niet houdt aan de volgende instructies kan dit lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
• Gebruik de machine niet terwijl de grasgeleider omhoog op de grond en uit de buurt van de machine vóór u de tank bijvult. staat, verwijderd is of aangepast is, tenzij u een grasvanger gebruikt. • Neem een machine eerst van de vrachtwagen of • Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de aanhanger en tank de machine bij op de grond. Als dit niet mogelijk is, is het beter om te tanken uit een draagbaar vat dan met een brandstofpistool. motor en laat de motor niet te snel draaien.
De machine transporteren Maaien op hellingen • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een Wees voorzichtig op hellingen en hellingbanen. Als u zich onveilig voelt op een helling, maai deze dan niet. • • aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt. Gebruik oprijplaten over de volledige breedte om de machine op een aanhangwagen of in een vrachtwagen te laden. Maak de machine stevig vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen.
• Zorg ervoor dat moeren en bouten goed zijn vastgedraaid, in het bijzonder de bevestigingsbouten van het mes. • Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen en verwijder deze nooit van de machine. Controleer regelmatig of ze goed werken. Doe nooit iets wat de functie van een veiligheidsvoorziening belemmert of wat ervoor zorgt dat een veiligheidsvoorziening minder bescherming biedt.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7009 1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 106-8717 1.
Merkteken van fabrikant 1. Geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro-maaimachine is. 131-3665 1. Mesrotatie 3. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Achteruit 131-3620 1. Pedaalstand – vooruit 2. Pedaalstand – neutraal 3. Pedaalstand – achteruit 131-3955 1. Aan 2. Uit 131-4036 1. Maximale trekkracht trekstang 36 kg 2. Lees de Gebruikershandleiding. 131-3621 1.
132-0870 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 3. Risico op lichamelijk letsel – laat niemand meerijden. Kijk achter u als u achteruit maait. 5. Oprijplaat kan kantelen – gebruik geen dubbele oprijplaten bij het laden op een aanhanger. Gebruik een enkele oprijplaat die breed genoeg is voor de machine en die een hellingshoek heeft van minder dan 15 graden. Rij achteruit de oprijplaat op en rij vooruit de oprijplaat af. 2. Handen kunnen worden gesneden, mes.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 132-0872 1. Explosiegevaar 1. De machine kan 3. Handen of voeten kunnen voorwerpen uitwerpen worden gesneden – Blijf uit – Houd omstanders uit de de buurt van bewegende buurt van de machine. onderdelen. 2. De maaier kan voorwerpen 4. Risico om gegrepen te worden – Blijf uit de buurt uitwerpen, geopende van bewegende delen en uitwerpplaat – Gebruik houd alle beschermende de machine niet met een delen op hun plaats.
Algemeen overzicht van de machine 6 4 7 5 8 3 2 1 9 10 11 12 g027912 Figuur 4 1. Tractiepedaal 4. Stuurwiel 7. Motor 10. Key Choice®-bediening 2. Maaihoogtehendel 5. Bedieningspaneel 8. Dop van brandstoftank 11. Maaidek 6. Bestuurdersstoel 9. Achteraandrijfwiel 12. Voorste zwenkwielen 3. SmartPark™ schakelaar Bedieningsorganen Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen in Figuur 4 en Figuur 5 voordat u de motor start en de machine gebruikt. 5 6 7 Figuur 6 1.
Contactschakelaar SmartPark™-schakelaar De contactschakelaar heeft drie standen – UIT, LOPEN and START. Als u het contactsleuteltje op START draait en loslaat, zal het zelf naar LOPEN draaien. Als u het sleuteltje op UIT draait, wordt de motor afgezet; het verdient echter aanbeveling het sleuteltje altijd uit het contact te verwijderen als u de machine verlaat om te voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start (Figuur 5). De parkeerrem wordt elektronisch geactiveerd.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. GEVAAR Brandstof bijvullen In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Gebruik van stabilizer/conditioner A Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen: B C • Houdt de benzine vers gedurende opslag van maximaal 90 dagen. Als u de machine langer wilt opslaan, is het raadzaam de benzine af te tappen uit de brandstoftank. • Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.
