Form No. 3410-747 Rev B Z Master® professionele 6000-serie zitmaaiers met een TURBO FORCE® maaidek met zijafvoer van 132 cm of 152 cm Modelnr.: 74919TE—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 74925TE—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. Het elektronische ontstekingssysteem voldoet aan de Canadese norm ICES-002 WAARSCHUWING Standaard gemonteerde oorspronkelijke onderdelen en accessoires verwijderen kan een invloed hebben op de garantie, tractie en veiligheid van de machine.
Inhoud Dunvloeibare olie of sproeismering gebruiken ...................................................... 38 De maaimachine smeren.................................. 39 Zwenkwielnaven smeren .................................. 40 Onderhoud motor ................................................ 41 Veiligheid van de motor..................................... 41 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 41 Motorolie verversen/oliepeil controleren ........... 42 Onderhoud van de bougie ........
Veiligheid Reiniging ............................................................. 71 Onderkant van het maaidek reinigen................. 71 Afval afvoeren .................................................. 71 Stalling .................................................................... 72 De machine reinigen en stallen ......................... 72 Problemen, oorzaak en remedie ............................. 73 Schema's ................................................................
Hellingsindicator g011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal58-6520 58-6520 1. Smeervet decal99-8939 99-8939 1. Lees de Gebruikershandleiding. decal93-7818 93-7818 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 115 tot 149 N·m. 3.
decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9.
decal110-2068 110-2068 1. Lees de Gebruikershandleiding. decal114-4470 114-4470 decal112-9028 112-9028 1. Waarschuwing – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen; laat alle beschermplaten op hun plaats. 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Vergrendeld 2. Maaihoogte 4. Ontgrendeld decal114-4466 114-4466 1. Hoofdstroom (25 A) 3. Laden (25 A) 2. Aftakas (10 A) 4. Hulpaggregaat (15 A) decal116-1716 116-1716 6. Urenteller 7. Aftakas 1. Brandstof 2. Leeg 8. Parkeerrem 9. Neutraalstand 10.
decal117-3848 117-3848 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Maaier kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de machine niet zonder dat de grasgeleider, de afsluiter van de afvoer of het grasopvangsysteem is gemonteerd. 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. decal117-0346 117-0346 1. Risico op brandstoflekkage – Lees de Gebruikershandleiding.
decal126-2055 126-2055 1. Torsie van wielmoer 129 N·m (4x) 2. Torsie van wielnaafmoer 319 N·m 3. Lees de Gebruikershandleiding voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert en zorg ervoor dat u de inhoud begrijpt. Controleer de torsie na de eerste 100 bedrijfsuren en vervolgens elke 500 bedrijfsuren. decal136-5508 136-5508 1. Geleiding van drijfriem decal114-4468 114-4468 5.
decal125-9383 125-9383 1. Controleer de hydraulische vloeistof om de 50 bedrijfsuren. 3. Controleer de bandenspanning om de 50 bedrijfsuren. 2. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het smeren van de machine. 4. Lees de Gebruikershandleiding voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
decal132-0871 132-0871 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
Algemeen overzicht van de machine Urenteller De urenteller registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen (Figuur 6). Brandstofmeter De brandstofmeter bevindt zich bij de urenteller en de streepjes worden verlicht als de contactschakelaar AAN staat (Figuur 6).
Gashendel Specificaties De gashendel regelt het motortoerental en zorgt voor een continu verstelbare regeling van LANGZAAM tot SNEL (Figuur 5). Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Breedte: Chokeknop Gebruik de choke om een koude motor te starten. Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen. Duw de knop van de choke omlaag om deze uit te schakelen (Figuur 5).
Gebruiksaanwijzing • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de Opmerking: Bepaal vanuit de normale • bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Voor gebruik • Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk • Algemene veiligheid • Laat kinderen of personen die geen instructie • • • • • • hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten.
volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Het gebruik van niet-goedgekeurde benzine kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie. • Geen benzine gebruiken die methanol bevat. • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt. • Meng nooit olie door benzine.
