Form No. 3433-828 Rev B TimeCutter® MX 4275T en 5075T zitmaaier Modelnr.: 74690—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 74694—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Inleiding Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze zitmaaier met draaiende messen is bedoeld voor gebruik door particulieren in residentiële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders.
De afdekking van het maaidek losmaken ...................................................... 34 Smering ............................................................... 34 De lagers smeren ............................................. 34 Onderhoud motor ................................................ 35 Veiligheid van de motor..................................... 35 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 35 Motorolie verversen ..........................................
Veiligheid Algemene veiligheid Deze machine kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Toro heeft deze maaier ontworpen om onder redelijke omstandigheden veilig te werken, het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen kan echter leiden tot letsel of de dood. Deze machine is ontworpen volgens norm EN ISO 5395:2013.
Hellingsindicator g011841 Figuur 4 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. Sticker 99-3943 is uitsluitend voor modellen met maaidekken van 127 cm. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4.
Sticker 112-9840 is uitsluitend voor modellen met maaidekken van 127 cm. decal131-1097 131-1097 decal112-9840 112-9840 1. Lees de Gebruikershandleiding. 1. Aftapplug 3. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Maaihoogte decal132-0872 132-0872 1. De machine kan 3. Handen of voeten kunnen voorwerpen uitwerpen worden gesneden – Blijf uit – Houd omstanders uit de de buurt van bewegende buurt van de machine. onderdelen.
decal139-2395 139-2395 1. Parkeerrem 2. Snel 3. Langzaam 4. Neutraalstand 5. Achteruit 6. Tractiebediening decal139-2388 139-2388 1. Langzaam 3. Snel 2. Vervoeren decal139-2391 139-2391 1. Snel decal140-2748 140-2748 2. Langzaam decal139-2394 139-2394 1. Tractiebediening 4. Neutraalstand 2. Snel 3. Langzaam 5. Achteruit 6.
decal132-0869 132-0869 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
Algemeen overzicht van de machine g292025 Figuur 5 1. Motor 4. Rijhendels 7. Maaidekpedaal (alleen voor 10. Achteraandrijfwiel machines met maaidekken van 127 cm) 2. Bestuurdersstoel 5. Voorste zwenkwiel 8. Maaihoogtehendel 11. Bedieningspaneel 3. Dop van brandstoftank 6. Smart Speed™ hendel 9. Grasgeleider 12.
Bedieningsorganen Parkeerstand Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. Zet de rijhendels vanuit het midden naar buiten in de PARKEERSTAND en verlaat de machine (Figuur 23). Zet de rijhendels altijd in de PARKEERSTAND als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Bedieningspaneel MyRide™ instelhendel Gebruik de MyRide™instelhendel om de stoelvering af te stellen (Figuur 5).
Maaihoogtehendel Gebruiksaanwijzing Met de maaihoogtehendel kunt u het maaidek opheffen en neerlaten vanuit de bestuurdersstoel. Als u de hendel omhoog zet, naar u toe, wordt het maaidek opgeheven van de grond en als u de hendel omlaag zet, weg van u, wordt het maaidek neergelaten. De maaihoogte mag uitsluitend worden ingesteld als de machine stilstaat (Figuur 27). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
door onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen. GEVAAR Onder bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zijn de dampen explosief. Voor het starten Brand of explosie kan brandwonden bij u of anderen en schade aan eigendommen veroorzaken. Vul de brandstoftank terwijl de machine op een horizontaal oppervlak staat. Zie Aanbevolen brandstof in de Specificaties voor informatie over de benodigde benzine.
• Voorkom de opbouw op en rond de motor van GEVAAR gras, bladeren, overmatig vet of olie, en andere vervuiling die zich hier kan opbouwen. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Verwijder gemorste olie en brandstof en met brandstof doortrokken rommel.
Brandstoftank vullen tot 50 bedrijfsuren nodig heeft om vol vermogen te ontwikkelen voor de beste prestaties. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Zet de rijhendels in PARKEER. 3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 4. Reinig het gebied rond de dop van de brandstoftank. 5. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis (Figuur 8).
4. iets overeind uit de bestuurdersstoel; de motor moet stoppen. Blijf zitten op de bestuurdersstoel, zet de messchakelaar UIT en zet de rijhendels vast in de PARKEERSTAND . Start de motor. Als de motor loopt, moet u de rijhendels in de middelste, onvergrendelde stand zetten en de messchakelaar inschakelen. Kom dan iets overeind uit de bestuurdersstoel; de motor moet stoppen. 3. Stap af de machine. 4.
