Form No. 3425-572 Rev A TimeCutter® ZS 4200T en ZS 5000 zitmaaier Modelnr.: 74686—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 74688—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Inleiding Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze zitmaaier met draaiende messen is bedoeld voor gebruik door particulieren in residentiële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons.
Inhoud Modelnr.: Veiligheid .................................................................. 4 Waarschuwingspictogram .................................. 4 Algemene veiligheid ........................................... 5 Hellingsindicator ................................................ 6 Veiligheids- en instructiestickers ........................ 7 Algemeen overzicht van de machine ....................... 15 Bedieningsorganen .......................................... 15 Voor gebruik ..................
Veiligheid Onderhoud aandrijfsysteem ................................ 51 Bandenspanning controleren............................ 51 Elektrische rem vrij zetten................................. 52 Onderhoud riemen .............................................. 52 Riemen controleren .......................................... 52 Drijfriem van maaidek vervangen...................... 52 Onderhoud van de maaimachine.......................... 54 Veiligheid van de messen .................................
Algemene veiligheid Deze machine kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Toro heeft deze maaier ontworpen om onder redelijke omstandigheden veilig te werken, het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen kan echter leiden tot letsel of de dood. • Lees de aanwijzingen en waarschuwingen met betrekking tot de machine, motor en hulpstukken in de gebruikershandleiding en ander instructiemateriaal, zorg dat u ze begrijpt, en volg ze op.
Hellingsindicator g011841 Figuur 4 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6.
decal106-8717 106-8717 decal119-8815 1. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 2. Controleer de bandenspanning om de 25 bedrijfsuren. 119-8815 1. Parkeerstand 2. Snel 3. Langzaam 3. Smeer de machine om de 25 bedrijfsuren. 4. Motor 4. Neutraalstand 5. Achteruit decal112-9840 112-9840 Voor modellen met een maaidek van 127 cm 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3.
decal120-5470 120-5470 Voor modellen met een maaidek van 127 cm 1.
decal121-0772 121-0772 Voor modellen met een maaidek van 107 cm 1. Snel 2. Continu snelheidsregeling 4. Choke 5. Aftakas, messchakelaar 3.
decal121-0773 121-0773 Voor modellen met een maaidek van 127 cm 1. Snel 2. Continu snelheidsregeling 4. Choke 5. Aftakas, messchakelaar 3.
decal121-2989b 121-2989 1. Omloophendel, hendel in duwstand 2. Omloophendel, hendel in gebruiksstand decal131-1097 131-1097 1. Aftapplug 131-3948 decal131-3948 131-3948 1. Langzaam 3. Snel 2.
decal132-0869 132-0869 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
decal132-0872 132-0872 1. De machine kan 3. Handen of voeten kunnen voorwerpen uitwerpen worden gesneden – Blijf uit – Houd omstanders uit de de buurt van bewegende buurt van de machine. onderdelen. 2. De maaier kan voorwerpen 4. Risico om gegrepen te uitwerpen, geopende worden – Blijf uit de buurt uitwerpplaat – Gebruik van bewegende delen en de machine niet met een houd alle beschermende open maaidek; gebruik delen op hun plaats. een grasvanger of een uitwerpplaat. decal138-2456 138-2456 1.
Algemeen overzicht van de machine g027829 Figuur 5 1. Maaihoogtehendel 5. Maaidek 9. Dop van brandstoftank 2. Rijhendels 6. Antiscalpeerrol 10. Motor 3. Bestuurdersstoel 7. Voorste zwenkwielen 11. Bedieningspaneel 4. Smart Speed™ hendel 8. Voetsteun 12. Grasgeleider Bedieningsorganen 13. Achteraandrijfwiel 14. Motorscherm Bedieningspaneel Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. g032603 Figuur 6 1. Gashendel 2. Chokeknop 15 3.
Contactschakelaar Rijhendels De contactschakelaar, waarmee u de motor start en afzet, heeft 3 standen: UIT, LOPEN en START . Zie Starten van de motor (bladz. 29). De rijhendels worden gebruikt om de motor vooruit en achteruit te laten rijden en om bochten naar links of naar rechts te maken (Figuur 5). Gashendel Parkeerstand De gashendel regelt het motortoerental en zorgt voor een continu verstelbare regeling van LANGZAAM tot SNEL (Figuur 6).