De omkantelbeveiliging (rolbeugel) gebruiken WAARSCHUWING Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt: houd de rolbeugel in de volledig omhoog geklapte en vergrendelde stand en doe de veiligheidsgordel om. Controleer of de stoel goed op de machine is bevestigd. WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is.
GEVAAR Als u maait op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de controle over de machine verliest. • Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 15 graden. • Verminder uw snelheid en wees uiterst voorzichtig op hellingen. • Gebruik de machine niet in de buurt van water. g000963 Figuur 9 GEVAAR 1. Veilige zone – Gebruik de machine in deze zone op hellingen van minder dan 15 graden of vlakke gebieden.
Het veiligheidssysteem gebruiken Het veiligheidssysteem testen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende servicedealer. WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine.
g019754 Figuur 12 g019768 Figuur 14 Bestuurdersstoel ontgrendelen 1. Knop voor stoelophanging Tijdens gebruik Druk de stoelvergrendeling naar voren om de stoel te ontgrendelen (Figuur 13). Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor • g019755 Figuur 13 1. Stoelvergrendeling 2. Stoel • De stoelophanging verstellen • De stoel kan worden versteld zodat u prettig en comfortabel kunt rijden.
• Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels • Houd de rolbeugel in deugdelijke staat door deze of dijken. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. regelmatig grondig te controleren op beschadiging, en zorg dat alle bevestigingsmateriaal stevig is vastgedraaid. • Stop de maaimessen als u niet daadwerkelijk maait. • Vervang een beschadigde rolbeugel. Probeer niet om deze te repareren of aan te passen.
De gashendel bedienen De handrem uitschakelen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM (Figuur 19). Gebruik altijd de stand SNEL als u het maaidek inschakelt met de messchakelaar (aftakas). g027335 Figuur 16 g008946 Figuur 19 De messchakelaar (aftakas) bedienen De choke bedienen De messchakelaar (aftakas) start en stopt de maaimessen en eventuele bekrachtigde werktuigen. Gebruik de choke om een koude motor te starten. Messchakelaar (aftakas) inschakelen 1.
De contactschakelaar bedienen 1. Draai het contactsleuteltje naar de stand START (Figuur 21). Opmerking: Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging de motor 15 seconden laten afkoelen. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden.
g008947 Figuur 23 De motor afzetten VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. Verwijder altijd het sleuteltje uit het contact en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat, ook al is het slechts voor een paar minuten. g027337 Figuur 24 Laat de motor 60 seconden stationair draaien met een lage snelheid (schildpad) voordat u de contactschakelaar UITSCHAKELT .
De rijhendels gebruiken VOORZICHTIG De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. • Wees voorzichtig als u een bocht maakt. • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt. Vooruitrijden Opmerking: De motor slaat af als u de tractiehendels beweegt terwijl de parkeerrem in werking is gesteld. Om te stoppen, zet u beide rijhendels in de NEUTRAALSTAND . 1.
GEVAAR Als de grasgeleider, afsluiter van de afvoer of de grasvanger niet op de juiste plaats zijn gemonteerd, kunnen u of anderen in aanraking komen met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. • Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider moet direct worden vervangen.
1. Zet de transportvergrendeling in de vergrendelde stand. 2. Trap het maaidekpedaal in en breng het maaidek omhoog tot de transportstand (dit is tevens de maaihoogtestand van 140 mm), zie Figuur 29. 3. Om dit aan te passen, draait u de pen 90 graden en verwijdert u de pen uit de maaihoogtebeugel (Figuur 29). 4. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die overeenkomt met de gewenste maaihoogtestand, en steek de pen daarin (Figuur 29). 5.