1. Verwijder de bovenste bout waarmee de rijhendel is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm. 2. Draai de onderste bout los totdat u de rijhendels naar voren of naar achteren kunt bewegen (Figuur 11). 3. Draai de moeren aan om de rijhendel vast te zetten in de nieuwe stand. 4. Stel vervolgens ook de andere rijhendel af. Zijuitworp gebruiken Het maaidek en de maaimessen die worden geleverd met de machine zijn ontworpen om optimale mulchen zijuitworpprestaties te leveren.
4. Verwijder de 3 borgmoeren (5/16") van de gelaste pennen van het rechter schot (Figuur 13). g297021 Figuur 14 1. Borgmoer – 5/16" (3) 3. Gelaste pen (2) 2. Linker schot 4. Slotbout – 5/16" x ¾" g297022 Figuur 13 1. Borgmoer – 5/16" (4) 3. Slotbout – 5/16" x ¾" 2. Rechter schot 4. Gelaste pen (3) 5. Verwijder de 2 slotbouten en 2 borgmoeren waarmee het rechter schot bevestigd is aan het maaidek en verwijder het schot (Figuur 13). 6.
Tijdens gebruik Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid Bij het gebruik van de machine moet de bestuurder zijn/haar aandacht hier volledig op richten. Doe niets dat u afleidt, dit zou kunnen leiden tot letsel of schade. WAARSCHUWING Diverse motoronderdelen, vooral de knaldemper, worden bijzonder heet. Het aanraken daarvan kan leiden tot ernstige brandwonden, en ze kunnen bladeren, gras, struiken, enz. in brand steken.
en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert. Maai niet in de achteruit-stand, tenzij dat strikt noodzakelijk is. voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, hoog gras en andere objecten die obstakels kunnen verbergen of het zicht verminderen. Op ongelijke oppervlakken kan de machine omslaan of de bestuurder het evenwicht verliezen. • Wijzig de instelling van de motor toerentalregeling niet en laat de motor niet te snel lopen.
De machine veilig gebruiken op hellingen • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
Veiligheid tijdens het slepen • Bevestig materiaal dat wordt gesleept, uitsluitend aan het sleeppunt. • Gebruik de machine enkel als sleepvoertuig als ze voorzien is van een trekhaak. • Overschrijd de gewichtslimieten voor gesleepte werktuigen en slepen op hellingen niet. Het gesleepte gewicht mag niet hoger zijn dan het totale gewicht van de machine en de bestuurder. • Laat kinderen of andere personen nooit in de buurt komen van het gesleepte werktuig.
1. Starten van de motor Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen voordat u de contactschakelaar inschakelt (Figuur 21). Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. Opmerking: Zorg ervoor dat u de choke volledig hebt ingeschakeld. Het zou kunnen dat u de knop omhoog moet houden als u het sleuteltje gebruikt. 2. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking.
Met de machine rijden VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. De aandrijfwielen draaien onafhankelijk en worden aangedreven door hydraulische motoren op elke as. U kunt de wielen aan de ene zijde achteruit laten draaien en tegelijk die aan de andere zijde vooruit, waardoor de machine om zijn as draait in plaats van een bocht te maken.
Achteruitrijden 1. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 25). Om van snelheid te veranderen, gaat u als volgt te werk: 1. Zet de rijhendels in neutraal en dan naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Schakel de aftakas uit. 3. Zet de hendel in de gewenste stand. Wat volgt, is uitsluitend bedoeld als gebruiksaanbeveling. De instelling is afhankelijk van de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van het gras.
Zijafvoer gebruiken De maaihoogte instellen Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Opmerking: De transportstand is de hoogste maaihoogtestand of maaihoogte (115 mm), zoals geïllustreerd in Figuur 27. De maaihoogte wordt bepaald met de hendel rechts van de bestuurdersstoel (Figuur 27).
Antiscalpeerrollen afstellen 1. Machines met een maaidek van 107 cm Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Stel de antiscalpeerrollen (Figuur 29) in zodat deze zo goed mogelijk overeenkomen met de ingestelde maaihoogte.
Eén derde van de lengte van het gras afmaaien goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer na elk gebruik of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes.
tot de grond. Een steilere hoek kan ertoe leiden dat onderdelen van de maaier blijven haken als de machine van de hellingbaan naar de aanhanger of de vrachtwagen rolt. Steilere hoeken kunnen ook tot gevolg hebben dat de machine achterover kantelt of dat u de controle verliest. Als u de machine inlaadt op of in de nabijheid van een helling, moet u de aanhanger of vrachtwagen zo plaatsen dat deze lager op de helling staat en de hellingbaan hoger op de helling.