Veiligheid staat voorop 1 2 GEVAAR Als u maait op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de controle over de machine verliest. • Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 15 graden. • Verminder uw snelheid en wees uiterst voorzichtig op hellingen. • Gebruik de machine niet in de buurt van water. G009027 Figuur 9 1. Draag oogbescherming. 2. Draag gehoorbescherming.
Motor starten 5. Terwijl de motor uitgeschakeld is en het sleuteltje in de AAN-stand staat, schakelt u de aftakas in door de messchakelaar omhoog te trekken; u moet de koppeling horen aangrijpen. Opmerking: Het kan nodig zijn om de hendel tegen de aanslag op CHOKE te houden als u probeert de motor te starten. 6. Zorg ervoor dat het tractiepedaal in neutraal staat en draai de contactschakelaar naar START.
Schakel de parkeerrem op een van de volgende manieren uit: • Tik het tractiepedaal in vooruit of achteruit. • Duw de remschakelaar in UIT (Figuur 5). 2. Zet de gashendel op SNEL. 3. Draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje. Bediening van de maaimessen Met de machine rijden Met de messchakelaar schakelt u de aandrijving naar de maaimessen in of uit. Deze schakelaar schakelt de aandrijving van werktuigen die worden aangedreven door de motor, zoals het maaidek en de maaibladen.
GEVAAR Er kan een kind of een omstander onder de rijdende maaier belanden terwijl de messen ingeschakeld zijn, wat ernstige letsels of de dood kan veroorzaken. • Maai niet in de achteruit-stand, tenzij dat strikt noodzakelijk is. • Kijk altijd omlaag en achterom vóór en tijdens het achteruitrijden. Figuur 13 1. Vooruit 2. Tractiepedaal • Gebruik de KeyChoice-schakelaar alleen wanneer u er zeker van bent dat er geen kinderen of andere omstanders binnen het maaigebied zullen komen. 3. Achteruit 4.
Het stuurwiel afstellen Het stuurwiel heeft 3 bedrijfsstanden en één opgerichte stand. De opgerichte stand dient om op de machine te stappen en om de stoel en de machine te verlaten. Plaats het stuurwiel tijdens het werken met de machine zo dat uw controle over de machine en uw comfort optimaal zijn. 1. Druk met uw voet de vrijgavehendel van de stuurkolom in. 2. Zet het stuurwiel in de gewenste stand (Figuur 16).
3 1 2 Opmerking: Bewaar de onderdelen voor later gebruik. g017303 Figuur 17 1. Locatie van de omloophendels 3. Duwstand van hendel 2. Stand van hendel voor het gebruik van machine Figuur 18 6. Als u klaar bent, dient u het contactsleuteltje opnieuw naar STOP draaien om te voorkomen dat de accu ontlaadt. 1. Grasgeleider 4. Scharnierpen 2. Afvoerafsluiter 5. Vleugelmoer 3. Onderste lip 4. Verwijder de scharnierpen waarmee het deksel aan het maaidek is bevestigd (Figuur 18). 5.
aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen. WAARSCHUWING Figuur 20 Deelname aan het wegverkeer zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding "Langzaam rijdend voertuig", is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken.
1 2 6 g027996 5 Figuur 21 1. Oprijplaat over volledige breedte in opslagpositie. 4. De hellingbaan is minstens vier keer (4 x) zo lang als de afstand van de aanhangwagen of de laadbak tot de grond 2. Zijaanzicht van oprijplaat over volledige breedte in laadpositie 5. H = Afstand van de aanhanger of laadbak tot de grond 3. Niet groter dan 15 graden 6.
Tips voor bediening en gebruik Lang gras maaien Gebruik van de snel-stand van de gashendel Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Maai het gras daarna op de lagere, normale hoogte. Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op SNEL zetten.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 5 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • Na elk gebruik Schuimelement van luchtfilter reinigen en controleren. Controleer het motoroliepeil. Controleer de luchtinlaat en motorkoeling en reinig indien nodig. Maaimessen controleren.