Maaihoogtehendel Gebruiksaanwijzing Met de maaihoogtehendel kunt u het maaidek opheffen en neerlaten vanuit de bestuurdersstoel. Als u de hendel omhoog zet, naar u toe, wordt het maaidek opgeheven van de grond en als u de hendel omlaag zet, weg van u, wordt het maaidek neergelaten. De maaihoogte mag uitsluitend worden ingesteld als de machine stilstaat (Figuur 30). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Brandstofveiligheid door onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen. Ga bijzonder voorzichtig om met brandstof. Voor het starten GEVAAR Vul de brandstoftank terwijl de machine op een horizontaal oppervlak staat. Zie Aanbevolen brandstof in de Specificaties voor informatie over de benodigde benzine. Onder bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zijn de dampen explosief. Meng nooit olie door benzine.
• Voorkom de opbouw op en rond de motor van GEVAAR gras, bladeren, overmatig vet of olie, en andere vervuiling die zich hier kan opbouwen. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Verwijder gemorste olie en brandstof en met brandstof doortrokken rommel.
Een nieuwe machine inrijden Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd stabilizer/conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden. Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen te ontwikkelen. Maai-eenheden en aandrijfsystemen hebben meer wrijving als zij nieuw zijn, waardoor de motor extra wordt belast.
Het veiligheidssysteem gebruiken in de PARKEERSTAND . Start de motor. Als de motor loopt, moet u de rijhendels in de middelste, onvergrendelde stand zetten en de messchakelaar inschakelen. Kom dan iets overeind uit de bestuurdersstoel; de motor moet stoppen. WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Rijhendels afstellen Zijuitworp gebruiken De hoogte instellen Machines met een maaidek van 107 cm U kunt de rijhendels hoger of lager afstellen, voor meer comfort (Figuur 10). Het maaidek en de maaimessen die worden geleverd met de machine zijn ontworpen om optimale mulchen zijuitworpprestaties te leveren. Uitworpafsluiter verwijderen om uitwerpkanaal te gebruiken 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
g230249 Figuur 14 g230250 Figuur 12 1. Afvoerafsluiter 5. 3. Beugel op het maaidek 2. Metalen lipje Zet de haakvormige vergrendeling op de bovenkant van de afvoerafsluiter vast rond de draaistang van de grasgeleider (Figuur 15). De uitworpafsluiter monteren om te mulchen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
Rechterplaat verwijderen om uitwerpkanaal te gebruiken 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder het rechtermes van de maaier, zie Maaimessen verwijderen (bladz. 55) 4.
Tijdens gebruik Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid Bij het gebruik van de machine moet de bestuurder zijn/haar aandacht hier volledig op richten. Doe niets dat u afleidt, dit zou kunnen leiden tot letsel of schade. g015321 Figuur 18 1. Bout (5/16 x ¾") WAARSCHUWING 3. Borgmoer (5/16") Diverse motoronderdelen, vooral de knaldemper, worden bijzonder heet. Het aanraken daarvan kan leiden tot ernstige brandwonden, en ze kunnen bladeren, gras, struiken, enz. in brand steken.
• • • • • • Wijzig de instelling van de motor toerentalregeling voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, hoog gras en andere objecten die obstakels kunnen verbergen of het zicht verminderen. Op ongelijke oppervlakken kan de machine omslaan of de bestuurder het evenwicht verliezen. Controleer of alle aandrijvingen in de neutraalstand zijn en de parkeerrem in werking is gesteld alvorens de motor te starten.
machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Voordat de machine op een helling wordt gebruikt moet de bestuurder: – Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt.
De messchakelaar (aftakas) De gashendel bedienen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM bedienen (Figuur 23). De messchakelaar (aftakas) start en stopt de maaimessen en eventuele bekrachtigde werktuigen. Gebruik altijd de stand SNEL wanneer u de aftakas inschakelt. Messchakelaar (aftakas) inschakelen g187517 Figuur 23 g008945 Figuur 20 Opmerking: U moet de maaimessen altijd inschakelen met de gashendel op SNEL (Figuur 21 ).
De choke bedienen Starten van de motor Gebruik de choke om een koude motor te starten. Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. 1. Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen voordat u de contactschakelaar inschakelt (Figuur 24). Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als u de startmotor langer dan 5 seconden in werking stelt, kan deze worden beschadigd.
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op SNEL om de beste prestaties te verkrijgen. Laat de motor tijdens het maaien altijd vol gas draaien. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. WAARSCHUWING Verwijder altijd het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat.
de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van het gras. g008953 Figuur 28 Het Smart SpeedTM besturingssysteem gebruiken Aanbevolen gebruik: Trimmen Parkeren X Zwaar, nat gras X Instructie X Trimmen van gras X Slepen Maaisel opvangen X Mulchen X Bij het slepen van hulpstukken of werktuigen X Maaien Normaal maaien X Met de machine rijden X Trimmen Dit is de laagste snelheid.
