Form No. 3400-812 Rev B TITAN® ZX 4800 of 5400 zero-turn zitmaaier Modelnr.: 74846—Serienr.: 316000001 en hoger Modelnr.: 74848—Serienr.: 316000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. Deze machine is een zitmaaier met draaiende messen bedoeld voor gebruik door particulieren in huiselijke toepassingen.
De motor starten en stoppen............................. 21 Messchakelaar (aftakas) gebruiken .................. 22 Met de machine rijden....................................... 22 De machine stoppen......................................... 24 De maaihoogte instellen ................................... 24 Antiscalpeerrollen afstellen............................... 25 Bestuurdersstoel instellen ................................ 25 Rijhendels afstellen ..........................................
Veiligheid ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen; De volgende instructies zijn ontleend aan de norm EN ISO 5395:2013. ◊ Onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. Onjuist gebruik of onderhoud van de machine kan letsel tot gevolg hebben.
• Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en • • • • • • • • • • – als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u de machine weer gebruikt; versnelling in vrij schakelen voordat u de motor start. Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere zorgvuldigheid.
• Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte • • • • • • lopen, omdat zich daar giftige koolstofmonoxideen uitlaatgassen kunnen verzamelen. Houd handen, voeten, haar en loszittende kledingstukken uit de buurt van de uitwerpopening, de onderkant van de maaimachine en bewegende onderdelen als de motor loopt. Raak geen onderdelen van de machine of werktuigen aan die tijdens het gebruik heet kunnen worden. Laat deze eerst afkoelen voordat u deze afstelt of onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert.
Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 4,4 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 2,4 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN ISO 5395:2013. Trillingen op het gehele lichaam Gemeten trillingsniveau = 0,39 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,19 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN ISO 5395:2013. Model 74848 Geluidsniveau Deze machine heeft een geluidsniveau van 105 dBA met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA.
Hellingsindicator g011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decaloemmarkt Merkteken van fabrikant 1. Geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro maaimachine is. decal99-8936 99-8936 1. Snelheid van de machine 2. SNEL 3. LANGZAAM 4. VRIJSTAND 5. ACHTERUIT decal115-9625 115-9625 1. Parkeerrem: vrijgesteld 2.
decal117-1194 117-1194 1. Motor decal130-0655 130-0655 1. Brandstoftank 2. Vol 3. Half 4. Leeg decal130-0731 130-0731 1. Waarschuwing – Machine kan voorwerpen uitwerpen; zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. decal130-0654 130-0654 1. Transportvergrendeling aan 2. Transportvergrendeling uit 3. Maaihoogte 10 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden door het maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
decal130-0765 130-0765 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Neem het sleuteltje uit het contact en lees de Gebruikershandleiding voordat u onderhoud uitvoert. 2. Maaihoogteselectie decal130-6927 130-6927 1. Waarschuwing – Gebruik altijd de rolbeugel en doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. decal130-6922 130-6922 1. Omloophendel, hendel in gebruikstand. 2. Omloophendel, hendel in duwstand.
decal132-0873 132-0873 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 2. Maaier kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de machine nooit zonder dat de grasgeleider, het uitwerpkanaal of het grasopvangsysteem is gemonteerd. 4. Risico om gegrepen te worden, riem – Zorg ervoor dat alle beschermplaten op hun plaats zitten. decal131-4036 131-4036 1.
decal132-0871 132-0871 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
Algemeen overzicht van de machine g024328 Figuur 4 1. Aandrijfwiel 4. Rijhendels 7. Voorste zwenkwiel 2. Bestuurdersstoel 5. Parkeerrem 8. Antiscalpeerrol 3. Rolbeugel 6. Voetsteun 9. Voetpedaal voor heffen maaidek en maaihoogte 14 10.
Bedieningsorganen Urenteller Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt (Figuur 5). De urenteller registreert het aantal uren dat de messen in bedrijf zijn geweest. De urenteller werkt als de messchakelaar is ingeschakeld. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen (Figuur 5). Brandstofmeter Het brandstofvenster onder de bedieningspositie kan worden gebruikt om het benzinepeil in de tank te controleren (Figuur 6).
Gebruiksaanwijzing gebruiken om het maaidek kort omhoog te brengen om obstakels te ontwijken of om het maaidek in de hoogste maaihoogtestand of transportstand te vergrendelen (Figuur 4). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Maaihoogtehendel De maaihoogtehendel kan in combinatie met het voetpedaal worden gebruikt om het maaidek op een specifieke maaihoogte te vergrendelen.
GEVAAR GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Brandstoftank vullen Veiligheid staat voorop Schakel de motor uit en zet de rijhendels in de PARKEERSTAND . Lees alle veiligheidsinstructies in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. Belangrijk: Vul de brandstoftank niet te vol. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.