De afdekking van het maaidek losmaken Smering De lagers smeren Maak de 2 onderste bouten van de afdekking los om toegang te verkrijgen tot de bovenkant van het maaidek (Figuur 22). Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Smeer alle smeerpunten. Type vet: nr. 2 vet op lithiumbasis 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2.
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Schuimelement van luchtfilter reinigen en controleren. Om de 50 bedrijfsuren—Vervang het papieren filterelement. 3 Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. g020243 Figuur 27 1. Schuimelement Schuim- en papierelement verwijderen 1. Schakel de aftakasschakelaar uit. 2. Papierelement 6.
Schuimelement en papierelement installeren 2. Schakel de aftakasschakelaar uit. 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Belangrijk: Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. 4. Motoroliepeil controleren (Figuur 29). 1. Monteer het schuimfilter op het papieren filterelement (Figuur 27). A B C D 2.
Motorolie verversen en filter vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 5 bedrijfsuren A B C D E F G H Om de 100 bedrijfsuren (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt onder zware belasting of bij hoge temperaturen). Om de 100 bedrijfsuren Opmerking: Vervang het oliefilter van de motor vaker als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. 1. Parkeer de machine zo dat de rechterkant iets lager staat dan de linkerkant. Op die manier kan alle olie eruit lopen.
5. Verwijder het motoroliefilter (Figuur 31) 6. Giet ongeveer 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie langzaam in de vulbuis (Figuur 32). Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai de filter nog 3/4 slag extra vast. 7. Controleer het oliepeil; zie Figuur 32.
Onderhoud van de bougie Bougie controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Bougie controleren. Belangrijk: Bougie(s) nooit schoonmaken. Vervang een bougie altijd als deze een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont. Om de 100 bedrijfsuren—Bougie vervangen. Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode- en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert.
Ventilatorbehuizing reinigen Onderhoud brandstofsysteem Met het oog op een goede koeling moet u het grasscherm, de koelribben en andere buitenvlakken van de motor te allen tijde schoon houden. Brandstoffilter van de slang vervangen Verwijder het ventilatorhuis en andere uitlaatringen.jaarlijks of om de 100 bedrijfsuren (vaker in zeer stoffige, vuile omstandigheden). Reinig indien nodig de koelribben en de buitenvlakken. Zorg ervoor dat de uitlaatringen worden gemonteerd na de onderhoudswerkzaamheden.
Onderhoud elektrisch systeem Accu opladen g027506 Accu verwijderen A WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.
Accu plaatsen 7. Verwijder de bevestigingsband van de accu (Figuur 37) en til de accu uit de accubak. 3 2 6 5 1. Plaats de accu in de bak (Figuur 37). 2. Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de pluskabel (rood) op de pluspool (+) van de accu aan te sluiten. 1 3. Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de minkabel op de minpool (–) van de accu aan te sluiten. 7 4. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de pluspool (rood) van de accu. 5.
Elektrische rem vrijzetten Onderhoud aandrijfsysteem De elektrische rem kan worden vrijgezet door de verbindingsarmen manueel naar voren te draaien. Zodra de elektrische rem van stroom wordt voorzien, wordt hij teruggesteld. Bandenspanning controleren 1. Draai het contactsleuteltje op UIT of koppel de accu af. Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Bandenspanning controleren. 2.
De maaimessen controleren Onderhoud van het maaimachine Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Maaimessen controleren. 1. Controleer de snijranden (Figuur 42). Onderhoud van de maaimessen Opmerking: Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u de maaimessen verwijderen en slijpen; zie De maaimessen slijpen (bladz. 39). Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen.
