Form No. 3433-559 Rev C TimeCutter® ZS 4200T zitmaaier Modelnr.: 74687—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Inleiding Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze zitmaaier met draaiende messen is bedoeld voor gebruik door particulieren in residentiële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
Procedures voorafgaande aan onderhoud ........... 32 De afdekking van het maaidek losmaken ...................................................... 32 Smering ............................................................... 32 De lagers smeren ............................................. 32 Onderhoud motor ................................................ 33 Veiligheid van de motor..................................... 33 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 33 Motorolie verversen ........
Veiligheid Algemene veiligheid Deze machine kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Toro heeft deze maaier ontworpen om onder redelijke omstandigheden veilig te werken, het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen kan echter leiden tot letsel of de dood. Deze machine is ontworpen volgens norm EN ISO 5395:2013.
Hellingsindicator g011841 Figuur 4 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6.
decal139-2391 139-2391 decal131-1097 131-1097 1. Snel 2. Langzaam 1. Aftapplug decal139-2394 139-2394 decal132-0872 132-0872 1. De machine kan 3. Handen of voeten kunnen voorwerpen uitwerpen worden gesneden – Blijf uit – Houd omstanders uit de de buurt van bewegende buurt van de machine. onderdelen. 2. De maaier kan voorwerpen 4.
decal139-2388 139-2388 1. Langzaam 3. Snel 2. Vervoeren decal140-2748 140-2748 decal135-3295 135-3295 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker.
Algemeen overzicht van de machine g293302 Figuur 5 1. Motor 4. Rijhendels 7. Grasgeleider 2. Bestuurdersstoel 5. Achteraandrijfwiel 8. Smart Speed™ hendel 3. Dop van brandstoftank 6. Voorste zwenkwielen 9. Maaihoogtehendel 9 10.
Bedieningsorganen Rijhendels Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. De rijhendels worden gebruikt om de motor vooruit en achteruit te laten rijden en om bochten naar links of naar rechts te maken (Figuur 5). Bedieningspaneel Parkeerstand Zet de rijhendels vanuit het midden naar buiten in de PARKEERSTAND en verlaat de machine (Figuur 23). Zet de rijhendels altijd in de PARKEERSTAND als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat.
Maaihoogtehendel Gebruiksaanwijzing Met de maaihoogtehendel kunt u het maaidek opheffen en neerlaten vanuit de bestuurdersstoel. Als u de hendel omhoog zet, naar u toe, wordt het maaidek opgeheven van de grond en als u de hendel omlaag zet, weg van u, wordt het maaidek neergelaten. De maaihoogte mag uitsluitend worden ingesteld als de machine stilstaat (Figuur 27). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
door onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen. GEVAAR Onder bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zijn de dampen explosief. Voor het starten Brand of explosie kan brandwonden bij u of anderen en schade aan eigendommen veroorzaken. Vul de brandstoftank terwijl de machine op een horizontaal oppervlak staat. Zie Aanbevolen brandstof in de Specificaties voor informatie over de benodigde benzine.
• Voorkom de opbouw op en rond de motor van GEVAAR gras, bladeren, overmatig vet of olie, en andere vervuiling die zich hier kan opbouwen. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Verwijder gemorste olie en brandstof en met brandstof doortrokken rommel.
Het veiligheidssysteem gebruiken 3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 4. Reinig het gebied rond de dop van de brandstoftank. 5. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis (Figuur 8). WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
middelste, onvergrendelde stand zetten en de messchakelaar inschakelen. Kom dan iets overeind uit de bestuurdersstoel; de motor moet stoppen. Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit (Figuur 9). g027252 Figuur 10 Hoek van rijhendels verstellen U kunt de hoek van de rijhendels naar voren of achteren afstellen, voor meer comfort. 1.
g230248 Figuur 13 g293897 1. Afvoerafsluiter Figuur 11 1. Grendelhouder 2. Vergrendeling 3. Beugel op het maaidek 2. Metalen lipje 3. Afvoerafsluiter 4. 4. Maak de haakvormige grendel bovenaan de afvoerafsluiter los van de draaistang (Figuur 15). 5. Buig het metalen lipje van de afvoerafsluiter uit de sleuf in de beugel die is gelast aan het maaidek (Figuur 12).