Werking van het veiligheidssysteem VOORZICHTIG Deze machine stelt de gebruiker bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
Parkeerrem vrijzetten messchakelaar inschakelen. Kom dan iets overeind uit de bestuurdersstoel; de motor moet stoppen. Het motoroliepeil controleren Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie Het motoroliepeil controleren (bladz. 37). g027639 Figuur 11 Een nieuwe machine inrijden De gashendel bedienen Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen te ontwikkelen.
De motor starten en stoppen Motor starten Start de motor zoals wordt getoond in Figuur 15. Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging de motor 15 seconden laten afkoelen. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden.
Motor afzetten Opmerking: Als u de messchakelaar inschakelt met half gas of minder, zorgt dit voor overmatige slijtage aan de aandrijfriemen. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders die een onbeheerd achtergelaten machine verplaatsen of proberen te bedienen, kunnen gewond raken. Verwijder altijd het sleuteltje uit het contact en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat, ook al is het slechts voor een paar minuten.
g008952 Figuur 20 g004532 Figuur 19 1. Rijhendel – VERGRENDELDE 4. Achteruit Achteruitrijden NEUTRAALSTAND 2. Centrale ontgrendelde stand 3. Vooruit 5. Voorzijde van de machine Opmerking: Wees altijd voorzichtig als u achteruitrijdt of draait. Vooruitrijden 1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 21).
De machine stoppen WAARSCHUWING Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. U moet altijd het contactsleuteltje verwijderen en de rijhendels naar buiten in PARKEER zetten wanneer u de machine onbeheerd laat, ook al is het slechts voor een paar minuten.
4. Lijn de bout en de antiscalpeerrol uit in de beugelopening die overeenkomt met de dichtstbijzijnde maaihoogtestand (Figuur 24). 5. Steek de bout in de beugelopening en bevestig de bout en antiscalpeerrol met de flensmoer (Figuur 24). Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven (Figuur 25). De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. g024410 Figuur 23 1. Maaidekpedaal 3. Maaihoogtestanden 2.
g027252 Figuur 26 Hoek van rijhendels verstellen g027642 Figuur 27 De hoek van de rijhendels kan naar voren en achteren worden versteld volgens de wensen van de bestuurder. 1. Verwijder de bovenste bout waarmee de rijhendel is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm. 2. Draai de onderste bout los totdat u de rijhendels naar voren of naar achteren kunt bewegen. 3. Draai de moeren aan om de rijhendel vast te zetten in de nieuwe stand. 4. Stel vervolgens ook de andere rijhendel af. 4.
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Verwijder de maaier; zie Maaidek verwijderen (bladz. 53). 4. Draai de maaimachine ondersteboven. 5. Verwijder de 2 borgmoeren (5/16 inch) die aan de gelaste stutten van de linkerplaat bevestigd zijn bovenop het maaidek in het midden en links ervan (Figuur 28). g012806 Figuur 29 1. Beschermplaat 3. Slotbout (5/16" x ¾") 2. Borgmoer (5/16") 4. Rechterschot 9. g012841 Figuur 28 1.
11. Mulchplaat verwijderen Zoek de keerplaat in de zak met losse onderdelen en verwijder het bevestigingsmateriaal uit de achterste openingen van de geleiderplaat (Figuur 31). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2. Zet de rijhendels naar buiten in de vergrendelde NEUTRAALSTAND , schakel de parkeerrem in, zet de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3.
Opmerking: Verwijder de beschermplaat en bewaar het bevestigingsmateriaal. WAARSCHUWING Het maaidek kan voorwerpen uitwerpen uit niet-afgedichte openingen, waardoor u en anderen letsel kunnen oplopen. 12. • Gebruik het maaidek nooit zonder dat alle openingen in de maaikast zijn afgedicht met bouten en moeren. Verwijder de 2 borgmoeren (5/16") die aan de gelaste stutten van de rechterplaat bevestigd zijn bovenop het maaidek in het midden en rechts ervan (Figuur 34).
De machine transporteren Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen.
WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. g028043 Figuur 37 1. Rij de machine achteruit op de oprijplaat. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. 2. Rij de machine vooruit de oprijplaat af. • Gebruik één oprijplaat die de volle breedte van de machine beslaat.