3. Stel de antiscalpeerrollen af zoals wordt getoond in Figuur 30, Figuur 31 en Figuur 32. g000944 Figuur 32 g000942 Figuur 30 1. Antiscalpeerrol 4. Flensmoer 2. Afstandsstuk 3. Lagerbus 5. Bout 1. Antiscalpeerrol 4. Flensmoer 2. Afstandsstuk 3. Lagerbus 5. Bout De sluitnokken van de afvoerplaat instellen Deze procedure is alleen van toepassing op machines met afvoerplaatvergrendeling.
g027727 Figuur 33 g005833 Figuur 35 Stand van afvoerplaat instellen Stand C De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld als aanbeveling voor gebruik. De instelling is afhankelijk van de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van het gras. Dit is de volledig open stand. Deze stand wordt aanbevolen in de volgende gevallen: • Maaiomstandigheden met hoog, dicht gras Opmerking: Als het motorvermogen afneemt en de rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent u de plaat.
Tips voor bediening en gebruik Een lagere maaisnelheid gebruiken Om de maairesultaten te verbeteren, moet u in bepaalde omstandigheden bij een lagere rijsnelheid maaien. Gebruik van de snel-stand van de gashendel Gras niet te kort afmaaien Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op SNEL zetten. Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven.
De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken • Schakel de aandrijving van het werktuig uit als u de machine transporteert of niet gebruikt. • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen. WAARSCHUWING • Zet de machine goed vast met spanbanden, Handen kunnen klem raken in de draaiende onderdelen onder het maaidek. Dit kan tot ernstig letsel leiden. kettingen, kabels of touwen.
5. Gebruik de bindogen op de machine om deze met banden, kettingen, kabels of touwen goed te bevestigen op de aanhanger of de vrachtwagen (Figuur 39). g008957 Figuur 38 1. Verticaal om de machine te duwen g027338 2. Horizontaal om de machine te gebruiken Figuur 39 1. Bindogen van tractie-eenheid 4. Draai de vrijgavehendels horizontaal om de machine te gebruiken (Figuur 38).
WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. • Zorg dat de rolbeugel omhoog staat en gebruik de veiligheidsgordel terwijl de machine wordt geladen of uitgeladen. Zorg ervoor dat de rolbeugel het dak van een gesloten aanhanger niet raakt. • Gebruik één oprijplaat over de volledige breedte.
WAARSCHUWING De machine kan op iemand neervallen en ernstig lichamelijk of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u de machine op de Z Stand hebt geplaatst. • Gebruik de Z Stand uitsluitend om de maaier te reinigen en messen te verwijderen. g001812 Figuur 43 • Plaats de machine nooit lange tijd op de Z Stand. 1. Z Stand (in sleuf geplaatst) 3. Vergrendeling, op draailip rustend 2.
g001813 Figuur 44 1. Z Stand 3. Vergrendelde stand 2. Vergrendeling 4. Ontgrendelde stand 3. Start de motor en laat deze op halfgas lopen. Zet de parkeerrem vrij. 4. Rij langzaam achterwaarts van de Z Stand af. 5. Zet de Z Stand terug in de ruststand (Figuur 42).
Onderhoud Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linkeren rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 8 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • Motorolie verversen. Na de eerste 100 bedrijfsuren • Het koppel van de wielmoeren controleren. • Controleer de torsie van de sleufmoer van de wielnaaf. • Controleer de afstelling van de parkeerrem. Na de eerste 250 bedrijfsuren • Vervang de hydraulische filters en alle types hydraulische vloeistof.
VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Procedures voorafgaande aan onderhoud • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.
Smering De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type vet: nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden. 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
De maaimachine smeren 6. Smeer de arm van de spanpoelie van de aandrijfriem (Figuur 48). Onderhoudsinterval: Jaarlijks—Smeer de arm van de riemspanpoelie van de pomp. Jaarlijks—Smeer de draaipunten van de voorste zwenkwielen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Jaarlijks—Smeer de lagers van de voorste zwenkwielen opnieuw (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 1.
15. Draai de bout vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 37). 11. Plaats de as met de moer in het wiel aan de zijde van het wiel met de nieuwe afdichting en het nieuwe lager. 12. Laat het open uiteinde van het wiel omhoog wijzen en vul het gebied rond de as aan de binnenzijde van het wiel met smeervet voor algemene doeleinden. 13. Plaats het tweede lager en een nieuwe afdichting in het wiel. 14.
