Form No. 3449-556 Rev A Titan® X4850, X5450, XS4850 en XS5450 zitmaaier Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Registreer uw product op www.Toro.com. Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) 74875—Serienr.: 74878—Serienr.: 74890—Serienr.: 74898—Serienr.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Bruto- en nettokoppel: Het bruto- en nettokoppel van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1940 of J2723 van de Society of Automotive Engineers (SAE).
Inhoud Onderhoud van de accu.................................... 43 Onderhoud van de zekeringen.......................... 45 Onderhoud aandrijfsysteem ................................ 45 Bandenspanning controleren............................ 45 Onderhoud riemen .............................................. 46 Riemen controleren .......................................... 46 Drijfriem van maaidek vervangen ..................... 46 Onderhoud van de maaimachine..........................
Veiligheid Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395:2013. Algemene veiligheid Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig of mogelijk dodelijk letsel te voorkomen. • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start. • Houd omstanders en kinderen uit de buurt.
Hellingsindicator g011841 Figuur 3 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decaloemmarkt Merkteken van fabrikant 1. Dit merkteken geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro maaimachine is. decal117-1194 117-1194 decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken.
decal130-0731 130-0731 1. Waarschuwing – Machine kan voorwerpen uitwerpen; zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden door het maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal136-4243 136-4243 1. Snel 2. Langzaam 4. Achteruit 5. Handrem vrijgesteld 3. Neutraalstand 6. Handrem ingeschakeld decal130-0765 130-0765 decal136-4244 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Verwijder het sleuteltje voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht.
Sticker 138-2456 is gegoten in de brandstoftank. decal138-2456 138-2456 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. De tank niet te vol vullen. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak wanneer u de brandstoftank vult. decal140-3493 140-3493 1.
Sticker 132-0869 is uitsluitend voor modellen met MyRide. decal132-0869 132-0869 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker.
decal133-5198 133-5198 1. Vergrendeld 2. Ontgrendeld decal139-7473 139-7473 1. Snel 2. Langzaam 4. Aftakas – uitschakelen 5. Aftakas – inschakelen 3.
Sticker 140-3451 is uitsluitend voor modellen zonder MyRide. decal140-3451 140-3451 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker.
Algemeen overzicht van de machine g335095 Figuur 4 1. Maaidekpedaal 5. Motor 2. Pen voor de maaihoogte 6. MyRide™ vering (alleen voor MyRide machines) 10. Zwenkwiel 9. Antiscalpeerrol 3. Rijhendel 7. Brandstoftankdop 11. Parkeerremhendel 4. Bedieningsorganen 8.
Bedieningsorganen Chokeknop Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. Gebruik de chokeknop om een koude motor te starten (Figuur 5). Bedieningspaneel Urenteller De urenteller registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen (Figuur 5).
Maaimesschakelaar (aftakas, PTO) Gebruiksaanwijzing Met de maaimesschakelaar, aangeduid met het aftakassymbool (PTO), schakelt u de aandrijving naar de maaimessen aan of uit (Figuur 5). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Maaihoogtepen Voor gebruik De maaihoogtepen kan in combinatie met het voetpedaal worden gebruikt om het maaidek op een specifieke maaihoogte te vergrendelen.
• Houd het vulpistool in contact met de rand van de en het/de werktuig(en) uit indien iemand het werkgebied betreedt. benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is. Gebruik geen vergrendeling voor het vulpistool. • Gebruik de machine niet tenzij alle schermen en • Als u brandstof morst op uw kleding dient u zich veiligheidsvoorzieningen zoals de geleiders en de volledige grasvanger op hun plaats zitten en goed werken. Vervang versleten of kapotte onderdelen indien nodig. onmiddellijk om te kleden.
5. Het veiligheidssysteem gebruiken Vul de brandstoftank tot de brandstofmeter de vol-markering bereikt (Figuur 7). Vul de brandstoftank niet helemaal. WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Instellen van de MyRide™ vering messchakelaar (aftakas) in en kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet afslaan. 4. 5. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de messchakelaar (aftakas) UIT en zet de rijhendels in de vergrendelde NEUTRAALSTAND . Start de motor. Als de motor loopt, centreert u een van beide rijhendels en beweegt u deze vooruit of achteruit. De motor moet afslaan. Herhaal dit voor de andere rijhendel.
g335104 g333847 Figuur 11 Hoek van rijhendels verstellen U kunt de hoek van de rijhendels naar voren of achteren afstellen, voor meer comfort. 1. Verwijder de bovenste bout waarmee de rijhendel is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm. 2. Draai de onderste bout los totdat u de rijhendels naar voren of naar achteren kunt bewegen. g333846 Figuur 12 3. Draai de moeren aan om de rijhendel vast te zetten in de nieuwe stand. 4. Stel vervolgens ook de andere rijhendel af.