Machine met de hand duwen Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen. Sleep de machine niet: dit kan schade veroorzaken. Deze machine is uitgerust met een elektrisch remmechanisme. Om de machine te duwen, moet het contactsleuteltje in de stand LOPEN staan. De accu moet geladen zijn en werken om de elektrische rem uit te schakelen. De machine duwen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2.
g295542 Figuur 33 1. Locatie van de omloophendels 3. Stand van hendel voor het duwen van machine 2. Stand van hendel voor het gebruik van machine 6. Als u klaar bent, dient u het contactsleuteltje opnieuw naar STOP draaien om te voorkomen dat de accu ontlaadt. Gebruik van de machine Zet de omloophendels naar achteren door het spiegat en dan naar beneden om ze vast te zetten zoals wordt getoond in Figuur 33. Opmerking: Doe dit met elke hendel.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 5 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • Na elk gebruik Om de 25 bedrijfsuren Controleer het veiligheidssysteem (interlock). Controleer het luchtfilter op vuile, losse of beschadigde onderdelen. Oliepeil controleren. Luchtinlaatrooster reinigen.
WAARSCHUWING De motor kan bijzonder heet worden. Het aanraken van een hete motor kan leiden tot ernstige brandwonden. Laat de motor geheel afkoelen voordat u service of onderhoud uitvoert in de buurt van de motor. • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aandrijving uit, schakel de parkeerrem in, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje of maak de bougiekabel los.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De lagers smeren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—De zwenkwiellagers smeren. De afdekking van het maaidek losmaken Type vet: nr. 2 vet op lithiumbasis Maak de 2 onderste bouten van de afdekking los om toegang te verkrijgen tot de bovenkant van het maaidek (Figuur 34). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2.
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken.
Het schuimelement van het luchtfilter een onderhoudsbeurt geven Het luchtfilter monteren 1. Opmerking: Voorkom beschadiging van de Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Het schuimelement van het luchtfilter reinigen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). elementen. 2. Lijn de gaten in het filter uit met de openingen van het verdeelstuk. 3. Kantel het filter omlaag in de kamer en druk het tegen het verdeelstuk aan (Figuur 38).
Motorolie verversen Motorolietype Type olie:Reinigingsolie (API onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of SL) Carterinhoud: 2,4 liter met oliefilter Viscositeit: zie onderstaande tabel. g029683 Figuur 39 Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. g235263 Belangrijk: Als er te veel of te weinig olie zit in Figuur 40 het carter van de motor en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen. 1.
4. Laat de olie uit de motor lopen (Figuur 41). 5. Vervang het motoroliefilter (Figuur 42). Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai de filter nog ¾ slag extra vast. g027799 g027477 Figuur 42 6. g029570 Figuur 41 38 Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 43).
4. Verwijder de bougie (Figuur 44). g027478 Figuur 44 Bougie controleren Belangrijk: Maak de bougie(s) niet schoon. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont. g235264 Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. Figuur 43 7. Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum.
Bougie monteren Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Zie Brandstofveiligheid (bladz. 13) voor een volledige lijst van voorzorgsmaatregelen met betrekking tot brandstof. Brandstoffilter van de slang vervangen g027960 Figuur 46 Onderhoudsinterval: —Controleer het brandstoffilter van de slang. Het koelsysteem reinigen 1.
Onderhoud elektrisch systeem Veiligheid van het elektrisch systeem g027939 • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
Accu opladen WAARSCHUWING De accukabels onjuist afkoppelen kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Onderhoudsinterval: Vóór de stalling—Accu opladen en accukabels loskoppelen. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. 1. Verwijder de accu van het chassis; raadpleeg Verwijderen van de accu (bladz. 41). 2.
Elektrische rem vrij zetten Onderhoud aandrijfsysteem U kunt de elektrische rem manueel vrij zetten door de verbindingsarmen naar voren te draaien. Zodra de elektrische rem van stroom wordt voorzien, wordt hij teruggesteld. Bandenspanning controleren 1. Draai het sleuteltje op UIT of koppel de accu af. 2. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 34). 3.
3. Onderhoud riemen Zoek de stelbout voor sporing in de buurt van de rijhendel aan die kant die afgesteld moet worden (Figuur 52). Riemen controleren Opmerking: Zet de stoel omhoog om gemakkelijker bij de stelbout te kunnen. 4. Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Alle riemen op slijtage en scheurtjes controleren. Draai de bout om de snelheid voor dat wiel te doen afnemen. Opmerking: Draai de bout een klein beetje om kleine afstellingen uit te voeren. Vervang de riem als deze versleten is.
6. Verwijder de spanpoelieveer van de maaidekhaak met een veerverwijderaar (Toro onderdeelnummer 92-5771) om de spanning op de spanpoelie te verwijderen en rol de riem van de poelies (Figuur 54 en Figuur 55). WAARSCHUWING De veer is onder spanning gemonteerd en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Wees voorzichtig als u de riem verwijdert. g298026 Figuur 55 Maai-eenheden met 3 messen g298025 Figuur 54 Maai-eenheden met 2 messen 1. Spanpoelie 4. Veer 2. Drijfriem van maaidek 5. Motorpoelie 3.