Onderhoud motor dit dat het voorfilter is beschadigd. U moet dan beide filters vervangen. 7. WAARSCHUWING Contact met hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Inspecteer het filterelement op beschadiging door een felle lichtbron op de buitenkant van het filter te richten en er doorheen te kijken. Opmerking: Gaten in het filter zijn herkenbaar Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. als lichte plekken.
1. Het motoroliepeil controleren Als u nieuwe filters monteert, moet u elk filter controleren op transportschade. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Een beschadigd filter mag niet Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor worden gebruikt. 2. Als u het hoofdfilter vervangt, schuif het dan voorzichtig in de filterbehuizing (Figuur 52). 3. Schuif het voorfilter voorzichtig over het hoofdfilter (Figuur 52). 4.
g008804 2. Parkeer de machine zo, dat de achterkant iets lager is dan de voorkant om ervoor te zorgen dat alle olie volledig kan worden afgetapt. 3. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 4. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat (Figuur 55).
g008804 g194610 Figuur 56 6. Start de motor en rijd naar een vlak gebied. 7. Controleer het oliepeil opnieuw. Het motoroliefilter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Opmerking: Vervang het oliefilter van de motor vaker als de machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. 1. Laat de olie uit de motor lopen; raadpleeg Motorolie verversen (bladz. 43). 2. Vervang het motoroliefilter (Figuur 57).
Bougie verwijderen 1. 5. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 2. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 3. Verwijder het scherm van de hydraulische eenheid en de 2 bijbehorende bouten (Figuur 58). Plaats het scherm van de hydraulische eenheid (Figuur 58).
Vonkenvanger controleren Onderhoud brandstofsysteem Voor modellen met een vonkenvanger Brandstoffilter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). WAARSCHUWING Hete onderdelen van het uitlaatsysteem kunnen brandstofdampen ontsteken, zelfs nadat u de motor hebt afgezet.
Onderhoud elektrisch systeem Belangrijk: Plaats de brandstofleidingen en bevestig ze met plastic kabelbinders. Volg hierbij de fabrieksmontage om ervoor te zorgen dat de brandstofleiding geen contact kan maken met onderdelen die deze mogelijk kunnen beschadigen. Veiligheid van het elektrisch systeem Onderhoud van de brandstoftank • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool.
Accu verwijderen WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0 ℃. 1. Laad de accu 10 tot 15 minuten op bij 25 tot 30 A of 30 minuten bij 10 A. 2. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 65). 3. Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels aan; zie De accu plaatsen (bladz. 48).
Onderhoud aandrijfsysteem Veiligheidsgordel controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de veiligheidsgordel visueel op slijtage en sneden en controleer de juiste werking van het terugtreksysteem en de sluiting. Vervang de veiligheidsgordel voor gebruik als deze beschadigd is.
7. Als de machine een afwijking naar links heeft, draai dan de bouten los en breng de rechter aanslagplaat naar achteren op de rechter T-sleuf tot de machine recht rijdt (Figuur 68). 8. Zet de aanslagplaat vast (Figuur 68). g001055 Figuur 69 De wielmoeren controleren Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een torsie van 122 tot 129 N·m.
Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen opvulstuk worden verwijderd om de levensduur van de koppeling te verlengen. Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
5. Meet de opening tussen de rotor en de armatuur. Als de opening groter is dan 1 mm, ga dan als volgt te werk: controleren of er een opening is tussen de rotor en de armatuur, zoals getoond in Figuur 76 en Figuur 77. A. Opmerking: Vanwege de manier waarop de rotor en armatuur slijten, met pieken en dalen, is het soms moeilijk om de opening nauwkeurig te meten. Draai beide montagebouten van de rem een halve tot een hele slag los zoals wordt getoond in Figuur 74.