Wanneer u een gazon voor de eerste keer maait Laat het gras iets langer dan normaal, om te voorkomen dat oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid. In het algemeen kan het best de voorheen gebruikte maaihoogte worden gekozen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen. Eén derde van de lengte van het gras afmaaien Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer 1/3 van de lengte van het gras af te maaien.
gras op deze hoogte maaien. Maai het gras daarna op de lagere, normale hoogte. Stoppen Als u de machine tijdens het maaien moet stoppen, kan er een kluit maaisel op uw gazon achterblijven. Om dit te voorkomen kunt u naar een reeds gemaaid oppervlak gaan met de messen ingeschakeld, of u kunt het maaidek uitschakelen terwijl u vooruitgaat. Onderkant van het maaidek schoonhouden Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van het maaidek.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Het hydraulische filter en de vloeistof vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks Na elk gebruik • • • • • • Controleer het veiligheidssysteem (interlock). Schuimelement van luchtfilter reinigen en controleren. Oliepeil controleren. Reinig het luchtinlaatrooster. De maaimessen controleren. Controleer de grasgeleider op schade.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Schema met onderhoudsintervallen decal115-9630 Figuur 39 Op onderkant van zitgedeelte van stoel 1. Lees de Gebruikershandleiding voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Controleer de motorolie om de 8 bedrijfsuren. 4. Controleer de hydraulische olie om de 25 bedrijfsuren. 5. Controleer elke 25 bedrijfsuren de bandenspanning van de zwenkwielen. 6. Smeer de zwenkwielen elke 25 bedrijfsuren. 3.
Onderhoud motor Smering WAARSCHUWING De lagers smeren Contact met hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Alle smeerpunten smeren. Houd kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. Type vet: nr. 2 vet op lithiumbasis 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2.
g010686 Figuur 43 Opmerking: Het gebruik van multigrade-olie (5W-20, 10W-30 of 10W-40) zal leiden tot een hoger olieverbruik. Controleer vaker het oliepeil als u multigrade-olie gebruikt. g015155 Figuur 42 1. Deksel 3. Slangklem Het motoroliepeil controleren 2. Papierelement Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is.
Motorolie verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren—De motorolie verversen. Om de 100 bedrijfsuren—Vervang de motorolie (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum. 1. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 3.
g027660 Figuur 46 Het motoroliefilter vervangen g027477 Figuur 47 Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren—Vervang het motoroliefilter (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai nog 3/4 slag extra vast. Opmerking: Vervang het oliefilter van de motor vaker als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. 1. Laat de olie uit de motor lopen. 2.
tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder de bougie (Figuur 48). g027478 Figuur 48 Bougie controleren g027661 Figuur 50 Belangrijk: Bougies nooit schoonmaken. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont. Het koelsysteem reinigen Verwijder voor elk gebruik gras en vuil van het luchtinlaatrooster.
Onderhoud brandstofsysteem Brandstoffilter vervangen g027590 Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
Onderhoud elektrisch systeem 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Onderhoud van de accu 3. Verwijder de vleugelmoeren waarmee de accuklem is bevestigd (Figuur 52). Onderhoudsinterval: Maandelijks GEVAAR Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden.
Accu opladen • Hoofdleiding – 30 A, steekzekering • Motor – 20 A, steekzekering WAARSCHUWING 1. Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Om de hoofdzekering te vervangen, neemt u de zekering vast en trekt u deze in een rechte beweging weg van de zekeringhouder (Figuur 54). Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is.
3. Neem de motorzekering vast en trek deze in een rechte beweging weg van de zekeringhouder (Figuur 55). 4. Breng een nieuwe zekering aan in de sleuf van de zekeringhouder (Figuur 54). 5. Druk de zekering goed aan in de zekeringhouder (Figuur 54). Onderhoud aandrijfsysteem Bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Bandenspanning controleren. Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben.
Onderhoud hydraulisch systeem COLD-streep in de tank reikt. Als deze procedure niet goed wordt uitgevoerd, kan dit leiden tot onherstelbare schade aan het transaxlesysteem. Type olie: Toro HYPR-OIL® 500 of 20W-50 motorolie. Hydraulische filters verwijderen Capaciteit van het systeem: 4,495 liter als het filter vervangen wordt. Belangrijk: Als het hydraulische filter vervangen wordt, zal alle hydraulische vloeistof uit de assen lopen. Gebruik een opvangbak met een inhoud van minstens 4,495 liter.
Het hydraulische filter monteren Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 400 bedrijfsuren 1. Gebruik de 3 schroeven om de filterbeschermingen over de eerder verwijderde filters te monteren. 2. Controleer of de ontluchtingspluggen zijn verwijderd voordat u vloeistof gaat bijvullen. 3. Giet langzaam de gespecificeerde vloeistof in de expansietank totdat er vloeistof uit een opening van een ontluchtingsplug komt. 4. Plaats de ontluchtingsplug en draai deze vast met een torsie van 20 N·m.
