Form No. 3364-283 Rev B Z Master® G3 zitmaaier met 152 cm Turbo Force® maaidek met zijafvoer Modelnr.: 74925TE—Serienr.: 310000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Modelnr.: Serienr.
Het Veiligheidssysteem ....................................... 23 Vooruit en achteruitrijden................................... 24 De machine stoppen........................................... 25 De maaihoogte instellen ..................................... 25 Antiscalpeerrollen afstellen................................. 27 Afvoerplaat instellen Sluitnokken........................ 27 Stand van afvoerplaat instellen ............................ 28 Bestuurdersstoel instellen ..................................
Veiligheid ◊ onjuist gebruik van de rem, ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, Deze machine voldoet ten minste aan de Europese normen, van kracht op het moment van productie. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan echter letsel veroorzaken.
• • • • • • • • • • • • en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert. Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling in vrij schakelen voordat u de motor start. Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is.
• Gebruik een loopmaaier en/of een handtrimmer in de buurt van steile hellingen, greppels, steil aflopende oevers of water. • Verminder uw snelheid en wees uiterst voorzichtig op hellingen. • Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken, enz. uit het maaigebied, of markeer deze. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. • Let op greppels, kuilen, stenen, gaten en verhogingen in het maaigebied die de werkhoek veranderen, omdat de machine kan omkantelen op oneffen terrein.
Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 3,2 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 1,6 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. Gehele lichaam Gemeten trillingsniveau = 0,73 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,37 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 58-6520 1. Smeervet 99-8939 1. Lees de Gebruikershandleiding. 93-7818 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 115–149 Nm. 3.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
4-4466 3. Laden: 25 A 4. Extra: 15 A 1. Hoofd: 25 A 2. Aftakas: 10 A 110-2068 1. Lees de Gebruikershandleiding. 114–4467 1. Parkeerrem: ingeschakeld 112-9028 2. Parkeerrem: vrijgesteld 1. Waarschuwing - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen; laat alle beschermplaten op hun plaats. 114–4499 1. Wielmoeren 114–4469 3. Lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Controleer de torsie na de eerste 100 bedrijfsuren en vervolgens elke 500 uur. 1.
116-1716 1. 2. 3. 4. 5. Brandstof Leeg Half Vol Accu 6. 7. 8. 9. 10. Urenteller Aftakas Parkeerrem Neutraalstand Dodemansknop 117-0346 1. Risico op brandstoflekkage - lees de gebruikershandleiding. Probeer niet de rolbeugel te verwijderen. U mag de rolbeugel niet lassen, boren of op welke wijze dan ook aanpassen. 115-7445 1. Poelies en assen smeren 2. Onderhoudsinterval - 50 uur 117-3811 1. Lees de gebruikershandleiding. 12 2.
117-3847 117-3848 1. Kans op slippen, omkantelen en verlies van controle over de machine, steile hellingen - Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, hellingen van meer dan 15 graden, of water; blijf op een veilige afstand van steile hellingen; maak geen scherpe bocht als u met hoge snelheid rijdt, maar verminder uw vaart en ga langzaam de bocht in. 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2.
Algemeen overzicht van de machine Urenteller De urenteller registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen (Figuur 6). Brandstofmeter De brandstofmeter bevindt zich bij de urenteller en de streepjes worden verlicht als de contactschakelaar is ingeschakeld (Figuur 6).
Choke Lengte: Gebruik de choke om een koude motor te starten. Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen. Maaidek van 152 cm Aftakasschakelaar Rolbeugel omhoog 211,1 cm Rolbeugel omlaag 215,4 cm Hoogte: De aftakasschakelaar wordt gebruikt om de elektrische koppeling in te schakelen en de maaimessen aan te drijven. Zet de schakelaar omhoog om de messen in te schakelen en laat deze los.
Gebruiksaanwijzing GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de benzine toe. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd stabilizer/ conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden. G009189 1 Brandstoftank vullen Opmerking: Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de benzine ruimte om uit te zetten. 1.