Onderhoud van de maaimachine 4. Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit deel constateert, moet u direct een nieuw mes monteren (Figuur 56). Veiligheid van de messen Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. Indien u een beschadigd mes probeert te repareren, kan de veiligheidscertificatie van het product vervallen.
g014973 g014973 Figuur 58 Figuur 60 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) 4. 2. Vlakke ondergrond Draai hetzelfde mes 180 graden, zodat de maairand aan de andere kant nu in dezelfde stand staat (Figuur 59). A. Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz.
Maaimessen monteren 1. Monteer het mes op de as (Figuur 61). Belangrijk: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. g027833 3. Klemring 2. Mes 4. Mesbout 3. Draai de mesbout vast met een torsie van 81 tot 108 Nm. Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u de maaier installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet.
tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Stel de maaihoogte in op 76 mm. 4. Draai de messen voorzichtig rond, totdat ze in de lengterichting wijzen (Figuur 66). 5. Meet de afstand tussen de rand van het voorste mes en het horizontale oppervlak, en de afstand tussen de rand van het achterste mes en het horizontale oppervlak (Figuur 66 of Figuur 67).
g296914 Figuur 67 Maai-eenheden met 3 messen 1. Messen in lengterichting 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. g298027 Figuur 68 Maai-eenheden met 2 messen 2. Buitenste snijranden 1. Houten blok, 6,6 cm dik 2. Houten blok, 7,3 cm dik Gelijkstellen in de breedterichting 1. Ga naar de linkerkant van de machine. 2. Hiervoor moet u de antiscalpeerrollen in de bovenste openingen zetten of ze geheel verwijderen; zie Antiscalpeerrollen afstellen (bladz. 27). 3.
Schuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen 1. Draai de stelmoer in de voorkant van de maaier (Figuur 72). g294197 Figuur 70 g014634 1. Maaihoogteplaat 3. Ring Figuur 72 2. R-pen 1. Stelstang 3. Stelmoer 2. Stelblok 7. Draai de maaihoogteplaat naar een andere opening zodat deze het gewicht van het maaidek ondersteunt nadat u de plaat hebt geïnstalleerd (Figuur 71). 2. Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten, draait u de stelmoer vaster. 3.
5. Verwijder de R-pen uit de voorste steunstang en neem de stang uit de beugel van het maaidek (Figuur 73). g295768 Figuur 74 1. Hefarm 3. Ring 2. R-pen g014635 Figuur 73 1. Voorste steunstang 8. 3. Beugel van maaidek 2. Borgmoer 6. Laat de voorkant van het maaidek voorzichtig neer op de grond. 7. Verwijder de ring en de R-pen van de maaidekpen aan 1 kant van de machine (Figuur 74). 9. 10. 11. Verwijder de hefarm van de maaidekpen (Figuur 74).
8. Bevestig de voorste steunstang aan het maaidek met de gaffelpen en de R-pen (Figuur 73). 9. Monteer de maaierriem op de motorpoelie; raadpleeg stap Drijfriem van maaidek vervangen (bladz. 44). 10. Draai de twee onderste bouten vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek; zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 34). Grasgeleider vervangen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer de grasgeleider op schade.
Reiniging De onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Na elk gebruik—Maaikast reinigen. 5. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. 6. Schakel de aftakas in en laat de machine één tot drie minuten lopen. 7. Zet de maaischakelaar UIT, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen. 8. Draai de kraan dicht en maak de snelkoppeling los van de wasaansluiting.
Stalling 12. Veiligheid tijdens opslag Maak de machine als volgt klaar voor opslag voor meer dan 30 dagen: A. Voeg een stabilizer/conditioner toe aan de verse brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. C.
Opslag van de accu 1. Laad de accu volledig op. 2. Laat de accu 24 uur ongemoeid en controleer dan de spanning van de accu. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,6 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen. 3. Koppel de kabels los van de accu. 4. Controleer regelmatig de spanning en zorg dat die altijd minstens 12,4 V is. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,4 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen. Tips voor het bewaren van de accu • Bewaar de accu rechtop in een koele, droge omgeving.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De brandstoftank is ingedeukt of de machine raakt regelmatig zonder brandstof. 1. Het papierelement van het luchtfilter is verstopt. 1. Reinig het papierelement. De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2.
Probleem De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De omloopkleppen zijn open. 1. Sluit de sleepkleppen. 2. De tractieriemen zijn versleten, los of stuk. 3. De tractieriemen zitten niet op de poelies. 4. De transmissie is uitgevallen. 2. Neem contact op met een erkende servicedealer. 3. Neem contact op met een erkende servicedealer. 4. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 1.
Schema's g307974 Installatieschema – 139–2356 (Rev.
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.