6. Tijdens gebruik Bevestig de afvoerafsluiter aan het maaidek door de buigbare vergrendeling op de afvoerafsluiter te bevestigen aan de houder op het maaidek (Figuur 11). Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid Bij het gebruik van de machine moet de bestuurder zijn/haar aandacht hier volledig op richten. Doe niets dat u afleidt, dit zou kunnen leiden tot letsel of schade. WAARSCHUWING Diverse motoronderdelen, vooral de knaldemper, worden bijzonder heet.
• • • • • • Wijzig de instelling van de motor toerentalregeling voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, hoog gras en andere objecten die obstakels kunnen verbergen of het zicht verminderen. Op ongelijke oppervlakken kan de machine omslaan of de bestuurder het evenwicht verliezen. Controleer of alle aandrijvingen in de neutraalstand zijn en de parkeerrem in werking is gesteld alvorens de motor te starten.
machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Voordat de machine op een helling wordt gebruikt moet de bestuurder: – Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt.
Veiligheid tijdens het slepen • Bevestig materiaal dat wordt gesleept, uitsluitend aan het sleeppunt. • Gebruik de machine enkel als sleepvoertuig als ze voorzien is van een trekhaak. • Overschrijd de gewichtslimieten voor gesleepte werktuigen en slepen op hellingen niet. Het gesleepte gewicht mag niet hoger zijn dan het totale gewicht van de machine en de bestuurder. • Laat kinderen of andere personen nooit in de buurt komen van het gesleepte werktuig.
1. Starten van de motor Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen voordat u de contactschakelaar inschakelt (Figuur 21). Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. Opmerking: Zorg ervoor dat u de choke volledig hebt ingeschakeld. Het zou kunnen dat u de knop omhoog moet houden als u het sleuteltje gebruikt. 2. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking.
Met de machine rijden VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. De aandrijfwielen draaien onafhankelijk en worden aangedreven door hydraulische motoren op elke as. U kunt de wielen aan de ene zijde achteruit laten draaien en tegelijk die aan de andere zijde vooruit, waardoor de machine om zijn as draait in plaats van een bocht te maken.
Achteruitrijden 1. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 25). Om van snelheid te veranderen, gaat u als volgt te werk: 1. Zet de rijhendels in neutraal en dan naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Schakel de aftakas uit. 3. Zet de hendel in de gewenste stand. Wat volgt, is uitsluitend bedoeld als gebruiksaanbeveling. De instelling is afhankelijk van de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van het gras.
Zijafvoer gebruiken De maaihoogte instellen Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Opmerking: De transportstand is de hoogste maaihoogtestand of maaihoogte (114 mm), zoals geïllustreerd in Figuur 27. De maaihoogte wordt bepaald met de hendel rechts van de bestuurdersstoel (Figuur 27).
Antiscalpeerrollen afstellen Tips voor bediening en Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van gebruik de antiscalpeerrollen in. Opmerking: Stel de antiscalpeerrollen zo af dat ze de grond niet raken op normale, vlakke maaiterreinen. 1. Gebruik van de snel-stand van de gashendel Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2.
Een lagere maaisnelheid gebruiken Na gebruik Om de maairesultaten te verbeteren, moet u in bepaalde omstandigheden bij een lagere rijsnelheid maaien. Veiligheid na het werk Algemene veiligheid Gras niet te kort afmaaien • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aandrijving uit, schakel de parkeerrem in, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje of maak de bougiekabel los.
gevolg hebben dat de machine achterover kantelt of dat u de controle verliest. Als u de machine inlaadt op of in de nabijheid van een helling, moet u de aanhanger of vrachtwagen zo plaatsen dat deze lager op de helling staat en de hellingbaan hoger op de helling. Hierdoor wordt de hoek die de hellingbaan maakt, zo klein mogelijk. WAARSCHUWING g027708 Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt.
g027996 Figuur 31 1. Oprijplaat over volledige breedte in opslagstand. 4. De hellingbaan is minstens vier keer (4 x) zo lang als de afstand van de aanhangwagen of de laadbak tot de grond 2. Zijaanzicht van oprijplaat over volledige breedte in laadstand 5. H = Afstand van de aanhanger of laadbak tot de grond 3. Niet groter dan 15 graden 6. Aanhanger Machine met de hand duwen Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen. Sleep de machine niet: dit kan schade veroorzaken.