Onderhoud koelsysteem te controleren of de koppeling juist functioneert. Motorscherm en oliekoeler van de motor reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder eventuele ophoping van gras, vuil of andere verontreiniging van de oliekoeler (Figuur 78). g008804 g009191 Figuur 78 Verwijder telkens voor gebruik eventuele grasresten, vuil of andere verontreiniging van het motorscherm.
De koelribben en schermen De schermen van de reinigen hydraulische eenheid Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarcontroleren en reinigen lijks (houd hierbij de kortste periode aan) 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
Onderhouden remmen Parkeerrem afstellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren Om de 500 bedrijfsuren daarna Opmerking: Deze procedure moet worden gevolgd na de eerste 100 bedrijfsuren of wanneer er een onderdeel van de rem is verwijderd of vervangen. 1. Rijd de machine naar een horizontale ondergrond. 2. Schakel de aftakasschakelaar uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 3.
Onderhoud riemen Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Vervang de riem als deze versleten is. Een aantal indicaties van een versleten riem: een gierend geluid tijdens het draaien van de riem, de messen die slippen tijdens het maaien, gerafelde randen en schroeiplekken en scheuren op de riem. Drijfriem van maaidek vervangen g026961 Figuur 82 Linkerkant getoond 1. L-beugel 4. Achterste koppeling 2. Aanslag van koppeling 5. Schuifmaat 3. Tussenruimte 6. Wielnaaf 9. 10. 11. 1.
10. Verwijder de aanwezige riem. 11. Bevestig de nieuwe riem rond de poelies van het maaidek en de koppelingspoelie onder de motor (Figuur 84). g027730 Figuur 85 1. Plaats de aandrijfriemkap terug 3. Zorg ervoor dat het lipje onder de metalen vergrendeling valt 2. Schuif de aandrijfriemkap onder de zijrichels 15. Plaats het plaatmetaalscherm. Zie Het plaatmetaalscherm verwijderen (bladz. 38). 16. Draai de bout vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd.
Onderhoud bedieningsysteem De stand van de bedieningshendel afstellen Er zijn twee standen voor de bedieningshendels: hoog en laag. Verwijder de bouten om de hoogte aan te passen voor de bestuurder. 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
Opmerking: Zet de machine net zo ver omhoog dat de aandrijfwielen vrij kunnen ronddraaien. 4. Verwijder de elektrische aansluiting van de veiligheidsschakelaar die zich onder het onderste kussen van de stoel bevindt. Opmerking: De schakelaar maakt onderdeel uit van de stoelconstructie. 5. Koppel tijdelijk een startkabel aan op de polen van de connector van de hoofdkabelboom. 6. Start de motor, laat deze op vol gas lopen en schakel de rem uit.
10. Het scharnierpunt van de neutraalstand van de rijhendel afstellen Zet de rijhendels in de achteruitstand en oefen lichte druk uit op de hendel zodat de veren de hendels terugduwen in de neutraalstand. Opmerking: De wielen moeten ophouden met draaien of langzaam kruipen in de achteruitstand. 11. Schakel de eenheid uit, verwijder de startkabel van de kabelboom en sluit de connector aan op de stoelschakelaar. 12. Haal de assteunen weg. 13. Breng het maaidek omhoog en plaats de maaihoogtepen. 14.
Onderhoud hydraulisch systeem tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 4. Veiligheid van het hydraulische systeem Opmerking: Het oliepeil op de peilstok is onjuist als u het peil controleert als de olie nog heet is. • Verzeker dat alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Hydraulische vloeistof die per ongeluk in de huid is geïnjecteerd, moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts die bekend is met dit type verwondingen. Anders kan gangreen ontstaan. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng de machine omhoog en ondersteun de machine met assteunen (Figuur 93). g008968 Figuur 94 Onderaanzicht van de machine g008970 1. Filterlocaties Figuur 93 2. Hydraulisch filter 1. Assteunen 4. 5. 6. Verwijder de aandrijfriem van het maaidek en de aandrijfriem van de pomp; zie Drijfriem van maaidek vervangen (bladz.