7. zijn. Hierdoor voorkomt u dat er openingen niet afgedekt zijn wanneer u het maaidek gebruikt. WAARSCHUWING Verwijder de 2 slotbouten (5/16" x ¾") en 2 borgmoeren (5/16") waarmee de gemonteerde rechterplaat en de beschermplaat bevestigd zijn aan het maaidek (Figuur 14). Het maaidek kan voorwerpen uitwerpen uit niet-afgedichte openingen, waardoor u en anderen letsel kunnen oplopen. • Gebruik de machine nooit zonder dat alle openingen in het maaikast zijn afgedicht met bouten en moeren.
g011149 Figuur 17 1. Borgmoer (5/16") 3. Linkerschot 2. Slotbout (5/16" x ¾") 4. Monteer het bevestigingsmateriaal hier. g190734 Figuur 16 1. Aanwezige slotbouten 3. Keerplaat (los) 2. Achterste openingen in de geleiderplaat 4. Oude borgmoeren 10. Plaats het schot bij de zijafvoeropening op het maaidek. 11. Gebruik het verwijderde bevestigingsmateriaal om de keerplaat aan het maaidek te bevestigen. 12. Monteer het maaidek; zie Het maaidek monteren (bladz. 53). 5.
g010704 Figuur 19 g190737 Figuur 18 1. Borgmoeren – voorkant geleiderplaat (monteren nadat u de plaat hebt verwijderd) 5. Beschermplaat – maaidekken van 137 cm 2. Zeskantbout – voorste opening in maaidek (monteren nadat u de plaat hebt verwijderd) 6. Borgmoer (5/16") 3. Borgmoer – voorste opening in maaidek (monteren nadat u de plaat hebt verwijderd) 7. Slotbout (5/16" x ¾") 1. Borgmoer (5/16") 2. Rechterplaat 4. Slotbouten – voorkant geleiderplaat (monteren nadat u de plaat hebt verwijderd) 9.
Tijdens gebruik Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor • • • g190735 Figuur 20 1. Slotbouten 3. Keerplaat 2. Achterste openingen in de geleiderplaat 4. Borgmoeren 15. Gebruik het verwijderde bevestigingsmateriaal om de keerplaat aan het maaidek te bevestigen. 16. Monteer het maaidek; zie Het maaidek monteren (bladz. 53).
• • • • • • • Houd kinderen uit de buurt van het werkgebied – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. – Schakel de aftakas uit en laat de werktuigen zakken. – Stel de parkeerrem in werking. – Zet de motor af en verwijder het sleuteltje. – Wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. Laat de motor enkel draaien in goed verluchte omgevingen. Uitlaatgassen bevatten koolstofmonoxide, dat dodelijk is bij inademing. Als u de machine verlaat, laat deze dan niet draaien.
• • • • • Veiligheid tijdens het slepen Gebruik een loopmaaier of een handtrimmer om gras te maaien op deze plaatsen. Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting. Gebruik een machine nooit in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait.
Parkeerrem gebruiken Messchakelaar (aftakas) inschakelen Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. De handrem inschakelen Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. g008945 Figuur 26 Opmerking: U moet de maaimessen altijd inschakelen met de gashendel op SNEL (Figuur 27 ). g188778 Figuur 24 1. Trek de handgreep van de parkeerrem omhoog.
De gashendel bedienen Bediening van de contactschakelaar De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM (Figuur 29). 1. Gebruik altijd de stand SNEL wanneer u de aftakas inschakelt. Draai het contactsleuteltje naar de stand START (Figuur 31). Opmerking: Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging 10 seconden wachten.
Starten van de motor De motor afzetten 1. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar op UIT te zetten. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer 2. Stel de parkeerrem in werking. dan 5 seconden in werking. Als u de startmotor langer dan 5 seconden in werking stelt, kan deze worden beschadigd. Als de motor niet wil starten, moet u 10 seconden wachten voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt. 3. Zet de gashendel tussen halfgas en vol gas. 4.
Met de machine rijden De aandrijfwielen draaien onafhankelijk en worden aangedreven door hydraulische motoren op elke as. U kunt de wielen aan de ene zijde achteruit laten draaien en tegelijk die aan de andere zijde vooruit, waardoor de machine om zijn as draait in plaats van een bocht te maken. Zo is de machine veel wendbaarder, maar het kan wat tijd vergen eer u gewend bent aan de manier waarop de machine beweegt.