De machine duwen Gebruik van de machine 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . Zet de omloophendels naar achteren door het spiegat en dan naar beneden om ze vast te zetten zoals wordt getoond in Figuur 32. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Opmerking: Doe dit met elke hendel. 3.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. WAARSCHUWING Veiligheid bij onderhoud Het verwijderen of wijzigen van originele apparatuur, onderdelen en/of accessoires kan van invloed zijn op de garantie, en de beheersbaarheid en veiligheid van de machine. Niet-goedgekeurde wijzigingen aan de originele apparatuur of het niet gebruiken van Toro onderdelen zou kunnen leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
WAARSCHUWING Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van draaiende onderdelen en hete oppervlakken. • Controleer alle bouten regelmatig om te verzekeren dat ze goed vast zitten. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 5 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De lagers smeren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—De zwenkwiellagers smeren. De afdekking van het maaidek losmaken Type vet: nr. 2 vet op lithiumbasis Maak de 2 onderste bouten van de afdekking los om toegang te verkrijgen tot de bovenkant van het maaidek (Figuur 33). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2.
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken.
Het schuimelement van het luchtfilter een onderhoudsbeurt geven Het luchtfilter monteren 1. Opmerking: Voorkom beschadiging van de Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Het schuimelement van het luchtfilter reinigen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). elementen. 2. Lijn de gaten in het filter uit met de openingen van het verdeelstuk. 3. Kantel het filter omlaag in de kamer en druk het tegen het verdeelstuk aan (Figuur 37).
Motorolie verversen Motorolietype Type olie:Reinigingsolie (API onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of SL) Carterinhoud: 2,4 liter met oliefilter Viscositeit: zie onderstaande tabel. g029683 Figuur 38 Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. g193541 Belangrijk: Als er te veel of te weinig olie zit in Figuur 39 het carter van de motor en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen. 1.
4. Laat de olie uit de motor lopen (Figuur 40).
5. Vervang het motoroliefilter (Figuur 41). Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai de filter nog ¾ slag extra vast. g193530 Figuur 42 7. Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum. Onderhoud van de bougie Onderhoudsinterval: —Controleer de bougie(s). Om de 200 bedrijfsuren/Om de 2 jaar (houd hierbij de kortste periode aan)—De bougie(s) vervangen. g027477 Figuur 41 6.
4. Bougie monteren Verwijder de bougie (Figuur 43). g027478 Figuur 43 Bougie controleren Belangrijk: Maak de bougie(s) niet schoon. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont. g027960 Figuur 45 Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.
Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. g027939 Zie Brandstofveiligheid (bladz. 12) voor een volledige lijst van voorzorgsmaatregelen met betrekking tot brandstof. WAARSCHUWING Contact met hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING De accukabels onjuist afkoppelen kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Veiligheid van het elektrisch systeem • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool.
Accu opladen Onderhoud van de zekeringen Onderhoudsinterval: Vóór de stalling—Accu opladen en accukabels loskoppelen. 1. Verwijder de accu van het chassis; raadpleeg Verwijderen van de accu (bladz. 40). 2. Laad de accu gedurende minstens een uur op bij 6 tot 10 A. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting.
Elektrische rem vrij zetten Onderhoud aandrijfsysteem U kunt de elektrische rem manueel vrij zetten door de verbindingsarmen naar voren te draaien. Zodra de elektrische rem van stroom wordt voorzien, wordt hij teruggesteld. Bandenspanning controleren 1. Draai het sleuteltje op UIT of koppel de accu af. 2. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 32). 3.
3. Onderhoud riemen Zoek de stelbout voor sporing in de buurt van de rijhendel aan die kant die afgesteld moet worden (Figuur 52). Riemen controleren Opmerking: Zet de stoel omhoog om gemakkelijker bij de stelbout te kunnen. 4. Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Alle riemen op slijtage en scheurtjes controleren. Draai de bout om de snelheid voor dat wiel te doen afnemen. Opmerking: Draai de bout een klein beetje om kleine afstellingen uit te voeren. Vervang de riem als deze versleten is.