3. Meet de afstand tussen het uiteinde van het mes en de vlakke ondergrond (Figuur 44). 5. Meet de afstand tussen het uiteinde van het mes en de vlakke ondergrond (Figuur 46). Opmerking: De speling mag niet meer dan 3 mm bedragen. 1 1 G009680 3 2 G009680 3 Figuur 44 2 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond Figuur 46 3. Gemeten afstand tussen het mes en de ondergrond (A) 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 2. Vlakke ondergrond 4.
Maaimessen verwijderen Een mes moet worden vervangen als u vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans of krom is. Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro-messen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen. Figuur 49 1. Mes 2. Mesbalans 3. Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. 1.
1 9. Controleer de instellingen in de breedterichting opnieuw. Herhaal deze stappen totdat de juiste metingen worden verkregen. G014630 3 10. Ga verder met het afstellen van het maaidek door de schuinstand van het maaimes in de lengterichting te controleren; raadpleeg Schuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen (bladz. 41). 2 4 4 Figuur 50 1. Maaimes horizontaal 3. Buitenste snijranden 2. Vleugel van het mes 4. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 5.
Schuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer u dit monteert. Als de voorkant van het maaidek meer dan 7,9 mm lager staat dan de achterkant, stelt u de schuinstand als volgt in: 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 3 2.
Maaidek verwijderen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2. Zorg ervoor dat de parkeerrem ingeschakeld is, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 2 3. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 2 3 4. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek.
Onderhoud van de maaidekriem 2 5 3 Riemen controleren 1 Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—De riemen op slijtage/scheurtjes controleren. Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. 4 Drijfriem van maaidek vervangen Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren.
7. Plaats de veer op de stang, met de einddraden omlaag, tussen de beugels van de grasgeleider. Schuif de stang door de tweede beugel van de grasgeleider (Figuur 57). 8. Draai de 2 onderste bouten vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 27). 8. Steek de stang aan de voorkant van de grasgeleider in de korte afstandhouder op het maaidek. Grasgeleider vervangen 9.
Reiniging Onder de voorkant van de machine reinigen Onderhoudsinterval: Na elk gebruik—De voorkant van de machine controleren en reinigen. Verwijder vuil onder de voorkant van de machine met perslucht of handmatig met een borstel (Figuur 58). Opmerking: Gebruik geen water om de voorkant van de machine te reinigen, omdat vuil hierdoor kan gaan aankoeken. Figuur 59 1. Wasaansluiting 3. O-ring 2. Slang 4. Snelkoppeling 4. Zet het maaidek in de laagste maaistand. 5.
Stalling 11. Verwijder de bougie(s) en controleer de toestand daarvan, zie Onderhoud van de bougie (bladz. 32). Nadat de bougie(s) uit de cilinder is (zijn) verwijderd, giet u 2 eetlepels motorolie in de bougie-opening. Gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden. Monteer de bougie(s). De bougiekabel niet op de bougie(s) drukken. De machine reinigen en stallen 1.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. 5.
Probleem De maaihoogte is ongelijk. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 4. Een antiscalpeerwiel is niet correct afgesteld. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 6. De bandenspanning is niet correct. 7. Mesas verbogen. Messen draaien niet. Remedie 3. Maai dek horizontaal stellen en in de correcte schuinstand stellen. 4. Hoogte van antiscalpeerwiel afstellen. 5.
Schema's Installatieschema (Rev.
Opmerkingen: 50
Lijst met internationale dealers Dealer: Land: Telefoonnummer: Dealer: Land: Agrolanc Kft Asian American Industrial (AAI) B-Ray Corporation Brisa Goods LLC Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Cyril Johnston & Co. Fat Dragon Femco S.A. FIVEMANS New-Tech Co., Ltd ForGarder OU G.Y.K. Company Ltd.
Producten voor thuisgebruik Toro Garantie en De Toro GTS-startgarantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen de oorspronkelijke koper1 gezamenlijk de garantie dat ze het hieronder vermelde Toro-product zullen repareren als het materiaalgebreken of fabricagefouten vertoont of als de Toro GTS (Guaranteed to Start) motor niet start bij de eerste of de tweede poging, op voorwaarde