Zijafvoer gebruiken De maaihoogte instellen Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Opmerking: De transportstand is de hoogste maaihoogtestand of maaihoogte (115 mm), zoals geïllustreerd in Figuur 30. De maaihoogte wordt bepaald met de hendel rechts van de bestuurdersstoel (Figuur 30).
Antiscalpeerrollen afstellen Antiscalpeerrollen afstellen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Stel de antiscalpeerrollen (Figuur 32) in zodat deze zo goed mogelijk overeenkomen met de ingestelde maaihoogte.
Tips voor bediening en gebruik Een lagere maaisnelheid gebruiken Om de maairesultaten te verbeteren, moet u in bepaalde omstandigheden bij een lagere rijsnelheid maaien. Gebruik van de snel-stand van de gashendel Gras niet te kort afmaaien Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op SNEL zetten. Om het gras goed te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven.
Na gebruik Veiligheid na het werk Algemene veiligheid • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aandrijving uit, schakel de parkeerrem in, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje of maak de bougiekabel los. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voor het instellen, schoonmaken, repareren of stallen. Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren. g027708 Figuur 33 1.
gevolg hebben dat de machine achterover kantelt of dat u de controle verliest. Als u de machine inlaadt op of in de nabijheid van een helling, moet u de aanhanger of vrachtwagen zo plaatsen dat deze lager op de helling staat en de hellingbaan hoger op de helling. Hierdoor wordt de hoek die de hellingbaan maakt, zo klein mogelijk. WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt.
Machine met de hand duwen verliezen, een hoger risico op omslaan, en verlies van de controle over de machine door de bestuurder Verminder het sleepgewicht en verminder uw snelheid. Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen. Sleep de machine niet: dit kan schade veroorzaken. • Hoe zwaarder de gesleepte last, hoe langer de stopafstand wordt. Rij langzaam en zorg voor voldoende afstand om te stoppen. Deze machine is uitgerust met een elektrisch remmechanisme.
6. Als u klaar bent, dient u het contactsleuteltje opnieuw naar STOP draaien om te voorkomen dat de accu ontlaadt. Opmerking: Als de machine niet kan worden bewogen, is de elektrische rem mogelijk nog ingeschakeld. U kunt de elektrische rem indien nodig manueel vrij zetten; zie Elektrische rem vrij zetten (bladz. 52). Gebruik van de machine Zet de omloophendels naar achteren door het spiegat en dan naar beneden om ze vast te zetten zoals wordt getoond in Figuur 36. Opmerking: Doe dit met elke hendel.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 5 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • Na elk gebruik Controleer het veiligheidssysteem (interlock). Controleer het luchtfilter op vuile, losse of beschadigde onderdelen. Oliepeil controleren. Luchtinlaatrooster reinigen. Controleer de maaimessen.
WAARSCHUWING De motor kan bijzonder heet worden. Het aanraken van een hete motor kan leiden tot ernstige brandwonden. Laat de motor geheel afkoelen voordat u service of onderhoud uitvoert in de buurt van de motor. • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aandrijving uit, schakel de parkeerrem in, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje of maak de bougiekabel los.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De lagers smeren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Smeer alle smeerpunten. De stoel omhoog zetten Type vet: nr. 2 vet op lithiumbasis Zorg dat de parkeerrem in werking is gesteld. Kantel de stoel naar voren. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerstand (bladz. 16). 2.
5. Spuit vet in de nippels totdat er vet bij de lagers naar buiten komt. 6. Veeg overtollig vet weg. Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken.
Het schuimelement van het luchtfilter een onderhoudsbeurt geven Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Het schuimelement van het luchtfilter reinigen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Het schuimelement van het luchtfilter vervangen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). g027800 1. Was het schuimfilter in warm water met vloeibare zeep.
Motorolie verversen Het luchtfilter monteren 1. Monteer het schuimelement op het papierelement. Motorolietype Opmerking: Voorkom beschadiging van de elementen. Type olie:Reinigingsolie (API onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of SL) 2. Lijn de gaten in het filter uit met de openingen van het verdeelstuk. Carterinhoud: 2,4 liter met oliefilter 3. Kantel het filter omlaag in de kamer en druk het tegen het verdeelstuk aan (Figuur 42). Viscositeit: zie onderstaande tabel.
tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 4. g193541 Figuur 44 Motorolie verversen en oliefilter vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 5 bedrijfsuren/Na de eerste maand (houd hierbij de kortste periode aan)—Motorolie verversen en filter vervangen. Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Motorolie verversen en oliefilter vervangen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 1.
5. Vervang het motoroliefilter (Figuur 46). Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai de filter nog ¾ slag extra vast. g027799 g027477 Figuur 46 6. g029570 Figuur 45 46 Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 47).