De maaihoogte instellen De machine is uitgerust met een maaidekhefsysteem met voetpedaal. U kunt het voetpedaal gebruiken om het maaidek kort omhoog te brengen om obstakels te vermijden. U kunt de maaihoogte instellen van 38 tot 114 mm in stappen van 6 mm door de maaihoogtepen in verschillende openingen te plaatsen. 1. Trap het maaidekhefpedaal in om het maaidek omhoog te brengen. 2. Om de maaihoogte in te stellen, verwijdert u de pen uit de maaihoogtebeugel (Figuur 36). 3.
Antiscalpeerrollen afstellen Tips voor bediening en Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van gebruik de antiscalpeerrollen in. Opmerking: Stel de antiscalpeerrollen zo af dat ze de grond niet raken op normale, vlakke maaiterreinen. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en stel de parkeerrem in werking; zie De handrem inschakelen (bladz. 25). 2.
Gras niet te kort afmaaien Na gebruik Wanneer u op oneffenheden maait, moet u de maaihoogte hoger zetten om een golvend gazon te voorkomen. Veiligheid na het werk De machine stoppen Algemene veiligheid • Stel de parkeerrem in werking, zet de motor Als u de machine tijdens het maaien moet stoppen, kan er een kluit maaisel op uw gazon achterblijven. Om dit te voorkomen kunt u naar een reeds gemaaid oppervlak gaan met de messen ingeschakeld, of u kunt het maaidek uitschakelen terwijl u vooruitgaat.
4. De machine transporteren Zet de omloophendels naar voren door de sleufopening en dan naar beneden om ze vast te zetten (Figuur 38). Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Gebruik altijd een oprijplaat over de volledige breedte. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies.
De machine laden WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. • Rij de machine achteruit op de oprijplaat en rij er vooruit af.
g027708 Figuur 41 1. Bevestigingspunten De machine van de aanhanger rijden 1. Laat de oprijplaat zakken; zorg dat de hellingshoek van de oprijplaat ten opzichte van de grond niet groter is dan 15 graden (Figuur 39). 2. Rij de machine vooruit de oprijplaat af (Figuur 40).
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid bij onderhoud vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. • Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat • • • • • • • • • • • • de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Bij elk gebruik of dagelijks Na elk gebruik Onderhoudsprocedure • • • • Controleer het veiligheidssysteem (interlock). Oliepeil controleren. Controleer de maaimessen. Controleer de grasgeleider op schade. • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid, de geluiddemper, de aandrijvingen, de grasvanger en de motor. Om de 25 bedrijfsuren • Het schuimelement van het luchtfilter reinigen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). • Bandenspanning controleren.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Onderhoud motor Veiligheid van de motor • Houd uw handen, voeten, gezicht, andere lichaamsdelen en kleding uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. Laat de onderdelen van de motor afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. De afdekking van het maaidek losmaken • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet Maak de 2 onderste bouten van de afdekking los om toegang te verkrijgen tot de bovenkant van het maaidek (Figuur 42).
1. Reinig het papierelement door er voorzichtig op te kloppen en het stof te verwijderen. Opmerking: Als het papierelement zeer vuil is, vervang het dan door een nieuwe papierelement. 2. Controleer het filter op scheuren, een vettig oppervlak of beschadiging van de rubberen afdichting. 3. Vervang het papierelement als het is beschadigd. Belangrijk: U mag het papierfilter niet g305607 reinigen. Figuur 43 1. Deksel 5. 2. Bevestigingsklem Het luchtfilter monteren 1.
Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. Belangrijk: Als er te veel of te weinig olie zit in het carter van de motor en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
Motorolie verversen en oliefilter vervangen Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai de filter nog ¾ slag extra vast. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden—Motorolie verversen en oliefilter vervangen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 1.
3. Maak de omgeving van de onderkant van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil en rommel in de motor terechtkomt. 4. Verwijder de bougie (Figuur 50). g027478 Figuur 50 Bougie controleren Belangrijk: Maak de bougie(s) niet schoon. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont. g365790 Figuur 49 6. Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren.
Bougie monteren Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Zie Brandstofveiligheid (bladz. 15) voor een volledige lijst van voorzorgsmaatregelen met betrekking tot brandstof. Brandstoffilter van de slang vervangen g028109 Figuur 52 Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Brandstoffilter van de slang vervangen.