Hydraulisch systeem ontluchten 1. Onderhoud van het maaidek Breng de achterkant van de machine omhoog en plaats deze op assteunen (of een gelijkwaardige ondersteuning) totdat de aandrijfwielen vrij kunnen ronddraaien. Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten.
3. Meet de afstand tussen het uiteinde van het mes en de vlakke ondergrond (Figuur 63). g006530 Figuur 61 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Schade g009680 Figuur 63 Controle op kromme messen 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond Opmerking: De machine moet op een egaal 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) oppervlak staan voor de volgende procedure. 1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie. 2.
g009680 Figuur 65 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 2. Vlakke ondergrond 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) g010341 A. Figuur 66 Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz. 49) en Maaimessen monteren (bladz. 50). 1. Vleugel van het mes 3. Klemring 2. Mes 4.
delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Draai het maaimes voorzichtig in dwarsrichting horizontaal. 4. Meet de afstand tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Figuur 69). g000553 Figuur 68 1. Mes 3. 2. Mesbalans Opmerking: Als beide afstanden groter zijn dan 5 mm, moeten deze worden bijgesteld; zie Maaidek horizontaal stellen (bladz. 51). Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. Maaimessen monteren 1.
g007199 Figuur 70 1. Messen in lengterichting 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 2. Buitenste snijranden g024313 Figuur 72 Maaidek horizontaal stellen 1. 1. Hefarm van maaidek 2. Ketting Hiervoor moet u de antiscalpeerrollen in de bovenste openingen zetten of ze geheel verwijderen; zie Antiscalpeerrollen afstellen (bladz. 25). 2. Zet de maaihoogtehendel in de stand van 76 mm; zie De maaihoogte instellen (bladz. 24). 3.
Aandrijfriem van maaidek vervangen Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2.
17. 3. Draai de 2 onderste bouten vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek; zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 35). Verwijder de kettingen van de haken op de hefarmen van het maaidek (Figuur 75). Maaidek verwijderen Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit.
9. Bevestig de draaipen met de R-pennen en de ringen die u eerder verwijderd hebt (Figuur 74). 10. Monteer de maaierriem op de motorpoelie; raadpleeg stap Aandrijfriem van maaidek vervangen (bladz. 52). 11. Draai de 2 onderste bouten vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek; zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 35). Grasgeleider vervangen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer de grasgeleider op schade.
Reiniging Onderkant van maaimachine wassen Onderhoudsinterval: Na elk gebruik—Maaikast reinigen. Nadat u de maaimachine heeft gebruikt, moet u de onderkant van de machine telkens wassen om te voorkomen dat er zich gras verzamelt. Hierdoor wordt gras beter fijn gemaakt en het maaisel beter verstrooid. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2.
WAARSCHUWING Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan voorwerpen uitwerpen of contact met het maaimes veroorzaken, waardoor u en anderen letsel kunnen oplopen. Contact met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen kan ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. • Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting moet direct worden vervangen, voordat u de machine opnieuw gebruikt. • Steek nooit uw handen of voeten onder de machine of door openingen in de machine.
Stalling geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). Reinigen en opslaan Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt. 1. 2. Schakel de messchakelaar uit, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje naar UIT en verwijder het sleuteltje. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor en het hydraulische systeem.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. Mogelijke oorzaak 1. De messchakelaar (aftakas) is ingeschakeld. 1. Schakel de messchakelaar uit. 2. Parkeerrem niet in werking gesteld. 3. Aandrijfhendels bevinden zich niet in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . 2. De parkeerrem in werking stellen. 3. Zorg ervoor dat de aandrijfhendels zich in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND bevinden. 4. Plaats nemen op de bestuurdersstoel. 5. Accu opladen. 6.
Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De maaimachine trekt naar links of naar rechts (met beide hendels volledig vooruit) 1. De sporing moet worden afgesteld 1. Stel de sporing af 2. De banden van de aandrijfwielen hebben niet de juiste spanning. 2. Breng de aandrijfbanden op de juiste spanning. Machine rijdt niet. 1. Omloopventiel niet goed gesloten. 1. Sluit de omloopventielen. 2. Aandrijfriem van de pomp is versleten, los of gebroken. 3. De aandrijfriem van de pomp is van de poelie af. 4.
Schema's g028048 Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Lijst met internationale dealers Distributeur: Land: Telefoonnummer: Distributeur: Land: Agrolanc Kft Asian American Industrial (AAI) B-Ray Corporation Brisa Goods LLC Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Cyril Johnston & Co. Fat Dragon Femco S.A. FIVEMANS New-Tech Co., Ltd ForGarder OU G.Y.K. Company Ltd.
TimeCutter en TITANmaaiers Toro Garantie Beperkte garantie (zie garantieperiodes onder) Gedekte voorwaarden en producten 3.