3. Maak de omgeving van de onderkant van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil en rommel in de motor terechtkomt. 4. Verwijder de bougie (Figuur 48). g027478 Figuur 48 Bougie controleren Belangrijk: Maak de bougie(s) niet schoon. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont. g193530 Figuur 47 7. Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum.
Bougie monteren Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Zie Brandstof bijvullen (bladz. 19) voor een volledige lijst van voorzorgsmaatregelen met betrekking tot brandstof.
Onderhoud elektrisch systeem Veiligheid van het elektrisch systeem g027939 • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
2. WAARSCHUWING De accukabels onjuist afkoppelen kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. 5. Schuif het rubberen kapje van de pluskabel (rood). 6. Maak de pluskabel (rood) los van de accupool (Figuur 52).
Onderhoud van de zekeringen Onderhoud aandrijfsysteem De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. Bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Bandenspanning controleren. Zekeringtype: • Hoofdleiding – F1 (30 A, steekzekering) Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben.
Elektrische rem vrij zetten Onderhoud riemen U kunt de elektrische rem manueel vrij zetten door de verbindingsarmen naar voren te draaien. Zodra de elektrische rem van stroom wordt voorzien, wordt hij teruggesteld. Riemen controleren 1. Draai het sleuteltje op UIT of koppel de accu af. 2. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 41). 3.
WAARSCHUWING De veer is onder spanning gemonteerd en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Wees voorzichtig als u de riem verwijdert. g014931 Figuur 59 Maai-eenheden met 3 messen 1. Spanpoelie 4. Veer 2. Drijfriem van maaidek 5. Motorpoelie 3. Buitenste poelie 6. Veerverwijderaar g014930 Figuur 58 Maai-eenheden met 2 messen 1. Spanpoelie 4. Veer 2. Drijfriem van maaidek 5. Motorpoelie 3. Buitenste poelie 6. Veerverwijderaar 7.
Onderhoud van de maaimachine 4. Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit deel constateert, moet u direct een nieuw mes monteren (Figuur 60). Veiligheid van de messen Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. Indien u een beschadigd mes probeert te repareren, kan de veiligheidscertificatie van het product vervallen.
g014973 g014973 Figuur 62 Figuur 64 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) 4. 2. Vlakke ondergrond Draai hetzelfde mes 180 graden, zodat de maairand aan de andere kant nu in dezelfde stand staat (Figuur 63). A. Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz.
Maaimessen monteren 1. Monteer het mes op de as (Figuur 65). Belangrijk: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. 3. Klemring 2. Mes 4. Mesbout 3. Draai de mesbout vast met 47 tot 88 N·m. Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u de maaier installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet.
draai ze linksom om het maaidek naar omlaag te brengen (Figuur 70). g009682 Figuur 68 Maai-eenheden met 2 messen 1. Maaimessen evenwijdig 3. Buitenste snijranden 2. Vleugel van het mes 4. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. g027588 Figuur 70 1. Ophangbeugel 3. Achterste moer 2. Borgmoer aan de zijkant 3. Buitenste snijranden 2. Vleugel van het mes 4. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 5.
g009658 Figuur 71 Maai-eenheden met 2 messen 1. Messen in lengterichting 2. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. g014634 Figuur 73 1. Stelstang 3. Borgmoer 2. Stelblok g009659 7. Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten, draait u de stelmoer vaster. 8. Om de voorkant van het maaidek lager te zetten, draait u de stelmoer losser. 9.
9. Schuif het maaidek weg van onder de machine. Opmerking: Bewaar alle onderdelen voor latere montage. Het maaidek monteren 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Schuif het maaidek onder de machine. 4. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 5.
Reiniging De onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Na elk gebruik—Maaikast reinigen. Belangrijk: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, onder de stoel en rond de motor, de hydraulische pompen en de motors.
5. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. Stalling 6. Schakel de aftakas in en laat de machine één tot drie minuten lopen. Veiligheid tijdens opslag 7. Zet de maaischakelaar UIT, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen. • Laat de motor afkoelen voordat u de machine 8. • Draai de kraan dicht en maak de snelkoppeling los van de wasaansluiting.
Opslag van de accu stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling: A. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. C.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De brandstoftank is ingedeukt of de machine raakt regelmatig zonder brandstof. 1. Het papierelement van het luchtfilter is verstopt. 1. Reinig het papierelement. De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2.
Probleem De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De omloopkleppen zijn open. 1. Sluit de sleepkleppen. 2. De tractieriemen zijn versleten, los of stuk. 3. De tractieriemen zitten niet op de poelies. 4. De transmissie is uitgevallen. 2. Neem contact op met een erkende servicedealer. 3. Neem contact op met een erkende servicedealer. 4. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 1.
Schema's g028022 Installatieschema (Rev.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.