De omkantelbeveiliging (rolbeugel) gebruiken WAARSCHUWING Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt: houd de rolbeugel in de omhoog geklapte en vergrendelde positie en doe de veiligheidsgordel om. Controleer of de stoel goed op de machine is bevestigd. WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt.
GEVAAR VOORZICHTIG Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken. Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.
1 Het gas bedienen 2 De gashendel heeft twee standen: Snel en Langzaam (Figuur 15). Gebruik altijd de snelle stand als u het maaidek inschakelt met de aftakasschakelaar. 3 G008946 Figuur 15 G008944 Figuur 12 De choke bedienen De aftakasschakelaar bedienen Gebruik de choke om een koude motor te starten. 1. Gebruik de choke om de motor te starten als deze koud is. De aftakasschakelaar start en stopt de maaimessen en eventuele bekrachtigde werktuigen. 2.
De contactschakelaar bedienen 1 1. Draai het contactsleuteltje naar de stand Start (Figuur 17). Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging de motor 15 seconden laten afkoelen. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden.
ST A RT N P RU ST O G008947 Figuur 20 1. Uit 2. Lopen 3. Start Motor afzetten VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd is achtergelaten. Verwijder altijd het sleuteltje uit het contact en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat, ook al is het slechts voor een paar minuten.
Werking van het veiligheidssysteem Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer: • De parkeerrem in werking is gesteld. • De aftakasschakelaar is ingeschakeld. • De rijhendels in de vergrendelde neutraalstand staan. Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor wordt gestopt wanneer de tractiehendels uit de vergrendelstand worden gezet als de parkeerrem in werking is gesteld of als u de bestuurdersstoel verlaat terwijl de aftakas is ingeschakeld.
De rijhendels gebruiken 3. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakasschakelaar uit en zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand. Start nu de motor. Laat de motor lopen en zet de parkeerrem vrij, schakel de aftakasschakelaar in en kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet afslaan. 4. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakasschakelaar uit en zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand. Start nu de motor.
De machine stoppen Om de machine te stoppen, zet u de rijhendels in de neutraalstand en vergrendelt u de hendels, schakelt u de aftakas uit en draait u het contactsleuteltje naar de stand Uit. Als u de machine achterlaat, moet u tevens de parkeerrem in werking stellen; zie Parkeerrem in werking stellen in de gebruiksaanwijzing. Denk erom dat u het sleuteltje uit het contact haalt.
De pen voor de maaihoogte instellen De maaihoogte kan worden afgesteld van 25 tot 140 mm in stappen van 6 mm door de gaffelpen in verschillende openingen te plaatsen. 1. Zet de transportvergrendeling in de vergrendelde stand. 2. Druk het voetpedaal in met uw voet en breng het maaidek omhoog tot de transportstand (de maaihoogtestand van 140 mm) (Figuur 27). 3. Om dit aan te passen, draait u de pen 90 graden en verwijdert u de pen uit de maaihoogtebeugel (Figuur 27). 4.
Figuur 29 1. Antiscalpeerrol 2. Lagerbus 3. Flensmoer 4. Bout Figuur 27 1. Voetpedaal 2. Maaihoogtepen 3. Transportvergrendeling Antiscalpeerrollen afstellen Als u de maaihoogte wijzigt, verdient het de aanbeveling de hoogte van de antiscalpeerrollen in te stellen. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Figuur 30 2.
3. Om de sluitnokken te verstellen, draait u de hendel omhoog om ze los te maken (Figuur 31). 4. Plaats de plaat en de sluitnokken op zodanige wijze in de sleuven dat de machine de gewenste afvoer heeft. 5. Draai de hendel terug om de plaat en de sluitnokken vast te zetten (Figuur 31). 6. Als de sluitnokken de plaat niet goed vergrendelen of te strak zijn, draait u de hendel los en draait u de sluitnok. Draai aan de sluitnok totdat u de gewenste sluitdruk hebt verkregen.
WAARSCHUWING De aandrijfeenheden van de motor en de hydrauliek kunnen zeer heet worden. Aanraken van een hete motor of hydraulische aandrijfeenheid kan ernstige brandwonden veroorzaken. Laat de motor en de hydraulische aandrijfeenheden volledig afkoelen voordat u de vrijgavehendels van de aandrijfwielen aanraakt. De vrijgavehendels van de aandrijfwielen bevinden zich achterin de hydraulische aandrijfeenheden, onder de stoel.
4. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje, stel de rem in werking en sluit de brandstofklep. GEVAAR Als de grasgeleider, afsluiter van de afvoer of de grasvanger niet op de juiste plaats zijn gemonteerd, is er gevaar voor contact met de messen of uitgeworpen voorwerpen voor uzelf en anderen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. 5.
Machine inladen WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine achterover kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. • Controleer of de rolbeugel omhoog staat en gebruik de veiligheidsgordel terwijl de machine wordt geladen. Controleer of de rolbeugel het dak van een dichte aanhanger niet raakt.
Gebruik van de &Z Stand; In de &ZStand gaat de voorzijde van de machine omhoog zodat u de maaier kunt reinigen en de maaimessen kunt verwijderen. WAARSCHUWING De machine kan op iemand neervallen en ernstig lichamelijk of de dood veroorzaken. Figuur 40 1. Z Stand (in sleuf geplaatst) 3. Vergrendeling, op draailip rustend 2. Spleet in voetpad of gazon • Ga zeer voorzichtig te werk als u de machine op de &Z Stand; hebt geplaatst.
Maairichting Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt. Maai met de juiste regelmaat Normaal gesproken moet u om de vier dagen maaien. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien.
Onderhoud maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 8 bedrijfsuren Na de eerste 100 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • De motorolie verversen. • Controleer de torsie van de sleufmoer van de wielnaaf. • Controleer de torsie van de wielmoeren. • Controleer de werking van de parkeerrem. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • • • Het veiligheidssysteem controleren. Controleer het motoroliepeil. Controleer de veiligheidsgordel Controleer de knoppen van het rolbeugelsysteem.
VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Smering Smeren De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type smeermiddel: nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden. Methode van smeren 1.
7. Verwijder de zeskantige plug. Draai een verloopnippel in de opening. 8. Pomp smeervet in de verloopnippel totdat er vet bij het bovenste lager naar buiten komt. 9. Trek de verloopnippel uit de opening. Plaats de zeskantige plug en de stofkap (Figuur 45). 1. Schakel de aftakasschakelaar uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Onderhoud motor Opmerking: De afdichtingen moeten worden vervangen. 8. Als beide afstandsmoeren van de as zijn verwijderd (of afgebroken), breng dan afdichtkit aan op een van de afstandsmoeren en draai deze op de as met de afgeplatte kanten aan de buitenzijde. Draai de afstandmoer niet volledig tot het einde van de as. Laat een afstand van ongeveer 3 mm vrij tussen het buitenste oppervlak van de afstandsmoer en het einde van de as binnen de moer.
dat de bevestigingsklemmen het deksel op de juiste plaats vergrendelen (Figuur 47). Motorolie verversen Type olie: Reinigingsolie (API onderhoudsclassificatie SG, SH, SJ of SL) Oliecapaciteit: met filtervervanging: 2,3 l, zonder filtervervanging 2,1 l. Viscositeit: zie onderstaande tabel. Figuur 47 1. Luchtfilterklemmen 2. Luchtfilterdeksel 3. Voorluchtfilter 4. Hoofdluchtfilter Onderhoud van het voorfilter 1. U mag het papierfilter niet reinigen; vervang het(Figuur 47). 2.
Motorolie verversen 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden) 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat (Figuur 49).
5. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 51). 1 3 1 2 3 4 5 6 2 4 G008796 4 Figuur 51 5 6. Start de motor en rijd naar een vlak gebied. Controleer het oliepeil opnieuw.
Onderhoud van de bougie Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Controleer of de elektrodenafstand correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie(s) en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Monteer indien nodig nieuwe bougies. 2 1 Type: Champion® RC12YC, of equivalent type.