Onderhoud van het maaidek Maaidek horizontaal stellen De machine instellen Opmerking: Zorg ervoor dat het maaidek horizontaal staat voordat u de maaihoogte instelt. 1. Plaats de maaimachine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 3.
g009196 Figuur 96 1. Afstand van 7,6 cm bij punt A is juist 3. Meet hier vanaf de punt van het mes tot aan het harde oppervlak 2. Afstand van 8,3 cm bij punt B is juist 4. Meet bij punt A en B aan beide zijden g027344 Figuur 97 10. U kunt de stelmoer op de hefinrichting van het voorste maaidek draaien om deze nog nauwkeuriger in te stellen (Figuur 97). 1. Stelmoer 2. Contramoer 3. Afstelling achterste maaidek 4.
Opmerking: Draai de stelbout van het vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra messen in voorraad te hebben. enkelpuntssysteem losser of vaster tot de montagebouten van de maaihoogteplaat ten minste ⅓ van de lengte in de sleuven kunnen bewegen. Hierdoor ontstaat er ruimte voor de hoogteafstelling op de 4 maaidekkoppelingen.
Opmerking: Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 4 en stap 6 mag niet meer dan 3 mm zijn. Opmerking: Als dit verschil meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen. WAARSCHUWING g006530 Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. Figuur 100 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes.
De maaimessen slijpen 1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 103). Opmerking: Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Opmerking: Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. g000552 Figuur 103 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen. g004536 Figuur 105 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 104). 1. Vleugel van het mes 3. Veerschijf 2. Mes 4.
5. Hef het vloerdeel op en steek een momentsleutel in de vierkante opening in de spanpoelie (Figuur 106). 6. Draai de spanpoelie van het maaidek rechtsom en verwijder de aandrijfriem van het maaidek (Figuur 106). g009197 Figuur 107 1. Rechter stabilisator 2. Maaidekkoppeling (rechterzijde afgebeeld) 3. Verwijder de borstbout en moer. 4. Verwijder de borstbout en moer. 8. Breng de maaidekkoppeling omhoog en bevestig deze in de stand omhoog. 9. Schuif het maaidek naar rechts uit de machine.
Reiniging Onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de rijhendels in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Hef het maaidek op in de transportstand. g015594 Figuur 108 1. Bout 2. Afstandsstuk 5. Gemonteerde veer 6.
Stalling fabrikant van de stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). De machine reinigen en stallen Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt. 1. Schakel de messchakelaar uit, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje naar UIT en verwijder het sleuteltje. B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. 2.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. Mogelijke oorzaak 1. De messchakelaar (aftakas) is ingeschakeld. 1. Zet de messchakelaar (aftakas) in de uitgeschakelde stand. 2. De parkeerrem is uitgeschakeld. 3. De rijhendels staan niet in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . 4. De bestuurder zit niet op de bestuurdersstoel. 5. De accu is leeg. 6. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 7.
Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De maaimachine trekt naar links of naar rechts (met beide hendels volledig vooruit) 1. De sporing moet afgesteld worden 1. Stel de sporing af 2. De banden van de aandrijfwielen hebben niet de juiste spanning. 2. Breng de aandrijfbanden op de juiste spanning. De machine rijdt niet. 1. De omloopkleppen zijn niet goed gesloten. 1. Sluit de omloopkleppen. 2. De pompriem is versleten, los of stuk. 3. De aandrijfriem van de pomp is van de poelie af. 4.
Probleem De koppeling grijpt niet aan. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Een zekering is doorgebrand. 1. Vervang de zekering. Controleer de weerstand van de spoelen, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang indien nodig. 2. Lage spanning bij de koppeling. 2. Controleer de weerstand van de spoelen, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang onderdelen indien nodig. 3. Vervang de koppeling. 4.
Schema's g009180 Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
Producten voor professioneel groenbeheer (LCE) Toro Garantie Niet-gedekte onderdelen en voorwaarden Gedekte voorwaarden en producten The Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle onderstaande Toro producten te repareren als deze materiaalgebreken of fabricagefouten vertonen.