6. Onderhoud van de maaimachine Gebruik een veerverwijderaar (Toro onderdeelnummer 92-5771), verwijder de spanpoelieveer van de maaidekhaak om de spanning op de spanpoelie te verwijderen en rol dan de riem van de poelies (Figuur 54). Veiligheid van de messen WAARSCHUWING Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
g006530 Figuur 55 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur g014973 Figuur 57 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond Controle op kromme messen 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) Opmerking: De machine moet op een egaal 4. oppervlak staan voor de volgende procedure. 1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie. 2.
g014973 Figuur 59 g027833 1. Mes aan andere zijde, in meetstand Figuur 60 2. Vlakke ondergrond 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) A. Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz. 46) en Maaimessen monteren (bladz. 47). 1. Vleugel van het mes 3. Klemring 2. Mes 4. Mesbout De maaimessen slijpen 1.
Maaimessen monteren 1. Monteer het mes op de as (Figuur 60). Belangrijk: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. 2. Monteer de klemring (holle kant naar het mes toe) en de mesbout (Figuur 60). 3. Draai de mesbout vast met een torsie van 81 tot 108 Nm. g294044 Maaidek horizontaal stellen Figuur 63 1.
g294046 Figuur 64 1. Messen in lengterichting 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. g294196 Figuur 65 1. Houten blok, 6,6 cm dik 2. Buitenste snijranden 6. Gelijkstellen in de breedterichting 1. Ga naar de linkerkant van de machine. 2. Hiervoor moet u de antiscalpeerrollen in de bovenste openingen zetten of ze geheel verwijderen; zie Antiscalpeerrollen afstellen (bladz. 25). 3. Zet de maaihoogtehendel in de stand van 76 mm; zie De maaihoogte instellen (bladz. 24).
Schuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen 1. Draai de stelmoer in de voorkant van de maaier (Figuur 68). g294195 Figuur 67 8. Monteer de ring en de R-pen (Figuur 67). 9. Herhaal stappen 6 tot en met 8 voor de andere kant van de machine. 10. Controleer de breedterichting opnieuw; herhaal deze stappen totdat de juiste metingen worden verkregen. 11.
Maaidek verwijderen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 4. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek.
8. Bevestig de voorste steunstang aan het maaidek met de gaffelpen en de R-pen (Figuur 69). 2. Schuif de stang uit de korte afstandhouder, veer, het schot en de grasgeleider (Figuur 71). 9. Monteer de maaierriem op de motorpoelie; raadpleeg stap Drijfriem van maaidek vervangen (bladz. 43). 3. Verwijder een beschadigde of versleten grasgeleider en het schot. 4. Monteer een nieuwe grasgeleider en het schot (Figuur 71). 5.
Reiniging De onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Na elk gebruik—Maaikast reinigen. 5. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. 6. Schakel de aftakas in en laat de machine één tot drie minuten lopen. 7. Zet de maaischakelaar UIT, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen. 8. Draai de kraan dicht en maak de snelkoppeling los van de wasaansluiting.
Stalling 12. Veiligheid tijdens opslag Maak de machine als volgt klaar voor opslag voor meer dan 30 dagen: A. Voeg een stabilizer/conditioner toe aan de verse brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. C.
Opslag van de accu 1. Laad de accu volledig op. 2. Laat de accu 24 uur ongemoeid en controleer dan de spanning van de accu. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,6 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen. 3. Koppel de kabels los van de accu. 4. Controleer regelmatig de spanning en zorg dat die altijd minstens 12,4 V is. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,4 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen. Tips voor het bewaren van de accu • Bewaar de accu rechtop in een koele, droge omgeving.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De brandstoftank is ingedeukt of de machine raakt regelmatig zonder brandstof. 1. Het papierelement van het luchtfilter is verstopt. 1. Reinig het papierelement. De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2.
Probleem De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De omloopkleppen zijn open. 1. Sluit de sleepkleppen. 2. De tractieriemen zijn versleten, los of stuk. 3. De tractieriemen zitten niet op de poelies. 4. De transmissie is uitgevallen. 2. Neem contact op met een erkende servicedealer. 3. Neem contact op met een erkende servicedealer. 4. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 1.
Schema's g307974 Installatieschema – 139–2356 (Rev.
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.