G008803 Figuur 56 Vonkenvanger controleren (indien aanwezig) Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Figuur 54 WAARSCHUWING 5. Plaats het scherm van de linker hydraulische eenheid (Figuur 53). Hete systeemonderdelen van de uitlaat kunnen benzinedampen ontsteken, zelfs nadat de motor is afgezet. Hete deeltjes die tijdens het gebruik van de motor uit de uitlaat komen kunnen ontvlambaar materiaal ontsteken. Brand kan lichamelijk letsel en materiële schade veroorzaken.
Onderhoud brandstofsysteem Opmerking: Het is belangrijk om de brandstofleidingen terug te plaatsen en vast ze zetten op dezelfde manier als in de fabriek om ervoor te zorgen dat de brandstofleiding geen contact kan maken met onderdelen die de leiding mogelijk kunnen beschadigen. Brandstoffilter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
Onderhoud elektrisch systeem 4. Schuif het rode stofkapje van de (rode) pluspool van de accu en verwijder de (rode) pluskabel (+) (Figuur 58). Onderhoud van de accu 5. Verwijder de vleugelmoeren waarmee de accuklem is bevestigd (Figuur 58). 6. Verwijder de klem (Figuur 58). Onderhoudsinterval: Maandelijks—Controleer de accu. 7. Verwijder de accu. GEVAAR Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt.
Accu opladen Onderhoud van de zekeringen De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Voor de zekeringen is geen onderhoud nodig. Als er echter een zekering doorbrandt, controleer dan het circuit op een storing of kortsluiting. WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. 1.
Onderhoud aandrijfsysteem Veiligheidsgordel controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de veiligheidsgordel visueel op slijtage en sneden en controleer de juiste werking van het terugtreksysteem en de sluiting. Vervang de veiligheidsgordel voor gebruik als deze beschadigd is. De knoppen van het rolbeugelsysteem controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer of zowel de montagematerialen als de knoppen in goede staat verkeren.
7. Als de machine een afwijking naar links heeft, draai dan de bouten los en pas de rechter aanslagplaat op de rechter T-sleuf aan tot de machine recht rijdt. 8. Zet de aanslagplaat vast. Figuur 63 Sleufmoer van wielnaaf controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren Om de 500 bedrijfsuren Zie Figuur 64 om te bepalen welk soort moer is gemonteerd. Figuur 62 Linkerrijhendel afgebeeld 1. Rijhendel 2. Bout Figuur 64 3. Aanslagplaat 1. Soort A (zwarte afwerking) 3. Soort B (gele zink) 2.
Figuur 65 1. Maximaal 2,5 mm 2. Hier mogen maximaal twee schroefdraden (2,5 mm) te zien zijn. 4. Als er meer dan twee schroefdraden (2,54 mm) zichtbaar zijn, verwijdert u de moer en plaatst u een ring tussen de naaf en de moer. Figuur 66 1. Veerringen 2. Borgmoer 5. Draai de sleufmoer vast met een torsie van 271 Nm. 6. Draai vervolgens de moer vast tot de volgende set sleuven is uitgelijnd met het kruisgat in de schacht. Draai de moer niet los om de sleuf uit te lijnen.
Onderhoud koelsysteem Motorscherm en oliekoeler van de motor reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder eventuele grasresten, vuil of andere verontreiniging van de oliekoeler (Figuur 67). Figuur 68 1. Motorscherm 2. Luchtinlaatrooster 3. Bout Figuur 67 4. Ventilatorbehuizing 5. Schroef Scherm van hydraulische eenheid controleren en reinigen Verwijder voor elk gebruik eventuele grasresten, vuil of andere verontreiniging van het motorscherm.
Onderhouden remmen Parkeerrem afstellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren Om de 500 bedrijfsuren GEVAAR Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. • Plaats de machine altijd op een kriksteun. • Gebruik nooit een hydraulische krik. Controleer of de rem goed is afgesteld. 1. Rijd de machine naar een horizontale ondergrond. 2.
Onderhoud riemen borgmoer aandraaien tegen de standaardmoer. Zorg ervoor dat de kabel niet draait terwijl de moeren worden vastgedraaid. Riemen controleren 15. Sluit de vrijgavehendels van de aandrijfwielen. Zie De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken in de gebruiksaanwijzing. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Riemen controleren.