Onderhoud elektrisch systeem Veiligheid van het elektrisch systeem g305646 • Maak de kabel los van de minpool van de accu voordat u de machine repareert. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
Accu opladen Onderhoudsinterval: Vóór de stalling—Accu opladen en accukabels loskoppelen. 1. Verwijder de accu van het chassis; raadpleeg Verwijderen van de accu (bladz. 43). 2. Laad de accu gedurende minstens een uur op bij 6 tot 10 A. Opmerking: De accu niet te ver opladen. 3. g297596 Figuur 54 1. Accudeksel 4. 2. Bevestigingen Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 56).
Onderhoud van de zekeringen Onderhoud aandrijfsysteem De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. Bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Bandenspanning controleren.
Onderhoud riemen Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Alle riemen op slijtage en scheurtjes controleren. Vervang de riem als deze versleten is. Een aantal indicaties van een versleten riem: een gierend geluid tijdens het draaien van de riem, de messen die slippen tijdens het maaien, gerafelde randen en schroeiplekken en scheuren op de riem.
Onderhoud van de maaimachine Veiligheid van de messen • Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen. • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De maaimessen mogen alleen worden vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen.
g006530 Figuur 63 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur g014973 Figuur 65 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond Controle op kromme messen 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) Opmerking: De machine moet op een egaal 4. oppervlak staan voor de volgende procedure. 1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie. 2.
Maaimessen verwijderen Vervang messen die een vast voorwerp hebben geraakt of uit balans of krom zijn. 1. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke handschoen. 2. Verwijder de mesbout, de klemring en het mes van de spilas (Figuur 68). g014973 Figuur 67 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 2. Vlakke ondergrond 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) A.
Maaidek horizontaal stellen Opmerking: Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 69). Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u de maaier installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet. Voordat u het maaidek horizontaal afstelt moet u eerst controleren of er verbogen maaimessen zijn, en eventueel verbogen maaimessen verwijderen en vervangen; lees Controle op kromme messen (bladz. 48) voordat u dit doet.
Maaidek horizontaal stellen Schuinstand van het maaidek (lengterichting) controleren 1. Hiervoor moet u de antiscalpeerrollen in de bovenste openingen zetten of ze geheel verwijderen; zie Antiscalpeerrollen afstellen (bladz. 30). 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. Zet de maaihoogtehendel in de stand van 76 mm; zie Antiscalpeerrollen afstellen (bladz. 30). 3.
Maaidek verwijderen g297515 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels los. 3. Laat het maaidek zakken tot een maaihoogte van 76 mm. 4. Draai de 2 onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek; zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 37). 5.
Het maaidek monteren 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels los. 3. Schuif het maaidek onder de machine. 4. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 5. Plaats de maaihoogtepen in de vergrendelstand voor de laagste maaistand. 6. Til de achterzijde van het maaidek op en bevestig de kettingen aan de achterste hefarmen (Figuur 77). 7.
Grasgeleider vervangen 3. Verwijder een beschadigde of versleten grasgeleider. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer de grasgeleider op schade. 4. Plaats de nieuwe grasgeleider met de beugeluiteinden tussen de gelaste beugel op het maaidek zoals getoond in Figuur 79. 5. Plaats de veer op het rechte uiteinde van de stang. 6. Plaats de veer op de stang zoals getoond in Figuur 79.
9. Reiniging Monteer de borgpen in het uiteinde van de stang (Figuur 78). De vering reinigen Uitsluitend voor MyRide machines Opmerking: Maak de schokdempers niet schoon met water onder druk (Figuur 80). g195820 Figuur 80 Afval afvoeren Motorolie, accu's, hydraulische vloeistof en motorkoelvloeistof verontreinigen het milieu. Verwijder deze stoffen volgens de plaatselijke voorschriften.
Stalling vervolgens de machine schoon met een tuinslang. Veiligheid tijdens opslag Opmerking: Laat de machine lopen met de aftakas ingeschakeld en de motor op hoog stationair gedurende 2 tot 5 minuten na het wassen. • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
Opslag van de accu 1. Laad de accu volledig op. 2. Laat de accu 24 uur ongemoeid en controleer dan de spanning van de accu. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,6 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen. 3. Koppel de kabels los van de accu. 4. Controleer regelmatig de spanning en zorg dat die altijd minstens 12,4 V is. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,4 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De brandstoftank is ingedeukt of de machine raakt regelmatig zonder brandstof. 1. Het papierelement van het luchtfilter is verstopt. 1. Reinig het papierelement. De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2.
Probleem De motor verliest vermogen. De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het luchtfilter is vuil. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 4. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 5. De bougie(s) is (zijn) aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 6. De ontluchting van de brandstoftank is verstopt. 7.
Schema's g297640 Installatieschema (Rev.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro's gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.