5. Gebruik een ratelsleutel in de vierkante opening in de arm van de spanpoelie om de druk op de veer te verminderen (Figuur 73). 6. Verwijder de riem van de poelies van het maaidek. 7. Verwijder de riemgeleider op de arm van de veerbelaste spanpoelie zoals getoond in Figuur 73. 8. Verwijder de aanwezige riem. 9. Bevestig de nieuwe riem rond de poelies van het maaidek en de koppelingspoelie onder de motor (Figuur 73). g012515 Figuur 74 1. Plaats de aandrijfriemkap terug. 2.
Onderhoud bedieningsysteem De stand van de handgrepen afstellen Er zijn twee standen voor de handgrepen: hoog en laag. Verwijder de bouten om de hoogte aan te passen voor de bestuurder. 1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Figuur 75 1. Spanpoelie 2. Koppelingspoelie 3.
kussen van de stoel bevindt. De schakelaar maakt onderdeel uit van de stoelconstructie. 4. Bevestig tijdelijk een startkabel over de polen van de aansluiting van de hoofdkabelboom. 5. Start de motor. De rem moet in werking zijn gesteld en de rijhendels naar buiten om de motor te starten. De bestuurder hoeft niet in de stoel te zitten vanwege de gebruikte startkabel. Laat de motor volgas lopen en zet de rem vrij. 6.
9. Haal de kriksteunen weg. 10. Breng het maaidek omhoog en plaats de maaihoogtepen terug. 11. Controleer of de machine niet kruipt in de neutraalstand als de parkeerremmen in werking zijn gesteld. De rijhendeldemper afstellen Figuur 80 De bovenste montagebout van de demper kan worden afgesteld om een betere weerstand van de rijhendels te verkrijgen. Zie Figuur 79 voor montage-opties. 1. Flensmoer Figuur 79 Rechter rijhendel afgebeeld 1. Draai de borgmoer vast met een torsie van 23 Nm.
Onderhoud hydraulisch systeem 10. Plaats de peilstok. 11. Herhaal deze procedure voor de andere peilstok. Onderhoud van het hydraulische systeem Type hydraulische vloeistof: Toro® HYPR-OIL™ 500 hydraulische vloeistof of Mobil® 1 15W-50. Belangrijk: Gebruik de voorgeschreven vloeistof. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken.
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Hydraulische vloeistof die per ongeluk in de huid is geïnjecteerd, moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts die bekend is met dit type verwondingen. Anders kan gangreen ontstaan. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
Onderhoud van het maaidek 8. Bevestig de aandrijfriem van de pomp en de aandrijfriem van het maaidek. 9. Verwijder de kriksteunen en breng de machine omlaag (Figuur 82). 10. Vul de olie in het hydraulische reservoir bij en controleer op eventuele lekkage. Maaidek horizontaal stellen 11. Veeg eventueel gemorste olie weg. De machine instellen 12. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer op olielekkages.
Om te verhogen draait u de schroef rechtsom en om te verlagen draait u de schroef linksom. 3 4 2 1 2 1 Figuur 84 1. Voetpedaal 2. Maaihoogtepen 3. Transportvergrendeling 6. Plaats de maaihoogtepen in de maaihoogtestand van 7,6 cm. 7. Ontgrendel de transportvergrendeling en laat het dek zakken tot de gewenste maaihoogte. G012430 Figuur 86 8. Breng het uitwerpkanaal omhoog. 1. Stelmoer 9.
Opmerking: In de meeste omstandigheden moet het mes aan de achterzijde 6,4 mm hoger worden ingesteld dan de voorzijde. 15. Meet aan beide zijden van het maaidek vanaf het horizontale oppervlak tot de achterste punt van het maaimes (punt B). De afstand moet 8,3 cm bedragen (Figuur 85). 16. U kunt de stelmoer op de hefinrichting van het voorste maaidek draaien om deze nog nauwkeuriger in te stellen (Figuur 86). Om te verhogen draait u de schroef rechtsom en om te verlagen draait u de schroef linksom. 17.
Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Figuur 89 Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is.
De maaimessen slijpen bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Maaimessen verwijderen en Maaimessen monteren. WAARSCHUWING Als het mes wordt geslepen, kunnen delen van het mes worden weggeslingerd en ernstig letsel veroorzaken. WAARSCHUWING Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. Draag goede oogbescherming als u een mes slijpt. • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. 1.
6. Hef het vloerdeel op en steek een momentsleutel in de vierkante opening in de spanpoelie (Figuur 95). 7. Draai de spanpoelie van het maaidek rechtsom en verwijder de aandrijfriem van het maaidek (Figuur 95). Figuur 94 1. Vleugel van het mes 2. Mes 3. Veerschijf 4. Mesbout 5. Conus op boutkop Maaidek verwijderen Voordat u onderhoud uitvoert op het maaidek of het maaidek verwijdert, moet u de veerbelaste armen van het maaidek vergrendelen. WAARSCHUWING Figuur 95 1.
6 2 4 7 3 1 5 g015594 Figuur 97 1. Bout 2. Afstandsstuk 3. Borgmoer 5. Gemonteerde veer 6. Grasgeleider 7. J-vormig haakuiteinde van veer 4. Veer 2. Plaats een afstandsstuk en de veer op de grasgeleider. Plaats een J-vormig uiteinde van de veer achter de rand van het maaidek. Figuur 96 1. Rechter stabilisator 2. Maaidekkoppeling (rechterzijde afgebeeld) 3. Verwijder de borstbout en moer van de hefinrichting van het achterste maaidek. 4.
Reiniging Stalling Onderkant van het maaidek reinigen Reinigen en opslaan 1. Schakel de aftakasschakelaar uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje naar de stand Uit. Verwijder het sleuteltje. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor en het hydraulische systeem. Vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing verwijderen.
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse brandstof wordt gemengd en altijd wordt gebruikt. B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. C. Zet de motor af, laat deze afkoelen en tap de brandstoftank af, zie Onderhoud van de brandstoftank in het gedeelte Onderhoud. D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. E. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Startmotor draait niet. Mogelijke oorzaak 1. De aftakasschakelaar is ingeschakeld. 1. Schakel de aftakasschakelaar uit. 2. Parkeerrem niet in werking gesteld. 3. Aandrijfhendels bevinden zich niet in de vergrendelde neutraalstand. 2. De parkeerrem in werking stellen. 3. Controleer of de aandrijfhendels zich in de vergrendelde neutraalstand bevinden. 4. Plaats nemen op de bestuurdersstoel. 5. Accu opladen. 6.
Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De maaimachine trekt naar links of naar rechts (met beide hendels volledig vooruit) 1. De sporing moet worden afgesteld 1. Stel de sporing af 2. De banden van de aandrijfwielen hebben niet de juiste spanning. 2. Breng de aandrijfbanden op de juiste spanning. Machine rijdt niet. 1. Omloopventiel niet goed gesloten. 1. Sluit de omloopventielen. 2. Aandrijfriem van de pomp is versleten, los of gebroken. 3. De aandrijfriem van de pomp is van de poelie af. 4.
Probleem De koppeling grijpt niet aan. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Zekering doorgebrand. 1. Zekering vervangen. Controleer de weerstand van de schokbrekers, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang indien nodig. 2. Lage spanning bij de koppeling. 2. Controleer de weerstand van de schokbrekers, of de accu is opgeladen, het oplaadsysteem en de aansluitingen van de bedrading en vervang indien nodig. 3. Vervang de koppeling. 4.
Schema's Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 72
Opmerkingen: 73
Opmerkingen: 74
Lijst met internationale dealers Dealer: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int. Co Dubai Hydroturf Egypt LLC Ibea S.P.A. Irriamc Irrigation Products Int'l Pvt Ltd. Jean Heybroek BV. Lely (U.K.) Limited Maquiver S.A.
De Toro totaalgarantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle Toro-producten te zullen repareren als deze materiaalgebreken of fabricagefouten vertonen. 2. Breng het product met uw aankoopbewijs (kwitantie) naar de servicedealer. 3.